Nieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
Verschijnt Donderdags en Zondags. 44ste Jaargang.
1905.
No. 7.
REDE DE CLERCQ.
ZONDAG 22 JANUARI.
VOOR
de
mij ook al
Bloe-
,/Onze
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts.
geus 10 Cts. per regel. Overigens
er bij in te wonen, indien
Zij zouden ook niet meer
van de jongere
zal dus voor den gewonen
van 17 regels. Vervol-
naar plaatsruimte.
aan ieder bij een ge
niet blijmoedigheid zal hij
in plaats van zooals
Er zijn, zegt Spreker, mij hier en daar
nog al eens bezwaren voor de voeten ge
worpen, o.a. dat de erfenissen dan kleiner
zullen worden, als daar telkens zooveel af
moet voor het rijk. Dit acht hij niet goed
geredeneerd. Er zullen misschien minder
groote, doch meer middelmatige erfenissen
komen, daar de welvaart algemeen zal toe
nemen. Het stelsel, dat onze Bond voorstaat
heeft vooral dit voor op dé buitenlandsche,
dat er geen ambtenaren appart voor noodig
zijn. In Duitschland bijv, moét voor de ad
ministratie 5 millioen gerekend worden op
de 24 millioen. Men moet vooral geen meer
ambtenaren creëeren, die menschen, ja zijn er
noodig, maar produceeren niets, en dus hun
bedrijf gaat ten koste van T algemeen.
Dan is mij ook al eens gevraagd, waarom
ik zoo speciaal ’t oog hield op den arbeider,
den gewonen werkman? en ik antwoordde,
dat 9/10 der maatschappij tot dien stand
behoort, en dus dat groote deel meer gewicht
in de schaal moet leggen, dan het kleine
tiende deel. Toch wil ik ook deze laatsten
het pensioen toekennen, 1°. om de recht
vaardigheid, 2°. om het gemakkelijke en
3°. om er het karakter van aalmoes aan te
ontnemen. In Denemarken betalen gemeenten
en rijk ieder de helft der kosten van het
pensioen en er is ’t eerste jaar 4 millioen
kronen disponibel gesteld doch in elke ge
meente moet een commissie van 10 personen
onderzoeken of het noodig is, dat pensioen
wordt uitgekeerd. Ieder moet zijn finantiën
bloot leggen en waar ’t blijkt dat dit niet
geheel nauwkeurig geschiedt, wordt men voor
altijd geschrapt. Daar worden lijntjes ge
trokken: veel gemakkelijker is het, ieder die
den leeftijd bereikt, het toe te kennen. Liever
één wet voor allen
zijn van
Omtrent de kosten heeft men mij ook al
dikwerf angstig willen praten, doch ik blijf
er bij, het zal wel meevallen. De 300.000
menschen boven de 65 jaren leven thans
ook, de liefdadige instellingen, armbesturen,
particuliere liefdadigheid, dat alles beloopt
met elkaar ook heel wat. De kerkgenoot
schappen zullen er voorzeker baat bij vinden,
door van veel armenlasten ontslagen te zijn
en ook de gevangenissen zullen minder be
volkt worden. Prof. Drucker te Leiden heeft
n.l. een rijkstoelage
vorderden leeftijd.
Die bejaarden te helpen is een sociale
plicht en de vervulling van dezen plicht
zal in velerlei opzicht de maatschappij ten
goede komen. Dochmen schroomt de
kosten, men ziet op tegen deze uitgaven en
daarom is nog steeds getalmd met het in
dienen eener wet op het algem. staatspensioen.
Ik vraag echter, rekent men ook wat het
kost, als er eens een oorlog uitbreekt? Neen,
dan neemt men slechts, want, zegt men, het
moet. Welnu, wij roepen ook het staatspen
sioen moet komen, het geld is er wel en ’t
kan er wel gemakkelijk voor gevonden wor
den. De luxe uitgaven voor oorlogstoebe-
reidselen bedragen 237 millioen, en zou er
dan geen 60 millioen zijn voor de ouden
van dagenMaar hooren wij de enquête
commissie, die berekende slechts f 3 per
week pensioen en kwam op 30 millioen en
was eenparig van oordeel, dat het daarom
niet kon. Ik zeg u, riep Spreker uit, dat
het wel kan, en dat het moet!! Voor een
veel edeler doelwit dan oorlog, dat verderf
en vernieling beoogt, zouden geen schatten
beschikbaar zijn? ’t Is schande.
Meen trouwens niet, dat het geld aan een
pensioen voor den ouden dag besteed, ver
loren kapitaal is, lang niet, het keert terug
in de handen der neringdoenden. De bestem
ming van het geld is, te dienen als ruil
middel, en vooral wanneer het besteed wordt
tot onderhoud van deze grijsaards, heeft het
die bestemming ten volle. Die menschen
eten en leven er van, het geld blijft in de
samenleving. En behalve dat de handel er
van zou profiteeren, zou er ook, wanneer
den ouden rust werd gegund, meer werk
komen voor den arbeider.
Om nu als in Duitschland, den arbeider
zelf te laten bijdragen voor zijn later pensi
oen, dit wil onze Bond niet en vooral daarom
er bij den arbeider in den regel
Om het den werkgever geheel
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
niet, wijl ’t
niet aanzit.
of gedeeltelijk te laten betalen, ook dit lokt
ons niet aan, want het zou de industrie
drukken of op den arbeider verhaald worden
en die loonsheknibbeling, waarlijk dat mag
ook niet.
Ik wil ’t geld nemen waar het zit, zegt
Spreker en omdat, zooals ik in den beginne
zei, de werklui hun geheele leven werken
voor de opstapeling van de kapitalen, wil ik
het ook juist van die stapels nemen en wrel
van de erfenissen. Die erfenissen zijn, wel
beschouwd, opgestapeld kapitaal door ’t voor
geslacht bijeengebracht en nu wil ik de rechte
linie nog laten blijven als thans, maar de
erfenissen in de zijlinies en de legaten aan
vreemden zoo belasten, dat daaruit komt,
.wat er voor pensioen noodig is. De neefjes
en nichtjes krijgen dan iets minder, maar ’t
blijft toch altijd nog een buitenkansje. Er
wordt in ons land jaarlijks 286 mill, vererfd
en daarvan 110 millioen in de zijlinie. Die
oudjes hebben veel meer recht op die nala
tenschap dan nichtjes en neefjes, die soms
niet eens wisten, dat zij nog een suiker
oompje hadden, althans er niets voor gedaan
hebben om tot dat bezit gerechtigd te zijn.
En men doet er Nederland geen kwaad mee.
Het bewijs kan men zien in Indie. Vroeger
leverde dit groote baten aan 't moederland
en men zei, dat ons land er niet buiten
kon. Nu reeds vele jaren door de Atjeh-
oorlog moeten wij bijpassen en och, ’t gaat
er al evengoed om.
De toestand van den arbeider is thans zoo,
dat hij eigenlijk aan zijn ouden dag niet
mag denken, het is een onmogelijkheid om
zich daar iets goeds van voor te stellen, doch
wat zal het voor hem een troost en bemoe
diging zijn, te weten dat hij op zijn ouden
dag bezorgd is. Het vooruitzicht dat dan
het zwoegen uit is, geeft hem moed geheel
zijn leven lang en
zijn werk verrichten,
nu, met bezorgdheid het oud zijn te zien
naderen.
Ik stel mij voor, zegt Spr., dat velen dier
oudjes, die nu van ’t platteland naar de steden
zijn getrokken omdat ze daar beter werk
konden vinden, dan weer naar hun geboorte
plaats terugkeeren en met f 300 of zoo beide
echtgenooten nog leven met f 500 kunnen
ze op het land heel wat doen. Wat zal het
een genot zijn, dan zelf nog wat te kweeken
in een eigen tuin of akker, zelf baas en
meester te zijn,
gen te vragen, werd alleen gebruik gemaakt
door den heer Th. H. v. d. MECLEN. Deze
had Spr. met genoegen gehoord, doch toen
indertijd Ds. Reynders van Dantumawoude
hier ter stede sprak, stelde deze het eenigs-
zins anders voor. Die wilde beginnen om
ieder boven de 65 jaren een pensioen van
f 3 's weeks te garandeeren, en de heer de
Ciercq wil beginnen met boven 85 jaar f 6
te geven om dan later den leeftijd trapsge
wijze lager te brengen. Ik moet zeggen, dat
een begin eerst boven 85 jaren al zeer weinig
bate zal brengen bij den werkenden stand,
daarom lokt mij het idee van Ds. Reynders
meer toe. Ik zou gaarne willen weten, wat
in dezen het streven van ’t hoofdbestuur
van den Bond is.
De heer DE CLERCQ antwoordt hierop,
dat het hoofdbestuur zijn sprekers slechts
opdraagt propaganda te maken voor ’t begrip
dat staatspensioen voor ouden van dagen een
plicht is, die op de maatschappij rust. De
details van uitvoering worden aan elk naar
bestweten overgelaten en het kan best wezen,
dat de regeering eerlang wel met heel andere
voorstellen komt. Op practische gronden meen
ik bezwaar te zien om direct met 65 jaren
te beginnen, niet omdat ik het niet graag
zou willen, maar omdat ik vrees, dat er dan
niets van zal komen.
Om slechts f 3 per week te geven, lokt
mij ook niet toe, omdat de ouden dan nog
slechts half geholpen zijn, en juist doordat
halve begin zal men de zegenrijke uitwer
king niet gevoelen.
Mij dunkt, men kan gemakkelijk beginnen
met 3 millioen beschikbaar te stellen, en
dan is er een begin. Ik vrees dat het bij
't indienen en behandelen van de pensioen
regeling wel op een loven en bieden zal
gaan, doch Dr. Kuyper heeft gezegd met
milde hand te willen geven. Blijft deze aan
’t bewind, of zoo niet, dan hoopt Spreker
op een de pensioenregeling even goed gezind
opvolger, en dan hoopt hij dat men het er
wel door zal krijgen dat het goed wordt, en
het bestreden wordt uit de successie.
zou de huishoudelijke
verhouding in ’t workmans gezin zijn, indien
’t pensioen geregeld ware. De arbeiders die
al meer dan genoeg hebben om voor hun
kinderen te zorgen, zouden dan ontheven
de zorg hunner ouders, ja in vele
gevallen zouden die oudjes zoo’n gezin tot
steun zijn, door
zij ’t verkozen.
als concurrenten optreden
werkkrachten er
werkman meer gelegenheid zijn om aanwerk
te komen; het zou in vele gezinnen, als
men van de zorg van de bejaarde ouders
ontheven was, minder noodzakelijk zijn dat
de jeugd al mee moet helpen verdienen, dus
van de zijde der kinderen ook al weer minder
concurrentie tegenover den gewonen arbeider.
De loonstandaard zou er iets door verbeteren,
wat ook een zegen zou zijn, de koopkracht
der bevolking zou er door stijgen, 't geen
den handelsstand weer ten goede kwam.
Gij ziet het, mijne hoorders, de Bond vraagt
niets verkeerds, aan politiek, de Voorzitter
heeft het terecht reeds opgemerkt, wordt niets
gedaan, allen kunnen medewerken, allen
kunnen samenwerken. Dr. Kuyper heeft
gezegdwij willen de ouden van dagen hel
pen, niet met schriele, doch met milde hand.
Alle partijen, het geheele Nederlandsche volk
moet den eisch stellen aan de regeering:
„Er moet staatspensioen voor allen komen.”
De Bond gaat goed vooruit, reeds 35000
leden zijn aangesloten, dit moet 100000
worden om de regeering de overtuiging te
geven, dat het werkelijk een volkswensch is.
Het is trouwens een vreemd verschijnsel,
dat de ambtenaren der regeering, en van vele
gemeenten ook al,in de gelegenheid zijn
gesteld, zich een pensioen te verzekeren, doch
ik noem het een wanbegrip, dat de directe
voortbrengers, de werklieden, worden uitgeslo
ten. Waarom niet allen pensioen? Ieder is
als ambtenaar te beschouwen in onze groote
maatschappij, want alle bedrijven zijn noodig,
door de samenleving.
Het is een dwaalbegrip, dat alleen staatsamb
tenaren, ontvangers, onderwijzers, officieren en
dergelijke pensioen noodig hebben. Ieder heeft
dat noodig, ook de vrouw, want hare roeping
is in de maatschappij even gewichtig als die
des mans. De lichamelijke en geestelijke
opvoeding der kinderen berust veel meer in
hare hand dan in die des mans, vooral in
den arbeidersstand, waar de man buiten het
gezin moet werken. Man en vrouw staan
gelijk in dit opzicht, nog niet eens gesproken
van de vele weduwen, die de taak van vader
en moeder alleen moeten vervullen.
Wie 40 jaren gewerkt heeft aan de wel
vaart van Nederland, die zijn krachten heeft
geofferd in ’t belang der maatschappij is
waard en heeft er recht op, dat als die krach
ten zijn versleten, hij op kosten van die
maatschappij een rustigen ouden dag bekomt,
en daarom geachte hoorders, wek ik U allen
op tot aansluiting bij onzen Bond, die recht
en billijkheid voorstaat. (Applaus.)
Van de gelegenheid om nadere inliehtin'
En dezen toestand wil de Bond in ’t leven
roepen en het kan gemakkelijk. Er behoeft
geen ambtenaar meer om benoemd te worden.
De wet op de successierechten bestaat, die
wat verhoogen, de Burgemeester controleert
den leeftijd, de postkantoren kunnen ’t uit
betalen. Er is slechts noodig een besluit
van de Staten-Generaal om allen boven zekeren
leeftijd een gelijk bedrag te doen uitkeeren.
Er zijn volgens de statistiek in ons land
pl. m. 10,006 personen boven de 85 jaren
en ’k wilde al dadelijk beginnen met die
allen 300 per jaar uit te keeren. Dit zou
een begin zijn en 3 mill, vorderen. Gelei
delijk kan dan de leeftijd lager gesteld worden
alnaar de finantiën het toelaten, om zoo te
komen tot een algemeen pensioen voor den
ouden dag.
Ik vraag C, mijne hoorders, is dat een
utopie? Ik zelf antwoord: neen, het kan als
men het maar wil. De ware wil is er niet,
men denkt zich niet in, in den vreeselijken
toestand. De gemeenschappelijke inrichting
onzer maatschappij heeft er toe geleid, dat
de werkman niet ten volle krijgt uitgekeerd,
wat hij produceert en dat is een onrecht, dat
moet hersteld worden, de ouden hebben in
hun moeitevol zwoegen en werken ten volle
verdiend, dat de gemeenschap hen voedt, nu
zij niet meer kunnen, en zij ook niet meer
behoeven te werken.
Hoe geheel anders
De Afdeeling Bolsward van den Bond voor
Staatspensioneering hield Woensdagavond eene
openbare vergadering in „De Doele”. De
opkomst was niet groot te noemen, een klein
honderdtal toehoorders waren aanwezig.
De Voorzitter der Afd., de heer VIS, opende
de vergadering en verklaarde, dat deze Af
deeling het noodig heeft geacht in eene
openbare vergadering nogmaals een spreker
te laten overkomen om propaganda te maken
en er op te wijzen, wat het is: „oud en
arm te zijn”.
De Bond voor Staatspensioneering voert
een blanco vaandel, hij doet niet aan poli
tiek, zoodat ieder zich bij ons kan aansluiten.
Heden zal de heer De Ciercq van
mendaal het onderwerp behandelen
plicht tegenover 't voorgeslacht".
De heer DE CLERCQ begon met te zeg
gen, dat hij niet alleen is gekomen, hij heeft
zijn staf meegebracht, n.l. een 25Aal platen,
die spreken wel, wat het zeggen wil, oud
en behoeftig te zijn.
(Deze platen, prachtige aquarels van
Heyerbroek, zijn voor ’t front opgesteld.
D.eze platen geven typische schetsjes van
„ouden van dagen". Grijze, gekromde, ge
brekkige oudjes, vrouwen zoowel als mannen,
die nog met werken, venten, ja bedelen of
erger aan den kost zien te komen.)
Het ligt in ’s menschen gemoed voor
jeugd te zorgen, voor het toekomstig ge
slacht, de liefde van ouders voor hun kin
deren is in ’t hart gegrift, en een goede
samenleving in de maatschappij eischt zulks
ook, maar zij die ons voor gingen, hebben
ook hun kinderen lief gehad, groot gebracht,
zij hebben voor hun kroost gezwoegd, zich
opgeofferd vaak, en dezen moeten nu niet
vergeten worden door ons. Dat is de snood
ste ondank die bestaanbaar is. En al zijn
die oudjes nu niet juist onze ouders, dat
doet er niet toe, in de maatschappij moeten
wij voor en bij en met elkander leven.
Deze oudjes, waarvan Heyerbroek er eenige
op doek gebracht heeft, zij zijn er in ons
land ten getale van 300,000 boven de 65
jaar. De staat doet voor deze oudjes niets,
armhuizen, werkhuizen, en als zij uit wan
hoop wellicht de hand uitsteken naar eens
anders goed, dan is de gevangenis er nog.
Die ouden hebben afgedaan, de jongeren
hebben hen op zij gedrongen) en de
maatschappij, waarvoor zij hun geheele leven
hun krachten hebben gegeven, verstoot hen
als onnutte wezens, ja zelfs hun eigen kin
deren vergeten hen menigmaal en laten ze
aan hun lot over.
Maar mijne hoorders, die ongerechtigheid
mag niet blijven bestaan, dat kan, mag en
moet zoo niet blijven. Tegen buitenlandsche
vijanden, die er niet zijn, wordt uit voorzorg
bij oorlog en marine millioenen uitgegeven,
voor een binnenlandschen vijand, die er is,
de honger van den ouden dag, wordt niets
gedaan. Mijne hoorders, het is een dure
plicht, te zorgen voor het voorgeslacht.
De Bond voor Staatspensioneering wil die
oude, arme, ongelukkigen helpen, door voor
ieder een staatspensioen te trachten te be
komen, en wel voor iedereen op een be
paalden leeftijd, om er het karakter van een
aalmoes aan te ontnemen. Die oude men
schen hebben aan de maatschappij meer ge
geven, dan zij ontvingen. De statistieke
cijfers bewijzen het, dat het maatschappelijk
kapitaal vermeerdert, door de werkkrachten
in ’t generaal, en dat opleggen van het
kapitaal wordt slechts bewerkstelligd en
mogelijk gemaakt door de werklieden, de
nijvere werkbijen, die voorraad aan brengen
en er zelf al heel weinig van genieten. Die
oudjes hebben hun beste krachten gegeven
en meer verdiend dan hun loon bedroeg.
Anderen hebben zich met een deel van hun
zweet verrijkt, de maatschappij, de gemeen
schap is door hen verrijkt en wat is er nu'
billijker dan dat hen een pensioen worde
uitgekeerd. Zij hebben er het volle recht op.
Het gaat evenwel niet aan, voor ieder af
zonderlijk te bepalen, welke verdiensten hij
aan de maatschappij heeft bewezen, wat ieder
heeft voortgebracht en genoten, doch dit
kan slechts in doorslag beraamd worden.
Onze Bond wil nu die oudjes helpen. Ook
Pr. Kuyper, thans eerste minister, wil dit.
Bolswardsche Courant
I
ii
t'
i