lieuws- en Advertentieblad Bolsward en Wonseradeel. i No. 96. 1905. Verschijnt Donderdags en Zondags. 44ste Jaargang. 9 I I I DONDERDAG 30 NOVEMBER. Een praatje. 1 INGEZONDEN. St. Nicolaas over de loterijwet 190ö. I VOOR Afzonderlijke huis, verandering op den ik heb dan Voor de (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie). ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent. Eindelijk en ten laatstse heb ik een oogen- blikje gevonden eenige regels op papier te stellen, welke ik Mijnheer de Redacteur, verzoek in uw blad op te nemen. Eerst ontbrak mij de lust, ik was te zeer ver moeid, daarna de tijd, ik had het te druk met alles in oogenschouw te nemen en met het in gereedheid brengen mijner boeken, doch thans heb ik een uurtje vrijaf en dit wil ik nu voor een ander doel gebruiken. Dat ik aan krant-schrijven doe, is niet alledaagsch. Men schrijft wel veel over mij, maakt zelfs gedichten voor mijn persoon, „opgeluisterd” door mooie gekleurde platen, waarbij o.a. ook mijn boekhouden, gelijk ik dat dezer dagen weer deed, aanschouwelijk wordt voorgesteld. Het is dus licht te be grijpen daar waar ik zelf de pen opneem het iets buitengewoons is, waarover ik zal schrijven. Toen ik zoo na aankomst te dezer plaatse een wandeling ging maken, natuurlijk in „politiek”, trok het mijne aandacht dat de stad zoo bijzonder veranderd was. Bij het tramstation begon ik dit reeds dadelijk op te merken. Nauwelijks was ik een honderd pas geloopen of.plof, daar lag ik. Daar hadden ze een verbetering aan gebracht, zoo vertelde men, en nu was ik, heel ongelukkig, met mijn eenen voet in die verbetering gekomen. Daar liggen nieuwe wissels, die volgens mijn bescheiden meening wel op een ontoegankelijk rangeerterrein be- hooren, niet op den publieken weg. Enfin, met den schrik kwam ik vrij en ik besloot om een beetje meer op zulke voetangels en klemmen te letten. Dat was dus een verandering op den beganen grond, den volgenden dag zou ik er eene bemerken hoog in de lucht en eewi Kent gij de Camera Obscura van Hilde brand, lezer? Ja? Nu, dan herinnert ge U zeker wel de schets, die de geestige schrijver ons geeft van den Hollandschen jongen, met zijn deugden en gebreken, met zijn blozende wangen, zijn rondborstigheid, zijn volgepropte zakken, waarvan ieder een miniatuur toko genoemd, zou mogen worden, omdat er geen „neen* in te koop is. Hildebrand beminde de Hollandsche jongens en hij zong terecht: Hoe zalig als de jongenskiel Nog om de schouders glijdt! Dan is het hemel in de ziel, En alles even blijd. Niets, niets ter wereld doet hem aan Of baart hem ongemak, Dan stuiters die te water gaan, Of ballen over ’t dak. Wat al stof tot opmerking geeft jongenswereld. Sla ze ons die ga in hun spelen Zie, hoe ze met katachtige vlugheid den hoogsten boom beklimmen, hoe ze hollenen draven en hun ijver voor ’t spel niet zelden moeten boeten met een blauw oog, een ver scheurd kleedingstuk, dat der moeder aan leiding geeft tot berisping of iets ergers, of, erger nog, met een nat pak, een sprekend bewijs voor de waarheid van de oude spreuk: „Haastige spoed is zelden goed.” Ze kunnen zoo leuk zijn, die jongens, en soms baar gemaakt aan 't Is nog niet ik getuige was fort Loevestein. of minder dan varkensboet. Tzurn, 27 Nov. „Meester Vrijburg” is den 26 Nov. 1855 zijn onderwijzersloopbaan te Ureterp begonnen en kon dus heden zijn gouden jubileum vieren. Hij had dit be scheidenlijk in alle stilte in huiselijken kring willen doen, maar toen het in breeder kring bekend werd, wilden de velen, die den j ubilaris hoogachten en waardeeren, het niet bij een besloten herdenking laten blijven. De blijken van belangstelling zijn dan ook vele geweest. Leerlingen en oud-leerlingen, ingezetenen en autoriteiten gaven in hartelijke bewoordingen en door fraaie cadeaux uiting aan hunne gevoelens. Als hoofd der school is de heer V. sedert 1861 achtereenvolgens in functie geweest te Ureterper vallaat en te Oostermeer; in 1869 werd hij benoemd te Tzum, waar hij dus nu reeds 36 jaar als hoofd der school is werk zaam geweest, op eene wijze die hem allen lof en waardeering doet toekomen. Ver scheidene onderwijzers ook hebben aan den heer V. hunne opleiding te danken. Hepk. Nieuwsbl. v. Friesl. Te Work urn is Zondag, bij mistig weder, op de kust een groote grijs geverfde tjalk gestrand. Nadat de noodvlag geheschen was, werd door een drietal mannen van daar getracht assistentie te verleenen, tot heden met nog onbekenden uitslag. makkelijk zijn, wijl treden. Voor de houders van potspelen is het nu noodzakelijk vooral te letten op het in art. 4 alinea 1 der loterijwet bepaalde. Deze alinea in bedoeld artikel n.l. zegt „Aan elke toestemming als in artikel 3 (n.l. tot het aanleggen en houden eener loterij) bedoeld, is stilzwijgend de voor waarde verbonden, dat op alle aandeelen in de daarbij toegestane loterij en in alle aankondigingen en andere voor openbaar making of verspreiding bestemde stukken, die loterij betreffende, worde vermeld, door welke macht toestemming is verleend, onder aanhaling van de dagteekening van het betrekkelijk besluit”. Wanneer dit verzaakt wordt, wordt deze vertreding, gelijk art. 6 al. 1 aanduidt, van ten hoogste zes van ten hoogste drie Behoorlijk met puntig gemaakt, geducht wapen. Natuurlijk werd ’t beleg behoorlijk op moderne manier gevoerd en een druk gebruik werd gemaakt van handgranaten, d. w. z. flink geknede modderbollen, die nu en dan als een dichten regen door ’t reeds gehavende dak in de benarde veste werden geworpen, waar ze niet zelden op een of andere lichtgekleurde kiel een blijvend spoor nalieten van de door gemaakte campagne. Doch de drukte steeg ten top, als de ellende daarbinnen ’t hoogtepunt bereikte en de belegerden een uit val deden, om den vijandelijken „ring van vuur” te doorbreken en zoodoende althans eenige verademing te krijgen van ’t voortdurend „te worden be schoten.” Bij één dier uitvallen nu moesten de belegerden haastig retireeren en nu wilde ’t geval, dat één hunner, zeker een zwaar gekwetste, niet vlug genoeg binnen kon komen en halverwege onder de varkensschuif bleef zitten. Zijn vrienden trokken hem aan de armen, om hem te redden, uit de klauwen zijner vijanden, die- met een ijver, een betere zaak waardig, zeker deel van zijn lichaam bewerkten. Ten slotte werd het te erg en de eigenaar der boet joeg èn de belegeraars èn de belegerden heen; ’t fort was ontzet, de vrede werd geteekend en zij, die kort te voren nog als leeuwen tegenover elkander stonden, vierden een groot verbroederingsfeest, ’t Fort Loevestein is thans ontmanteld. Waar de spelen der jeugd werkelijk spel blijven, daar gunnen wij de jongens graag ieder genot. Maar, helaasniet zelden ont aardt het spel in een wilde jacht. Maar al te dikwijls wordt de vrijheid misbruikt en gaat over in brutaliteit, die vaak noch groote menschen, noch onderwijzers ontziet. Al te vaak steekt de straatjongen de schen- nende hand uit naar ’t eigendom van anderen en dikwijls moeten de vruchtboomen het ontgelden. Strooptochten in de boomgaarden zijn niet zelden aan de orde van den dag en de vlugheid der bengels stelt hen in staat, de straffende hand des eigenaars te ontkomen. Weg is dan alle spel en de jongen, die enze sympathie had, zoolang hij de vroolijke ^traatlw^e» was, wordt een bengelj voor wien geen straf te zwaar is, omdat hij nie mand ontziet, aanslagen smeedt tegen onder wijzers en bewoners en bij ’t spelen zijner trucks niemand of niets spaart. Zelfs de sterke arm der wet durft hij dikwijls trotseeren. Aam wien de schuld? Wat te doen? Zie daar een paar vragen, waarop een antwoord niet direct voor de hand ligt en die ik gerust in de aandacht mijner welwillende lezers durf aanbevelen. Ik wil zelfs verder gaan en in ’t kort hieromtrent mijne meening zeggen. „Samenwerking tusschen school en tusschen ouders en onderwijzers is in de onderwijzerswereld bijna ’t parool van onzen tijd geworden. En die samenwerking is niet alleen zeer goed mogelijk, maar zal ook zeker voor de jeugd heilzame gevolgen hebben. ’t Huisgezin is de plaats, waar de kin deren voor ’t grootste deel hunne opvoeding moeten ontvangen en op de ouders rust de zware taak, die opvoeding zóó te doen zijn, dat hunne kinderen kunnen worden nuttige leden der maatschappij. „De appel valt niet ver van den stam” zegt een spreekwoord. Zoo ook hier. t Aan ’t kind kan ieder terstond bemerken, hoe het thuis wordt opgevoed. Wie thuis gewend wordt aan orde en tucht, zal zich overal en jegens iedereen netjes gedragen. Een kind in de eerste plaats is zeer gevoelig voor indrukken, hetzij goede of kwade. Van de ouders kan en moet dus allereerst veel invloed ten goede uitgaan. Ieder, die er goed over denkt, zal dit met mij eens zijn. Eerbied voor ouders en onderwijzers, voor ouderen van dagen in ’t algemeen, ge hoorzaamheid aan allen, die belast zijn met een gedeelte hunner opvoeding, ziedaar de eerste eischen, die aan ’t kind gesteld moeten worden. Waar die verwaarloosd wordt, zal’t gebouw der opvoeding als een zandhoop zijn, die bij den geringsten druk, daarop uit geoefend, ineenstort. Laten dus alle.ouders, die ’t welzijn hunner kinderen beoogen, die kinderen een goede opvoeding geven Zij zelf zullen er de rijke vruchten van plukken en weldra zullen de veelvuldige klachten over de baldadigheid en de brutaliteit der straatjeugd voorgoed tot ’t verleden be lmoren. Dat het zoo moge worden. JEnkh. Ct. ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. zelfs wordt ’t in school geleerde dienst bon spel. zoo heel lang geleden, dat van de belegering van ’t Dit fort was niets meer een oude, ledig staande De jeugd liad zich verdeeld in twee partijen, waarvan de eene de bezet ting van ’t fort vormde terwijl de andere optrad als belegeringstroep. Vriend en vijand was gewapend met een houten kruiszwaard, dat in een draagband (alias touw) gracieuselijk werd gedragen, en niet zelden de respectable lengte van pl.m. 5 voet bereikte. Behoorlijk met een mes tweesnijdend en puntig gemaakt, was deze kling zeker een en een degelijke, duidelijke wet maakt waar omtrent geen uitlegging behoeft te worden verzocht aan ministers. Een wet, waarbij het evenmin veroorloofd is naar de totalisators te gaan als om voor twee of drie centen te loten bij een banketbakker of handelaar in suikerwerken. „Niet tegen den speler in de loterij”, zoo zegt Mr. G. G. v. d. Hoeven in zijn „Lo terijwet 1905” is de wet gericht, maar tegen dengeen „die van andermans speelzucht mis bruik maken wil.” Is het wel ooit bij iemand opgekomen te denken, dat zij die met 5 December een verloting organiseeren, de speelzucht van anderen exploiteeren willen? Nu is de loterijwet niet ingesteld met het oog op den „vijfden”, doch wetten maken zoo vaak een uitzondering, was hier een uitzondering dan zoo zeer misplaatst. Wat doet de leerplichtwet bijv, ten opzichte van den landarbeid? Een dergelijke kleinigheid is niet geschikt om iets uit te voeren. Aanpakken is de boodschap. Nu geldt het alleen burgers en arbeiders, die hierdoor een kleine verdienste of bijverdienste kregen, dan zou ze het alge meen aantasten. Nu is het weer een strui kelblok voor burgemeesters, die den minister uitlegging moeten vragen, dan zou het ge- voor de hoofden der gemeenten ze wisten tegen alles op (e moeten die zich noch op den grond bevond, noch zich hoog verhief. Na een verkwikkenden nacht te hebben doorgebracht, vatte ik het plan op een wan deling te maken. Ik had nog niet lang geloopen of ik zag dat men bezig was met het spannen van draden voor een telephoon- net. Ik kende die teekenen van den vooruit gang wel, doch was nog nooit zoo gelukkig geweest den aanleg er van gade te slaan. Ik bleef daarom staan om die mannen hoog boven den grond hunne werkzaamheden te zien verrichten. Om den draad boven te krijgen, bond men dien aan een touw. Ik zag dit zoo aan, mij vergenoegende over de handigheid der werklieden, totdat toen de koperdraad halverwege was gekomen ik on aangenaam werd opgeschrikt. Ik dacht dat er een of andere jongen mij met een zweep in mijn nek sloeg, een dergelijk gevoel kreeg ik op die plaats en was reeds van plan hem te zeggen, dat hij „niks* kreeg, toen ik ontwaarde, dat er niemand achter me stond, ’t Wasdetelephoon- draad, die van uit de goot in schuine rich ting op de aangeraakte plaats was aangekomen en nu, daar ik mij inmiddels verwijderd had, in die richting zijn weg vervolgde. Ik was hierdoor prikkelbaar geworden, doch bemerkte dra, dat mijne ellende nog niet ten einde was. O neen, verre van dat, ik zou moeten ondervinden, dat er door de regeering iets was uitgevonden, waarvan het direct gevolg zal zijn, dat de drukte en beweging en eveneens de verdiensten van velen op en vóór den 5den December soms belangrijk zullen verminderen.' Wanneer ik vorige jaren een paar weken voor den „vijfden” eens in Bolsward kwam om te informeeren naar „zoete” en „stoute” kinderen, zag ik steeds bij zeer velen voor de ramen billetten aangeplakt waarop te lezen stond „Tombola zonder nieten” en dan daaronder a 50, 10 of 25 cent al naar ge lang van de affaire waar dergelijke tombola gehouden werd. Boekhandelaars, galanteristen, winkeliers in chocola en suikerwerken allen deden hier aan mee en vonden daardoor gelegenheid minder courante, doch niet zelden dure voor werpen van de hand te doen. Dat is thans anders, al die tombola’s zijn verdweneh. Eén van de zoo juist genoemde soorten winkeliers heeft er iets anders op gevonden, deze hebben het liedje „loterij” op een een andere wijze gecomponeerd en zetten daar nu boven „Wonderpakketten.” De reden waarom dit gedaan werd, vernam ik reeds spoedig, ’t kwam naar men vertelde van de nieuwe loterijwet. Ik stelde dus zeer veel belang in deze wet, te meer daar ik zelf er mee gemoeid was. Ik was eerst blijde, dat men aan de tal- looze loterijen een einde wilde maken, dat er aan den geldzwendel van den tegenwoor- digen tijd een einde zou komen. Alles wat gelijkstaat met loterijen, effectenspeculatie, wedrennen enz. wat niet veel anders is dan ’t eerste, rekende ik nu afgeschaft en daarom verheugde ik mij. Want niet alleen ben ik een kindervriend, o neen ook „groote men schen” genieten den vijfden December. Ook voor hen wil ik alles goeds en niets zie ik liever, dan dat er iets gedaan wordt tot ver heffing van het zedelijk peil der bevolking. En dit geschiedt wanneer alles in ’t werk wordt gesteld om de speelzucht te beteugelen, die kwaal, waardoor zoovelen ongelukkig zijn geworden. Maar een nieuwe teleurstelling werd mij bereid. Regeeringen denken altijd anders dan gewone menschen. Deze is hier van de stelling uitgegaan, dat het niet langer voorkomen mocht, dat personen gebruik of liever misbruik maken van de speelzucht hunner medemenschen en oordeelde het daarom goed de gelegenheid te ontnemen om daardoor geen genegenheid te veroorzaken. Mooi zool Loterijen worden nu als kansspelen tegen gegaan, maar de andere beide zaken niet, men denkt daar bij zeker: beursspeculatie is handel en wedrennen zijn... nu ja,... wed rennen zijn wedrennen. Zoo wordt hier dus opgetreden tegen iets wat wel is waar verkeerd is, doch slechts een onderdeel van een groot kwaad, dat eindigt, wanneer men de beurs sluit, de wedrennen verbiedt, de staatsloterij afschaft o gestraft met hechtenis maanden of geldboete duizend gulden. De houders van vergunningslokalen hebben bovendien er aan te denken dat art. 45 der drankwet alle Hazardspel verbiedt, en daaronder worden kienen, verlotingen, dobbelen enz. gerangschikt. Ik hoop maar, dat een volgende maal niet weder, iets dergelijks te constateeren valt, want ik zal mij dan genoodzaakt zien langzamerhand maar weg te blijven en dus den St. Nicolaasdag af te schaffen. ’t Wordt nu reeds donker en andere bezigheden te verrichten, plaatsruimte dankt u inmiddels: St. NICOLAAS. - Ti' Bolswardsche Courant ■- I

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1905 | | pagina 1