Nieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
Mijn eerste patiënt
1||
Verschijnt Donderdags en Zondags. 44ste Jaargang.
1905.
No. 9.
ZONDAG 29 JANUARI.
BINNENLAND.
VOOR
Afzonderlijke
zijn
van
toevallig hier
buiten
gelederen»
Het stond
om en liet
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
briefje bracht.
briefje voor u, dokter
zei ze en reikte mij tus-
paar natte vingers het epistel
Beroepen
Kerk), dr. J. H. de Muinck Keizer te Mee-
den. Met den beroepene stonden op het
drietal ds. Offerhaus te Britswerd en ds.
Buursma te Tiel.
het portier.
en kletterend breekt
man op straat, om
werd om
echter alle gevoel
verliezen, greep ik
boek en begon er
Het begon al te schemeren, toen mijn
kostjuffrouw mij een
Hier is een I
van het kasteel,
schen een
over.
Zoo, van
uit. Wacht
Neen, dokter, de
gaan, alleen zei hij, dat
en keek onbemerkt
Nu herkende ik
de jongste zoon van
een troepje jongelui voorbijkwam,
zoo, dacht ik, ben jij dat, ventje
enfin zorg maar, dat gij m’n eerste patiënt
niet wordt.
Tegelijk reed ook de veearts Walter voorbij,
die door de jongelui werd aangehouden en
een vroolijk gesprek met hen scheen te
voeren, waarbij de jonker soms lachend naar
mijn venster keek.
Ik was er hard aan toe, den goeden
koeiendokter zooals hij hier genoemd
zijn praktijk te benijden. Om
van eigenwaarde niet te
een geneeskundig hand-
ijverig in te studeeren.
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 17 regels. Vervol
gens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
het kasteel, riep ik verwonderd
men op antwoord
man is weer heenge-
u zeker wel gauw
zou komen. Ik heb natuurlijk ja gezegd.
Nieuwsgierig bleef zij staan dralen. Ik
had het briefje al opengemaakt en las: Ge
achte dokter, kom u aanstonds naar het
kasteel, de baron heeft een ongeluk gehad,
het been is gebroken. Breng alles mee wat
ge noodig hebt.
De baron heeft een ongeluk gehad, riep
ik haastig, gauw, juffrouw Heins, gauw mijn
overjas.
De oude juffrouw sloeg van verbazing de
handen in elkaar. De baron, herhaalde ze,
een ongeluk gehad, wat zou hem overkomen
zijn. Ik dacht, dat hij naar de stad was.
Maak nu als ’t u belieft wat voort, riep
ik. Ik heb geen tijd te verliezen.
De oude bracht me m’n overjas en begon
te gelijk weer te praten.
De oude heer is zeker uitgegleden, zei ze,
misschien wel op den gladden stoep. Dat is
nu een huis vol meiden en knechts en
nog niemand denkt er aan een beetje zand
te strooien.
Ik schoot snel mijn jas aan en was de
deur al uit, toen juffrouw Heius nog bezig
was met veronderstellingen. Ik dacht op dit
oogenblik slechts aan één dingGij hebt
uw eersten patiënt en nog wel den voor
naamste van het geheele dorp en twee mijl
in den omtrek
Met haastige schreden ging ik door de
inmiddels ingevallen duisternis. De weg was
lang en het werd zoo donker, dat ik mijn
oogen den kost moest geven om niet tegen
een boom aan te loopen. Zoolang ik tusschen
de huizen doorging was het nog iets, maar
toen ik in de laan naar het kasteel kwam,
ton jk geen hand voor oogen zien.
,/Zou de Standaard daarmede niet op de
hoogte zijn?
z/Brielle kan haar dan iets leeren.”
//Zou er in de coalitie dan toch iets hom
meles zijn? Men zou ’t bijna moeten denken,
nu de stemming in het district Brielle de
Rotterdammer ook de aansporing in de pen
geeft om veiligheidshalve toch vóór Juni
nog maar zooveel mogelijk van den oogst
binnen te halen.
z/Laat” roept zij uit //onze Kamer
meerderheid toch verstaan, althans de leden
die werken kunnen en werken willen,
dat’tgansche vaderland op hen ziet, vóór de
dagen van Juni aan breken,
//Wordt vóór Juni de herziening van de
Lager-Onderwijswet tot meerdere subsidieering
van de bijzondere scholen niet in veilige
haven gebracht en mocht de uitslag in Juni
tegenslaan, wat moeten dan onze Christelijke
scholen, waarvan menig bestuur en menige
onderwijzer zoo reikhalzend naar een verdere
verlossing van druk uitzien, aan vangen?
z/Wij verwachten van ons Christelijk Ka
binet niet nog iets, maar veel.
//Welnu, de Regeering heeft de Kamer met
wetsontwerpen als het ware overstroomd.
//Moge de activiteit der kundige mannen
onder onze Kamerleden althans enkele ont
werpen, waarnaar ons Christenvolk verlangt,
nog doen tot stand brengen.”
Wij begroeten dezen angst als een goed
voorteeken, dat de linkerzijde tot moed en
ijver moge aansporen. Arnh. Crt.
Een eenigszins aangeschoten bleekers-
baas uit Loosduinen had bij een stalhouder
in den Haag een rijtuig genomen om er
wat mee te toeren. Na van 10 tot 11 te
hebben rondgereden en ergens te hebben
//aangelegd”, had de man genoeg van de
Residentie en gaf den koetsier te kennen,
dat hij nu naar huis wou. //Heel goed”, zei
de koetsier, //als je eerst betaalt”. //Neen”,
was het antwoord, z/je zult me nu eerst
naar Loosduinen rijden en dan zal ik zien,
wat ik doe”.
Begrijpelijkerwijs had onze koetsier daar
niet veel zin in, weshalve hij naar zijn baas
reed om dezen over het geval te raadplegen.
Deze was het volkomen eens met zijn knecht
en sommeerde het //vrachtje” op te dokken.
Onze vriend, die eerst de koets al was uit
gewaggeld en bij die gelegenheid met zijn
hoofd vrij onzacht tegen de straatsteenen
was aangekomen, sprong echter weder in
de vigilante en verklaarde, pacifiek tegen
de kussens geleund, te zullen afwachten, tot
hij in Loosduinen was. Dat was zijn recht,
verklaarde hij. En als de baas dat niet goed
vond, dan zou hij in het rijtuig blijven,
onverschillig waarheen dit ging, desnoods
in den stal.
De baas, die onzen klant echter liever
niet in den stal zag, gaf den koetsier den
raad naar het politiebureau te rijden en den
onwilligen betaler /Zer uit te laten d...”
En zoo ging het in gestrekten galop naar
de Groenmarkt. Stilgehouden. De koetsier
naar binnen. Een agent houdt de wacht.
De man in de koets vraagt, naïef-verwon-
derd//Voor welk hotel houden we hier
stil steekt het hoofd uit het raam en
roept//Portier een sigaar De agent ver
waardigt zich niet te antwoorden.
Daar verschijnt een tweetal rustbewaar
ders. Zij openen het rijtuig en bevelen onzen
vriend met hen mee te komen. Deze blijft
zitten. De agenten grijpen hem aan.
z/Met welk recht verstout ge u, de hand
aan mij te slaan”, declameert de bleekersbaas
en klemt zich vast aan
Een ruk, een vloek,
een ruit en staat de
weldra in het bureau te verdwijnen.
Wat daar achter de schermen gebeurde,
bleef voor de buitenstaande menigte langen
tijd een geheim, totdat de koetsier, van
vreugde stralend het gebouw verliet. Hij
had zonder deurwaarder of andere moeilijk
heden het geld losgekregenf 4,50 voor
het ritje en 50 cents voor de gebroken ruit.
En de bleekersbaas kreeg gratis nacht-
logies om zijn roes uit te slapen.
(Vad.)
te IJsbrechtum (Ned. Herv.
Eindelijk had ik mijn doel bereikt, maar
als ik gedacht had, de vensters van het
buitengoed helder verlicht te vinden, was ik
in de war. Alles was donker en stil.
Op de plaats blafte me een hond aan en
een ruwe mannenstem riep
Wie is daar
Ik ben ’t, de dokterantwoordde ik.
De dokter? vroeg de man, met verwon
dering in zijn stem. De dokter van ’t dorp
Ja, ja, maak nu voort, zei ik, en wijs
mij den ingang. Ik kan hier niets zien.
Nu draaide de man een lantaarn open,
zoodat ik in het volle licht stond.
Ik ben de huisknecht, zei hij, maar er is
geen mensch thuis. De baron is op reis en
de jonker blijft op ’t ijs.
Niemand thuis De baron op reis riep
ik verbaasd. Maar ik ben toch bij hem ont
boden, en nog wel met de boodschap, dat
er haast bij was. Hier heb je ’t briefje.
Ik haalde het briefje uit mijn zak en
hield het bij de lantaarn. Kom u aanstonds
naar het kasteel. Baron heeft een ongeluk
gehad, het been is gebroken, las ik. Wat
moet dat nu beteekenen?
Eenige oogenblikken zweeg de huisknecht
en zei toen
Laat me het schrift nog eens zien.
Ik gaf hem het briefje. Hij knikte toe
stemmend met het hoofd.
Ja, ja ie, is zoo, mompelde hij, ze heb
ben een grap met u uitgehaald, dokter.
Een grap? riep ik uit, wie durfde dat
wagen
Ik ken die hand, antwoordde de huis
knecht, misschien kunt u wel denken, wie
hier van zulke streken houdt.
Toch niet de jonker? vroeg ik.
Ik heb niets gezegd, antwoordde de oude
op een toon, die mij iederen twijfel benam.
Het is goed, zie ik, laat hij zich in acht
nemen, dat ik hem bij gelegenheid niet eens
te pakken krijg. Om me zoo’n onbeschaamde
poets te bakken en den naam van zijn eigen
vader voor zoo’n kwajongensstreek te mis
bruiken. Laat hij voorzichtig zijn.
Ja, dokter, maar alles welbeschouwd is
het briefje toch niet gelogen. Ziet u, het
oude rijpaard van den baron heeft een poot
gebroken en dat paard heet Baron, ziet u.
De koeiendokter is met den koetsier juist
in den stal. Hij zegt, dat het dier den poot
heeft gebroken en dat er niets anders opzit,
dan het beest te slachten.
Hoewel ik nog kwaad was over de bedrie
gerij, stelde ik toch belang in het arme beest.
Is het paard veel waard? vroeg ik.
Nu, hij is al oud, dokter, maar ’t is nog
altijd een mooi beest en de baron zal hem
missen. Hij weet nog niets van ’t geval af,
’t is vanmiddag pas gebeurd. Ik geloof, dat
ie liever een bankje van duizend zou geven
dan Baron kwijt zijn.
Mag ik het paard eens zien? vroeg ik.
Wil u maar even meegaan.
Hij lichtte mij voor naar den stal.
Er zit niets anders op, koetsier, hoorde
ik zeggen. Het dier is niet te genezen.
Toen ik binnenkwam, zag ik twee man
nen staaneen er van was de oude veearts,
die mij nieuwsgierig aankeek.
Hier is dokter Muller, zei de huisknecht
tot den koetsier, hij was toevallig hier en
wou Baron eens zien.
Goed, heel graag, zei de koetsier beleefd.
U bent ook heelmeester?
Is ’t een slechte breuk? vroeg ik.
Een slechte breuk antwoordde de veearts
ontstemd over mijn inmenging. Dat juist
niet, maar toch slecht genoeg om niet meer
verholpen te kunnen worden. Dat weet ik
het beste.
Ik liep naar het paard toe.
overeind op drie pooten, keek
een klagend gehinnik hooren.
Kunt ge dien poot niet zetten? vroeg ik
den veearts.
Zetten? antwoordde hij minachtend. Wie
heeft er ooit van gehoord, dat een paard
een poot gezet werd.
Daar heb ik van gehoord, antwoordde ik
scherp, daar zijn toon me niet aanstond.
Welnu, doe gij het dan maar! riep hij uit.
Goed, ik zal het probeeren, zei ik be
daard, natuurlijk onder voorwaarde, koetsier,
dat uw heer iets aan het paard gelegen is.
Ach, dokter, ’t is zijn lievelings-paard,
ontzie toch geen moeite.
Nu, dan zal ik ’t probeeren l
Ja probeer het maar, spotte de veearts.
Zonder hem verder antwoord te geven,
trok ik mijn jas uit en begon, terwijl de
veearts er bij stond te lachen. Het is vol
doende te zeggen, dat ik den poot, na hem
onderzocht te hebben en bevonden, dat hij
niet gebroken was, gelukkig gezet kreeg.
Het dier scheen mijn bedoeling te begrijpen
en wreef zijn neus dankbaar over mijn hand,
toen ik het streelde, om het kalm te maken,
ook gedurende zijn operatie hield het zich
heel rustig. Een goede week later ging ik
nog eens naar het beest zien. De zaak mar
cheerde prachtig en het paard werd weer
geheel beter. De baron was in de wolken
over den gunstigen uitslag. Wij werden
goede vrienden en de vriendschap van den
baron maakte me tot een gewild geneesheer
op het dorp. Weldra mocht ik me zelfs ver
daarbuiten in een drukke praktijk verheu
gen. Dit alles had ik aan mijn eersten
patiënt te danken.
Noordwolde, 25 Jan. De mazelenepidemie
met verschillende ziekten in haar gevolg, is
hier nog stëeds heerschende. Nog dagelijks
vraagt de ziekte haar offers en brengt menige
familie in rouw. Zaterdag j.l. werden vier
kinderen tegelijk begraven, terwijl er nog
vier dood boven aarde stonden. Bij enkele
patiënten is de ziekte voor de tweede maal
geconstateerd, terwijl bij velen longontsteking
keel- en nierziekte als naziekten voorkomen
die dan ook als directe oorzaken zijn te be
schouwen van de vele sterfgevallen.
Beetsterzwaag, 26 Jan. Heden zijn door
eenige heeren jachtliefhebbers niet minder
55 konijnen geschoten.
Lemmer, 26 Jan. Door den N. W. wind
is hedennacht al het ijs, dat voor onze haven
zat, naar zee afgedreven, en was hier heden,
zoover het oog reikt, in zee geen ijs meer te
zien. De salonboot //Bolsward” van de Hol
land-Friesland lijn kwam hier hedenmiddag
12 uur van Amsterdam binnen, en daar deze
boot het ijs in onze haven opbrak, konden
onze visschers hedenmiddag weer ter visch-
vangst uitzeilen.
Hevk. Nieuwsbl. v. Fr.
Sneek De directeur-generaal der posterijen
en telegraphic maakt bekend, dat met ingang
van 1 Februari 1905 het locale telephoonnet
alhier wordt opgenomen in het telephoon-
verkeer met de Belgische en Duitsche plaatsen,
welke tot de telephoongemeenschap met het
Rijkstelephoonbureel aldaar toegelaten en in
den Rijksgids vermeld zijn.
De cijfers der verkiezing in het dis
trict Brielle zijn voor de pers der regeerings-
meerderheid een tegenslag. In 1901 was
bij de eerste stemming het verschil tusschen
de stemmencijfers der heeren Goedkoop en
Vegtel 43 en thans tusschen die der heeren
Roodhuijzen en Vegtel 264, zoodat naar ver
houding de rechtsche coalitie er niet op
vooruitgegaan is. Enkele harer bladen, zooals
de Maasbode, het Centrum, de Rotterdammer
enz. zien met onverholen leedwezen daarin
reeds de uitwerking der linksche concentratie
m. a. w. der Zaterdag 1.1. tot stand gekomen
overeenstemming tusschen //Liberale Unie”
en //Vrijz. Dem. Bond” omtrent een ge
meenschappelijk program van actie. Conclu-
siën te trekken uit verkiezingscijlers is echter
altijd min of meer gewaagd en onzeker en
wij durven dan ook de slotsom dezer bladen
niet onderschrijven, al hopen wij ook, dat
zij juist is en in Juni daarvan het bewijs
geleverd zal worden.
Vooral de Rotterdammer is ontmoedigd en
betreurt de zelfbewuste woorden van de
Standaard van Maandag, dat //de kiezers in
het district Brielle de eer hebben een voor
postengevecht te leveren van ongemeene be-
teekenis”, en ze roept verslagen uit:
z/Als dus Brielle nu een voorspel had
moeten leveren voor den strijd van dezen
zomer, dan zou het voorspel al een zeer
droevig naspel medebrengen.
De uitslag te Brielle is echter zeer ge
schikt om de oogen van velen te doen opengaan.
z/Reeds enkele weken geleden wezen wij er
op, dat de overwinning in Juni aanstaande
volstrekt niet vaststaat.
z/De oorzaken daarvoor liggen niet alleen
buiten onze partij, maar ook binnen onze
Al bijna een jaar had ik mij te Goed-
bergen als dokter gevestigd. Het was mijn
eerste plaats en de driehonderd vijftig in
woners van het niet onaardige dorpje lieten
me al dien tijd trouw op mijn eersten patiënt
wachten.
Daarbij kwam, dat het een verschrikkelijk
koude winter was, het vroor dat het kraakte.
De dorpsjeugd vermaakte zich op het spie
gelgladde ijs van de vaart, die dicht langs
mijn huis lag. De boeren, die veel tijd en
de opbrengst van den laatsten oogst in huis
hadden, kwamen met arresleden en mooi
opgetuigde paarden de winterpret nog ver
meerderen. Het zag er recht gezellig uit
buiten en meermalen bekroop me de lust,
ook de ijzeren vleugels aan te snoeren en
me met de winterpret te vermaken. Maar
gedurende mijn afwezigheid kon mijn eerste
patiënt komen en als ik dan niet thuis was,
zou dit een slechten indruk maken.
Komaan, zei ik bij mezelf, laten we van
zulke overbodige genoegens afzien en liever
kalm verder van onze renten leven.
Op dat oogenblik hoorde ik iemand onder
mijn venster lachend zeggen
Hier woont er ook een, die
renten leeft.
Verdraaid, dacht ik, die kerel heeft mijn
gedachte geraden. Nieuwsgierig liep ik naar
’t raam en keek onbemerkt door het
venster. Nu herkende ik den spotter.
Het was de jongste zoon van het kasteel,
die met
Zoo,
Bolswardsche Courant
11'