lieuws- en Advertentieblad Bolsward en Wonseradeel. Een vreeselijke nacht. 1905. 44ste Jaargang. No. 91. Verschijnt Donderdags en Zondags. ZONDAG 12 NOVEMBER. De toestand in Rusland. VOOR plaatsruimte. Afzonderlijke weinig op, zei de in en Reisverhaal van Martinique. en ik lachte, toen zij gendarme, toen hij ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent. ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Cts. per regel. Overigens naar een hoop suikerriet neervallend, ons zijn arm, waar uit twee kleine naar de suiker- bedekt met ge- men onder het Twintig jaar geleden had ik mijn soldaten plicht volbracht en in plaats van naar mijn geboortedorp terug te keeren, waar ik geen familie meer had, had ik verzocht, in de gendarmerie te treden. Men deelde mij bij de koloniale gendarmerie en ik werd naar Martinique gezonden, mij wel aanstond, daar men mij had door verzoeken en verder gekomen. De groote punten blijven evenwel nog over en het laat zich aanzien, dat het eerst weer tot een uitbarsting moet komen, voordat hierin zal worden toegegeven. Nog is de vonk niet gedoofd, doch smeult slechts om ter gelegener tijd weer op te vlammen en haar verterend vuur ditmaal over geheel Rusland te verbreiden. Dit heeft men al geleerd, dat de schuld niet gegeven kan worden aan liberalen en revolutionairen, doch dat alles moet worden geweten aan de re- geering, die alle mogelijke moeite doet het Russische volk tégen elkaar op te zetten. ’t Is wel veel rustiger op dit «ogenblik, doch talrijk zijn de slachtoffers, die de laatste dagen vooral bij de Jodenvervolgingen nog gevallen zijn. De schandelijkste feiten zijn uitgehaald. Vooral te Odessa was de be handeling der Joden beneden alle kritiek. Zoo ging b. v. een afdeeling infanterie onder bevel van een politie-officier naar het huis van den rabijn. Men eischte de sleutels van de brandkast. De rabijn zeide, dat het geld niet aan hem, doch aan Joodsche weduwen en weezen toebehoorde. Hieraan stoorden de onverlaten, getrouwe onderdanen der Russische regeering, zich niet, ze pijnigden den rabijn en stalen de 2200 roebel, die in de brandkast waren. 6000 menschen zijn het slachtoffer der onlusten te Odessa geworden waarvan 964 op slag werden gedood of aan de bekomen wonden overleden zijn. Van deze 964 zijn 313 op het Joodsche kerkhof begraven. In Balta zijn de winkels verbrand, de Bizanta.» in wat verzekerd, dat het een prachtig land is en het leven er aangenaam was. Toen ik te Port de France aan land stapte, was het eerste woord, dat de kame raden mij zeiden Wacht u voor slangen. En zij hadden geen ongelijk. Verbeeld u, dat er overal slangen zijn, tot in de huizen en kamers. Buiten kan men geen vloer repareeren, zonder daaronder er een half dozijn te vinden, die daar haar intrek hebben genomen, toen ze nog heel klein waren en die thans zoo vet geworden zijn van het verslinden van muizen en ratten, dat ze er niet meer uit kunnen. Men kan zich niet op het gras uit strekken, zonder gevaar te loopen, op een van die lieve diertjes te gaan zitten, men kan geen boom klimmen om een kokosnoot Alvorens te vertrekken, wilde de eigenaar der suikerplantages ons eerst nog eens van zijn zoeten suikerwijn laten proevendit is het sap van het suikeriet, dat slechts een maal gekookt is. Wij volgden den planter raffinaderij, de grond was broken suikerriet, waarop loopen uitgleed. Ruim dit toch een meester tot een neger, die zich haastte een hark te nemen, welke aan den muur hing. Plotseling viel het werktuig uit zijn hand tusschén den muur en een rij leege tonnen, bestemd om met de suiker die men bereidde, te worden gevuld. De neger stak zijn hand tusschén twee tonnen, om zijn hark op te rapen, maar een rauwe kreet ontsnapte zijn borst. Een slang! riep hij. En op toonde hij wonden twee straaltjes bloed vloeiden. Men verdrong zich om den ongelukkige, men wendde alle pogingen aan, om de wonde te zuiveren en uit te knijpen, maar alles was vruchteloos, de beet was op een ader gevallen en het gift had zich in minder dan geen tijd door geheel het lichaam verspreid. Toen wij weer te paard stegen was de arme neger reeds dood. Wij lieten de paarden galoppeeren om den verloren tijd in te halen, gelukkig was het volle maan en zonder on geval kwamen wij op den post der «Twee Kooien” aan. Men noemt dat bij manier van spreken een post, maar het is eenvoudig een soort van schuur, aan alle zijden open, die tot schuilplaats dient voor menschen zoowel als voor paarden. Een kleine houten hut diende tot verblijf plaats van den kwartiermeester, die het bevel voerde. De keuken bevond zich onder den blooten hemel, men kookte op eenige opeen gestapelde steenen. Maar ik had geen lust om iets te eten, de dood van den armen neger had mij diep getroffen en gedurende den geheelen rit had het geringste gedruisch in het gras, de lichtste beweging in de bladeren mij schrik aange jaagd. Ik had moeite om in slaap te komen en ofschoon ik de eerste was, die zich ter ruste had neergelegd, wendde ik mij nog herhaalde lijk op mijn veldbed heen en weer, toen mijn makkers reeds lang luid snorkten. Ik geloof, dat ik een weinig de koorts had en ieder oogenblik sprong ik verschrikt op; ik zag overal slangen. Tegen middernacht eindelijk maakte de slaap zich van mij meester, hoewel ik mijn best gedaan had, wakker te blijven. Een vreeselijke nachtmerrie kwelde mijik droomde, dat. een ontzaglijk groote slang de schuur was binnengedrongen, dat zij naar mij was toegekropen en aangetrokken door de warmte, zich op mijn lichaam had neergelegd. Ik voelde haar op mijn borst, in elkaar gerold, alleen den kop in de hoogte, gereed mij den doodelijken beet toe te brengen. Ik durfde mij niet verroeren, en toch deed die last mij bijna stikken. Een oogenblik was dit gevoel van stikken zóó erg, dat ik ontwaakte. Dat de goede God u voor zulk een ont waken behoede! Het was geen droomde slang was daar, op mijn dekeneen beweging, die ik maakte, toen ik de oogen opende, had ook haar zonder twijfel doen ontwaken, want haar kop verhief zich en zij balanceerde er mee, van rechts naar links, als zocht zij den vijand, die haar gestoord had in haar zoete rust. De maan bescheen haar geheel, en ik zag duidelijk de oogen van het afschuwelijke dier. Er was een oogenblik, dat haar zwarte oogen zich op de mijne vestigden en niets zal ooit het vreeselijke van dit ontzettend oogenblik kun nen weergeven. Eindelijk wendde zij den kop af, en na eenige bewegingen verdween hij in het ineengerolde lichaam. Hoe lang ik aldus bleef, de oogeu op het monster gericht, zonder mij te durven en te kunnen bewegen of te schreeuwen? Ik weet het niet, maar bij het aanbreken van den dag begon de slang zich te bewegen, ik voelde, dat zij zich uitrekte, en zich langzaam ontrollend, richtte zij zich kalm naar den uitgang en verliet het wachthuis. Ik sprong op, greep mijn geweer en mik* in geen boom klimmen om een kokosnoot O of een mango te eten, zonder zich bloot te stellen, een van die vreemdsoortige vogels de takken te ontmoeten. Zij zwemmen in het water, werpen zich omhoog als bogen in de lucht en bedreigen u elk oogenblik op iedere plaats, zoodat op dit kleine eiland in een jaar meer dan honderd personen op een bevolking van honderdduizend sterven aan den beet van een slang. De beet doodt u even spoedig als een kogel, zoodat, indien u dit overkomt, gij het bezoek van den dokter kunt uitsparen binnen eenige uren is alles gedaan, indien gij van schrik niet eerder zijt gestorven. 10 November. Er is weer eens een oogenblikje rust aan gebroken. Over het geheel genomen is het in de laatste dagen rustiger geweest dan de voor afgaande tien of twaalf dagen. Wel wordt op sommige plaatsen de strijd nog even heftig gevoerd, doch dit neemt niet weg dat men alles te zamen genomen een kleine, tijdelijke vooruitgang waarnemen kan. Doch hierop dient men wel nadruk te leggen, dat het verminderen van den strijd slechts tijdelijk is en om dit te bewijzen willen we een geval aanbalen, waarbij dit onom wonden aan Witte werd verklaard. Witte had aan Golowin, den president der Zemstoo’s te Moskou, verzocht een paar vertegenwoordigers zijner partij naar St. Petersburg te zenden. Namens zijn partij deed deze evenwel aan Witte weten, dat zij elke officieële medewerking weigeren. Twee leden der burgerpartij gingen naar St. Petersburg, n.l. Kokoschkin en prins Lwof. Zij hadden een onderhoud met Witte en verklaarden dat de burgerpartij geneigd was Witte te steunen doch op deze voor waarde, dat hunne twee eischen werden in gewilligd. Deze waren dat Trepof zou worden ontslagen als directeur der politie en de in voering van algemeen, geheim en gelijk kies recht voor de constitueerende vergadering. Zij voegden hier nog aan toe, dat indiende burgerpartij deze eischen niet ingewilligd ziet, zij geen politiek standpunt innemen kan en de strijd tusschén monarchisten en socialisten zoolang zal duren tot de bureau cratie weer aan het roer komt. De burgerpartij kan niet aannemen, dat Witte eerlijk spel speelt, zoolang Trepof blijft. Met bezorgdheid gingen ze de toekomst tegemoet. Hieraan was de regeering zelf schuldig. Oekase’s en communiquée’s werden er verscheidene afgekondigd, doch het blijft slechts bij vage beloften, er wordt niets uit gevoerd. Wat er nog gedaan is, is door omstandigheden afgedwongen, de regeering komt steeds met alles te laat. Zoo ook weer met de amnestie; was die dadelijkafgekondigd, dan waren de laatste onlusten weer vermeden. Verder zeiden ze, dat Witte den Czaar moest trachten te bewegen zich in statie- optocht in Petersburg te begeven, teneinde de constitutie te bezweren. Witte verklaarde in te stemmen met het program der Zemstoo’s doch de beslissing van de kiesrecht-vraag en van de organieke wetten wenschte hij over te laten aan de Doema wegens het groote verschil van mee- ning in dit opzicht. De beide afgevaardigden wezen thans be slist alle samenwerking van de hand. Zij verwachten alleen heil voor Rusland van een constitueerende vergadering die door het geheele Russische volk en dus door middel van algemeen kiesrecht verkozen was. Staat de Czaar dit toe, dan is volgens hen de opstand spoedig geëindigd, doch doet hij dit niet, dan zal vooreerst het eind niet te zien zijn. Binnen weinige weken zal dan wederom doch thans over geheel Rusland een algemeene politieke staking uitbreken. Wie weet welk onheil Rusland dus nog wacht. De correspondent van de Nation schrijft aan zijn blad, dat er nog velen zijn, die zeggen „Men heeft ons geleerd hoe wij den opstand moeten banteeren om hervor mingen te verkrijgen. Wij zullen daaraan denken en zoo men ons in Januari geen vol doening heeft gegeven, zullen we zoo mogelijk den verjaardag van den bloedigen dag van 22 Januari vieren”» kend op het dier, dat langzaam over den weg voortkroop, gaf ik vuur. Het monster sprong hoog in de lucht, daarna viel het neer en bleef onbeweeglijk liggen. De kameraden, die verschrikt ontwaakten, traden op het ondier toe, de slang was dood en ik was bewusteloos neergevallen. Toen ik weer tot bezinning kwam en in een spiegel keek, meende ik, dat men meel op mijn hoofd had gestrooid, zooals men gewoon is te doen met hen, die door een zonnesteek zijn getroffen. Mijn haren waren echter in dien verschrik- kelijken nacht geheel wit geworden. De eerste dagen wilde ik hieraan niet gelooven, ik dacht, dat de kameraden mij voor den gek hielden mij vertelden, dat een zijn laars aantrok, door een slang gebeten was, die des nachts daarin een schuilplaats had gezocht, en dat een anderen keer een inwoner, toen hij de lade van zijn kast opende om zijn das te nemen, een slang gevonden had met honderd kleine slangetjes, die zich daarin geïnstalleerd hadden. Spoedig zag ik in, dat het geen verhaaltjes waren, om de nieuw aangekomenen schrik aan te jagen' Het was ongeveer veertien dagen geleden, dat ik op het eiland was aangekomen, toen ik bevel ontving, met een brigadier te ver trekken, om een rondreis in het binnenland van Martinique te doen. In de stad waren eenige diefstallen gepleegd en wij hadden de opdracht om de hutten der negers na te snuffelen. Wij vertrokken des morgens om vijf uur uit Fort de France om de groote hitte te vermijden. Op het oogenblik van vertrek had men met mij nog gegekscheerd over de slangen en ik had er naar gewoonte hartelijk mee gelachen. Wij hadden goede paarden, het weer was prachtig, het was een waar pleizier- tochtje aldus te reizen, eerst te midden van suikerrietvelden, en daarna te midden der bosschen. Tegen tien uur, toen de hitte te hevig werd en onze paarden vermoeid begonnen te worden, reed de brigadier naar een woning, die men op een kleinen kilometer van den weg bemerkte. Het was juist in den oogst tijd, men sneed de suikerrieten af, men bracht ze naar den molen, waar ze geplet werden, men kookte het water, dat er uit sijpelde en na het drie of viermaal gekookt te hebben, had men de suiker. Geheel het huis vierde feest, want de oogst liet zich goed aanzien, en wij werden vriendelijk ontvangen. Maar er is geen zoo’n goed gezelschap, of men moet het verlaten, zooals de brigadier zei. Tegen vier uur hadden wij nog een weg van twee uur voor ons en wij moesten voor het aanbreken van den avond op den post der Z/Twee Kooien" zijn, aldus genoemd naar de twee groote palmkoolen, die men van verre in het gebergte bemerkt. In dit land nu begint de avond steeds on verander lek om zes uur, Dat zijn dus de vooruitzichten. Zou de Czaar thans ook eens meer willen geven en ook laten uitvoeren In de Hamb. Nach- richten staat, dat de Czaar bereid is nog meerdere concessies te geven en dat Witte reeds pogingen aan wendt om den Czaar te bewegen van Peterhof naar St. Petersburg te komen. Doch wat hiervan waar is, valt ook alweer moeilijk te bepalen. Geheel hiertegenover kan men het bericht plaatsen, dat in hof kringen alles samenspant om Witte te doen vallen. De bureaucratie, die zich groepeert rondom Ignatief, Goremykin, Stichensky en Trepof, is van plan aan den Czaar een adres te zenden, waarin de meening zal worden uitgesproken, dat de raadgevingen van Witte er slechts toe zullen leiden het rijk tot de revolutie te voeren en uiteen te doen vallen. Zal de Czaar hiervoor zijn oor leenen Och, wel mogelijk, telkens weer legt hij be wijzen af een zwakkeling te zijn, die zich slechts leiden laat door den hof kliek inplaats van zich daarboven te verheffen. Op dit oogenblik is daarvan weer een bewijs voor handen. Steeds heeft hij geweigerd Trepof te ontslaan, altoos liet hij deze reactionaire figuur aan het bewind blijven, naast de eenigszins vooruitstrevende Witte. Herhaal delijk dringt de pers aan op ontslag van den gehaten directeur van politie en in de Roess wordt hij heftig aangevallen. Dit blad schrijft„Ook het geduld des volks heeft zijn grenzen. Wel houdt men Trepof in hooge kringen voor den steunpilaar van den troon maar dat zal blijken een dwaling te zijn. Hij is met zijn opvattingen gevaar lijker dan een vijand. Daarom moet de Russische maatschappij blijven aandringen op het ontslag van Trepof.” En thans heet Trepof van zijn post te zijn ontslagen. Verschillende bladen maken hier van tenminste melding en reeds zijn er, die zeggen, dat het besluit van zijn ontslag ge- teekend is. Maar... de zwakkeling, de Czaar kan zulk een goed raadsman niet missen. Dit moet men tenminste hieruit opmaken, dat hij benoemd is tot commandant der paleiswacht. Inplaats van zich voorgoed van hem te ontdoen, geeft de Czaar hem een betrekking, waarbij de algemeen gehate man steeds in zijne nabijheid is. ’t Was in den laatsten tijd toch al zoo, dat Trepof het rijk bestuurde. Boelyghin was minister van binnenlandsche zaken en dus zijn meerdere. Maar al .was Boelyghin in naam de meerdere van Trepof, de werke lijkheid was, dat hij slechts een willig werk tuig van deze was en geheel door hem over vleugeld werd. Doch mag men de bladen gelooven, dan is Trepof als directeur van politie van het tooneel verdwenen en in allen gevalle is men door dreigen toch zooveel Bolswardsche Courant

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1905 | | pagina 1