Meuws- en Advertentieblad Bolsward en Wonseradeel. No. 25. 44ste Jaargang. 1905. Verschijnt Donderdags en Zondags ZONDAG 26 MAART. RECHTSZAAK. VOOR Afzonderlijke ver- van dankbetuigingen begon ik ben blij, afschuwelijk dronken- beklaagde. het kan- K. B. P., Paulette wendde hoofdpijn voor en ging in een de oogen sloot uit vermoeidheid, doch lette scherp op iedere beweging van ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Eranco per post 95 Cents. nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent. een ver van zij sedert hun hu- Dienzelfden sneltrein naar vroeg arriveerden zij de Rue St. Jean. hun armoede had getorscht een heel ander leventje voor haar ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Vervol- gens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Haitema, die z/niks” doopsgezind was. Haitema langen stoel liggen, deed alsof zij heeft gezien, dat ze hem in den toren brachten. I Later is 1 ’j André. Hij doch dronken liep zacht door het vertrek, om haar niet te storen, en keek verstrooid naar de ouder- wetsche gravures aan den wand. Nu nam hij het boek op, glimlachend om den witten band, langzaam begon hij er in te bladeren, het noodlottige papier viel op den grond en hij bukte zich, om het op te rapen. Paulette voelde haar hart bonzen. Het zweet stond André in groote drup pels op het voorhoofd, hij verbleekte en keek steelsgewijze naar zijn vrouw. Paulette begreep, dat ook in hem dezelfde gedachte opkwam, die zij zich met schaamte had bekend. Lafaard, die ik ben In een oogenblik stond zij naast hem. André! Hij toonde haar het papier. Ik weet alles, André, en dat wij geen van beiden zoo slecht zijn. Den volgenden dag keerde het echtpaar naar Parijs te terug, na eerst het testament bij den notaris te hebben gedeponeerd. om een familielid zoo En wil ik je eens wat ’t is heel slecht, maar ik ben erg ze dood is, ik zou niet bedroefd kunnen zijn, met den besten wil ter wereld niet. Wij zijn nu ineens rijk, wij, die nooit een cent hebben bezeten. Haar echtgenoot kon niet nalaten even te glimlachen. Nu geen hinderlijke armoede meer voortaan, waarmee zij hun leven lang hadden te kampen gehad, geen zorg meer voor extra-uitgaven, geen angst meer voor rekeningen die zouden kunnen komen. Paulette behoefde nu zelf geen hoedjes meer op te maken, heel ver nuftig in elkaar geflanst met wat oud fluweel en uitgestreken lint, zij zouden nu comfortabele woning kunnen huren dat akelige Passy, waar welijk gewoond hadden. André keek vol liefde naar zijn vrouwtje zij was in haar hart steeds een kind van weelde geweest, hoewel zij altijd moedig het juk van hun armoede had getorscht er zou nu aanbreken. avond nog namen zij den La Rochelle en ’s morgens aan het kleine huisje in de Kue öt. Jean. Men liet hen in het koude, donker gemaakte salon, waar de kist stond, bedekt met bloemen. Het vertrek was in strengen stijl gemeubileerd, het donker groene rips der gordijnen en overtrekken verhoogde den somberen indruk. Zij trachtten te denken aan de overledene en hun eigen belang geheel weg te cijferen, doch het mocht hun niet gelukken. Steeds stelden zij zich weer voor, wat zij met haar geld zouden doen en hoe zij nu hun verder leven zouden inrichten. De oude dienstbode, die gedurende de ziekte niet van het bed harer meesteres was geweken, had zich teruggetrokken bij de komst der vreemdenmet wantrouwende blikken had zij hen aangestaard, als beschouwde zij hen als vijandelijke indringers. Later op den dag kwamen de vrienden der afgestorvene, om nog een laatsten blik te werpen op haar stoffelijk overschot en daarna de armen, die zij had welgedaan, een ganschen stoet van lijdenden en onge- lukkigen. Allen betreurden haar met oprechte tranen en de echtgenooten gevoelden dat zij hier geheel buiten stonden, dat ieder hen be- Ipflï ijnheer en mevrouw De Perles keken y I elkaar aan met groote oogen, twee- rjC maal zoo groot als gewoonlijk. Voor de tiende maal minstens herlas me vrouw het volgende telegram, dien middag ontvangen uit La Rochelle en onderteekend Notaris Maurice. Hedennacht overleed mejuffrouw Rosalie de Perles, zonder testament na te laten. Kapitein De Perles, als dichtst nabestaande der overledene, wordt uitgenoodigd onver wijld over te komen om de zaken te regelen. Donderdag 27 Februari zal de begrafenis plaats hebben. Zij konden ’t zich nog maar niet be grijpen 1 Kapitein De Perles stond peinzend voor den breeden, ouderwetschen schoorsteen, nu den eenen, dan den anderen voet war mend aan het vroolijk brandende vuur. Het was al zoo lang geleden, dat hij zijn nicht voor het laatst gezien had, hij was toen nog op de militaire academie. Hij kon zich haar nauwelijks meer voorstellen. Van schrijven hield zij niet, dus hadden ze elkaar langzamerhand geheel uit het oog verloren. Die goede Rosalie, zeide de kapitein in gedachten, als ik ’t wel heb, zal zij een aardig fortuintje hebben nagelaten. Voor zich zelf was ze zuinig, behoeften had ze nietalles, wat ze besteedde, was ten bate van armen en ongelukkigenhaar eenig genoegen was weldaden te bewijzen. Ik had nooit gedacht iets van haar te zullen erven. Maar André, je bent toch eeuige erf genaam me dunkt ze was. toch veel te grootmoedig, naar alles te oordeelen wat je van haar vertelt, teleur te stellen. zegden blij, dat had zij niet bemerkt, doch geheel nuch- was hij niet, hij was gewoon met hen doorgeloopen. Ook van haar zou de verdediger wel willen vernemen of zij aan zijn spraak iets verne men kon, doch Tjeerdje zeide, dat zij een ge regeld gesprek hadden gevoerd. Hij was niet nuchter en ook niet dronken, hoe bemerk jij dat? vroeg de rechter. Tjeerdje zei, dit gauw te kunnen bemerken, als hij dronken was zou hij slingeren en waggelen en dat deed hij niet en dat hij een borrel had gehad, dat kon zij wel ruiken. Ik vind het wel wat vreemd, zoo begon Bonnet, dat deze vrouw dit thans verklaart, want zij heeft juist gezegd: Kijk ’es, daar komt P. aan, aanstouds valt hij neer. Tjeerdje voert aan dat dit niet waar is, doch Bonnet zegt, dat de vrouw van Siebren Strikwerda ’t gehoord heeft. Tjeerdje vind de verklaring van Bonnet op haar beurt vreemd, zij kwam den weg af en was uit werken geweest, ’t dacht haar goed beklaagde mee te nemen naar haar huis om een kopje thee te drinken, daar hij anders wel eens in de herberg kon belanden. De vierde getuige a décharge was Fedde Postma, van beroep postbode en die op dezen dag juist zijn 25sten geboortedag vierde. Zijn verklaring kwam in ’t kort hierop neer. Hij zag de politie en beklaagde op den grond liggen. Bonnet riep zijn adsistentie in om P. op te sluiten in den toren, waarbij hij ook behulpzaam was, doch in de vo.or- kerk werd hij weder los gelaten. Hij zag nu duidelijk, dat beklaagde niet dronken was, hij liep goed en hij sprak ook goed. Bonnet blijft bij zijne verklaring, dat P. dronken was’t was duidelijk te zien en hij achtte het daarom niet noodig om ge tuigen op te roepen, hij kan er evenwel genoeg krijgen. Hij kan beslist verklaren, dat beklaagde liep te slingeren. REQUISITOIR. De ambtenaar van ’t O. M. vindt, dat ’t wettig bewijs van deze dronkenschap ge leverd is door ’t procesverbaal’t is trouwens geen wonder, dat P. dronken is, want dit is reeds bij 3de herhaling. Zijn vriendjes verklaren bovendien allen, dat hij drank heeft gehad en nummer 1, die’t meest voorzichtig is, verklaart er bij, dat hij stuitte. Daarbij wenscht spreker in aanmerking te nemen, dat Bonnet niet de minste reden heeft be klaagde te bezwaren en eischt voor dronken schap bij 3de herhaling gepleegd 21 dagen hechtenis. hij met hun ’t land ingeloopen, was hij niet, ook niet nuchter. Hij waggelde niet en op de vraag, of hij ook stuitte, antwoordde hij, zzdat koe wol, mar dan in bietsje.” Beklaagde ligt even toe, dat hij hoogst verontwaardigd wasGeert had de zzpik” op hem, want er zit zzalde rust”, hij was niet dronken. Als ik dronken ben, zoo verklaarde hij volmondig, wil ik ’t wel weten, doch als ik niet dronken ben geweest wil ik ook geen straf hebben. De verdediger zou van deze getuige wel een willen hooren, wat er van aan is, van dat wartaal spreken, waarover in ’t proces verbaal gerept wordt. Haitema zegt, dat P. geen wartaal sprak en ook niet zeurderig was, alleen was hij zeer verontwaardigd. De tweede getuige a décharge Piebe Hoeke- ma kreeg ook den indruk, dat beklaagde niet dronken was, doch ook niet nuchter. De kantonrechter zou wel eens willen weten wanneer iemand niet nuchter is en wanneer zoo iemand dronken is, hij vindt, dat wanneer iemand niet nuchter is, hij wel degelijk te veel heeft. Haitema zegt dat wanneer iemand slingert, hij dronken is, doch als hij goed naar huis kan loopen dat er dan geen sprake kan zijn van dronken wezen, iemand kan zeer goed onder den invloed van sterken drank zijn, zonder in beschonken toestand te verkeeren. Ook mr. And rem vindt, dat bij deze verklaring van niet nuchter de qualificatie van dronken zijn geheel uitgesloten is. Nummer 3 was Tjeerdje Bijlsma huisvrouw van Gerke Visser. Hare verklaring staat ge heel lijnrecht tegenover die van Bonnet. Zij had met beklaagde en Gatze v.d. Meer op den dijk geloopen. Dat beklaagde dronken was ter Gisteren (Vrijdag) diende voor tongerecht alhier de zaak van 1 veehandelaar te Parrega. Hem werd ten laste gelegd, dat hij 24 Februari in kennelijken staat te Parrega werd aaugetroffen. Nu zijn ’t meestal strafzaken voor dron kenschap of burengerucht die voor ’t kan tongerecht worden behandeld, doch gelijk deze zaak is er niet zoo dikwijls eene. Hierin traden behalve de beklaagde en de onbezol digde rijks veld wachter, die hem arresteerde, nog vier getuigen a décharge opbovendien was Mr. Andreae van Sueek de verdediger van P., iets wat voor het kantongerecht niet zeer dikwijls gebeurt. ’t Eerst werd in deze zaak gehoord Geert Bonnet, onbezoldigd rijks veld wachter. Hij verklaart dat P. den 24sten Februari door hem in abnormalen toestand werd aange troffen, wat hem bleek uit zijn slingerenden gang en uit de wartaal die hij sprak. Ik zag mij dan ook genoodzaakt hem op te bergen. Beklaagde ontkent dit alles ten stelligste, hij was niet dronken. Mr. Andreae zou gaarne zien, dat de kan tonrechter aan den getuige vroeg, om welke redenen hij dusdanig optrad. Bestond er tusschen deze beiden niet een verkeerde ver houding, wegens vroeger geschiede gebeur tenissen De kantonrechter vindt dit evenwel niet noodzakelijk, ’t handelt hier over schap en niet over ’t opbergen van I De verdediger hoopt, dat dit eenig licht op de zaak zal werpen en daarom wordt de vraag dan ook gesteld. Bonnet vertelt de toedracht der zaak als volgt: Ik kwam P. achterop en wilde hem voorbijgaan. Wij beiden kwamen van den Workumer kant. En zonder dat ik iets zeide, begon beklaagde: zzWel verdder hè je de polisie, as je nou dronken wieren, dan wier je der bij.” Ik heb toen herhaaldelijk tegen hem gezegd, P. ga naar huis, doch hij wilde niet. Ik zag mij dan ook genood zaakt hem op te bergen, doch in de voorkerk heb ik hem reeds weer losgelaten. Mr. Andrese zegt, dat beklaagde reeds naar huis ging en in zijn oogen is het lastig iemand, dan nog den raad te geven naar huis te gaan en deswege te arresteeren. Kantonrechter: Beklaagde heeft zelf aan leiding gegeven. Maar Bonnet, was beklaagde op weg naar huis? Er zijn twee wegen naar zijne woning en de eerste was hij reeds voorbij gegaan, boven dien had ik toch procesverbaal opgemaakt, wijl beklaagde dronken was. Beklaagde herneemt, dat hij op weg naar huis was. Bonnet kwam hem op de fiets achterin en belde. zzDa’s goed om immen kjel te meitsjen” had hij gezegden de veld wachter beval hem toen, om naar huis te gaan. Hij was op weg naar huis, die eerste weg kan hij wel langs, doch de tweede weg is z ij n pad. Achtereenvolgens worden nu de vier ge tuigen a décharge gehoord. De eerste is Pieter schouwde als vreemden, onverschillig naar al den rouw om zich heen ziende. Kapitein de Perles ging vlak achter de lijkbaar, de kepi in de hand, achter hem volgde een heele schare rouwdragenden. Paulette zat in hetzelfde rijtuig met drie vriendinnen van de overledene, van wie de een al harder snikte dan de andere, nu en dan even ophoudend om hemelhoog op te halen de deugden van haar onbekende nicht. Zij zag heel goed, dat men haar van ter zijde aanstaarde; wat zouden zij dien avond samen afdoen over haar onverschilligheid. Zij stortte immers geen enkelen traan! Dat zij het familielid dien dag voor het eerst gezien had, kwam natuurlijk niet in aan merking. De heele ceremonie scheen haar eindeloos toe; al die vreemden, die haar beleefd, doch opvallend koel groetten. Hoe blij waren zij beiden, toen zij einde lijk in het sterfhuis alleen waren, waar overal nog de benauwde reuk van nieuw hout en verdorde bloemen hing. Zij durfden zich bijna niet bewegen in deze drukkende atmosfeer, waar alles hen nog van de onbe kende doode sprak, waar de oude Martha hen met spiedende blikken aanstaarde. En wat kon men hun dan eigenlijk wijten? Dat zij een erfenis in bezit namen, die hun rechtmatig toekwam Zij verheugden er zich op, weer in hun eigen gezellig huisje terug te zijn, ver al die koude, doorborende blikken, die hun geheimste gedachten schenen te raden. Den volgenden avond ging André naar den notarisde geheele erfenis bedroeg 700,000 franken; zij konden hun ooren nauwelijks gelooven Paulette werd bestormd door allerlei onge lukkigen, die haar kwamen smeeken toch de jaarlijksche bijdrage, die zij ontvingen, niet in te trekken. De jonge vrouw was tot tranen toe bewogen over al die ellende en gaf langzamerhand al het geld weg, dat zij van Parijs had meegebracht. Op een morgen iets meer willende weten van het bestaan der oude jongejuffrouw, snuffelde zij in een lade met oude papieren geel geworden brieven, bijna alle gevuld met dankbetuigingen voor bewezen diensten. Zij vond ook een boek in wit marokijn gebonden; in gouden letters stond op den band gedruktzzVan dag tot dag", onge twijfeld was dit het dagboek der overledene, waarin zij haar intiemste gedachten en er varingen had opgeteekend. Met het omslaan eener bladzijde vond zij een papiertje, dat zij, na ’t even ingezien te hebben, van schrik op den grond liet vallen. Het was een testament! Een testament geschreven door mejuffrouw De Perles. Paulette las met zenuwachtige haast; hun naam werd nergens genoemd, maar alles vermaakt aan de lief dadige instellingen, en aan de armen. Het hart zonk haar in de schoenen, zij bleven dus arm, hun vreugde was wel van korten duur geweest! Welk een ontdekking! Zou zij het nood lottige papier verbranden? Dan zou André bezit kunnen nemen van de erfenis. Zij verborg haar gelaat in de handen, het bloed steeg haar naar het hoofd. Hoe kon zij zoo slecht zijn, zoo oneerlijk zich te willen verrijken met wat haar niet toekwam Armen en ongelukkigen bestelen Hoe kwam zij er toe! De strijd moest gestreden, dan nu maar dadelijk, zij moest de werkelijkheid onder de oogen durven zien. Wat zouden zij gelukkig zijn geweest met hun rijkdom, hoe goed zouden zij dien besteed hebben. Zij kon geen besluit nemen, zij zou een laatste poging wagen en André laten hande len. Dan had zij ten minste nog eenig uit stel, al was ’t maar enkele uren. Zij nam het papier en legde het weder in het witte boek, dat zij op een tafeltje plaatste, zóó, dat ’t André dadelijk moest opvallen. Bleek, met ontdaan gezicht, zat Paulette bij de tafel, toen De Perles binnenkwam. Hij maakte er zich een verwijt van, haar te lang in deze sombere omgeving te heb ben gehoudengelukkig waren er nog maar enkele formaliteiten bij den notaris te ver vullen, dan konden zij weer naar hun ge liefd Parijs terugkeeren. Bolswardsche Courant i

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1905 | | pagina 1