Nieuws- en Advertentieblad Bols ward en Wonseradeel. r 1904. Verschijnt Donderdags en Zondags. 43ste Jaargang. No. 100. DONDERDAG 15 DECEMBER. BINNENLAND. Ben ik: dat? VOOR Afzonderlijke het het domein het Loo, den Prins, zijn twee ABONNEMENTSPRIJS:, 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent. zien haalde van mij. maar m’n was aan de ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Vervol gens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Oldeboorn, 12 Dec. Een paar dagen ge leden reed iemand van hier per fiets zuid waarts. Nabij Heerenveen werd hij opeens zeer verschrikt door een schot. Hij stapte onmiddellijk van zijn rijwiel en ging naar een politiedienaar bij wien hij, vrij wat ont steld, aanklacht deed en vertelde dat op hem geschoten was. Toen de man der wet daarna de zaak ging onderzoeken en met het oog daarop de fiets ter hand nam, bleek dat... een der wielbanden gesprongen was. Stavoren, 12 Dec. Een kaalgesleten, verschoten lap laken, wie stelt daar belang in? Maar als ge w’eet, dat het laken een maal groen was, dan rijzen de schimmen van vroede vaderen wellicht reeds op voor uwe verbeelding. Denk u nu te midden van dat vergeelde laken een geborduurd stads wapen, dan ontbreekt er aan den verschul- digden eerbied wel niets meer. Lees onder dat wapen vervolgens de letters S. P. Q. S. (Senatus populus que Stavorensus, d. i.De raad en het volk van Stavoren) en diep is uw overtuiging, dat ge hier te doen hebt met een antiquiteit van het zuiverste water. Ver ligt zeker de tijd achter ons, toen dit weefsel statiglijk ontplooid werd om af te hangen van de balustrade der puie van het stadhuis, wanneer van daar den volke gewich tige mededeelingen werden gedaan. Tientallen guldens werden er voor geboden door een bekend antiquair, maar tevergeefs. Ons ge meentebestuur heeft gemeend dit overblijfsel uit ouden tijd voor Stavoren te moeten be houden en ’t zal gevat worden in een lijst achter beschermend glas. Zoo zij het. 12 Dec. Hedenmiddag werd hier binnen gesleept door de vrachtboot Z/Stad Franeker III”, kapt. A. Wiersma, de met gaswater geladen boot Z/Adèie”, kap. J. van Capelle, komende van Harlingen, met bestemming naar Amsterdam. Deze boot kreeg het door den harden wind uit het Z. Z. O. niet weinig te kwaad, toen zij, Stavoren gepasseerd zijnde, de beschutting der Friesche kust kwam te missen. Het water drong de machinekamer binnen, waardoor de stoomketel zooveel af koeling onderging, dat de boot buiten stoom geraakte. Te rechter tijd kwam //De Stad Franeker” te hulp, volgens getuigenis toch was gevaar voor zinken niet buitengesloten. Kimswerd, 12 Dec. Tot nu toe geschiedde het breken van ’t vlas grootendeels door middel van houten braken. In ons gebouw voor vlasbereiding zijn deze nu schier alle vervangen door braakmachines. Hierdoor is de manier van braken vergemakkelijkt, heeft de braker minder last van ’t stof en kan hij in minder tijd grooter hoeveelheid afwerken. De verandering is derhalve, eene lichamelijke en financieele verbetering. Londen. Bij de schilderijenveiling in het faillissement der Gebrs. Gratama te Leeuwar den viel het op, dat de opbrengst zoover beneden de raming bleef. Hetzelfde ver schijnsel heeft zich hier voorgedaan bij den grooten schilderij verkoop bij Christie, heden Zaterdag. De prijzen zijn verrassend laag gebleven. Een stuk van den president der Royal Academy, beter dan een zijner vorige, haalde nog geen f 350. Niet meer dan 30 a 100 gld. werd besteed voor uitstekende werken van de meest bekende tegenwoordige schilders. kermis op het dorp. Ik dat het ooit had bestaan. Mijn conterfeitsel, blijkbaar in een Zon dagspak. Want ik heb lang geloopen met 'kiel en korte broek en nu was daar een jongen met lange pantalon, vest en jas en boordje, waaraan ik als jongen o, zoo’n hekel had. Het portret aanziende, het vergelijkende met die van later dagen, kon ik mij zelf er nauwelijks in herkennen en vroeg, terwijl ik m’n vrouw glimlachend aanzag„Ben ik dat nu werkelijk?” Hoe zonderling zag ik er toen uit 1 M’n vrouw mocht beweren dat zij de trekken er wel in herkende, maar ’t was mij een raadsel. Ben ik dat? Wat heeft er dan eene ver andering plaats gegrepen, niet alleen doordat de jaren zijn geklommen, maar van dat sjokkerige, dat onnoozele hetwelk dat jon gensportret zoo duidelijk te zien gaf is niets overgebleven. Trots het ouder worden loop ik zoo recht als een kaars en met onnoozel- heid was ik niet gekomen waar de maat schappij mij nu heeft gesteld. Ben ik dat? Wat heeft dat ouder worden, de levens wijze, die men leidt, de zorg, die men te dragen heeft, wat hebben tal van uitwendige levensomstandigheden invloed, grooten in vloed op het uitwendige voorkomen van een mensch Als ik nu een jongen tegenkwam, die er uitzag als dit portret, zou ik geneigd zijn te profeteeren Wat zal dat later een dwaas gezicht en zonderlingen lichaamsbouw geven! Uit de nalatenschap van een mijner oudste vrienden, een man, die letterlijk van alles bewaarde, heb ik onlangs, wijl het niemand van de familie eenig belang inboezemde, een pakje brieven cadeau gekregen, door mij indertijd aan hem geschreven over een zaak, die mij toen zeer aan het hart ging en waarbij hij mij als tusschenpersoon grooten dienst kon bewijzen. Met eenige nieuwsgierigheid werd de lec tuur aangevangen van die brieven nu reeds 30 jaren oud en handelende over een zaak, die bij mij reeds lang in bet vergeetboek was geraakt. De nieuwsgierigheid werd opgevolgd door verbazing. Hoe? Heb ik dat alzoo geschre ven? Hoe is ’t mogelijk! Dacht ik toen zóó zonderling en durfde ik mij over die zaak zóó dwaas uitlaten? In dien toon, in die manier van schrij ven, in dat oordeel over anderen herkende ik mij zelven niet. Was dat, waarvoor ik zijne bemiddeling inriep, het grootste levensideaal, dat toen voor mijn oogen stond, was dat het begeer- lijkste, waarnaar ik haakte? Kon ik dat, gelijk het in een dier brieven heette, de kroon mijns levens noemen en heb ik- wer kelijk hem verzocht die middelen aan te wenden, opdat mijn doel kon worden bereikt Wat moet hij, dien ik in die brieven: hooggeachte vriendnoemde, wel van mij hebben gedacht en heeft hij, die epistels lezende, misschien in gedachte mij het recht ontzegd dien naam van „vriend” te bezigen 1 £r komt een kleur van schaamte op het gelaat bij de herinnering dat ik tot het verwezenlijken van dat plan, tot het aan wenden van die middelen den overledene wilde gebruiken. Daar was hij toch te goed voor! Slotsom Wat ben ik lichamelijk en geestelijk ver anderd in de sedert verloopen jaren! Zoo met mij, zoo met anderen. Ja, ik ben het wel; dat oude portret liegt niet; die brief was wel de mijne; het viel niet te ontkennen. Van waar die verandering? Nog duidelijk hoor ik onzen arts tot mijne moeder zeggen, die hem raadpleegde over mijn gebrek aan eetlust: „Die jongen moet de lucht in, wandelen, roeien, zwemmen en niet altijd over die boeken zitten suffen.” De lichamelijke verandering zal zeker wel gedeeltelijk de heilzame vrucht geweest zijn van die beweging, die in mijn geheelen bouw zulk een groote wijziging heeft ge bracht, die den gezonden toestand heeft ver oorzaakt, waarin ik mij dankbaar aan mijn God en mijne moeder mag verheugen. Maar ik zou toch niet lichamelijk zoo kloek geworden zijn, als het lichaam niet goed gezond geweest was. Hoe is de geest zoo veranderd, hoe zijn de idealen van zelf zoo verbleekt, hoe heb ben zij voor geheel andere plaats gemaakt, zoodat ik nu over die van den vroegeren tijd mij schaam Is niet de kring waarin ik mij mocht bewegen, daarvan de oorzaak, menige mensch, die mij bij den arm schudde; menige om standigheid, waardoor helder licht voor mij rees over dingen, vroeger door mij zoo een zijdig beoordeeld? In de tijdruimte, die er ligt tusschen het voorheen en thans, heeft het leven mij, ik mag wel zeggen ons, aangegrepen, niet altijd met zachte streelende hand, maar soms met forschen ruk, met geweldigen greep; het leven, zoo groot, zoo machtig, zoo raadsel vol, zoo geheel onberekenbaar en vaak zoo onweerstaanbaar tevens; het leven met z’n lief en leed, en z’n zegeningen en tegen spoed, met z’n geweldigen ernst, en z’n hooge reine blijdschap; het leven tusschen reine engelen die hemelsche zangen ons toe fluisterden en booze geesten, wier gif op ons neersijpelde; het leven, dat, als de zee doet met een kleine boot, ook doet met den mensch, hem beurtelings opheft tot de wolken en dan weer bijna in de kolken verzinken laat; dat leven, spottend met te voren, zonder ervaring, opgestelde theorieën, dat ijzig wreed, luchtkasteelen wegblaast en ons ten slotte inwendig vormt en kneedt, fatsoeneert en modelleert. Ja, levenservaring doet het ons, doet althans veel, maar niet alles, want wij zijn geen slachtoffers van hetgeen er met ons gebeurt. Dan zouden velen daarin eene veront schuldiging vinden. Zij die, ziende op hun jeugd, en daar ontdekkende een jongeling, een uiaagd, met een hart en hoofd vol reine gedachten, en wetende dat zij nu zich laten leiden door onheilige stemming, zouden het recht hebben om te zeggenJa, dat ben ik wel; dat hooge leven, vol heiligheid en liefde, stond wel als een heerlijk ideaal mij voor oogen, maar de omstandigheden hebben mij zoo doen veranderen; zij hebben van mij gemaakt, die ik nu ben. Er zijn jonge menschen, wier hoofd en hart vol was van stoute verwachtingen, ook om het goede, dat zij zouden doen, en die nu geworden zijn als een wrak dat waarde loos neerligt op het strand. Er zijn men schen, die bij het zien van het portret hun ner jeugd, zich niet schamen dat zij zóó zijn achteruitgegaan, maar dit wijten aan de omstandigheden. Zie, levenservaring is machtig, kneedt ons, ’t is zoo, maar wij moeten niet zijn een willoos voorwerp, waarmede zij alles doen kan wat zij wil, zoodat een mensch niet zou wezen dan der golven speelbal. Levenservaring kneedt, fatsoeneert, maar onder dit kneden heeft het kind der aarde, zelfbewust, te toonen, dat er in hem eene kracht is, uit hoogere kracht gesproten, die het harte steikt; het geloof in zich zelven verhoogt; zoodat hij heer wordt der om standigheden en van deze eischt dat zij hem dienen zullen. Levenservaring moet worden ondergaan; maar worden gebruikt als eene les om te komen tot steeds edeler levensopenbaring. Friescie Courant. Wij hebben thuis een aantal portretten van de huisgenooten en de familieleden. Dat is mogelijk, nu het photographeeren zoo goedkoop en zoo goed gedaan wordt. Heel dikwerf komt het album waarin allen ge plaatst zijn, voor den dag en brengen wij in gedachten aan allen een groet, Onder die portretten vindt ge er van enkelen, die ver van ons verwijderd zijn, ook van enkelen, die reeds door den dood ons werden ontnomen. Laatst met het huisgezin weer die reeks portretten bekijkende, kwam mijne vrouw in eens voor den dag met de vraag: „Wil ik jelui allen eens wat bizonders laten Zij ontsloot haar linnenkastje en er ook een soort album uit voor 4 por tretten slechts. Het waren alle photographieën Ook het laatst genomene was er in, i ook één, dat zij pas had gekregen van broer en door hem jaren lang zuinig bewaard. Het stelde mijn persoontje voor in jongensjaren. Ja, nu herinnerde ik mij, dat op ongeveer 15 of 16 jarigen leeftijd, een portret gemaakt was bij gelegenheid van de was geheel vergeten Heplc. NieuwM. v. Fr. Sneek. Gisterenavond werd in ’t café de „Nieuwe Doelen” de algemeene ledenver gadering gehouden van de Kaatsvereeniging „Sneek”, welke matig was bezocht. Na bespreking werd o.a. besloten pogingen bij het Gemeentebestuur aan te wenden een ander terrein te krijgen voor de wekelijksche oefeningen in den volgenden zomer; vooral de ijsbaan werd een geschikt terrein genoemd. Wegens aftreding van den heer B. J. Boerrigter en het bedanken door den heer R. Gorter, werden tot bestuursleden benoemd de heeren W. Hoekstra en R. Tjallema. De rekening over het afgeloopen jaar be droeg in ontvangst f 418,8 75, in uitgaaf f 413,025 en het batig saldo alzoo f 5,85. In deze rekening was niets opgenomen be treffende de op Pinkstermaandag gehouden Bondskaatspartij, waarvan de ontvangsten heb ben bedragen pl.m. f 1400 en de uitgaven pl.m. f 1000» Workum, 13 Dec. Door den Burgemeester dezer gemeente, is met ingang van 1 Jan. a.s. aan Wigle W. de Boer, agent van politie alhier, op verzoek, eervol ontslag verleend. 10 December. Voor eene tamelijk goed bezochte openbare vergadering van „Patrimonium” trad gisterenavond, in het lokaal Rehoboth, de heer N. Diemer van Dronrijp, als spreker op, met het onderwerp „Welke houding heeft Patrimonium aan te nemen tegenover het Socialisme?” Na eene inleiding door den afdeelings- voorzitter, bekwam de spreker van den avond het woord, die begon met te verklaren, dat zijn onderwerp eenige wijziging behoefde, en het moest luiden: „Welke houding heeft de christen-arbeider aan te nemen tegenover het Socialisme Ds. Diemer hield eene gloedvolle rede, die echter, wat zeer te betreuren was, wat al te veel aan den kansel herinnerde. Meer in overeenstemming met het onder werp, en den aard der vergadering, ware het zeker geweest, wanneer in de eigenlijke rede het principieele verschil in bovenge noemde richtingen niet alleen, maar ook het nut en de werking daarvan in de practijk was aangetoond geworden. Gelukkig bracht het debat nog veel te recht. Dit werd geopend door den heer W. C. de Jong, die eerstens den afdelings voorzitter op eenige onjuistheden in diens openings-speech wees (welke deze, na ook van een anderen debater een veeg uit de pan te hebben genoten, flinkweg erkende) en vervolgens den spreker meer tot het onder werp bracht door een paar pertinente vragen. Daarna werden door de heeren Limborgh en Kroese eenige woorden tot den spreker gericht. De eerste vertolkte het gevoelen van een goed deel der vergadering, door de op merking, dat er weinig leerzaams was ge sproken. Volledigheidshalve noodigde dr. Limborgh daarom den spr. uit, alsnog eenige quasi-socialistische vragen te beantwoorden. De woorden van den heer Kroese bewogen zich mede op hetzelfde gebied. Van de debaters sloot ds. Schoemakers de rij met eenige welwillende woorden aan adres van den spreker. Zooals wij reeds opmerkten, was het debat interessanter dan de rede. Eerst door het antwoord aan den heer De Jong, en later door dat aan de andere debaters. Want of schoon de spreker door een handigheid de lachers op zijne zijde kreeg, nam dit toch niet weg, dat de antwoorden aan de heeren L. en K. eene meer besliste bespreking van het onderwerp inhielden, en zoodoende de vergadering meer werd bevredigd, dan aan vankelijk het geval was. Met gebed door den heer Damstra ge opend, sloot ds. Schoemakers met dankzeg ging deze vergadering. De Banier. Men schrijft uit Hoog-Soeren Tel-. In de bosschen van tevens jachtveld van wilde zwijnen uit Duitschland hierheen vervoerd losgelaten, met het doel de voortteeling dezer dieren te bevorderen. De omwonenden, wier kinderen zich vaak in de bosschen ophouden of daar door moeten trekken om zich naar school etc. te begeven, zijn met deze ongewenschte gasten natuurlijk alles behalve ingenomen. Ook de wandelaars zullen zich daar des zomers niet gerust meer gevoelen, al weet men, dat de bosschen, waar de wilde zwijnen zich thans ophouden, gedeeltelijk afgerasterd zijn.” Het komt ons voor, dat er wel wat over drevens in dit bericht schuilt. In vele bosschen in Duitschland, zooals o.a. in het Teuto- burgerwoud komen wilde zwijnen voor, die volstrekt niet gevreesd worden, tenzij in den bronstijd. En de afrastering hier zal dan wel voldoende verzekering opleveren. Gisteravond is een gedeelte van den toren te Oorschot een 60 meter hoog reuzen bouwwerk uit de 13e eeuw, ingestort. Eene geweldige steenmassa kwam op het gelukkig verlaten marktplein terecht, zoodat geen persoonlijke ongelukken te betreuren zijn. Vermoedelijk zijn de klokken, het uurwerk en het orgel der R.-K. kerk vernield. Eenige omwonenden ontruimden reeds hunne huizen, uit vrees voor verder instorteu der nog staande drie muren» Bolsvardsche Courant r

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1904 | | pagina 1