Meuws- en Advertentieblad Bolsward en Wonseradeel. I I I I *3 0 1906. 45ste Jaargang. No. 21. Verschijnt Donderdags en Zondags. 3 ZONDAG 11 MAART. „STREVEN NAAR VERBETERING.” F VOOR plaatsruimte. Afzonderlijke van Het Bureau van de „Bolsw. Courant” is telefonisch aangesloten onder No. 4. INGEZONDEN. (Builen verantwoordelijkheid der Redactie). Melkkoeien-Vereeniging I Uw dw., F. van der PERS. Groningen, 9/3/’O6. ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar 5 Cent. van de heeren P. P. Potma, werden spoeden bij ons wij we handelen. En daarom te eischen, waar Aan de Redaktie der Bolswardsche Courant. Geachte Redaktie! Mogen we s. v. p. nog een weinig plaats ruimte van U vragen, om nog een enkel woord tot den Heer J. de Boer te kunnen richten? Bij voorbaat onzen dank. Den Heer J. DE BOER, Bolsward. ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Cts. per regel. Overigens naar volle veertien dagen bedenk- dunkt dat dat royaal ge- 'j uwe i laten die u op we uit de bladen mr. ver- eens Sneek. Dinsdagavond hield de vereeniging tot bevordering van het vreemdelingenverkeer alhier, in //Amicitia” hare jaarlijksche alge- meene vergadering. Na goedkeuring der notulen bleek uit de goedgekeurde rekening en verantwoording van den penningmeester, dat over het afgeloopen jaar aan gewone contributiën was ontvangen f 228,50, terwijl het ledental 183 bedroeg, tegen 189 in het vorige jaar. Het verslag der werkzaamheden over 1905 liep hoofdzakelijk over de in Augustus ge houden tentoonstelling van bloemen, planten, bouquetten, vruchten, groenten enz. en de daaraan verbonden 2-daagsche tentoonstelling van rashonden. Hieruit ontleenen we, dat deze tentoonstelling werd bezocht door onge veer 20,000 personen. De inkomsten aan entrée’s enz. bedroegen f 6742,835, de uit gaven samen f 6550,065 en het batig saldo dus f 192,77. Het waarborgfonds, waarvoor 35 personen zich hadden verbonden voor f 100 ieder, behoefde daardoor niet aangesproken te worden. Opgemerkt werd, dat onze stad ook finan- tiëel van deze tentoonstelling heeft geprofi teerd, daar o.m. aan arbeidsloon f 2915,44 en voor geleverde goederen f 2571,28 werd betaald. Wegens het bedanken Abbinga, P. Ypes Jz. en tot bestuursleden gekozen de heeren W. Hes- selink, Mr. P. C. Andrae en N. de Boer. De heer R. Regenbogen nam de functie van 2e secretaris aan. Medegedeeld werd, dat door de Ver. werden aangeschaft 18 zinco lithografische cliché’s om te dienen, zoodra de zomerdienst van spoor en tram bekend is, voor het maken van een reclame voor Sneek en omstreken, onder den titel Z/Gids voor Sneek en Om streken”. De uitgave zal geschieden in 5000 exemplaren, gratis te verspreiden en zal, in fraaien band, 40 pagina’s druks op kunst drukpapier, o.a. bevatten 18 stadsgezichten en eene beschrijving van Sneek en Omstreken, dienstregeling van spoor- en tramwegen, stoombooten enz. De bedoeling is deze uit gave te doen worden een ware vraagbaak, zoowel voor ingezetenen als voor handels- reizigers en touristen. Vanwege de commissie voor kinder voeding werd gedurende dezen winter, van 11 Januari tot en met 2 Maart, 3 maal per week gelegenheid gegeven voor het ge bruiken van een warmen maaltijd op de lagere scholen in deze gemeente. Op school no. 3, waar het meeste gebruik van kindervoeding werd gemaakt, werden gedurende bovengenoemd tijdvak in het geheel 4984 porties verstrekt of gemiddeld 212 per keer, Mijnheer de Redacteur2. Den volgenden dag begon het te regenen, wij konden onze dorst weer lesschen en de stengels waren minder hard en taai, er was dus een kleine aanleiding, om onzen ijver te bekoelen. Toen werden wij verweid en misten een paar weken de gelegenheid om de buren te spreken. In dien tijd zagen wij als ’t ware het gras groeien, wij kregen weer volop eten en drinken. Ofschoon niet meer zoo onverschillig als in Juni, de rechte stemming om in onze vereeniging te strijden voor verbetering van grieven ontbrak en had een nieuwe prikkel noodig. En die prikkel kwam, hoe verder wij in den herfst kwamen te slechter werd het weer. De regen dien wij in Juni hadden ontbeerd sloeg ons dagelijks om de ooren. Onze boeren legden ons een dek op, die stomme menschen begrijpen niet dat, in een natten tijd, zoo’n dek niet anders geeft, als dat men, in de droge tusschenpoozen, ook nat blijft. Toen groeiden onze grieven met den dag. Het bleek dat ons Bestuur dit oogenblik had afgewacht. In den nacht van 13 op 14 October, terwijl de eene hagel- en regenbui de andere verdreef, werden wij ter vergadering opgeroepen. Onmiddellijk gaven wij aan dien oproep gehoor, het ruwe weer trotseerend renden wij naar de vergaderplaats. De hekken die ons van onze buren scheidden, werden omver geloopen en binnen enkele minuten waren wij allen bijeen achter het erf van boer Jansen waar nog een beetje beschutting is. Zwarthak opende de vergadering met eene toespraak zeker de langste en mooiste die ooit door een koe is gehouden. De spreekster deed alsof zij improviseerde maar ik wist wel beter. Mijn vriendin Kol had mij er al meermalen op gewezen dat Zwarthak en Blaarkop zoo dikwijls bij elk'aar stonden te smoesen. Enfin, de toespraak was gememori seerd en ze was er ook niets minder om. Ze werd met onverdeelde aandacht aange hoord. De gememoriseerde toespraak van de Voor zitster luidde aldus Geachte Zusters, Leden van onze Vereeniging! Ik heet U allen welkom en vertrouw, dat gij in de rechte stemming zijt om met mij te beraadslagen voor de middelen om een einde te maken aan onze rechtmatige grieven. Ik zeg grieven, geachte hoorderessen, want als wij geene grieven hadden, zouden wij thans niet vergaderen, maar rustig slapen. Immers ook de menschen, die ons gebracht hebben op het denkbeeld van vereenigen en vergaderen, zouden ook niet zoo vaak halve nachten in onfrissche lokalen door brengen met vergaderen, als zij geene grieven hadden. Onze hoofdgrief is, dat die menschen, bij het morren over eigen kleine tegen- Maar gij met uw naar den politieken en geestelijken dood voerend konservatisme hebt slechts één wapqn, en wel het verachtelijk, ja demonisch wapen der verdachtmaking. Zoodra men u dat uit de handen slaat, zijt ge weerloos, gelijk thans voldoende blijkt. Mocht ge dat uit deze geschiedenis geleerd hebben. Moge ze u tot nadenken stemmen, u overtuigen, dat ge blind zijt. Dan, maar dan ook alleen is nog redding voor u mogelijk. Wij wenschen u toe, dat ge, vóór het te laat is, nog moogt vatten het wezen van het Christendom en eerst dan zult ge pas snap pen, wat wij Christen-Demokraten met ons praktisch Christendom willen. Nu zijt ge onbevoegd over ons te oordeelen. Voor u hopen we, dat ge nog eenmaal tot dit inzicht moogt komen, waarvoor we u naast de Schrift, de lezing van Algemeen Welzijn aanbevelen. Met dank aan de Redaktie, Hoogachtend, toeven, aan ders, of ze u helpen. Wij van onzen kant vinden het heel goed, daar kunt ge u voor vast van verzekerd houden. Iedereen zal moeten erkennen, dat ridderlijk tegenover u hebben we recht om van u gij begonnen zijt met ons den handschoen toe te werpen, op een bevredigend en af doend antwoord. Blijft ge volharden in uw diepzinnig zwij gen, dan laten we verder aan het geacht publiek over het oordeel over uw persoon en over uwe handelwijze. Ten slotte wil ik u nog een ding zeggen, mijnheer De Boer. We begrijpen zeer goed, dat ge met deze zaak dwars in de maag zit, maar voelt ge nu tevens niet, hoe het kon servatisme en vooral het „geloovig” konser vatisme eenvoudig niet te verdedigen is, wijl het noch een Christelijken, noch een redelijken grondslag bezit. Wij Christen-Demokraten hebben een hei-, lig ideaal, een levend beginsel, ijveren in navolging van onzen Heer en Heiland voor de verwezenlijking van het praktisch Christen dom. Daarom zijn wij steeds strijdvaardig. Omdat wij God vreezen, vreezen we niemand. Altijd staan we gereed ter verdediging van ons beginsel, streven er naar om zout, een licht en gelijk een stad op een berg te zijn, en geven daar steeds onomwonden getuige nis van. M.l Veronderstellende, dat ge tamelijk vergeet achtig zijt, nemen we hierbij de vrijheid om u even te herinneren, dat ge u nog van een onafwijsbare plicht hebt te kwijten. Wij en ook het geachte publiek verwachten van u een afdoend antwoord op ons schrijven 22 Febr. j.l. Om nog even uw geheugen ter hulp te komen, herhalen we, dat we van u verlangen: bf terugname van uw artikeltje aan het adres van de Christen-Demokraten, voorkomende in de Bolsw. Crt. van Zondag 18 Febr. j.l., bf aanvaarding van een open baar debat over het bekende onderwerp. Met een diepzinnig stilzwijgen komt ge er zóó niet af. Moeten we uw stilzwijgen aanmerken als een toestemmen van alles, wat we aan uw adres richten en dat wij dus.den spijker op den kop hebben geslagen, welnu, erken dat dan eerlijk en rond, dat zal u tot eere strek ken. Blijft ge echter in uw zwijgen vol harden, weet dan ook, dat iedereen het recht dan heeft u voor een laffen lasteraar aan te zien, en hebt dit u zelven te wijten. Ge noemt u „Christelijk”-Historisch, niet waar? Welnu, als ge dat „Christelijk” nu niet heelemaal tot een aanfluiting én bespot ting wilt maken, dan dient ge toch ook rekening te houden met het negende gebod, dat bij ons Christen-Demokraten luidt: „Gij zult geen valsch getuigenis spreken tegen Uwen naaste”. Of weet ge misschien niet eens wie uwe naasten zijn (evenals de Fari- zeërs uit Jezus’ dagenwelnu ga dan eens de gelijkenis van den Barmhartigen Samaritaan lezen, dan kunt ge meteen eens kennis maken met den grondtoon des Christendoms, met het wezen der naasten liefde, welke in onafscheidelijk verband staat met de liefde tot God. We hebben u tijd gegeven, ons noeg is. Of zijt ge misschien nog bezig voormannen te polsen en laten die i antwoord wachten Naar vernamen, moeten dr. De Visser en Verkouteren dezer dagen in Friesland Weet ge, wat ge doet, vraag dezen, als uwe konservatieve medebroe- niet uit den brand willen voor ons gesloten, dient bij velen alleen om met eene bespottelijke zindelijkheid te pron ken. Een hond die niets doet dan een beetje blaffen, wordt er niet uitgestuurd, mag zich bij het vuur warmen. Wij, de wel doeners der menschen, wij moeten zelfs het allerruwste weer trotseeren. Wij worden beschuldigd de oorzaak te zijn van ziekten onder de menschen. Geleerde koppen kijken door kijkers en glaasjes om bacteriën te vinden waardoor wij gevaarlijk zouden zijn. Men spuit ons in en verklaart dan dat meerderen van ons eigenlijk moesten worden afgemaakt. Maar de domkoppen be grijpen blijkbaar niet dat men ons, als ’t ware moedwillig ziek maakt. Een nacht als deze is in staat om het weerstandsver mogen tegen ziekte bij meer koeien te ver nietigen dan men in een jaar kan afmaken. Zusters, hoorderessen, de omstandigheden verbieden mij meer van uwe aandacht te vragen, ’t Was ook voldoende om onze rechtmatige ontevredenheid duidelijk te maken om ons verzet en onzen eisch voor herstel van grieven te rechtvaardigen. Eendrachtig moeten wij ons verzetten tegen de mishan deling dië ons deel is, kan dit niet goed schiks wezen dan door daadwerkelijk ver zet. Zonder ons kunnen de boeren niets, zijn zij arm en hulpbehoevend, wij willen ze dwingen dit te erkennen en daarnaar te handelen. Tot eendrachtige samenwerking in deze roep ik U op, zijn wij solidair, dan is ons de overwinning verzekerd. Ik heb gezegd. Slot volgt. BINNENLAND. :-: VERSLAG :-: van do Vergadering gehouden in den nacht van 13 op 14 October 1905. onze belangen vergeten, zoodat grieven moeten ontstaan. Welnu, willen dat die menschen naar ons zullen luisteren, op onze rechtmatige grie ven zullen letten. Dat is ons recht, want wij Nederlandsche melkkoeien, wij zijn de voornaamste bron van ’s lands welvaart. (Applaus). Toen ik dezen zomer in de stad was om daar, met ander stamboekvee, aan eenige Engelsche heeren te worden vertoond, be luisterde ik een gesprek. Een heer, een Nederlander, vertelde aan een anderen heer, een Engelschman, dat in Nederland zijn bijna een millioen melkkoeien die alleen aan melk, per jaar, ongeveer voor 140 millioen gul dens opbrengen. Geen enkele tak van nij verheid of handel kan zulke cijfers aantoonen. Bij het naar huis gaan dien avond besprak ik met anderen deze mededeeling en wij liepen toen fier en trotsch in het bewustzijn dat wij zijn de grootste weldoensters van het vaderland. En wat ontvangen wij vooi; onze weldaden Wij allen, geachte hoorderessen, weten het, wij ontvangen niets dan ondankDat begint reeds bij onze geboorte, onze moeders mogen wij niet eens zien. Van het voedsel, door de natuur voor' ons bestemd, ontvangen wij een schamel beetje, zoo spoedig mogelijk wordt het ons onthouden en in geld omgezet ten einde den mensch te verrijken. En verder? Ja, als de goede God voldoende gras en drinkwater geeft, dan is het goed, maar als wij het van de menschen moeten hebben, dan, wij ondervonden dat dezen zomer, dan is het God geklaagd. Zes maanden lang, ieder jaar, bindt men ons aan een touw vast en mogen wij geen stap doen. De meeste stallen zijn veel te heet of tochten. Om een enkele maal met ons te pronken maakt men die stallen hoog. Doen wij dan een misstap (in letterlijken zin, want in figuurlijken zin doet eène koe geen misstap) dan kwetsen wij uier of beeneu door de te diepe groep. Onze lotgenooten die niet altijd vaststaan, die in een potstal mogen loopen, zijn gedwongen tot eene on zindelijkheid die oorzaak is, dat wij dan nog liever vaststaan. Maar ook in het alge meen laat onze reiniging zeer veel te wen schen over en dit is te meer schande, omdat men ons verhindert ons zelf te reinigen. Als het weer slecht is, dan schikken wij ons nog al in het gedwongen stalleven, maar bij mooi weer, ja, dan bekruipt ons wel de lust om onze meesters ook eens een paar maanden aan een touw vast te binden om te zien hoe hen dat zou bevallen. Zijn de zes maanden om, dan moeten wij naar buiten en daar blijven. Niemand denkt er aan dat onze verwende huid niet bestand is tegen de koude nachten in Mei, nergens vinden wij eenige beschutting. Er is meer, let eens op ons eten en drinken. Voor het laatste vragen wij alleen water, in voldoende hoeveelheid en frisch. Waar zijn de boeren die daarvoor ten allen tijde zorgen? En het eten? het wordt hoe langer hoe slechter. Is in den zomer de grasgroei schraal, dan is nergens zooveel voedsel opgespaard dat men het onvoldoende gras kan aanvullen. Iedere boer houdt meer beesten dan hij in gewonen tijd kan voeden, in de valsche meening dat hij dan meer geld maakt. Loopt het dan wat tegen, dan mogen wij hongerlijden. En hoe staat het des winters? Mijne overgrootmoeder, naast wie ik een winter op stal stond,, heeft mij verteld van den goeden ouden tijd toen iedere koe volop hooi kreeg met wat lijnkoek. En nu? pulpe, spoeling, gebroeide mais, slecht Amerikaansch lijnmeel enz. enz., alles is goed genoeg als wij maar melk geven. Daaraan denkt men alleen, daarop studeert men. Het eenige waarin men belang stelt is: of wij wel voldoende melk geven. Komen wij op een leeftijd dat de kans bestaat dat onze melkproductie zal verminderen, dan geen rustigen ouden dag. Neen! dan alleen eene poging om ons spoedig vet te maken, om ons te kunnen slachten, om nogmaals geld van ons te maken. Maar bovenal, mijne hoorderessen, schreit ten hemel, dat wat wij thans weer onder vinden. Storm, hagel en regen, zij woeden den ganschen langen nacht, geen enkel droog plekje is er te vinden waar wij kunnen uit maten. De stal, ons rechtmatig verblijf, is Bolswardsche Courant t I

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1906 | | pagina 1