Nieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
11 of Languages,
I
I
I
1906.
No. 10.
45ste Jaargang.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
DONDERDAG 1 FEBRUARI.
BINNENLAND.
REDE
RENARD-TREINEN.
Cambridge University,
(ion Director for Friesland..
VOOR
Afzonderlijke
j-1-
vervoer
beste weten
Ligt de zeer geringe ontwikkeling van den,
dienst der kleine snelheid bij het automo-
Het Bureau van de „Bolswardsche Cou
rant” is telefonisch aangesloten onder No. 4.
I
gehouden door den heer D. TERHENNE,
in de Vereeniging Handel en
Nijverheid over
17 regels. Ver-
naar plaatsruimte.
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van
volgens 10 Cts. per regel. Overigens
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
de aanhechting van
eenige moeilijkheden
de baan zonder bezwaar recht te
Zij kunnen dus alleen breede en
wegen gebruiken of ze
zeer klein aantal rijtuigen
Inrichting bericht door deze mede, dat de
en 14 dagen.
|t geval wegens ziekte of niet inachtneming
r, zich genoodzaakt ziet de lessen eenigen
jagelijk een plaatsvervanger gekozen, en den
rzuimde lessen te nemen. Een verbreken
i redenen niet plaats hebben.
bilisme hieraan, dat de kwestie niet belang
rijk genoeg is en men bijgevolg met het
uit een
vinden eener voldoende oplossing zich niet
druk heeft gemaakt
Niets daarvan Talrijk zijn de mogelijke
toepassingen van dit soort van vervoer,
talrijk de behoeften, die ’t zou kunnen
bevredigen.
Men kan zich gemakkelijk rekenschap
geven dat veel plaatselijk belang, veel in
dustrie (ver van ’t spoor gelegen, te weinig
belangrijk om den altijd zeer duren aanleg
zelfs van locaalsporen te rechtvaardigen)
zeer gebaat zou zijn bij middelen van ver
voer langs de wegen, die een snelheid van
15 tot 30 KM. in het uur veroorloofden
bij ’t vervoer van verscheiden tonnen ge
wicht.
Als deze vervoermiddelen, die aan weze-
lijke behoeften beantwoorden, niet tot beter
ontwikkeling zijn gekomen, ligt dit alleen
aan moeilijkheden van technischen aard,
welke ik zal trachten, U eeniger mate uit
te leggen, deze ontleenende aan de brochure
„Trams automobiles a propulsion continue
système Renard”.
er om het vraagstuk op
bedient zich van afzon-
waarvan ieder tegelijk
is, bf wel men bedient
trekkend rijtuig, waaraan men
vrachtwagens koppelt, aldus
i volgtrein (trains sur route),
van deze oplossingen heeft in
Twee wijzen zijn
te lossenbf men
derlijke rijtuigen
drager en motor
zich van een 1
één of meer
vormende een
De eerste
het oog loopende bezwaren. Eerstens is zij
zeer kostbaar, daar zij een motor voor elk
rijtuig eischt, benevens een deskundige om
het te begeleiden. Daarbij, als men geen
wagens wil maken van te groote afmeting
en zwaarte om practisch te zijn kan ieder
slechts een zeer beperkt gewicht vervoeren.
Daarom zal men er in ’t algemeen toe ge
leid worden „trains sur route” volgtreinen
te verkiezen.
Hier stuit men op ernstige moeilijkheden.
De ervaring leert, dat alle afzonderlijke
auto’s geregeld voortgaan en dat, afgezien
van geheel buitengewone omstandigheden
het draaien zonder voortbewegen der wielen
(het slippen of doordraaien) niet te vreezen
is. Dat blijft niet zoo, als men de auto ver
andert in een trekker, door er een grooter
of kleiner aantal gewone rijtuigen aan te
haken. Toen de auto alleen was, kwam zijn
adhaesie met den grond door zijn eigen ge
wicht en de weerstand te overwinnen, om
hem te doen vooruitkomen was evenredig
aan dit gewicht.
Toen men er rijtuigen heeft achterge-
haakt, die hij moet sleepen, is de weerstand
tegen voortbeweging evenredig geworden met
het gewicht van den ganschen trein, ter
wijl de adhaesie gelijk bleef, daar die ont
stond door ’t gewicht van den trekker
alleen, ’t Eerste rijtuig kon nog gemakkelijk
getrokken worden, na
een tweede heeft men
ondervonden met drie volgrijtuigen is de
lust tot „doorslippen” grooter geworden en
door hun aantal nog te vermeerderen, maakt
men ’t trekken onmogelijk door de onvol
doende adhaesie van den trekker.
Als men een werkelijken trein van ver
scheiden rijtuigen wil samenstellen, moet de
trekker alléén evenveel wegen als de volg-
rijtuigen samen. Waar men in den aan
vang van het automobilisme niet beschikte
over lichte motors, was ’t gewicht van den
trekker een gevolg van de noodzakelijkheid
IT, stelt verkrijgbaar:
in stukken van f 1000, f 500
en f 100.
maakte er
van buiten tot dupe
maken.
Een man te Ellewoutsdijk kreeg de
vorige week bij het snoeien van een doornen-
haag een doorn in de hand. Hand en arm
zwollen erg op en na eenige dagen van hevig
lijden is de man aan bloedvergiftiging over-
leden.
Gemoedsbezwaren zijn soms onhandel
bare dingen.
De Raad van Naarden benoemde in zijn
vorige zitting de heer Streefkerk, hoofd der
Chr. school aldaar, tot lid der commissie
tot wering van schoolverzuim. Maar ge
noemde heer heeft daarop geantwoord, die
benoeming niet te kunnen aannemen, op
grond van zijn principieele bezwaren tegen
de Leerplichtwet.
De raad nam dit schrijven voor kennis
geving aan en benoemde een ander.
Tot de ontwikkeling van handel en nijver
heid heeft in de laatste halve eeuw niets
zoo sterk bijgedragen als het geregeld ver
meerderen en verbeteren der verkeersmiddelen.
De spoorwegen hebben eene geheele omwen
teling op het gebied van personen- en vracht
vervoer teweeggebracht; stoomtramwegen en
buurtspoorwegen hebben zich doen kennen
als uitnemende middelen, om minder dicht
bevolkte streken tot ontwikkeling te brengen.
Laten wij het vervoer te water buiten be
schouwing, dan zijn stoomtramwegen, omni
busdiensten en vrachtdiensten meer en meer
gebleken doeltreffend te zijn als voedings-
lijnen voor het groote spoorwegverkeer.
Buurtspoorwegen en stoomtramwegen blij ven
kostbaar van aanleg en de toepassing ervan
moet achterwege blijven in dun bevolkte
streken, waar men te voren niet durft reke
nen op een eenigszihs loonend personen- en
goederenvervoer. Op allerlei wijzen is dan
oök steeds gezocht naar een verkeersmiddel
dat dezelfde omvangrijke diensten zou kunnen
bewijzen als een stoomtram zonder dezelfde
groote uitgave te vereischen aan weg en
werken.
Dit verkeersmiddel meent men thans ge
vonden te hebben in de Renard-treinen, zoo
genoemd naar den uitvinder, den kolonel
Charles Renard.
De snelle ontwikkeling van het automo
bilisme is een der merkwaardigste industriëele
verschijnselen van onzen tijd.
Geen enkele uitvinding heeft haar toe-
passingen zich in zoo weinig tijds zien ver
menigvuldigen, geen ook heeft zoo snel op
eenvolgende veranderingen ondergaan, waar
door rijtuigen van 3, 4 jaar een ouderwetsch
voorkomen hebben, dat den minst ingewijde
treft.
Die buitengewone ontwikkeling, waarover
sommigen zich verheugen, anderen zich be
droeven, maar die niemand betwist, vertoont
behalve haar snelheid een bijzonderen aard.
Terwijl alle andere wijzen van voortbe
weging worden toegepast onder twee ver
schillende vormen ’t zij men ze aanwendt
om zoo spoedig mogelijk reizigers of lichte
goederen te vervoeren bf zich liever tevreden
stelt met een minder snellen gang en de
beschikbare kracht gebruikt voor ’t vervoer
van zware lasten, heeft het automobilisme
zich bijna geheel bepaald tot de eerste der
beide toepassingen, dus snel vervoer.
Waar, zooals bij de spoorwegen, alle
vervoermiddelen in toepassing brengen de
groote en de kleine snelheid, kennen de
automobielen alleen de groote, want de rij
tuigen voor langzamer vervoer bestemd, zijn
zoo gering in aantal, dat zij voor het pu
bliek verdwijnen in de massa der „snel-
rij tuigen”.
Alle vorderingen van ’t automobiel-wezen
schijnen tot eenig doel te hebben, steeds
grooter snelheden mogelijk te maken. Die
snelheden mogen in de praktijk moeielijk
toegepast kunnen worden, haar aanwending
moge ernstige gevaren meebrengen, toch
doen de fabrikanten al hun best de door
hun concurrenten verkregen snelheid te
overtreffen. De genegenheid van ’t publiek
voor ’t welk snelheid en automobiel gelijk
waardige en onafscheidelijke termen zijn, is
voor de snelste rijtuigen.
Daardoor dan ook staan de enkele auto
mobielen tot dusver in dienst der kleine LEEUWARDEN,
snelheid aangewend, tegenover hun schit
terende en talrijke mededingers weinig in
de gunst en als om naar hartelust die onge
nade te vermeerderen, heeft men ze gedoopt
met den weinig fraaien naam van „poids-
lourds” (zware gewichten) alsof men door
dit pleonasme wilde uitdrukken, dat men
hier staat voor ’t minst lichte en ’t minst
sierlijke, dat door de industrie is gemaakt.
kracht, die er wordt uitgeoefend op het
punt, waar de bewegende raderen den gronc
rakendie kracht is inderdaad bij slechts
2 raderen gelijk aan den weerstand tegen
voortbeweging van den heelen trein.
Afgezien van dit ernstig ongerief, biedt
het gebruik van „volgtreinen” een andere
moeilijkheid nl. dat, waar de volgrijtuigen
.wel precies in dezelfde richting loopen, als
deze een rechte lijn volgt, dit verandert als
de weg meer of minder scherpe bochten
vertoont. Als men inderdaad een rijtuig be
schouwt, midden in een trein, terwijl deze
naar links ombuigt, wordt dit rijtuig door
het voorgaande niet recht vooruit getrokken
maar in een richting, schuins naar links
verder trekt het ’t volgende rijtuig, dit
biedt weerstand, maar die weerstand is niet
gericht op de as van het trekkende rijtuig,
dat wij beschouwen, maar in een schuins-
linksche richting het tusschen-rijtuig wordt
dus voor en achter naar links gedreven en
heeft dus eene neiging naar dien kant af
te glijden. Die neiging neemt toe met ’t
getal en ’t gewicht der rijtuigen, de op
gaande helling en de kromming van den
weg. Omstandigheden als ’t hooger liggen
van den buitenkant van den weg en de
gladde bodem kunnen dat effect verhoogen
en in de praktijk komt dat uitshuiven vaak
voor, daar de trein tracht aan te nemen
den vorm der koorde van den boog, dien
hij als ’t goed gaat, achter de locomotief
moet beschrijven.
Aldus samengestelde treinen moeten dus
scherpe bochten, vooral met hellend vlak
vermijden, tenzij de breedte van den weg
toelaat,
maken,
weinig bochtige
moeten
bestaan.
Men heeft op verschillende manieren ge
tracht, die neiging tot uitschuiving tegen
te gaan, vooral door de wielbanden van
uitstekende punten te voorzien, die meer of
minder diep in den weg doordringen en zoo
een zijwaartsch uitschuiven beletten. Die
middelen helped niet altoos, maar hebben
wel tot onfeilbaar resultaat, dat ze de schade
aan de wegen toegebracht, vermeerderen.
Aangenomen, dat men er in slaagde, het
uitschuiven geheel tegen te gaan, zouden
toch nog zonder buitengewone voorzorgen,
eenige achter elkaar gekoppelde rijtuigen
niet precies den door den trekker beschre
ven bocht volgen.
Volgens bekende regels zou de krommings-
straal van den weg door ieder rijtuig afge
legd, vergroot of verkleind worden van ’t
begin naar ’t eind van den trein en als
deze wat lang is loopt men gevaar, dat de
laatste rijtuigen ontsporen of stooten tegen
voorwerpen langs den weg. Aldus staat men
bij de kwestie van ’t handelsverkeer met
auto-treinen voor twee oplossingen.
De eerste is kostbaar en weinig geschikt
voor toepassing in ’t groot, zij bestaat in
’t gebruik van auto-vrachtwagens.
De andere, die der volgtreinen, bestaat in
’t gebruik van zware trekkers, die de wegen
vernielen en weinig handelbaar zijn, daarbij
als de treinen wat lang zijn, zijn ze practisch
slechts bruikbaar op breede wegen met
kleine bochten.
In deze moeilijkheden van zuiver tech
nischen aard moet men de reden vinden der
geringe ontwikkeling van ’t automobiel vervoer
met kleine snelheid.
’t Is buiten kijf, dat, als men er in slaagt
die bezwaren op te heffen en treinen te
krijgen, waarvan de rijtuigen een matig ge
wicht hebben en nauwkeurig den weg van
’t eerste volgen, die nieuwe uitvinding spoe
dig talrijke toepassingen zal krijgen, want zij
beantwoorden aan onweerlegbare behoeften.
De automobieltreinen met „doorgaande
beweging”, systeem Ch. Renard, vervullen
dien wensch en zijn vrij van de beide boven
genoemde gebreken en dat, dank zij de toe
passing van twee nieuwe beginselen, dat der
„doorgaande beweging" (propulsion continue)
en dat der „zuivere zwenking" (tournaut
correct).
Er is geen trekker in treinen met door
gaande beweging. Een der rijtuigen is voor
dien van een motor, krachtig genoeg, om
■den ganschen trein met de verlangde snel
heid voort te bewegen. Dat rijtuig staat
j gewoonlijk vóór den trein, maar er zou
niets tegen zijn, het in ’t midden of achter
aan te plaatsen’t is eenvoudig een beweeg
lijk toestel met motorische kracht.
Dank zij de specifieke lichtheid der heden-
daagsche motors is ’t niet zwaarder dan
eenige andere wagen van den trein.
Slot volgt.
Snoek. Het bericht in ons blad van
Zaterdag, als zou Dr. Bouma alhier door de
Rechtbank te Heerenveen zijn vrijgesproken
van de weigering tot afgifte van een bewijs
van overlijden, wegens gebrek aan wettig en
overtuigend bewijs, is door den berichtgever
onvolledig overgeseind, waardoor het aan
duidelijkheid te wenschen overlaat.
De Rechtbank te Heerenveen heeft u.l.
het vonnis door den Kantonrechter te Lem
mer op 30 Nov. 1905 tegen dr. Bouma
gewezen, bevestigd, zij ’t dan ook op eenigs-
zins andere gronden, wijl Hessel van der
Zee tijdens zijn sterven niet meer gezegd
kon worden, een patient geweest te zijn van
Dr. Bouma.
Ter opheldering diene voorts, dat gen. van
der Zee slechts 3 maal op het spreekuur
van Dr. Bouma is geweest, en wel op 13,
21 en 30 Juni 1905, doch dat dr. Bouma
hem sedert niet weer heeft gezien; waarom
dr. B. weigerde een verklaring af te geven
van de oorzaak des doods, toen v. d. Zee op
15 Aug. d. a. v. was overleden.
De Rechtbank was dan ook van oordeel,
dat, al mag misschien in de laatste helft van
de maand Juni 1905 tusschen dr. B. en van
der Zee een verhouding zijn geweest als die
van geneesheer en zijn lijder of patient,
zooals art. 5 der Wet van 21 Juli 1865 die
kennelijk op het oog heeft, daarvan zeer
zeker geen sprake kan zijn bij de lange
tusschenruimte, die verloopen is tusschen ’t
laatste bezoek van v. d. Zee aan dr. Bouma,
en diens overlijden^
Dr. B. heeft dus over den toestand van
den zieke, na diens laatste bezoek op het
spreekuur niet meer kunnen oordeelen, zooals
toch een getfeesheer over den toestand van
zijn patient moet kunnen doen, wil hij naar
beste weten eene verklaring afgeven van de
oorzaak des doods. Sn. Ct.
Workum, 30 Jan. Aan het zeestrand
alhier zijn komen aandrijven 230 pakjes ge
vlochten stroo, welke waarschijnlijk dienst
hadden moeten doen om stroohoeden van te
fabriceeren.
De goederen zijn aangegeven bij den heer
Burgemeester-Strandvonder, welke ze eenigen
tijd heeft laten opbergen.
Er in geloopen.
Vrijdagavond omstreeks twaalf uur, ter
wijl de inspecteur van politie van Bloemen-
daal, de heer Lokerse en de veldwachter
Smits van Aerdenhout zich bevonden op het
Damrak te Amsterdam wilde een bekend
individu, die deze politieambtenaren aanzag
voor colporteurs, een gouden ring te koop
aanbieden, welke bij onderzoek bleek van
koper te zijn. De man te arresteeren en
over te brengen naar het bureau van politie
in de Warmoesstraat was het werk van een
oogenblik en toen bleek, dat een goede vangst
was gedaan, aangezien voortdurend aan dit
bureau klachten over een dergelijk persoon
waren ingekomen, dien men echter telkens
weer moestlaten gaan, omdat geen voldoende
aanwijzingen tegen hem aanwezig waren. Hij
altijd zijn werk van om luidjes
van zijn handelwijze te
Bolswardsche Courant
I