Kieuws- en Advertentieblad Bols ward en Wonseradeel. Toch elkaar gevonden. 1 J I No. 33. Verschijnt Donderdags en Zondags. 44ste Jaargang. 1905. ZONDAG 23 APRIL ra BINNENLAND. Persnieuws. VOOR Afzonderlijke mompelde en staarde hem ,/Ruim hierboven al naar ABONNEMENTSPREIS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. nos. vair dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent. is een i trekken hope op. Werkelijk was verdwenen. Haar tallooze litteekens doorgroefd, spiegel, die nog wel het licht maar waarvan weer eens schertsend ons je meisje de som here ver haar had meester om haar be- zijn liefde be- u. nooit mijn ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Vervol gens 10 Cts. per -regel. Overigens naar plaatsruimte. om tot dit resultaat te komen, lehoeft zooveel papier niet vuil gemaakt. Als nu de Banier, en dat zal ze wel, met die oplossing te vreden is, (de meeste Chr. Histonschen zijn het zeker), dan kunnen we beginnen. Laten de Centrale Kiesvereenigingen even samen komen en de zaak marcheert. Hoogachtend {w.g.} P. D. de RUITER. Harlingen, 17 April 1905. Het is mogelijk, dat meerderen van Antirev. zijde van dezelfde meening zijn, als de geachte inzender en daarom wijden wij gaarne aan dit schrijven onze aandacht. Want zoo eenvoudig als het hier voorge steld wordt, zijn de dingen met, zooals, bij Wij lezen in de Banier: Oersluchtsje. Het Friesche woord, dat we schreven, kan men, in het Hollandsch mis schien het best weergeven door de omschrij ving zich ergens met den Franschen slag afmaken en aan iets dergelijks dachten wij, bij de lezing van het antwoord ons door den Heer de Ruiter te Harlingen gegeven. Zijn ingezonden in het Fr. Dagblad van 19 April luidt als volgt Mijnheer de Redacteur De Banier was wel zoo goed mijn inge zonden stuk in zijn geheel op te nemen en vereenigt zich met mijn goeden raad aan ’t slot van mijn schrijven, die evenwel gericht moest zijn aan de Antirev. partij en niet aan de Chr. Historische. Nu, mijnheer de Redacteur, ik gaf aan dat verlangen gehoor en kan tevens reeds de uitwerking daarvan op de Antirev. partij mededeeien. Mij is medegeeld, dat de Antirevolutionaire partij al haar invloed heeft gebruikt en zal gebruiken om tot samenwerking te komen en dat zij in geen geval over Friesland de schande wil brengen om het roer van staat in handen te spelen van socialisten en liberalen. Daarom zal de Antirev. partij geen lastige moties als beding opwerpen, die de Christ. Hist, partij uitnoodigen om in ’t Antirev. schuitje over te stappen. Zij laat ieder haar eigen beginsel en vraagt alleen handhaving van de zittende leden bij samenwerking in 1901 gekozen en verder vriendschappelijke verdeeling der andere dis tricten. Gaan de Christ. Hist, daarin nu mee, dan avond de samenwerking beslist en we gemeenschappelijk en vol blijde Amsterdam kwam, zei tafel Wel, Johan, nu zal het zeker niet lang meer duren, of je zult komen voorstellen? Het bloed steeg den jongen professor de wangen, zijn oogen glansden. Neen, tante. Ik zal meisje komen voorstellen! Maar, jongen-Wat bloemkool, Viola? Later op den dag pakte mama de zaak nog eens van een andere zijde aan. Toen zij en Johan een oogenblik in het salon alleen waren, ging zij naast hem zitten en begon Vrtrouweli^k Viola Spaarheuvel bezat schoonheid, jeugd, rijkdom, een prettig thuis met lieve ouders en broers en zusters... Zoo moest zij heel gelukkig zijn en toch was zij het niet vol komen. Het hart heeft ook andere behoeften Viola’s vertrouwde vriendinnen verzekerden, dat ook die reeds bevredigd waren. Wel maakte de neef van moederszijde, de jonge docent Keizer in Leiden, op wien zij doel den, geen buitengewoon schitterenden indruk, als hij op de partijen zijner tante in Amster dam verscheenwel danste hij niet, was hij tamelijk stil en heel bijziende, maar Viola had hem lief en geen der kennissen twijfelde er aan, of ook hij beminde haar opiecht en hartelijk. Zijn gaven waren niet van dien aard, dat zij dadelijk in bet oog vielen of dat hij er in gezelschap mee kon uitblinken. Maar Viola wist, wat er achter die kalme, ietwat stijve manieren verscholen lag; als klein meisje reeds was zij een en al bewondering geweest voor de vertellingen en de uitleg gingen van haar neef, den student; en wat mooie verzen en liederen kon hij maken voor de academiefeesten. Die leken heelemaal niet op den schuchteren Johan Keizer, zooals hij in gezelschap verscheen, maar zooveel te getrouwer gaven zij zijn innerlijk weer, dat zich in den kleinen vrienden- of familiekring onthulde. Op de partijen van zijn tante verveelde hij zich altijd, maar hij verzuimde toch nooit er heen te gaan, omdat hij daar in de ge legenheid was Viola te zien. En dan bleef hij altijd een paar dagen en de gezelligheid van den huiselijken kring was dan voor hem een heerlijke vergoeding voor hetgeen hij zich op het feest had moeten laten welge vallen, waar hij bij de tonen der muziek Viola van arm tot arm zag vliegen. Zijn tante had 4»u wel eens medelijden met hem. Waarom dans je niet, Johan? vroeg zij. Je bent toch een knappe jongen, hoewel men je een poosje moet aankijken, om het op te merken. Je hebt geen .kwaad figuur en je bent een flink turner. Je zoudt best kunnen dansen. Ach ja, tante; maar ik heb nu een maal het zwak, van de dingen, die ik niet gedwongen ben te doen, alleen die te doen, welke ik goed kan, zeide hij lachend. Het spreekt van zelf, dat Johan Keizer niet de schoonzoon was, dien majoor Spaar heuvel uitgezocht zou hebben en meer dan eens had hij tegen zijn vrouw gezegd: Er bestaat toch niets tusschen Viola en dien schoolmeester? Het is ook niet goed, dat neven en nichten onder elkaar trouwen Intusschen deed Viola haar vader ’t verdriet aan rechts en links blauwtjes te laten loopen. Johan Keizer begon als geleerde naam te maken en werd genoemd als iemand, die een mooie toekomst tegemoet ging. Viola’s oogen straalden warmer wanneer haar neef op bezoek kwam. Zijne kalme manieren hadden aan zekerheid gewonnen en zijn zachte bruine oogen schitterden zonnig, als zijn blik dien van Viola ontmoette. Maar het bleef, zooals het was. En Viola was zes-en-twintig jaar. Laat ze hem in ’s hemelsnaam nemen, als zij geen ander hebben wil! bromde de majoor tegen zijne vrouw. Maar waarom spreekt hij niet? ’t Schijnt bij hem alleen bij het aankijken te moeten blijven! Mevrouw Spaarheuvel besloot haar neef eens op den tand te voelen en toen hij, na zijn benoeming tot professor, weer eens te zij schertsend aan Een gelukkige glans spreidde zich over zijn gelaat; hij boog zich over haar heen en fluisterde: Dan geloof ik, dat ik het nu zal wagen, de woorden uit te spreken, die mij al sedert tien jaren op de lippen branden: Viola, wi je mijn vrouw worden? Verschrikt keek ze op vol verbazing aan. En dat vraag je nu, Johan zeide zij. Dit z/nu” trof hem als een snijdende aan klacht, als een bitter verwijt, dat door zijn toedoen jaren van geluk voor haar verloren waren gegaan. Hij boog nog verder over haar heen en drukte zijn lippen op haar kleine, magere, doorzichtige handen. Ja, Viola, ik durfde vroeger niet. Ons leven was zoo verschillend. Ik durfde je niet aan al die genoegens ontrukken. Het zou mij zoo bitter leed hebben gedaan, indien ik had moeten bemerken, dat je het zoudt missen 'en in stilte vergelijkingen maken tusschen de vrienden van weleer en den stillen, weinig spraakzamen man aan je zijde. Terwijl hij zoo sprak, ontspanden zich haar trekken, die eerst een harde, strenge uitdrukking hadden aangenomen. Tranen kwa men te voorschijn en rolden over haar wan gen. Toen nam zij zijn hoofd tusschen haar handen, keek hem diep in de oogen en kuste hem op den mond, bevend en innig, met groote teederheid. nader bezien, trouwens uit het hier gezegde zelve blijkt. Dat de Heer de R. onzen of liever zijn eigen raad volgde, verblijdt ons, evenals het ons genoegen doet te vernemen, dat de Antirev. partij in geen geval over Friesland de schande wil brengen, om het roer van Staat te spelen in handen van socialisten en liberalen. Dat kan veel beloven voor de toekomst. Maar hoe nu de Heer de R. zoo hoog opzien kan bij het door hem meegedeelde antwoord aan de Antirev. partij en in den waan kan Verkeeren, dat daarmee nu alles in orde is, begrijpen we niet. Want onzerzijds is geen lastige motie opge worpen, althans voor lieden, die, als zij iemands hulp begeeren, ook meenen met den helper te moeten rekenen. Nog eens, wij vraagden alleen: ook ons beginsel plaats.” Niets anders en niets meer. Wat de Heer de R. nu de Antirev. partij laat antwoorden, is niets anders, dan een eenvoudig z/neen” op deze vraag. z/Zij laat ieder haar eigen beginsel.” Jawel, maar, als ’t daarbij blijven moet, is ons beginsel voor de volgende parlemen taire periode eenvoudig lam geslagen. Want ons aantal vertegenwoordigers is nog niet groot genoeg in de Kamer om, zoo noodig, te dwingen tot rekenen met ons beginsel. 't Gaat dan dus weer eenvoudig in anti rev. koers en naar antirev. trant. En wat de gevolgen aangaat, komt het op hetzelfde neer of we op deze wijze samen werken dan of al onze Chr. Hist, kiesver eenigingen eenvoudig antirev. geweest waren. Daarom vraagden wij vooraf waarborg voor het tegendeel. En daarom werpt dit antirev. antwoord een motie op, zoo lastig, als de onze, ten onrechte, verondersteld wordt te zijn, want men kan ons evengoed vragen van Chr. hist. Antirev. te worden. Dat dit nu een eenvoudige oplossing ware, spreekt als een boek, maar dat noch de Banier noch de meeste Chr. historischen met deze oplossing tevreden zijn, kan ook den Heer de R. bij eenig nadenken, niet bevreemden. Ware ons beginsel eigenlijk ons beginsel niet waarom dan niet A. R. geworden. Maar nu dit anders is, leidt het hier meegedeelde Antirev. antwoord tot omge keerd resultaat. Lemmer, 20 April. Ook deze week werd hier weer een massa haring aangevoerd, in het geheel niet minder dan 8000 tal of 1.600.000 stuks, waarvoor van f 0.35 tot f 0.50 per tal werd besomd. Van Urk kwam hier hedenmiddag telegrafisch bericht, dat ook daar de haringsvangst de laatste dagen zeer overvloedig was, tengevolge waarvan de prijs hedenmiddag aldaar bij den laatsten af slag terugliep tot f 0.30 per tal. Hepk. Nieuwsbl. v. Fr. IJlst. Bij de aanbesteding voor het ge deeltelijk verbouwen van het hoerenhuis, eigen aan en bewoond door den heer W. Wierda, notaris alhier, werd ingeschreven als volgt J. Spijksma f4150, C. Lanting f3780, A. Visser f 3535 allen alhier.. Het werk is aan den laagsten inschrijver gegund. De aflevering der tot korte oefening in te lijven lotelingen is door den Commis saris der Koningin bepaald op 16 en 17 Mei e.k. voor de lichting 1905 en op 18 Mei e.k. voor de aanvulling der open ge vallen plaatsen bij de lichting 1904. Uitgeweken Te N. Schans (Gr.) zwierf dezer dagen een Russin barrevoets langs de straat, in armoedige kleeding, met een grooten reiszak op den rug. Niemand verstond de verdrevene. Voor- oopig kreeg ze onderdak. Er werden haar schoenen gegeven, maar ze borg ze op in den reiszak. Voornamelijk door bemiddeling van de Leidsche studentenafdeeling zijn de Fransche menu’s op de sociëteit z/MinerVa” door in loofdzaak Hollandsch gestelde spijskaarten vervangen. Het goede voorbeeld vinde navolging. Ja, jongen, ik heb een vermoeden, dat mij tegelijkertijd ontstemt en verheugt. Wat dan tantelief? Wel, ik geloof dat Viola eindelijk be gonnen is een beetje over ritmeester Calven te denken. De professor werd bleek en eenige onverstaanbare woorden. Mevrouw Spaarheuvel lachte bij zich zelf en dacht: Nu heb ik hem toch eindelijk op den weg gebracht Maar hij vertrok weer, zonder Viola alleen te hebben gesproken en bleef een heel jaar weg. Viola was nog altijd een gevierde schoon heid en het nog menig blauwtje loopen, maar niet zooveel als vroeger. De heeren begonnen onder elkaar spottend de aanmerking te maken dat zij in stilte met den professor verlooft moest zijn, die op zijn pensioen wachtte, al vorens zijn verloving bekend te maken. En Viola begon zich af te vragen, wat zij toch den geliefde gedaan kon hebben, dat hij haar zoo behandelde. Zou hij haar anders willen hebben dan zij was? Zou iets in haar karakter, in haar manieren hem mishagen Maar waarom zeide hij het dan niet? Zij, die tegen alle anderen zoo trotsch was, zou op een wenk van hem getracht hebben haar geheele wezen te veranderen. Maar hij had vaak genoeg te verstaan gegeven, dat Viola in alle opzichten aan zijn ideaal beantwoordde. Wat wilde hij dan? Wat beoogde hij? Aan zijn liefde kon zij niet twijfelen... Op een dag gebeurde het, dat de voor dracht van professor Keizer zijn toehoorders zoo vreemd en verward toescheen, dat menig een zich afvroeg of de gevierde lee.raar ziek zou zijn of groot verdriet zou hebben. Hij bekortte dien dag zijn lessen en na afloop van zijn werk spoedde hij zich naar het station en ging naar Amsterdam. Daar gekomen snelde hij naar het huis, dat hem zoo lief was en waarvan hij zoo lang verwijderd was gebleven. In de eetkamer trof hij zijn tante. Schreiend viel hij haar om den hals en stamelde: Is het waar, tante, dat het met Viola zoo slecht gesteld is, dat zij gevaarlijk ziek ligt? Ja JohanHet is de vraag, of ze in leven zal blijven. Zij heeft de pokken, ant woordde de moeder onder tranen. Johan Keizer trachtte niet langer zich te beb.eer'schen en voor ieder, die de uitbarsting van zijn wanhoop zag, was het duidelijk, dat die meer dan droefheid was om het lot van een nichtje, dat men graag mag lijden. Langen tijd worstelde Viola met den dood en toen zij eindelijk herstelde, volgde er een andere strijd, een strijd in haar binnenste, dat zich morrend verzette tegen het feit, dat de ziekte sporen op haar gelaat had achter gelaten, wat de kunst vergeefs getracht bad te verhoeden. Haar schoonheid gezicht, van was als een en de voorwerpen weerkaatst, het glas in duizend scherven is gebarsten. Haar eerste gedachte na twijfeling, die zich van gemaakt, gold hem. Zijn angst houd had wel haar geloof aan vestigd, maar thans... Mag ik binnen komen, Viola? Er lag een wonderlijke klank in zijn stem, een mengeling van teedere droefheid en jubelende vreugde. Toen hij binnen trad sloeg zij onwille keurig de handen voor haar gezicht, maar hij trok ze weg, kuste haar en zag haar in de oogen, die zich met tranen vulden. Zij zocht in zijn blik de ontzetting, die zij zeker verwacht had er in te zullen lezen maar vergeefs. Het was of hij niets dan haar oogen zag Zij was het die het eerst sprak. Nu begint er een heel ander leven voor mij, Johan! Lk ben er op harde wijze aan herinnerd, dat nu de ernst van het leven gekomen is en bet met spel en dans gedaan is. Ben je daar erg rouwig om, Viola? Ach neen, dat niet. Een mensch is niet meer geheel dezelfde, wanneer hij zeven-en- twintig jaar, als wanneer hij twintig is; en dan was vóór mijn ziekte mijn hart al meer aan lijden gewend, dan misschien iemand heeft kunnen vermoeden, Bolswardsche Courant ■i -X*

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1905 | | pagina 1