Nieuws- en Advertentieblad
Bols ward en Wonseradeel.
Verschijnt Donderdags en Zondags. 44ste Jaargang.
No. 4.
1905.
31
DONDERDAG 12 JANUARI.
RINNENLAND.
VI S O HZ.
I
VOOR
Afzonderlijke
veertien dagen
schel visch
’s-Gbavenhage,
7 Januari 1905.
den WelEM Gestrengen Heer
Burgemeester van Boteward.
HULDEBLIJK
aan H. M. de Koningin Moeder Emma.
element
ruimte.
mer
ge-
k
gepet als
een partij
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
naar de kade. Daar is
beweging. Het lossen
geluk dat de staat hier heeft
en zich niet heeft gestoord aan
en de protesten der vroegere par-
Noch de visschers, noch
voeren er
kantoren
ingericht
vergunning.
Keeren wij terug
alles al drukte en
gaat vlug; de manden met tarbot, tong,
schol enz. worden met een loopje over een
smalle plank aan land gesleept. Een of
twee man dragen de mand in het gebouw
en storten hem uit op een der vele vier
kante vloervlakten.
Loop niet in den weg, de mannen hebben
haast; als deze trawler gelost is kan er im
mers weer een andere binnenkomen en dan
hebben zij kans ook daaraan iets te verdienen.
f 1,50 voor het lossen van zoo’n schip
is niet te veel, vooral niet in den tijd van
schelvisch en kabeljauw, wanneer niet zelden
de vangst dan eenige duizende schelvisschen
beloopt. Maar ook is er haast bij ’t werk.
De afslag zal zoo beginnen, op zij dus, zoo
je niet besmeurd wilt worden door vischslijm,
waarvan de vloer letterlijk drijft. Een paar
waterdichte laarzen, klompen of lederen slob
kousen zijn hier aan te bevelen.
Opmerkelijk dat hier zoo heel weinig
vrouwen medewerken. In Rotterdam bij den
afslag werken meer vrouwen dan mannen.
Klets... daar werpt de losser een mand
visch op den vloer. Het zijn tongen, eêl
goedje, voor de fijnproevers met goede beurzen.
De man bukt zich over de tongen en met
kennersoog begint hij ze te sorteeren.
Hier werpt hij neder de groote-, daar de
middel-, aan deze zijde tweede soort middel
en ginds de kleine tongen. O, dat sorteeren
gaat kwiek, geen oogenhlik twijfelt de man
Door een vriendelijke hand werd ons toe
gezonden no. 9 van het tweewekelijksch
blad In en om Kennemerland, waarin een
interessant artikel voorkomt omtrent de visch-
afslag te Ymuiden, hetwelk wij welde moeite
waard vinden om het te brengen onder de
oogen van onze lezers.
Het luidt aldus:
„Kwam nu een visscher, die voor viermaal
honderd jaren
Heeft met zijn kleine boot het eenzaam
IJ bevaren,
laagje ijs, visch, ijs, papier, het deksel er op
genaaid, een merk er aan, de mand wordt
door de breede deuren gedragen in den spoor-
waggon, die na afloop alle manden met snel
heid vervoert naar België, Duitschland, Frank
rijk en alle hoeken van Nederland. Men
weet niet waarover zich het meest te ver
bazen, over de orde die er heerscht, of over
de vlugheid, waarmede hier gewerkt wordt.
Niet zoodra is de afslag afgeloopen of werk
lieden komen, openen de waterleidingskranen
en spuiten alle ongerechtigheden, door men-
schen en visschen achtergelaten, weg. Ver-
kooper en kooper kunnen afrekenen aan het
kantoor, waar alle betalingen geschieden. De
bepalingen betreffende de afrekening zijn zoo
gemakkelijk mogelijk gemaakt. De verkooper
moet 5 °/o van den verkoop storten voor
kosten, terwijl den kooper 3 °/0 korting wordt
toegestaan. Kleine vischkoopers, de z. g. n.
vischventers zijn niet altijd in staat a con
tant te betalen, maar dat behoeft ook niet,
zij hebben het recht acht dagen na den koop
het verschuldigde te voldoen. Sommigen,
die te goeder naam en faam bekend staan,
wordt een betalingstermijn van
toegestaan.
Wat een
ingegrepen
het verzet
ticuliere afslagers,
de vischkoopers wenschen dan ook den toe
stand van vroeger terug. Wij zullen dien
toestand niet in herinnering behoeven te
brengen, maar menig café is toen ter tijd
getuige geweest van de meest heftige en
weerzinwekkende tooneelen, die gewoonlijk in
het nadeel van den visscher afliepen.
Welk een schoone toekomst is er wegge
legd voor IJmuiden als visschersplaats, maar
ook als voorstad van Amsterdam.
Wat zou hij denken?”
Zoo dachten wij toen we op een vroegen
zomermorgen ons te IJmuiden bevonden in
de groote afslaghal. Wat zoo’n visscher
van 4, 5 eeuwen terug zou denken Hij zou
meenen te droomen, of in een tooverland te
zijn aangekomen. Zoo’n ontzaglijke massa
visch als daar in één etmaal wordt aange
bracht, zoo’n hoeveelheid heeft een visscher
uit dien tijd nimmer gezien, misschien alleen
in zijn visscherlijke droomen. Maar we be
hoeven waarlijk niet zoo heel ver terug te
gaan om een verbazend verschil op te merken
tusschen nu en vroeger. Wij herinneren
ons immers den tijd nog zeer goed, dat de
platboomde vaartuigen van Scheveningen,
Zandvoort, Egmond en meer dergelijke vis-
schersplaatsjes hun vangst aan het strand
brachten, een vangst, die toen rijk heette en
nu maar povertjes wordt genoemd. Maar laten
we ons niet verdiepen in wTat was, zien wij
liever wat is. ’t Is nog vóór zessen in den
morgen. De visschershaven ligt stil aan de
eene zijde, waar een vloot van Schokkers,
Botters en Loggers gereed ligt om straks
zee te kiezen; aan de Noordzijde der haven
is reeds drukte en beweging. Tal van stoom
trawlers liggen met hun koppen tegen de
kade gemeerd en zijn bezig hun vangst uit
de ruimen te halen. Beneden wordt de visch
met ijs, waarin ze ligt in manden geschept
of geraapt en door de lossers in het afslag-
gebouw gebracht.
Welk een kolossale hal, dat gebouwLangs
de kade strekt het zich uit, breede schuif
deuren geven, van die zijde toegang. De
vloer is van ijzerhard cement verdeeld in
verscheidene vakken, afgeschoten door een
stevig hek. Midden door de hal loopt een
pad, zoodat alle vakken te bereiken zijn. De
gevel aan de landzijde bevat evenveel breede
uitgangen als de tegenoverliggende gevel.
Langs de landzijde ligt een spoorlijn, zoodat
de goederenwaggons voor die deuren kunnen
komen en zoo hun lading visch kunnen ont
vangen. Rond het geheele gebouw loopt een
gaanderij, twee breede trappen en een lift
heen. Op de gaanderij komen uit
en pakhuizen, terwijl er tevens is
een Café-Restaurant maar zonder
ADVERTENTIEPRIJS; 50 Cts. van 1—7 regels. Vervol
gens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Hepk. NieuwM. v. Fr,
Workum. Bevolking. Op 1 Jan. 1904
2043 m. en 2136 vr. Vermeerderd door
geboorte met 60 m. en 54 vr. en door
vestiging met 143 m. en 127 vr. Vermin
derd door overlijden met 20 m. en 29 vr.
en door vertrek met 169 m. en 147 vr.,
zoodat de bevolking op 31 Dec. 1904 be
droeg 2057 m. en 2146 vr., totaal ver
meerderd met 19 zielen.
Er werden 32 huwelijken voltrokken.
Pas een ruime week geleden stak er
een geduchte storm op, welke groote schade
aanrichtte en enkele menschenlevens vielen
te betreuren, of Vrijdagavond wakkerde de
wind weer aan, welke overging tot storm, ja
zelfs op sommige tijden als een orkaan woedde
en stevige gebouwen op hunne fondamenten
deed schudden. Vele schade werd aan daken
en schoorsteenen toegebracht. Pannen werden
dezen keer bij duizenden neergesmakt en vele
van hunne plaatsen weggeschoven.
De timmerlieden hadden den volgende
gen druk werk met het herstellen van
leden stormschaden.
Het zeewater was in zeer korten tijd aan
merkelijk opgewassen en had zelfs een onge
wone hoogte bereikt. Gelukkig hielden onze
zeedijken krachtig stand tegen het woeste
-i en bleef het water binnen de beperkte
Naar aanleiding der voor bovengenoemd
doel alhier gehouden collecte is bij de Bur
gemeester dezer Gemeente, het navolgend
schrijven ontvangen.
JFelEdel Gestrenge Heer,
Voor weinige dagen mocht ik het geschenk
ontvangen, door het Nederlandsche Volk voor
mij bijeengebracht als een Huldeblijk bij ge
legenheid van mijn 25-jarig verblijf in Neder
land.
De grootte van dit geschenk heeft mij
verrast en verblijd. Verrast, omdat ik nim
mer had kunnen verwachten, dat zoo van
alle zijden en door alle standen aan dit Hul
deblijk zoude worden deelgenomen. Verblijd,
omdat de aard van het geschenk mij gelegen
heid geeft de Stichting Oranje-Nassau’s Oord,
welke mij zoozeer ter harte gaat, meer nog
dan tot heden toegankelijk te kunnen stellen
voor minder vermogenden.
Ik waardeer, meer dan door mij in woorden
kan worden uitgedrukt, de gevoelens van
liefde welke het Nederlandsche Volk mij
toedraagt, en oprecht dankbaar ben ik voor
al het goede, dat ik in Nederland heb ge
vonden.
Het is mij eene ware behoefte allen te
danken, die hebben medegewerkt en bijge
dragen aan de hulde mij in den aanvang
van het afgeloopen jaar gebracht. Slechts
zeer weinigen heb ik persoonlijk mijn dank
kunnen betuigen; daarom wend ik mij tot
U WelEdel Gestrenge met het verzoek,
namens mij aan allen in Uwe Gemeente,
die, op welke wijze ook, mij bewijzen gaven
van liefde en trouw, daarvoor openlijk hart
grondig dank te zeggen.
Moge voor het Vaderland, dat mij zoo
lief is, en voor het Nederlandsche Volk,
waaraan ik mij innig voel verknocht, en dat
ik in de 25 jaren die ik doorbracht in zijn
midden steeds meer heb leeren liefhebben
en hoogachten, onder Gods zegen eene ge
lukkige toekomst zijn weggelegd.
(w. g.) EMMA.
Stiens, 9 Jan. De koopman B. alhier had
een bok in het land loopen, die sedert half
December spoorloos was verdwenen. AHes
werd afgezocht, de slooten werden nagezien,
de politie met de vermissing in kennis gesteld,
alles echter vruchteloos. Maar eindelijk, na
17 dagen, is het dier teruggevonden onder
het kippenhok van een molenaar, dat onge
veer 30 cM. boven den grond was gebouwd.
Hier had het liggende een schuilplaats gevon
den en kon er niet infer vandaan komen,
zoodat het ook al dien tijd zonder voedsel
was geweest. De bok .leefde nog wel, maar
kon niet meer loopen en was geheel verma
gerd. Met de meeste zorg wordt het dier
thans opgepast, zoodat men het spoedig weer
in goeden welstand in het land hoopt te zien
en dan „de bok mar oan ’t tou.”
Lemmer, 9 Jan. In den nacht van Vrijdag
op Zaterdag was het hier een nooodweer. Een
N.W. storm beukte onze kusten. De oude
Lemmernachtboot, Vrijdagavond om 8 uur
van Amsterdam vertrokken, kon het niet
verder brengen dan tot Marken; de kapitein
achtte zich toen genoodzaakt te ankeren en
den dag af te wachten. Eerst om 2 uur Zater
dagmiddag kwam deze boot hier binnen.
Het zeewater was hier Zaterdagmorgen
door den storm tot de buitengewone hoogte
van ruim 22 d.M. boven A.P. opgezweept.
Al de buitendijks gelegen landen liepen onder.
In Friesland zijn thans 125 zuivel
fabrieken, waarvan 26 voor eigen rekening
of onder een firma, 13 door naamlooze ven
nootschappen worden gedreven en 86 op
coöperatieven grondslag zijn gevestigd.
Kimswerd, 9 Jan. In 1898 werd alhier
op ’t kerkhof een steenen doodkist ontdekt,
welke destijds naar Leeuwarden is opgezonden.
Verleden week stiet de doodgraver weder op
steenachtigen grond, en meenende, dat hij
hier de fundamenten der kerk, (1 M. er van
verwijderd) had aangeraakt, maakte hij de
steehen stuk, ’t Bleek echter, dat zich ook
hier oen steenen kistje bevond, dat gediend
had voor een kinderlijk. Beide kisten stonden
in dezelfde richting van W. O., met een graf
tusschenruimte. ’t Kistje was te veel bescha
digd, om als oudheid in bewaring te worden
genomen. Waarschijnlijk bevinden zich op
die hoogte nog meer steenen doodkisten.
Joure, 9 Jan. Door de gemeente-politie
werd heden alhier in beslag genomen een
valsch kwartje, klaarblijkelijk van lood ver
vaardigd, doch overigens zoo bedriegelijk
nagemaakt, dat het bijna niet van een echt
25 cents stuk was te onderscheiden. Het
muntstuk vertoonde aan de eene zijde den
beeldenaar van II.M. de Koningin, waar
omheen het opschrift„Wilhelmina Koningin
der Nederlanden” en aan den anderen kant
het jaartal 1897 waarboven de woorden:
25 cents. Zelfs de rand was behoorlijk ge
karteld.
of hij een le of 2e soort middeltong te
pakken heeft en zijn ze gesorteerd, zie dan
de soorten maar na of er ook groote onder
de middel, of kleine onder de groote loopen.
Geen nood, 's mans oög en hand zijn zoo
geoefend, dat een fout even onmogelijk is,
als een verkeerde steek door een naaimachine.
De groote tongen worden straks bij de 20
tegelijk afgeslagen, middel dito bij de 30,
2e soort middel- bij de 40 of 50 en kleine
tongen bij de 100.
Tarbotten, daar komen ze aangezuld met
het reusachtig zeebanket, wat kolossenDat
is de groote tarbot, die bij 2 tegelijk worden
verkocht; de middel- bij de 5 a 6; kleine
middel- bij de 10 a 12 en kleine tarbot
gaan bij de 25 a 30 tegelijk.
Schollen worden heel netjes in 4 soorten
verdeeld: Groote, middelsoort, zet, en kleine
schol. Van de laatste soort is er in den
zomer gewoonlijk een groote hoeveelheid even
als van scharren. Deze twee soorten worden
in kisten gestort die ieder zoo wat 35 K.G.
kunnen bevatten. Partijen van 100, 80, 60
kisten zijn volstrekt niet buitengewoon.
Daar liggen ze eindelijk behoorlijk gesor
teerd en netjes uitgespreid op den steenen
vloer als het linnengoed bij den bleeker.
Het is zes geworden en de hal stroomt vol
koopers. Langzaam drentelen de liefhebbers
langs de vakken en monsteren de waar. En
kelen zien er nog loom en traag uit, ’t is
nog zoo vroeg, ze staan tegen de houten
leuningen of hangen er over.
De bel luidt. De afslag begint. Er komt
leven in de koopers, ze reppen zich naar de
plaats waar de afslager zal beginnen, alle
loomheid en slaperigheid is er opeens uit,
want je moet geen kind zijn, om op dien
afslag te koopen. De afslager ziet er wel
gedaan uit, een uniformpet en een paar lederen
slobkousen geven hem iets imponeerends, de
naschrijver eveneens geschoeid en
zijn collega, staat tegenover hem,
tarbot ligt tusschen hen beiden.
Twee tarbotten, groote, zestig, negen en
vijf, acht en vijf, zeven en vijf, zes en vijf,
vijf en vijf, vier en vijf, drie en vijf, tut,
tut, tut... hoe langer zoo sneller, als water
druppels vallen de getallen tusschen zijn lip
pen vandaan, dertig, negen en twint...
„Mijn”, wordt er geschreeuwd uit den hoop,
’t Is even stil. De kooper en de som worden
genoteerd. Verder gaat het.
10, 20, 30... 80 kisten. Veertig, negen
en dert, acht, zeven, zes, vijf, vier, drie,
twee, een, dert.
„Mijn!” klinkt het weer.
„Hoeveel?” Ik pak er maar 20 van!
Zoo gaat de verkoop voort tot acht uur
en dan is er pauze. Nu, de afslager ver
dient wezenlijk wel een uurtje rust. Twee
uren achtereen getallen te moeten uitstooten
met een ongeëvenaarde snelheid is alleen mo
gelijk voor hem, die zich in deze bezigheid
dagelijks oefent. Uren aaneen gaat het voort
en men staat verbaasd hoe ’s mans stem
banden dit jaren kunnen uithouden.
Sta je er als leek bij, dan is het onmoge
lijk te weten te komen, hoeveel en tegen
welken prijs er gekocht is. Dat gaat zoo.
De afslager zet den prijs in. „Twee tarbotten,
tachtig, zoo begint hij. Dat wil zeggen 80
halve guldens. Nu telt hij met 1 halve
gulden af en roept een kooper „mijn”,
dan zwijgt natuurlijk de afslager. Om echter
alle moeite en verschil te voorkomen geeft
de afslager twee woorden toe aan den kooper.
Mijnt deze dus op 20, dan wordt hem 18
in rekening gebracht, d. i. 18 halve guldens
of f 9. Dat afslaan per halve gulden ge
schiedt als de waarde der partij boven de
f 5 is. Onder deze som, wordt ingezet met
stuivers en met 1 stuiver afgeslagen. Begint
de afslager met 40, tdan is dat 2 gulden,
wordt er gemijnd op 20 dan is gekocht voor
18 stuivers.
Schar en kleine schol wordt per kist af
geslagen en ieder kooper is vrij, hoeveel
kisten hij van de partij wil nemen. Daarom
vraagt de afslager na het „mijn”, hoeveel?
Afslaande en mijnende trekt de troep van
de eene partij naar de andere, de heele hal
door. De verkochte partijen worden gemerkt
door een briefje: „Jacob”, „Gerrit”, „Zwaan”
enz. Terwijl er nog wordt afgeslagen, worden
de verkochte partijen reeds bijeengebracht.
Manden, ijs en perkamentpapier liggen
al gereed.
Een mand, perkamentpapier er in, een
Bolswardsclie Courant