Meuws- en Advertentieblad
Bols ward en Wonseradeel.
VOOROOR
1904.
Verschijnt Donderdags en Zondags. 43ste Jaargang.
No. 90.
DONDERDAG 10 NOVEMBER.
D1NNENLAND.
De Vondelkerk
te Amsterdam verbrand.
w
VOOR
3 maanden.
Afzonderlijke
alle gevaar ge-
over
Vader die
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 17 regels. Vervol
gens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per
Franco per post 95 Cents,
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
de gevaarlijke hooge
de Noordzijde omgehaald,
i het puin werd een brand-
opspringend stuk steen
het scheenbeen gewond, echter niet
één was
naar Egypte, van
van Athene naar
de nieuwe wereld,
ze droegen over aan
vulden elkaar aan. De eene
en ontdekkingen
tijd te Amsterdam niet is gezien. De dak
vensters aan de Noordzijde waren reusachtige
gloeiende kolen gelijk, de toren was een
vlammenheuvel. Langgerekte zwart-grauwe
rookwolken slierden Oostwaarts, vervulden de
lucht tot op verren afstand met den geur
van brandend hout.
De toren moest reeds spoedig vallen, de
brandweer, gevaar vreezende voor de per-
ceelen naast het Paviljoen Vondelpark, leidde
hem in de richting van het hek van het
Vondelspark en wist hem op dit geheel
vrijgehouden terrein te doen neerkomen. Het
was vijf minuten over twaalven, toen het
gevaarte met oorverdoovend geraas naar be
neden stortte. Met het verkoolde ondereinde
naar het Vondelpark gericht, met de nog
ongedeerde spits naar de kerk, bleef het daar
liggen.
Te kwart
weken.
Omstreeks dien tijd was de brandweer het
vuur in de kerk meester. Het zuidelijk portaal
was gespaard gebleven, van het middenschip
en de Noordzijde der kerk is niets over.
Van binnen liggen stapels verbrand hout.
Aan de Noordzijde staan nog wankelende
muren met twee lage torentjes, toch blijven
de dappere mannen van Amsterdam's brand
weer in fle nabijheid van de gevaarlijkste
plek rustig de straalpijp hanteerende.
De verwoeste kerk was 30 jaren oud. De
grond ervoor was afgestaan door den heer
Van den Biesenze werd gebouwd naar de
plannen van den architect dr. Cuypers.
De kerksieraden en misgewaden zijn bijtijds
gered en indien de gaanderijen nog stevig
genoeg zijn, hoopt men met een nooddak den
dienst spoedig te kunnen hervatten. De her
bouw van het kunstwerk is zeker.
Omtrent den brand in de kerk van het
Allerheiligste Hart valt nog het volgende
te vermelden
Te drie uur waren
gevelspitsen aan
Bij het vallen van
weerman door een
aan
gevaarlijk.
Het werk van de brandweer was toen
grootendeels afgeloopen. De gevallen toren
was nog wat aan ’t branden geraakt, doch
werd spoedig gebluscht. Hier en daar brandde
nog een spits, rookten nog een paar dak
spanten. De brandweer werkte nog met één
stoomspuit.
Inwendig heeft de kerk opmerkelijk weinig
geleden. Het altaar is vrijwel ongeschonden,
de beelden zijn geblakerd, aan de Zuidzijde
is alleen het dak verbrand. Slechts het
middenschip is tot onder toe uitgebrand.
De schade is door onderlinge verzekering
gedekt. Mocht het gespaard gebleven gedeelte
daarvoor sterk genoeg zijn, dan zal de kerk
door een nooddak worden afgedekt, ten einde
den dienst zoo weinig mogelijk te verstoren.
Mocht dit echter niet mogelijk zijn, dan zal
in den omtrek worden uitgezien naar een
localiteit, waar tijdelijk kerk kan worden
gehouden.
Uit den Zuid-Oosthoek 6 Nov. De jagers
hebben in deze streken geen reden tot kla
gen. Vooral wilde konijnen zijn er veel.
Door de vele boschaanplantingen treft men
hier soms ook fazanten aan. Deze prachtige
dieren waren in deze streken vroeger zeld
zaam. Groote troepen zwarte kraaien
strijken hier soms op de pas geploegde
bouwlanden neer. Men zegt, dat het een
bijzonder soort is (met geelachtigen bek.)
In de laatste jaren is gebruik van kunst
mest in deze streken kolossaal toegenomen.
Voor een jaar of tien waren er slechts
enkelen, die deze meststof aanwendden, thans
is het gebruik bijna algemeen.
Jellum-Boxum, 8 Nov. Bij het ruwe weer
van hedenmorgen is de bliksem geslagen in
het stationskoffiehuis alhier, zonder brand
te veroorzaken.
Sneek, 9 Nov. De hier sedert jaren kwij
nende afdeeling van yVolksonderwijs” is
plotseling begonnen te herleven.
Bedroeg ’t aantal leden nog slechts een
veertigtal, thans is het getal reeds gestegen
tot 116.
’t Ligt voor de hand, dat de zwarte wolk,
die boven ons openbaar onderwijs drijft, van
die stijging de naaste oorzaak is.
llepk). NietwM,
Ziet ge dat prachtige stoomschip daar, dat
zijn sterken steven wendt naar gindschen
oever? Is dit ranke vaartuig, dat daar zoo
rustig en toch zoo snel zich voortbeweegt,
over zooveel duizend mijlen zee, in vergelijk
met den hollen boomstam, waarin een van
onze voorouders zich voortbewoog, niet een
bewijs van vooruitgang op het gebied der
scheepvaart Zet de tam-tam, een soort tam
boerijn, maar dan zonder schelletjes, naast
de heerlijke instrumenten van onzen tijd en
ge zult erkennen moeten, dat er ook op
muzikaal gebied geen stilstand is geweest.
Zie op naar de schilderijen, die de musea
der wereld verrijken en plaats ze naast de
eerste voortbrengselen van de schilderkunst,
waarbij gele modder als kleurmiddel dienst
deed en de drang naar volmaking zal u dui
delijk zijn.
De vooruitgang werkt overal. In uw tuin
kunt ge haar naspeuren, als ge slechts de
moeite u geeft aan de veredeling van planten,
bloemen en vruchten te arbeiden. De klas
sieken toonen u aan hoe het eerste stamelen
der menschheid tot een dichterlijke macht is
aangegroeid. Overal is aan het worden het
veredelen verbonden. Het streven naar ver
breiding, naar verfraaiing, naar veredeling,
is de levenskracht, die in alle dingen woont.
Waar, wat het stoffelijke betreft, de voor
uitgang spreekt uit al wat is, zou daar op
het zooveel hoogere geestelijk gebied geen
vooruitgang te bespeuren zijn, geen streven
naar volmaking?
Godslastering zou ik deze ontkenning
durven noemen, loochening van den Chris-
tusgeest, die op volmaking aandringtWeest
dan gijlieden volmaakt, gelijk uw
in de hemelen is, volmaakt is.
Men behoeft zijn oogen maar open te doen,
om te zien hoe ook het goede, het schoone,
het ware streeft naar verbreiding.
Vooruitgang is de eeuwig zegevierende,
onweerstaanbare macht. Vandaar het gejammer
dergenen, die er zich tegen verzetten en er
door verpletterd worden.
Er is geen stilstand. Stilstand zou achter
uitgang wezen en er is geen terug. De
vrucht die wormstekig is valt op den grond
en verrot. Geen enkele keert tot den bloe
sem vorm weder. Zoo gaat het ook met wat
vrucht is op geestelijk gebied.
Al het goede en schoone en gelukkig
makende om ons heen, danken wij aan de
voorwaartsche richting der beschaving, aan
den vooruitgang en nu spreekt het wel van
zelf, dat men bij het bespreken van den
vooruitgang geen afzonderlijke feiten of plaat
selijke gebeurtenissen tot maatstaf nemen
moet. Anders loopt men gevaar voor een
discussie, waarop door iemand wordt aange
voerd, dat hij wel eens een kaffer heeft ont
moet, die toch zoo eerlijk was, dat hij geen
halve cent iemand te kort zou doen en wel
eens een professor in de godgeleerdheid, die
heel ruw in zijn manier van doen was. Of,
dat bij een natuurvolk vele gelukkige her
ders weiden, terwijl in een beschaafd oord,
waar veel fabrieken zijn, soms veel dronken
schap is en vechtpartijen voorvallen. Wat
bewijst het tegen de windrichting, of hier
een schuur, ginder een gebroken vensterruit
misschien, een tegengestelden luchtstroom
bewerkeu? Al die kleine uitzonderingen be
wijzen niets tegen de wet der voortdurende
ontwikkeling, waaraan al wat is gehoorzamen
moet.
Waar is stilstand, waar weifeling, waar
een rustpunt? O ik weet het wel, dat er
maatschappijen die heel wat beteekenden zijn
ten onder gegaan. De geschiedenis wijst op
heel wat stormen, die over volken en rijken
gegaan zijn en tegen wier geweldige kracht,
zeden, wetten, godsdiensten, niet bestand
waren. Maar daardoor is de vooruitgang
van de wereld toch niet tegengehouden
Als straks het afgematte Europa te gronde
gaat aan weelde-zucht en al de duizende
kwalen, die het ten doode toe teisteren, dan
zullen elders volkeren opstaan tot nieuw
leven en zij zullen de klippen weten te ont
zeilen, waarop het schip der oude Maatschappij
is gestrand.
Het kan niet ontkend worden, dat thans
als voorheen hartstochten woeden en ellende
en ongeluk bestaat. Maar beschaving en
ontwikkeling hebben ons toch geleerd, de
Amsterdam, 8 Nov. Hedenmiddag te 12
uur ontstond brand iu den toren der R.-K.
Kerk in de Vondelstraat. Door den harden
wind is weldra ook het kerkgebouw aange
tast. ’t Is een vreeselijke vuurgloed. De
belendende perceelen vatten nu en dan ook
vlam. De spuitgasten hebben op alle daken
postgevat. Even over twaalf had de brand
den toren zoodanig aangetast, dat hij in
stortte. Er hebben geen ongelukken plaats
gehad, ’t Blijkt onmogelijk de kerk te be
houden. In de kerk waren loodgieters bezig
bij de restauratie van het uurwerk. Ver
moedelijk hebben die vuur achtergelaten dat
den toren aangestoken heeft.
Wij lezen hierover nog in het HandelM.:
De brand is ontstaan doordat de pot van
een loodgieter, die in den toren aan het
werk was, omviel. Dadelijk vatte het hout
van den torenbouw vuur. De loodgieter
haastte zich naar beneden om een emmer
water te vragen, mededeelende dat de toren
in brand stond.
Gelukkig was de priester in deze parochie,
pastoor Theunissen, zoo verstandig dadelijk
de brandweer te waarschuwen, doch toen
deze aankwam, stond de toren inwendig reeds
in vuur en bleek deze niet meer te houden
te zijn. Te kwart over elven brak de brand
uit, tien minuten later was de toren reeds
verloren en grepen de vlammen met zooveel
woede om zich heen, dat de ergste vrees
bestond voor een onheil. Weldra sloegen de
vlammen naar buiten en verspreidde zich in
den omtrek de mare van den brand.
Met verbijsterende snelheid verspreidde
zich het vuur over het kerkgebouw. Langs
de daklijnen sisten vlammentongen, uitgerekt
door den wind, aanstekende wat nog niet
was aangetast. Aan de westzijde zag men in
een vuurzee, waarvan de weerga in langen
voor het luchtmonster, dat zij griffioen noem
den en dat de vleugels had van een arend,
de klauwen van een tijger. De hydra en
draak zijn bedwongen en heeten thans stoom
boot en locomotief. Straks zal ook de grif
fioen bedwongen zijn en luchtschip heeten.
Veel boosheid, verderf, verval en dwaling
moet door ons bestreden worden. Ziende op
wat het verleden tot stand bracht, hebben
wij goeden moed voor de toekomst. De
vooruitgang gaat het licht tegemoet en voor
het licht vluchten de spookgestalten van den
nacht.
In onze dagen is wel de grootste vijand
van het menschengeslacht de Mammon. Gij
kunt niet God dienen en den Mammon, zei
Jezus reeds. Thans is eerst recht de strijd
tegen dat monster der duisternis begonnen,
hetwelk ons samenleven met zijn gieren
klauwen vast houdt en haar van het geluk,
van God, weet af te houden. Het zijn de
geloovigen van onze dagen die naar het
woord hunner profeten het zwaard wetten,
om dit monster te dooden, opdat er kome
arbeid voor allen, brood voor allen, recht en
geluk voor allen.
De vooruitgang predikt het ons, dat de
tijd nadert, waarop het bloedvergieten een
einde nemen zal en de oorlog, die schand
vlek der volkeren, tot het verleden zal be-
hooren. Ja, wij gaan de vereeniging der
volkeren, de eenheid van den mensch, zijn
bevrijding tegemoet. De beschaving zal zege
pralen. De toekomst zal geen armenbuurten
kennen, waar zwijnendraf genuttigd wordt en
waar een gansch gezin op een strooleger
neerhurkt. Verdwijnen moet de ellende dier
armen, die in geestelijken nacht omdolen, in
ondeugd verzonken zijn en wier onnoozele
stompzinnigheid hen vaak tot gelijken van
het dier maakt.
Door tranen en over puinhoopen heen,
schrijdt de vooruitgang in vroolijke majesteit
voort.
Daarom, wij die gelooven, wij klagen niet
over een verloren paradijs, maar wij sturen
aan, op een dat verworven worden moet en
dat onze achterkleinkinderen wenkt.
Friesche Crt.
eerste te bedwingen en het lijden en de
rampen te verzachten. Daar is verschil en
veel ook in dezen met den ruwen voortijd.
Er is geen terug. Niets vergaat in de
wereld. Puinhoopen vertegenwoordigen niet
het niets, maar zijn een verandering van iets.
Zoo verdween ook geen oude beschaving,
maar vermengde zich, verdrong, verbond,
schikte zich, van Israël
Indië naar Griekenland,
Rome, van de oude naar
Ze stierven niet uit,
elkander, ze
eeuw erft de uitvindingen
die de voorgaande heeft verworven en zoo
doende kan de som der zedelijke en maat
schappelijke weldaden wonderbaar zich ver-
grooten. Wie zou de ellendige hutten der
alleroudste volken, hun grove werktuigen,
hun onvoldoende instrumenten willen verge
lijken met alles wat wij in deze eeuw bezit-
teu Geen vergelijking is er mogelijk tusschen
den arbeid dien onze zoo kunstige machines
verrichten met den arbeid, die eens met veel
moeite uit de menschen voortkwam. Het is
aan geen twijfel onderhevig, dat de oude
slecht aangelegde wegen, de onveilige brug
gen, de vroeger bezwaarlijke en lange reizen
verre bij onze spoorwegen ten achter staan,
die ons om zoo te zeggen van vleugels voor
zien en onze planeet verkleind hebben, zoo
dicht zijn nu de volken tot elkaar gebracht.
Is door de zachtheid der openbare zeden,
door de welvoegelijkheid der gebruiken onze
eeuw niet boven de ruwe handelwijze ver
heven der barbaren en zijn de onderlinge
betrekkingen niet verbeterd? Is het staat
kundig stelsel niet in velerlei opzicht beter
geworden door den invloed van den tijd en
de ondervinding Persoonlijke wraakoefening,
vuurproef enz. wordt niet meer geduld, de
kleine feudale tirannen, de strijdende ge
meenten, de zwervende horden van bande-
looze soldaten, zijn ze niet verdreven? Het
is dus een op feiten berustende waarheid,
dat de mensch in de maatschappij vooruit
gaat van het drievoudig standpunt van licha
melijke welvaart, zedelijke betrekkingen en
staatkundige toestanden.
En zoo is het. Ook de mensch gaat vooruit.
Het aantal goede menschen neemt toe en de
zin dezer goeden gaat voort met zich te
veredelen. Ons zedelijk wezen is toch niet
kant en klaar uit den hemel gevallen, maar
evenals de lichamen uit de beweging der
moleculen, uit die der gedachten saamgevoegd.
Bij de Romeinen was deugd en dapper
heid één. Men had er maar één woord,
Virtus voor, dat zoowel het een als het ander
beteekende. En hoeveel breeder is onze be
schouwing van deugd, hoe oneindig meer
vertakt. De oudheid had het laf gevonden,
om een beleediging door een handdruk uit
te wissen. Bloed moest vloeien, het kwaad
moest gewroken worden. De tijd komt,
waarop de mensch der toekomst de gevan
genisdeuren openen zal.De gerechtigheid
van dien dag zal naast de weegschaal geen
zwaard meer noodig hebben. Zij zal be
schikken kunnen over schatten van toe
gevendheid.
Evenals bedekt bloeiende planten, die in
den loop der tijden, door de ophooping barer
eigen kleine lijken, de teelaarde gevormd
hebben, waaruit een hoogere orde van planten
kon voortkomen, welker naaste nakomelingen
weer een trap hooger stonden en zich in
verscheidene zich vertakkende soorten splitsen
tot de oneindige verscheidenheid en de vol
maakte pracht der geheele planten-hierarchie
was verschenen, die wij tegenwoordig bewon
deren. Evenzoo vormen de ideeën van een
geheel geslacht eerst een soort van geestelijke
teelaarde, waaruit een hoogere orde van ge
dachten kan opgroeien, die zich op haar beurt
weer splitst en nieuwe, telkens meer ingewik
kelde vormen aanneemt, tot al de verschil
lende godsdiensten wijsgeerige stelsels en
dichtsoorten ontloken zijn, die in de gees
telijke flora van onzen tijd deels fossiel, deels
levend voorhanden zijn en insgelijks de eigen
schap bezitten om zich in de toekomst nog
verder te splitsen en tot meerdere volkomen
heid te geraken, evenals immers de tegen
woordige tuingewassen voor verdere ontwik
keling en scheiding en nog meerder veredeling
vatbaar zijn.
De eerste menschengeslachten geloofden
aan en vreesden voor de hydra, die op de
wateren blies* voor den vuursjmwenden draak*
Bolswardsche Courant
i