Nieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
1904.
Verschijnt Donderdags en Zondags. 43ste Jaargang.
No. 85.
ZONDAG 23 OCTOBER-
DE KREET VAN EEN KIND.
BINNENLAND.
■■MM
VOOR
Afzonderlijke
de
haren
hoede!
den
Nu
ook
h
n
1’
’g
e-
et
m
m
n
d
le
r-
n
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Eranco per post 95 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
n,
jn
en
feu
i
r
-
ld
•g
te
er
Zullen deze arme vrouwen, die zoo plot
seling alles verloren, hem die zij lief hadden
hun huiselijk geluk en
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 17 regels. Vervol
gens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Eenigen geven in wanhopige gebaren uit
drukking aan hun gemoedsbeweging, anderen
zitten als verdoofd en weenen in stilte. Kin
deren, die van hunne moeder zijn gescheiden,
schreien met doordringend geluid. Aan de voe
ten van Louise ligt een kind, onbeweeglijk;
of het slaapt, bewusteloos of dood is, weet
niemand en niemand bekommert er zich om.
Wil! Willklinkt schel de stem van
de jonge vrouw en haar echtgenoot heeft haar
eindelijk gehoord. Bij ’t schijnsel der fakkels
ziet Louise hoe hij zich over de verschansing
van ’t schip buigt. Met zijn scherpe oogen,
welke gewoon zijn in de mijnen te zien, tuurt
hij onderzoekend over de donkere watervlakte.
Louise Moed Ik kom
En Louise ziet, hoe hij rechtop op de ver
schansing staat een schaduw vliegt vlug
hare oogen voorbij William is in zeegespron-
gen om haar te bereiken. Maar de boot ver
wijdert zich van het zinkende schip.
Bidden, smeeken, niets kan de matrozen be
wegen nog eenmaal het zinkende vaartuig te
naderen om den zwemmer op te nemen. De
boot is ook overvol, één persoon meer zou
al de anderen in gevaar brengen. En reusach
tige golven drijven de schipbreukelingen nog
verder van de plaats des onheils. De /z Flandria”
is gezonken, verdwenen.
Nu begrijpt de jonge vrouw, dat het ont
zettende is geschied, dat haar William
dood in de golven heeft gevonden
ze hem niet heeft kunnen redden, wil zij
niet langer leven.
Een wanhopig besluit. Reeds heeft ze zich
over den rand der boot gebogen en wil zich
in het water storten, maar daar voelt ze zich
vastgehouden een hand houdt hare kleeren
krampachtig vast. En op hetzelfde oogenblik
hoort ze een kinderstem, een lieve, smeeken-
de kinderstem het schepseltje, dat aan hare
voeten heeft gelegen, is ontwaakt en roept
angstig
Mama Mama 1
Louise buigt zich en neemt het kleine, ver
laten meisje in hare armen. Zij streelt het
en bedekt het met kussen en heete tranen.
En het moederlijk gevoel, dat bij elk vrouwe
lijk wezen in het diepst des harten sluimert,
verdrijft de sombere gedachte aan zelfmoord.
Mama Mama
De kreet van het kind toont de jonge vrouw,
dat het leven nog plichten voor haar heeft.
Den volgenden morgen toen de schipbreuke
lingen, welke eindelijk door een groote stoom
boot opgenomen, te Havre aankwamen, betrad
Louise, door smart terneergebogen, de landings
brug en hield het kind, hetwelk haar het
leven had gered, met teedere bezorgdheid in
de armen. Nauwelijks had ze een paar schreden
gedaan of er kwam een man in verscheurde
kleederen op haar toegesneld.
Louise
William
Het was werkelijk William. Met zijn kolos
sale spierkracht en met a] zijn energie was
het hem gelukt zich vast te klemmen aan een
plank van het schip en bij het aanbreken van
den dag had een klein kuststoombootje hem
eindelijk opgemerkt. Uitgeput door inspan
ning, angst en zorg had hij urenlang op be
richt omtrent het lot der schipbreukelingen
gewacht. En nu hebben ze elkaar terug gevon
den 1
Louise vertelt, waartoe de wanhoop haar
had gedreven en dat ze ’t slechts aan een
kind, hetwelk zijn ouders aan de zee moest
afstaan, had te danken, dat ze zich thans
weer kon verheugen in de liefde van
man. En als Louise nu met tranen in de
oogen haren echtgenoot vraagt
William, zal ze onze dochter zijn? sluit
hij, inplaats van te antwoorden, zijn vrouw,
die de kleine liefderijk omvat houdt, in blijde
ontroering in zijn armen.
INGEZONDEN.
hun broodwinner,
zullen ze hunne kinderen moeten vertellen,
dat er liefde was en medelijden
troost voor anderen, doch dat
harten waren toegesloten?
Zullen dan onze beden niet verhoord en
hunne tranen niet gedroogd worden?
Kom, ga dan één oogenblik met ons
woningen binnen van IFillemse en Kramer
en Ge zult ze niet kunnen weerstaan, die
droeve blikken der moeders en die smee-
kende oogen dezer elf kleinen.
Ze vragen u of gij nu voor moeder zor
gen zult en voor hen, nu vader verdronken
is, hun vader die zoo’n besten vader'was.
Zult ge ze afwijzen Immers neen 1
O, wij weten wel er wordt zooveel gevraagd
van uw liefde en toewijding, en zoo groot
is de nood en zoo luid vaak de klacht.
Maar toch, wij verzekeren het u, zelden
zal uw gave zoo goed, zoo nuttig zijn be
steed als aan deze beide diep ongelukkige
visschersgezinnen en zelden zal de dankbaar
heid oprechter zijn.
Bedenk toch, wanneer zeer binnenkort de
beide weduwen nog opnieuw moeder zullen
worden, dan zullen, bij vele anderen, ook
deze vijftien hulpeloozen voor onze reke
ning staan.
Vergeet ze daarom niet.
Laat uw antwoord op onzen noodkreet
beschamend zijn voor de velen die ons volk
willen doen gelooven dat de barmhartigheid
en de liefde tot den naaste die in lijden is,
heeft plaats gemaakt voor koude onver
schilligheid.
Wij weten beter en daarom, met vol ver
trouwen bevelen wij hen bij U aan. Ver
geet ze niet!
Hoogachtend,
Namens hel Bestuur der Kon. goedgek.
Heldersche Fisschers- Vereeniging,
A. P'. STAALMAN,
Lid van de Tweede Kamer
der Stalen-Generaal,
Foorz.-Penningm.
P. de JONG, Secretaris.
Helder, October 1904.
Lemmer, 20 Oct. Het goederenvervoer uit
Holland via onze haven verder onze provincie
in, is de laatste dagen verbazend groot. Al
leen per tram toch werden in vijf dagen tijds
niet minder dan 260,000 K.G. kunstmest
50,000 K.G. suiker, 30,000 K.G. blik en
150,000 K.G. stukgoedereren vervoerdi waar
van een groot gedeelte met de booten van de
Holland-Friesland lijn alhier werd aangevoerd.
20 Oct. In Juni j.l. werd door den
trambrugwachter een meisje van schipper
Ottink uit het water gered. Het scheen dat
de levensgeesten reeds geweken waren, doch
de Boer, eenigszins bekend met de voorschrif
ten en raadgevingen van de Maatschappij tot
redding van drenkelingen, paste deze op het
kind toe, en werd daarbij geadsisteerd door
den molenaar Battering alhier. Na een half
uur slaagden ze er in, het kind weder bij te
brengen. Thans zijn de Boer en Battering
door bovengenoemde Mij. verrast met een
premie ten bedrage van f 31.50.
Boy!, 19 Oct. O. D. alhier kreeg een
zweertje bij den neus. Hij krabde het open,
met het gevolg, dat kort daarna zijn gezicht
monsterachtig opzwol. Na hevige pijnen is
de man aan bloedvergiftiging overleden.
Gaasterland, 19 Oct. Acetyleen-lantaarns
mogen op donkere avonden voor fietsers een
groot gemak zijn, in boschachtige streken
als de onze kunnen ze, blijkens de ervaring,
ook groot ongerief veroorzaken. De lantaarns
schijnen als lichtbakken te werken, die het
wild hazen en konijnen aantrekken.
Als schimmen duiken de diertjes uit het
donker op, om zich op hetzelfde moment voor
of tusschen de fiets te bevinden. Het vorige
jaar kwamen op deze wijze een paar onge
lukken voor en pas is thans het donkere
seisoen ingetreden, of op den Nieuweweg
kwam reeds een ongeval voor. De fietser
maakte een buiteling, maar kwam er overi
gens, evenals het rijwiel, goed af. Men zij
Zoudt Ge hén nu vergeten?
Zouden ze vergeten worden, onze dertien
visschers-weduwen en -weezen, die bij den
jongsten storm op zoo smartelijke wijze hun
man en vader verloren?
We hebben hun nood u bekend gemaakt
in de Bladen en toch wij vreezen.
Wij vreezen dat door het geroep om hulp
voor zoovele andere ongelukkigen, onze we
duwen en weezen hun leed en lijden straks
alléén zullen moeten dragen,
Zal dat mogelijk zijn?
ligt Frankrijk. Morgén
jeugdig echtpaar, in de
jongen man, te Parijs,
duizend en een nacht.
En hij, William Doxton, de zoon van een
eenvoudigen mijnwerker uit Arizona, hij zal
in deze stad leven, zal genieten, wat ze in
zoo rijke mate vermag aan te bieden. De
jonge vrouw verwijlt intusschen met hare
gedachten bij hetgeen de verloopen jaren voor
haar waren. Juist vijf jaren is het geleden,
dat ze als een jonge onderwijzeres met een
lichte beurs en een bezwaard gemoed als
derde-klasse passagier de reis had gemaakt,
welke ze nu in tegenovergestelde richting
doet als passagier eerste klasse.
Hare ouders, dorpsbewoners uit Picardië,
hadden zich behoorlijk afgesloofd om hun
vijf kinderen groot te brengen, en op haar,
de oudste, hadden zij al hun eerzucht gecon
centreerd. Zij moest de verstandigste zijn,
zooals ze ook onder al de meisjes van ’t dorp
de mooiste was.
Dat is onze juffer, placht de moeder met
trots te zeggen. Ze zal eens rijk zijn, als
de hemel het behaagt, want zoo knap en zoo
verstandig is er geen meisje in den geheel en
omtrek.
Maar toen Louise hare studiën had vol
tooid, moesten de brave menschen tot de
ervaring komen, dat alle schoonheid en alle
kennis nog geen waarborgen zijn voor de
toekomst van een jong meisje. Louise, die
haar ouders niet tot last wilde zijn, moest
besluiten naar het buitenland te gaan en wel
naar Amerika, waar Fransche onderwijzeres
sen werden gevraagd.
Van het bescheiden hoekje grond, hetwelk
men bezat, werd een stuk weiland verkocht
om den overtocht te kunnen betalen. En met
droefheid zagen de ouders hunne dochter
vertrekken. Ze konden niet begrijpen, dat
van alles wat zij gehoopt en gewenscht hadden,
niets in vervulling kwam, dat nu hun dochter
de geboorteplaats en het vaderland moest
verlaten om in ver verwijderde oorden haar
onderhoud te vinden.
De plaatsingsbureaux te New-York hadden
voor de jonge onderwijzeres slechts betrek
kingen in het centrum der Vereenigde Staten
of nabij de Westgrens; deze te weigeren zou
voor Louise hetzelfde hebben beteekend als
in het vreemde land aan volslagen gebrek
ten prooi te zijn. Daarom nam het jonge
meisje wat ze kon krijgen en na vier dagen
achtereen met de South Pacific Railway te
hebben gereisd, kwam zij op zekeren morgen
in Tucson in den Staat Arizona aan.
De halve oppervlakte van de aarde scheidde
haar van hare familiebetrekkingen. Hoe moei
lijk waren de eerste weken in deze kale streek
voor de jonge onderwijzeresHet was, alsof
deze groote, steenachtige vlakten, waar niets
groeide dan cactussen en stekelige yacca’s
in rouwgewaad waren gehuld, Wat moest ze
Beste Louise, morgen om dezen tijd zijn
we in Frankrijk Ben je er blij om
De passagier van de /Flandria”, die deze
woorden spreekt, is een jong, elegant man,
in de volle kracht zijns levens en onmisken
baar het type van een Noord-Amerikaan. On
der het spreken wendt hij zich tot een jonge
vrouw, die naast hem in een schommelstoel
ligt.
O, Willi, hoe kun je dat nog vragen!
Met vochtige oogen ziet de jonge vrouw hem
teeder aan en als de zon, die na een zachten
regen plotseling te voorschijn komt, glanst
in de vochtige oogen de weerschijn van het
geluk.
Sedert de „Flandria” New-York heeft ver
laten, zitten William Doxton en zijn vrouw
zoo bij elkander op het dek en droomen van
hun geluk. Urenlang kijken ze naar de zee
en wisselen slechts nu en dan een handdruk
of een zacht gesproken woord. Volkoïnen
geluk heeft geen woorden noodig.
Een heete zomerdag neigt ten einde. Heel
in de verte duikt de zon in zee, terwijl in
’t Oosten geelachtig grijze wolken zich aan
den horizon vertoonden. Een heete wind
steekt op, die stootsgewijze over het schip
vaart en den passagiers het schuim der golven
in ’t gelaat spat. Langzamerhand verlaten de
reizigers het dek. Het jonge echtpaar is bijna
alleen.
Daar, waarheen ’t schip den koers richt,
om dezen tijd is het
verbeelding van den
een tooverstad uit
vaak denken aan haar heerlijk vaderland, aan
haar Picardië met de groene weiden en de
vruchtboomen, prijkende met zachtroode
bloesems.
Maar in het huisgezin, waarin haar beroep
haar had gebracht, vond Louise vriendelijk
heid en op zekeren dag leerde zij er haar
William kennen.
De vader van hare leerlingen was mijn
eigenaar. Daar hij niet overal tegelijk kon
zijn, had hij William Doxton zijn vertrouwen
geschonken en deze kwam met toewijding
op voor de belangen van zijn meester. Steeds
te paard, doorvloog hij de woeste vlakten
van de eene mijn naar de andere; hij hield
het opzicht over de gambusino’s, de mijn
werkers en controleerde voor den eigenaar
wat er uit den schoot der aarde werd opge
dolven. Als hij dan de ronde had gedaan,
keerde hij terug naar Tucson om rapport uit
te brengen.
Toen William voor de eerste maal de
nieuwe huisgenoote der familie ontmoette,
wist hij eerst niet recht, wat er met hem
gebeurde. Van dit oogenblik af zag hij wakend
en droomend hare blauwe oogen, die zoo
melancholiek konden kijken, zag hij het
blonde haar, dat het kopje als met een stra
lenkrans omgaf. Hij kwam nu vaker in Tucson,
maar er verliepen nog vele maanden, eer hij
het durfde wagen met een liefdesverklaring
voor den dag te komen. De jonge onderwij
zeres had ruimschoots den tijd gehad om tot
de overtuiging te komen, dat William Doxton
een braaf en rechtschapen mensch was.
Op zekeren dag nu zei hij tot haar
Ik vraag een termijn van twee jaren
om u een bestaan te kunnen aanbieden en
van u mijn geluk af te smeeken. Wilt u op
mij wachten?
En Louise reikte hem de hand en antwoord
de met bewogen stem
Ik zal op je wachten, Will.
Eenigen tijd daarna werd het gerucht
vernomen dat een Stoutmoedige mijnwerker
buitengewoon rijke zilveraders had ontdekt.
Deze mijnwerker was William en eer de twee
jaren waren verstreken, keerde hij terug tot
Louise en herhaalde zijn aanzoek.
Het jonge paar werd te Sint Ignatius in
den echt verbonden en den dag daarna begon
het zijn huwelijksreis, waarvan het doel was
Frankrijk, het vaderland van Louise.
Heel dicht zijn ze thans bij het doel
hunner wenschen en Louise ziet zich in haren
geest reeds in de kleine, armoedige ouderlijke
woning waarin ze nu vreugde en geluk kan
brengen.
De nacht is gekomen, een nacht van hevig
onweer op zee. Het dek is verlaten. Ook de
jonge echtgenooten hebben hun elegante hut
opgezocht. Alles slaapt aan boord van het
groote schip, dat zijn weg in de duisternis
vervolgt; alleen hoort men van tijd tot tijd
een schel gefluit. Plotseling echter trilt het
schip op geweldige wijze en bijna op hetzelfde
oogenblik gaan, als door een hevigen wind
uitgeblazen, alle lichten uit. Voor een oogen
blik is het, alsof de „Flandria” op de golven
danst en dan onmiddellijk daarna helt het
schip over de eene zijde, als een gewond dier,
dat moet sterven.
Allen zijn op het dek verschenen; een wild
geroep weerklinkt, een grenzelooze ontstelte
nis heeft zich van de passagiers meester
gemaaktde nacht, de dichte duisternis
maken de verwarring nog grooter. Eenige
passagiers beweren heel duidelijk een groot
schip te hebben gezien, dat de boot heeft
aangevaren en nu bedaard zijn koers vervolgt.
Het water is in de machinekamer der
„Flandria” gedrongen, de vuren zijn gedoofd,
de electrische draden gebroken, bij ’t flauwe
licht der scheepslantarens en het flikkerende
schijnsel van fakkels, doen de matrozen hun
uiterste best om het water weg te pompen.
Te vergeefs
In haast worden de reddingsbooten over
boord gezet.
Willmijn Willhelp kom
Louise gilt wanhopig; de elkaar verdringende
menschen hebben haar van haren man ge
scheiden en een matroos heeft haar kramp
achtig beetgepakt om haar in de reddingsboot
té brengen.
Eerst de vrouwen en de kinderenheeft
de kapitein zijn manschappen bevolen. De
kleinste booten worden gevuld met zwakke,
hulplooze vrouwen en kinderen, die om d.en
echtgenoot* den vilder* de kinderen roepen, w
en hulp en
voor hen de
Hepk. NieuuM, v. k\\
|t
s
Bolswardsche Courant
it
is
ft
le
■n
’S«
id
:rs