Nieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
Joh.Rueb, Tandarts
Nieuwestad Deinumer Suupmarkt 65,
LEEUWARDEN,
Consult te Sneek eiken Dinsdag
6*. fcftSTSjti’
KASSIERS en COMMISSIONAIRS
in EFFECTEN
.Marktpleinno.324.
1904.
43ste Jaargang.
jnt Donderdags en Zondags.
ZONDAG 25 DECEMBER.
Haar tachtigste verjaardag.
Vrede op aarde!
Kantoor te Bolsward
•5
il!
J. J. LEMSTRA,
Grootzand, BOLSWARD.
VOOR
Afzonderlijke
treurig en een
bewierooken
van
om
F
vreugde in
was
d
e>
je
m
tö.
g’
ri
aa
gt
zo;
lif
h
v
-
;en?
>en vol?
den avond
hoek van
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
ze zouden weldra
eens
eens
maar
men zal er
103 uur Suupmarkt 97.
te Leeuwarden, Heerenveen, Joure,
Bolsward en Sneek.
Dagelijks geopend van 9 tot 7 uur,
l
een
1=1
nt
ill
w
isj
eè
rï
o
1
met den arm
gezegdtoen
bron
want haar leven
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Vervol
gens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
op en gejaagd, vlug zegt ze Dank u, tanteke,
ik zal ’t onthouden, maar o, ik kan niet aan
treurigheid denken op ’toogenblik. ’k Moet
verder, ’t nieuws aan Jeanne vertellen maar
tanteke, u moest het ’t eerst weten van alle
maal, zelfs voor mijn boezem-vriendin. Dag
tanteke.en weg is ze weer, luid-stommelend
op de trap, onderaan nog eens roepend
Da-ag 1
Tante blijft alleenonwillekeurig neemt
ze Stans’ portret op van den schoorsteenmantel
en gaat er mee zitten.
Wat is ’t een mooi meisje, wat mooie
trotsche trekken; schrandere, groote, eerlijke
oogenéén stuk lente, denkt tante. Ze heeft
Stans zoo bijzonder lief, omdat die haar zoo
aan eigen jeugd doet denken. Dezelfde natuur,
uitbundig van vroolijkheid, maar ook dezelfde
trotsche wil, zich niet willende neerbuigen,
voor niemand. En nu staat Stans voor het
zelfde tijdperk in haar leven, waarin tante
eens was, met dezelfde zonnige vooruitzichten.
Wéér ziet ze zich het gevierde, schoone
meisje, vol geest en levenslust, met wie
iedereen zoo graag praatte, danste. En zij,
o, ze was coquet, Stans had het daareven
immers nog gezegd ze liet zich zoo graag
bewierooken, hoorde zoo graag de honderd-
en-een lieve woordjes aan, die haar toegefluis
terd werden. Ze lachte er om, maar toch
groeide ze er in, vond ’t heerlijk. Haar
leventje was vol geluk, vol zon, van’t eene
pretje in ’t andere en zij fladderde er luch
tigjes doorheen, tot zij hem ontmoette, den
blonden, grooten, ernstigen man. Wat had
ze zich tot hem aangetrokken gevoeld, van
’t eerste oogenblik af dat hij met haar sprak.
Hij was zoo anders dan de anderen, praatte
met haar als met zijns gelijke, die hem be
grijpen moest; behandelde haar niet als het
vlindertje. En zij begreep hem en was er
zoo trotsch op, deelgenoote te zijn van alles
wat hem betrof. Wat hoorde ze hem graag
vertellen van zijn verre reizen, en hoe voelde
ze zich tot tranen toe geroerd als ze hoorde
hoe eenzaam hij altijd geweest was.
En toen hij haar op een avond vertelde,
dat hij1 altijd naar geluk gezocht had, zonder
het te vinden, maar dat hij nu meende het
gevonden te hebbentoen hij haar daarop
zoo ernstig en geroerd had aangekeken en
heel zachtjes vlindertje had gezegd toen
had ze zich met een jubelkreet in zijne armen
gestort en daar geschreid, tranen van geluk,
zooals ze nog nooit gekend had. Toen was
alles zon om haar heen geweesthaar ouders
hadden hem vriendelijk opgenomen in hun
kring, plannen voor de toekomst werden er
gemaakt. Zij zou met hem meereizen naar
Lmerika, zijn klein vrouwtje, waar hij zijn
groote fabrieken had. En ze zou zijn huisje
vullen met gezang en vroolijkheid en ze
'jouden zoo gelukkig zijn.
Zoo vervloog de tijd, en
gaan trouwen. Zij, ze was soms we]
bang voor zijn ernst en vooral wel
ongelukkig, als ze hem niet begreep
hij zei dan ’t Is niets, jij bent ook mijn
klein, vroolijk vlindertje.
Toch werd hij wel eens
beetje ongerust, als hij haar zag fladderen
door de balzaal, zich nog steeds latende
l en alles wat haar zoo gezegd werd
verzamelde als schatten.
Toen, eens op een avond had ze een speel
zieke bui en dacht nu eens aan iedereen te
mnnen laten zien, hoeveel haar aanstaande
nan van haar hield en hoe ze hem om haar
inger kon winden. Een jong ventje maakte
laar ’t hof en ze liet ’t maar toe, op-
aande in dat gevaarlijk spelletjeze danste
Beds door met hem. Heel ernstig had Frans
lar een paar maal aangekeken, eindelijk
ïvraagd, of ze nu niet eens even bij hem
nu komen zitten praten. Hij danste zelf
ioit, daar hij een stijf been had gehouden
t een zeer gevaarlijke operatie, toch bege-
Idde hij haar altijd naar haar bals en meestal
aatten ze dan een groot stuk van den avond
men, gezellig gezeten in een
aruit ze de zaal konden overzien.
jMaar zij Hé, laat me toch dansen ’t is
b’n heerlijke wals en meteen wendde
zich van hem af. O, hoe had ze toch zoo
eeselijk kunnen doen tegen haar lieveling!
Hij was toen weggegaan, maar kwam terug
A haar thuis te brengen. In ’t rijtuig hadden
gezwegen dicht bij huis had hij alleen
ivraagdHeb je me niets te ze
.iets, had ze koppig geantwoord,
Ze. was nu oud geworden en vierde vandaag
haar tachtigsten verjaardag. Maar nog altijd
had zij de lieve glimlach én uitdrukking op
haar gezicht, die zoovele menschen getroost
en bemoedigd had in hun leven. Want waar
ze kwam, bracht ze vreugde en warme
gezelligheid mee. En iedereen kende haar,
van de oudste der familieleden tot het kleinste
achternichtje, dat nog in haar wiegje lag en
kraaiend en lachend de armpjes naar haar
uitstak, als ze binnen kwam.
Hoevelen had ze niet geholpen in haar
leven! De jonge meisjes met hare eerste
désillusies, hoe wees ze die niet zacht en
Vriéndelijk terecht en vertelde haar van haar
vierde zij haar 80en verjaardag,
ze nu in haar leuningstoel met
haar lieve oogen in-vergenoegd de kamer
rondkijkend, vol bloemen, geschenken, van
al haar kinderen. Zoo noemde ze hen zoo
graag haar kinderen. Hier een handwerkje
van haar achterkleinnichtje, een zes-jarige
peuter met vroolijke blauwe oogenzie, hoe
netjes ze steekje voor steekje in elkaar zette
om ’t speldenkussentje voor tante te bewerken.
Tante moest eens weten wat een tranen,
moeite en zuchten het had gekost, als de
ongeduldige vingertjes fouten maakten en
moeder ’t streng weer uithaalde.
Daar een teekening van haar jongstezuster’s
oudste, een aardig stillevenhij is in de
laatste klasse H. B. S. en zit nu voor zijn
eind-txamen, maar vindt toch nog gelegenheid,
in deze drukke dagen iets voor tante te maken.
Morgen tanteke, van harte, van harte
gefeliciteerdDe deur gaat open en een
frisch, jong blond, achttienjarig meisjeskopje
met guitige bruine oogen komt om den hoek
kijken.
Dag Stans, hé, je doet mij schrikken
Kind, wat heb je me weer bedorven met je
beeldig geborduurden zakdoek, veel te mooi
en coquet voor zoo’n oud besje als ik lang
zamerhand ben.
Och tanteke, (haar omhelzende) u wordt
nooit oud, en coquet (met haar vinger drei
gende) is u altijd geweest en zelfs nu nog!
Stoute meid, zegt tante, terwijl ze voor
zich in den spiegel kijkt en even de door
de onstuimige omhelzing losgeraakte grijze
krulletjes op haar voorhoofd glad strijkt.
Ja, tante, ik ben wel vroeg, maar ’t is
omdat de zon zoo helder schijnt en ik zoo
vroolijk ben, zoo vroolijk, dat ik de heele
wereld wel omhelzen kan
Weer springt ze op en volgt er zoo mogelijk
nog onstuimiger omhelzing dan de eerste.
VerKnjgbaar bij
eigen jeugd, zoo vo] eenzaamheid en alleen-
staan, doch vol vreugde voor haar-zelf, door
haar leven voor anderen. En de jongens in
hun moeilijkheden ze kwamen tot haar in
vreugde en rouw, ze was ieders vertrouwe
linge en beschermengel.
Een zoet geheim van een jong meisje,
jongen man, jong moedertje, tante Lize
was de eerste die ’t wist en nooit verraden
zou. Wel gaf zij dan een blik van verstand
houding, een bemoedigend knikje dat beduidde
J ij en ik, wij weten ’t wel, hé
Dit was haar een bron van
haar eenzaamheid
eenzaam geweest.
En nu
Daar zat
Tweeduizend jaren geleden weerklonk over
de velden van Bethlehem de blijde mare
dat er vrede zou zijn op aarde voor de men
schen van goeden wil. Tweeduizend jaren
zijn sinds dien voorbijgegaan; de vrede op
aarde, wij kennen haar niet! Wanneer wij
een blik om ons heen slaan, wanneer wij
eens zien hoe het toegaat op de wereld, dan
vragen wij ons af wat er geworden is van
de schoone voorspelling.
In Mantsjoerije liggen de velden bezaaid
met de lijken van duizenden en nog eens
duizenden jonge mannen, die in verwoeden
strijd hun leven lieten, niet ter verdediging
van godsdienst, huis of haard, maar ter vol
doening aan de eerzucht van enkelen, die
er niet naar vragen of zij duizende menschen-
levens daaraan opofferen, er niet naar vragen
hoevele vrouwen zij maken tot weduwen,
hoeveel kinderen tot weezen.
In Indië vallen slachtoffers na slacht
offers als gevolg der offensieve politiek,
geen bevordering der beschaving.
In Turkije wordt gemoord en gebrand en
geroofd; volkeren worden tegen elkaar opge
zet; van het hooge ideaal ,z Vrede op aarde”
geen spoor.
De Vorsten van Europa wapenen hunne
volkeren tot de tanden, alles om der wille
van den lieven vrede, die daarin schijnt te
bestaan, dat men de volkeren ten gronde
richt onder niet meer te dragen belastingen.
De Parlementen ontaarden in kijfgelegen-
heden, waarin wordt gevochten en gescholden,
zooals slechts de vischmarkt te hooren en te
zien geeft.
Onverdraagzaamheid neemt hand over hand
toe; Frankrijk staat aan den rand van een
godsdienstoorlog.
De verhouding tusschen patroon en werk
nemer wordt steeds slechterstaatsonderdruk-
king staat als gevolg daarvan, voor de deur.
Vrede op aarde; wij vragen er om, maar
hebben haar niet!
Zeker, zoolang een menschenhart zal klop
pen in menschenborst, zoolang zal er strijd
zijn. Geboren met hartstochten en neigingen,
zal ons leven een strijden zijn tegen het
kwade, een vechten voor het goede. Zoolang
een menschenkind ademen zal, zoo lang wij
moeten zoeken naar vrede, niet naar een
wereldvrede die men niet vinden zal, maar
naar eene vrede in zich en om zich. Een
streven naar het goede, het ware, dit alleen
zal de vrede kunnen brengen, eene vrede,
die ieder voor zich kan verwerven, wanneer
het hem daarmede ernst is.
Vrede op aarde, het is geen ijdele klank,
wanneer wij er aan denken dat deze werd
toegezegd: den menschen van goeden wik
In het laatste ligt de waarde der toezegging
wij moeten zijn van goeden wil. Het góede
betrachten, zoo voor ons, als ten opzichte
van anderen, het goede nastreven, zooveel in
ons vermogen is, het goede doen, waar wij
het te doen vinden, daarin ligt het geheim.
Ieder onzer kan den vrede machtig worden
wanneer hij wil, hij kan aan zich bewaar
heid zien het vrede op aarde, een vrede die
meer waard is, dan alle schatten die iemand
kunnen worden in den schoot geworpen.
Vrede op aarde, het is geen leuze, voor
wien haar weet te vinden.
Laat ieder onzer haar zoeken,
slechts gelukkiger door worden.
genden morgen had hij ’t weer gevraagd.
Neen, had ze wederom geantwoord. In haar
koppigheid redeneerde ze toen: Zoo’n kleinig
heid kom, ze was toch vrij te doen en te
laten, wat ze wilde, voor zoo’n kleinigheid
wilde ze geen excuus vragen. Van ’t één
kwam ’t anderhooge woorden vielen er, ze
wilde niet toegeven. Toen bleef hij eenige
dagen weg.
Eindelijk bracht de post haar een brief,
’t Was een afscheid, een afscheid aan zijn
illusie. Hij sprak zoo ernstig met haar, zei
haar, dat hij zoo echt gelukkig met haar
geweest was, maar dat hij nu de toekomst
niet met haar durfde ingaan, na hun laatste
besprekingen. Vooral nu ze niet wou inzien
dat 't verkeerd was. Hij kon zóó niet met
haar leven zonder doodongelukkig te worden.
Dus was hij maar weggegaan, op weg naar
Australië, gaan reizen om zijn zinnen te
verzetten. Terwijl ze dezen ontving, was hij
al midden op zee. De laatste regelen vloeiden
over van een zoo groote smart en eenzaam
heid, dat ze wanhopig was geworden. Toen
was ineens tot haar gekomen haar schuld,
haar slechtzijn. Toen had ze woest gehuild,
om haar Frans geroepen, vergeving gesmeekt
het was onherroepelijk te laat. O,
die vreeselijke woorden te laatZe wilde
hem nareizen, maar waarheen Waar hem
te vinden Waarom had hij geen adres
achtergelaten
Haar ouders, broers en zusters hadden
diep medelijden met haartroosten echter
konden ze haar niet, dat kon alleen hij, die
nu ergens op zee rondzwalkte.
Toen kregen ze op een avond een couran
tenbericht in handen de boot, waarmee hij
vertrok, was vergaan in een vreeselijke mist,
aanvaring, alleen gered dan volgden eenige
namen.
De zijne was er niet bij.
Dus wel onherroepelijk, onherstelbaar te
laat. Hoe het nieuws aan hun kind mee te
deelen Toch, het moest; wie weet zou het
na den eersten slag haar misschien geen rust
geven, te weten, dat hij niet meer leefde
Toen had haar moeder haar het vreeselijke
verteld in een schemeruurtje, vertrouwelijk
om haar heen. Ze had niets
ze zoolang stil bleef zitten,
dat men haar eindelijk moest wakker schudden,
zag men, dat ze bewusteloos was. Nu kwamen
maanden van vreeselijke ziekte hersenaan-
doening. Ze was steeds buiten bewustzijn en
men vreesde ’t ergste. Maar haar veerkrach
tige, jonge natuur behaalde de overwinning.
En na jaren van stil in zichzelf gekeerd zijn
kwam langzamerhand in haar het verlangen,
haar leven te geven aan allen, die haar lief
en dierbaar waren. Haar zusters, vroeger wel
eens een beetje afgunstig van de schoonheid
en de voorrechten der oudste, die nu lang
zamerhand zelf gingen trouwen, moeders
werden, kwamen gaarne bij haar om raad of
riepen haar goeden smaak te hulp. En zoo
werd ze ieders vertrouwde, ieders lieveling.
Want altijd was ze bereid te helpen en niets
was haar te veel. En toen de kinderen ouder
werden en hun lipjes tante Ize konden preve
len was ze zoo trotsch en gelukkig, alsof
het haar eigen waren.
Hierdoor was ze niet alleen in haar leven
vol drukte en zorg voor anderen. Ze kon
zich toch niemands vrouwtje denken dan van
haar Frans welnu, dat was voor altijd voorbij
door haar eigen schuldnu wilde ze hem
en zijne nagedachtenis trouw blijven. Zoo
was ze geworden, die ze was. En nu, terwijl
ze op dezen zonnigen morgen dit alles nog
eens overdacht, vond ze, dat haar leven toch
eigenlijk heel gelukkig was geweest. Ook
dezen dag kwamen allen weer jong en oud,
haar geluk te wenschenze luisterde
tevreden, had voor ieders belangen ooren.
En toen ’t avond was, voelde ze zich erg
moe en ging gelukkig te bed.
Den volgenden morgen, toen men haar
als gewoonlijk een morgenbezoek kwam bren
gen, vond men haar ingeslapen met dien
vredigen trek op haar gelaat.
Rustig, kalm, zooals haar leven geweest
was, was tante Lize de eeuwigheid ingegaan.
(Zbl. Avp.J
Crvardsclie Courant
et
t-'M-