Kieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
na
Jl
1906.
45ste Jaargang.
No. 31.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
I
f
ZONDAG 15 APRIL
VOOR
l'i'
Afzonderlijke
BINNENLAND.
r-
C. W. EISMA.
Bolsward, 13 April 1906.
te vragen heb: je moet, als
heel dikwijls komen. Jij weet
aan
stelde
maar
INGEZONDEN.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie).
ik je
er is,
goed te converseeren, je bent zoo’n
spijt ’t je zeker, dat er van
naar D niets komen kan Erg
heel gauw naar Waldheim te volgen dan
is ’t ook daar niet meer zoo eenzaam.
De gelukwenschen, die ze oom aanboden
na de eerste verbazing, kwamen uit den
grond van hun hart, dat zij tot hun eer
gezegd. Bij Fransje steeg echter dien avond
ernstige twijfel op aan de waarheid van. het
kort geleden met zooveel vertrouwen aange-
gehaalde woord Een vrouwenwil is 's werelds
wet. (Avp.)
I*
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar d 5 Cent.
was de jongste
en tien jaar
oom van Hans
Kieviten.
Men schrijft aan de Tel.
In Friesland, waar tot dusver de kieviten
nog schaarSch waren, zijn in de laatste dagen
geheele groepen dier vogels overgekomen
ook vele tureluurs, pluvieren, kemphanen,
scholeksters en andere vogelsoorten zijn terug-
keerd.
Deze terugkeer is volgens de eierenzoekers
en natuurliefhebbers een vrij zeker teeken,
dat de winter ons verlaten en de lente een
aanvang genomen heeft.
De vraag naar Hollandsche melk- en
akkerknechten voor Rijnland en Westfalen
is in de laatste dagen groot. Voor de eersten
wordt f 280 a f 380 en voor de laatsten
f 220 a f 280 behalve kost en inwoning,
gegeven,
dat de aantijging
kan raken en
waren voor een
in Bolsward.
ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 17 regels. Ver
volgens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
Mijnheer de Redacteur!
Nu zijn er reeds twee „der protesteerende
ouders0 als polemisten tegen mij opgetreden.
’t Blijkt echter, helaas, dunkt me, dat
beiden genoegen smaken en heil zoeken in,
achter een masker, allerlei niet ter zake
dienende dingen bij de kwestie aan te roeren,
en tegelijk persoonlijk en hatelijk te zijn.
Zoo iets teekent nooit veel goeds. Daarom
zwijg ik liever.
Willen de schrijvers voor den dag komen,
door hunne namen te noemen, en dan met
mij in eene vergadering van Volksonderwijs
of in een andere algemeene, openbare, bij
eenkomst het bekende onderwerp bespreken,
ik ben daartoe gaarne bereid. Dit acht ik
veel beter dan onhebbelijk geschrijf en ver
dachtmaking, ’t geen iemands fatsoen te
na komt.
Ik vrees niet of ik zal alsdan aantoonen,
dat mijne becijferingen op waarheid berusten,
van „goocheltoer" mij niet
dat er voldoende gronden
nieuwe schoolgeld-regeling
kunt ge
word
neen,
heid
te zeggen, wat mij
houden... u en u alleen. De woorden die ik
zong, waren een bekentenis aan u.juffrouw.
Clara, stoot mij niet terug in mijn eenzaam
leven, ik zou het nu niet meer kunnen
verdragen 1
Clara snikteeen warm geluk doortrilde
haar. Daar had ook het rijke leven zijn weg
gevonden naar haar, de eenzame.Woorden
kon zij nog niet vinden doch haar oogen
verrieden, wat zij niet durfde uitspreken...
Daar voelde ze twee liefhebbende armen
om zich heen. En zij liet zich zonder tegen
stand omhelzen.
Liefste, nu is het gedaan met je strijd.
Mijn liefde zal je omringenmijn huis zal
jou... zal onze wereld zijn, vol geluk.
Hans en Fransje meenden te droomen,
toen kort daarna oom binnentrad, met stralend
gezicht en ’n beetje zenuwachtig bevend zei:
Kinderen, ik heb jelui een beetje laten
wachten, hé Tantetje laat je groeten. Zij
heeft zooeven jelui ouden oom beloofd, hem
I
Moordaanslag Nieuwe Kanaal.
Leeuwarden, 12 April. De instructie
tegen Jan Apeldoorn is gesloten en zijne
zaak verwezen naar de openbare terechtzitting.
Vermoedelijk zal de behandeling plaats hebben
op Woensdag 2 Mei.
De getroffene, Akke Kobus, verblijft nog
steeds in het Stadsziekenhuis. Ze is zeer
gezond, doch spreken is haar nog steeds
ónmogelijk. Geheele genezing vereischt eene
langdurige behandeling.
Zonder twijfel zal zij niet mondeling kun
nen antwoorden, doch zal dit schriftelijk
moeten geschieden.
Als verdediger is aan Apeldoorn toegevoegd
mr. J. Verwer, advocaat te Leeuwarden.
Hem., Oldeph. en Nw., 11 April. Ofschoon
de haringvangst iets beter is geworden blijft
de uitslag nog alles te wenschen overlaten.
De kustvisschers alhier besommen nauwelijks
de noodzakelijkste onkosten, waarom ver
schillende jollen thans naar Urk zijn ver
trokken. De berichten van daar luiden echter
ook nog verre van gunstig. Opvallend is,
dat de visch dit jaar bijzonder laat is; men
verwacht eiken dag het binnenvallen der
scholen, maar telkens worden de wachtenden
teleurgesteld. Door de geringe vangsten
houden de goede prijzen stand; na Paschen
wordt echter groote daling verwacht.
Ilepk. Nieuwsbl. v. Fr.
Sneek. Gedurende het eerste kwartaal
van 1906, werden in het Telefoonnet alhier
gevoerd, 15735 locale gesprekken en 1343
interlocale.
De motoromnibussen, die verleden week
den dienst tusschen Arnhem en Velp openden,
door de vooruitstrevende menschheid, wie een
half uur trammen van Velp naar Arnhem
als een achterlijke zaak uit de vorige eeuw
voorkomt, met vreugde begroet, voldoen helaas
nog niet aan de eischen die dezelfde vooruit-
strevenden meenen te mogen stellen. Zoo nu
en dan wordt er op den Velperweg of in
het dorp een motorbus waargenomen die
hardnekkig weigert zijn weg te vervolgen.
Zoo ook hedenmiddag op het kruispunt bij
de Stationstraat en bij Daalhuizen. Roeng,
roeng, roeng, draaiden de chauffeurs telkens
weer tevergeefs onder gegrinnik van de
omstanders, totdat ten slotte ’s avonds de
beide gevaarten met paarden naar Arnhem
werden getrokken.
Een 20-jarig oppassend jongmensch
woonachtig Overtoom, dat j.l. Zondag per
fiets naar de bloemvelden zou gaan, was
Woensdag nog niet teruggekeerd. Zijn ouders
hadden overal geïnformeerd, maar nergens
had men hem gezien, toen het bericht kwam
uit Bloemendaal, dat hij daar bij particuliere
personen werd verpleegd, met gebroken been
en zwaar inwendig gekneusd. Zijn fiets was
verbrijzeld. Men weet niet hoe het geval
zich heeft toegedragen, daar hij steeds buiten
kennis is. (Stand.)
Schemering van een Decemberavond.
Buiten warrelt de sneeuw dikvlokkig naar
den grond.
In ’t behagelijk kamertje zit juffrouw Win-
gerath aan de eenvoudige schrijftafel. Zij
heeft de cahiers, pas gecorrigeerd. Nu leunt
zij peinzend het moede hoofd op de handen
en haar gedachten gaan terug naar het ver
leden. Zij toeven bij de jaren van harden
strijd, de nachten, in ernstige studie door
waakt, die haar eindelijk tot het vurig be
geerde doel brachten en haar een vaste positie
bezorgden
Of klaagt nog eenmaal ’t opstandig hart,
dat al zijn warm verlangen naar jeugd, ge
not en levensvreugde steeds overstemd werd
door den gebiedenden eisch van het verstand,
om steeds vooruit te streven? Dat dwaze
hartWeegt niet een vaste aanstelling als
onderwijzeres dubbel op tegen het kleine offer
van de genoegens der jeugd?
Een haastig kloppen onttrekt juffrouw
Clara aan haar gevaarlijke droomen.
Och, ben jij ’t Fransje! En zoo opge
wonden Wat nieuws breng je?
Verbeeld je, Clara: de
heeft zijn bezoek aangekondigd. Zaterdag
komt hij met den trein
't hem bij
blijven.
En nu
jelui uitstapje
ongelegen, dat bezoek, hé
Hoe kom je er bij Clara! Van dat
uitstapje zie ik graag af. Ooms bezoek vind
ik prettig, ’t Is nu maar de kunst, ’t hem
bij ons gezellig te maken en hem lang te
houden.
Kijk, kijk, wat is onze Fransje een
liefhebbende nicht en een model-huisvrouw.
Wat zegt je gestrenge heer en meester van
die stoornis in jelui tele a tele?
Een vrouwenwil is ’s wereldswet!
ITans is precies van dezelfde opinie. Maar
zeg, Clara, je bent immers mijn trouwe
vriendin
Twijfel je daaraan nog Moet ik het
je bewijzen?
Schat, je moet mij helpen
De logeerkamer in orde brengen?
Groenten schoonmaken? Een taart bakken?
Ik ben tot je dienst.
Och, Clara, maak geen gekheid De
zaak is ernstiger, dan je denkt. Ik heb je
al gezegd, dat er ons veel aan gelegen is,
bij oom Werner in de gratie te komen. Hij
is de eenige broer van Hans overleden moeder.
Door een bittere teleurstelling in zijn jeugd
is hij ongetrouwd gebleven, heeft Hans mij
verteld. Hij heeft een heel mooi huis en zit
er warmpjes in; maar wat zegt dat zonder
een zorgende huisvrouw? Ik bedoel, dat
oom, ondanks zijn rijkdom, heel veel mist
SU daarom wil ik hem, zoolang hij bij ons
van 5 uur en als
ons bevalt, wil hij een paar dagen
Oom riep Fransje opeens, weet u
wel, dat u er vanavond erg voordeelig uit
ziet. Is ’t indiscreet, als ik vraag, hoe oud
u eigenlijk bent?
Volstrekt niet nichtje. Ik
broer van je moeder, Hans,
jonger dan zij.
Dus pas 42 jaar, vulde dokter Mohr
aan. Eigenlijk gek, dat ik met mijn 31 jaar
u zoo deftig oom moet noemen. Wij konden
haast broers zijn.
Ja, daar heb je gelijk in, Hans, zei
zijn vrouw. Clara zei gister ook, ’t klinkt
zoo dwaas, als jelui meneer Werner oom
noemt, even gek, alsof je tegen mij tante
zou zeggen.
Clara werd rood bij die in jeugdigen
overmoed uitgeflapte opmerking. Een oogen-
blik zag Werner haar vragend aan.
Daar klonk de bel de dokter werd bij
een patient geroepen. De afleiding was wel
kom voor Clara, die nu haar verlegenheid
meester kon worden.
Toen Hans weg was en ’t gesprek wat
stokte, verzocht Fransje haar vriendin om
iets te zingen. Clara, niet gewoon zich te
laten bidden, ging naar de piano en weldra
klonk door de kamer een mooie altstem
Ik min de luide vreugden niet;
In ’t stille huis vind ik mijn werk:
Vervullend wat mij plicht gebiedt,
Voel ik in eenzaamheid mij sterk.
Zacht verklonken de laatste accoorden.
Clara stond op. Wat maakte haar toch heden
zoo opgewonden? Met moeite had zij onder
’t zingen opkomende tranen bedwongen.
En dapper nam zij zich voor, zich in de
eerstvolgende dagen wat terug te trekken.
Ze voelde, dat het gadeslaan van een ge
lukkig familieleven haar ontevreden maakte
en ’t haar, zwaar deed vallen, den zelfgekozen
plicht werkelijk met liefde te vervullen.
Daar nam een flinke barytonstem het lied
van haar over en zong het couplet
Ik wil bedenken dag en nacht,
Wat liefs ik doen kan, u tot vreugd;
Wat is toch aller feesten pracht
Bij liefde die de ziel verheugt?
Dit was het slot op Clara’s lied.' Hij zag
haar met een wonderen blik diep in de
vochtig glinsterende oogen.
Fransje begreep niets van desentimenteele
stemming, zooals zij ’t noemde, die plotseling
de kleine tafelronde overmeesterd had. Zij
stelde voor, tot Hans terug kwam een partijtje
skat te spelen. Clara echter ging liever naar
huis; zij wilde ’t niet zoo laat laten worden,
zei ze, om morgen weer frisch op haar post
te kunnen zijn.
Oom wilde haar naar huis geleiden. Al
haar tegenstribbelen gaf niets.
Zwijgend gingen ze een poos naast elkaar
voort. In haar hart klonk nog het door zijn
eenvoud treffende lied en hij dacht aan
Clara’s verlegenheid bij Fransje’s uitval.
Zouden hare wenschen tegemoet komen aan
het bij hem opwellende verlangen, het meisje
als meesteres op Waldheim te brengen?
Ze waren aan de woning der onderwijzeres.
Clara wilde haastig afscheid nemen, doch
Werner hield haar hand vast.
Juffrouw Wingerath, sprak hij,
u denken als Fransje’s tante O,
niet boos, omdat ik u zoo overval...
trek uw hand niet terug Uw verlegen
van straks heeft mij moed gegeven, u
zoo lang hier heeft ge-
O, ik help je graag, vleister, maar
je dicht mij veel moois toe.
Dus je komt? Heerlijk! Daar moet
ik je voor zoenen! Nu gaat alles goed.
Twee dagen was Bernhard Werner in het
jonge huishoudentje van zijn neef, dokter
Mohr en hij had alle reden over de ontvangst
tevreden te zijn. Mevrouw Fransje overtrof
zich zelve in attentie en zorg voor „oompje”
en Clara stond haar vriendin trouw ter zijde,
zooveel haar tijd dit veroorloofde. Zij had ’n
beetje vreemd opgekeken, toen er, in plaats
van een hulpbehoevenden ouden heer, een
man in de kracht des levens aan haar werd
voorgesteld.
Oom Werner had spoedig sympathie gekre
gen voor het stille, vriéndelijke meisje met
de verstandige, ernstige oogen, die zoo goed
kon luisteren en zoo geduldig zijn verhalen
over jacht en paarden, zelfs over landbouw
en boschcultuur volgde. Fransje was zeer blij
dat haar die lastige taak gespaard bleef.
Juist had zij op grappige manier haar vrien
din weer voor die zelfopofferende liefde ge
dankt. Clara wees lachend lof en dank af
en verzekerde dat het gesprek met den ver
standiger!, vriendelijken heer voor haar een
aangename afwisseling was.
Inmiddels keerde hij, die ’t onderwerp was
van ’t damesgesprek, met zijn neef van een
lange wandeling terug.
Beste jongen, begon Werner, na een
poos zwijgen, jij hebt, zooals men dat
noemt, een lot uit de loterij getrokken.
Fransje is een pracht van een vrouw! Wat
zal ik mij, na deze heerlijke dagen eenzaam
en ellendig gevoelen op mijn woudkasteel
Ik behoef u zeker niet meer te zeggen,
oom, dat het mij en Fransje een groot ge
noegen zal doen, als u ten eerste uw bezoek
heel lang rekt en later heel dikwijls ons huis
met uw komst verblijdt.
Ja, ja, ik geloof dat jelui, lieve kin
deren, ’t mij heel moeilijk maakt, de een
zaamheid op Waldheim weer te dragen...
En dan die vriendin van jelui. Haar conver
satie is alleraangenaamst. Wie is ze toch
eigenlijk? Ik weet dat ze juffrouw Wingerath
heet en je vrouw stelde voor haar als mijn
liefste vriendin maar nu weet ik nog
niet veel.
Juffrouw Wingerath is onderwijzeres
aan een gemeenteschool. In haar vrije uren
is ze graag bij Fransje, die in haar het mo
del van alle vrouwelijke volmaaktheid ziet.
Nu, ik moet zeggen, dat ze die bewondering
verdient. Ze heeft een treurige jeugd achter
zich. Ze is vroeg wees geworden en bij vreemde
menschen grootgebracht.
Hare ouders heeft ze bijna niet gekend,
maar ze heeft haar moeders zachten aard en
haar vaders energie geërfd. Zelf heeft ze zich
een weg door ’t leven gebaand, ’t zal haar
heel wat moeite en inspanning gekost hebben
hoofdzakelijk door eigen studie er te komen.
En ze heeft haar doel bereikt: wel nfbet ze
werken, hard werken, maar zorgen heeft ze
nu niet meer. En na al die jaren van ont
bering heeft zij toch een vriendelijk, opge
wekt humeur behouden. Zij is de zonneschijn
in huis, overal waar ze komt.
Fransje had succes met haar gastvrijheid.
Oom had zijn bezoek acht dagen gerekt, veel
langer dan aanvankelijk in zijn plan gelegen
had.
Voor ’t laatst waren eenige gasten gevraagd
op een klein avondpartijtje; Clara was er ook
bijze had niet durven bedanken, hoewel
ze zich moe en nerveus gevoelde.
Fransje was in haar element. Zij plaagde
haar Hans, prees haar vriendin en ver
gat daarbij niet, haar allerbeste oompje heel
aardig te vleien. Deze was spraakzamer dan
ooit en in zijn opgewekte stemming leek hij
veel jonger geworden
is, eens goed vertroetelen, om hem te be
wegen, meer te komen en hem voor zijn
eenzaam leven schadeloos te stellen.
Och zoo! En om je een klein plaatsje
of liever een groot in ooms testa
ment te verzekeren Ik begin je te begrijpen,
klein diplomaatje.
Foei, Clara, wat is dat nu! Luister liever,
wat
oom
zoo
genaam gezelschap; je pianospel zal de ge
zelligheid verhoogen. Wil je, lieve?
Bolswardsclie Courant
I
I
1