Meuws- en Advertentieblad Bolsward en Wonseradeel. 1906. 45ste Jaargang. Verschijnt Donderdags en Zondags. No. 59. ZONDAG 22 JULI. JUFFERTJE PAPA. VOOR Afzonderlijke Schels uit het mijnwerker steven. 3! vragen had, dat de dood is ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent. hoe men de slachtoffers van dat en herhaalde vinden. Alle gelijk uit, alle aan hem was zij zich aan ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Het. bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4. Sneek, 18 Juli. In een heden avond gehouden vergadering door de vereeniging /Oranje”, welke zeer druk bezocht was, is besloten dit jaar op den 31 Augs. een grooten optocht te houden, eerst ’s morgens en her haling ’s avonds onder belichting. Deze optocht belooft zeer mooi te zullen worden. Vele buurtcommissiën hebben zich gevormd, daar iedere buurt iets zal voorstellen. Reeds hebben zich aangegeven navolgende buurten met de daarachter vermelde voorstellingen. Ie Hoogend-Lemsterweg «Doornroosje”. 2e Grootzand «Bloemengodin”. 3e Galiga- Hij leeft! Zoek hem! ook hier drie dagen zijn gebleven, den ingang der mijn, naar be- straat-O. Koemarkt-Zuidend enz. «Het Huwe lijk van een Indischen Prins”. (Indische voorstelling met meer dan 40 gecostumeerden). 4e Nauwe en wijde Noorderhorne «Drie master”. 5e Spoordijk-Badhuisgracht enz. «Intocht van H. M. de Koningin en Z. K. H. de Prins te Leeuwarden in 1905”. 6e Kleinzand «De intocht van Prins Willem V te Scheveningen”. 7e Wip en Suipmarkt «De aanstaande Sneeker Waterleiding”. 8e Broederstraat «De opkomst van Sneek”. 9e Oosterdijk «Koophandel”. 10e Marktstraat «Voorstelling uit het verleden”. 11e KI. Kerkstraat «de Drukkerij”. Eenige buurten zijn nog niet met hunne plannen gereed, ’t Plan bestaat dien dag verder te vullen met verschillende volksfeesten. Meppel, 20 Juli. In de oliefabriek van de firma Blom woedt een felle brand. Het fabrieksgebouw en de aangrenzende huizen liggen reeds in asch. De brand woedt voort, aangewakkerd door een feilen wind. Oudehaske, 18 Juli. Een wel tragische begrafenis had hier dezen middag plaats. Verlaten door haar man, verstooten door haar zoon, die beiden in Duitschland of elders vertoeven, overleed alhier ten huize barer zuster, die met nog een oude vrouw een klein kamertje bewoont, een oud vrouwtje, zekere Aaltje Zoetevent. Daar zij geheel zonder middelen was, werd door de buren bij de armvoogden, om het benoodigde voor de laatste uitvaart, aangeklopt. Ten slotte heeft men dit verkregen, doch op de uiterste grens van sjofel heid. Een gulden toch en geen cent meer werd er voor de begrafenis toe gezegd; voor een lokaal om familie en buren te ontvangen werd niet gezorgddat moesten de anderen maar doen. Moet dat zóó? Leeuwarden, 20 Juli. Bij Wommels, op den weg naar Bolsward, geraakte een chais bij den hoogen dijk neer te water, doordat het paard voor een bakkerskar schrikte. Naar omstandigheden liep alles goed af. Het was o.a. wel gelukkig, dat het inzittende jonge echtpaar zich bij een ander jong paar in de nabijheid van droge kleeding kon voorzien niet alleen, doch ook van een nieuw rijtuig. St. Nicolaasga, 19 Juli. De Boterfabriek «Eensgezindheid” alhier is door de tegen woordige eigenaars verkocht aan dezelfde maatschappij, die ook de fabriek «Hollandia” te Bolsward in bezit heeft, ’t Plan is, ook deze fabriek gedeeltelijk in te richten voor de fabricage van gecondenceerde melk, zoodat een belangrijke uitbreiding het geval zal zijn. De overgang heeft plaats met 1 Nov. a.s. Hepk. Nieuwsbl. v. Fr. Sneek, 19 Juli, ’t Kiescollege der Ned. Herv. Gemeente alhier formeerde heden avond ’t volgend 12-tal voor predikant Dr. J. Bleeker te Tiel, J. Ten Bruggencate te Ruurloo, Ds. Bruins Jr. te Knijpe, R. de Boer te Kuilenburg, W. Hagé te Nieuw- Vosmeer, Horreus de Haas te Bergum, F. G. Iterson te Spankeren, H. E. Knappert te Haastrecht, J. A. T. Krol te Kerk-Avezaath, J. B. Poort te De Rijp, Scholte te Zutphen en Sevenster te Drachtster-Compagnie. Lemmer, 18 Juli. Toen de alleen wonende vrijgezel de L. te Oldeouwer van het werk thuis kwam, bevreemdde het hem, dat een stoel die anders voor het bed stond, van zijn plaats was. Bij onderzoek bleek dat uit een kast zijn vergaarde loon ad f 70 vermiste. Een kleedje dat anders voor het raam hing, lag niet ver van de woning. Het ligt voor de hand dat de dief door dit raam naar binnen is gekomen. Onze politie stelt een ijverig onderzoek in. Wit-gele Mol. Te Dreumel in Maas en Waal kwam de kat van een bakker het huis ingeloopen met een mol, die zich door de kleur van haar pelsje zeer onderscheidde van haar natuur- genooten. Het beestje was niet zwart, maar wit en geel gekleurd. Jammer, dat poes haar prooi zóó toegetakeld 1 van de mol spoedig volgde. Scheepspapieren gevonden. Aan den zeedijk bij het Hornfje op Texel een pak scheepspapieren gevonden, hetwelk met een touw was bijeengebonden. Op briefkaarten in dat pak kwam’t adres voor van «Van IJselstein Fils, Terueuzen’\ Zij zou evenals aan den ingang der mijn, wanneer de ingenieur haar niet met geweld van de plaats had verwijderd en met haar naar boven was gegaan. De ingenieur had bevel gegeven, haar naar school te brengen en haar daar vast te houden; ook mocht men haar niet weer toestaan naar beneden te gaan, als zij zich misschien toch weer aan den ingang der mijn liet zien. Al zijn bevelen werden getrouw opgevolgd, maar den volgenden dag, toen hij in ’t geheel niet aan haar dacht en de zocht. Maar haar vader was niet onder de dooden. Het vertrouwen keerde terug. Ze werd kalmer en zocht hem onder de levenden. Niemand had haar vader gezien. Van de 60 mijnwerkers, die des morgens naar beneden waren gegaan, waren 45 terug gekeerd; 14 waren dood. Een ontbrak en dat was Michel. Dat alles vertelde men haar. Zij begreep het en knikte met het hoofd, alsof men haar gezegd had, je zult hem weerzien. Zij verwacht hem ook werkelijk elk oogen- blik. Plotseling herinnert zij zich, dat haar vader op zekeren morgen tot haar heeft ge zegd ik zal niet sterven, zonder het jou vooraf te zeggen. Veertig uren lang hadden de mijnwerkers alle mogelijke middelen tot redding aange wend, maar men had Michel niet terug gevonden, In dit verdwijnen lag werkelijk iets vreemds. Levend of dood, de kameraden hadden hem moeten vinden, meenden zij en toch was dit niet geschied. Met de teekening der mijn in de hand had de hoofdingenieur zelf het onderzoek geleid. Zorgvuldig had men zelfs het kleinste hoekje van gangen en galerijen doorzocht. Allen waren van oor deel, dat de ongelukkige mijnwerker bij de uitbarsting in de lucht was gevlogen, zonder dat men zich kon verklaren, waar hij was gebleven. Achtenveertig uren lang had juffertje papa in koortsachtige spanning, maar zonder vermoeid te worden, gewacht. Telkens, wan neer er iemand uit de schacht kwam, schrikte zij, maar als ze hem niet zag, wien ze ver wachtte, ging ze zuchtend weer zitten. Men beproefde haar weg te brengen, maar zij weende zoo bitter, dat men haar ten slotte liet blijven, waar zij was. Men meende, dat zij eindelijk wel door vermoeidheid zou wor den overmeesterd. Den derden dag zat het kind nog aan den ingang der mijn. Wij moeten daar een eind aan maken, zeide de hoofdingenieur. Hij ging naar het meisje en sprak haar aan. Wees verstandig, kleine! Papa, zoekt papa! Hij is helaas dood! Neen Dit neen werd met zooveel overtuiging en zoo driftig uitgesproken, dat de ingenieur er door getroffen werd. Waarom niet? vroeg hij. Hij zou het mij gezegd hebben Arm kindmompelde de ingenieur en teeken, dat men haar zou wegbrengen, klemde zich wanhopig mijn inspecteerde, voelde hij plotseling, dat iemand hem aan zijn jas trok. Het was juffertje papa. Zij was uit de school weg gei oopen, maar toen de mijnwerkers haar wilden wegjagen, daar geen hunner zich om harentwille aan straf wilde blootstellen, was ze in een leegen kolenbak gekropen en zoo in de mijn gekomen. Zij vertelde dat dadelijk en kreeg daarvoor vergiffenis. Vijf minuten later begon ze haar nasporingen. Met harts- tochtelijken ijver onderzocht ze, evenals den vorigen avond, de steenkolenwanden en ging wel twintig maal langs dezelfde plek, zonder te wanhopen of vermoeid te worden. De mannen lieten haar ongemoeid. Met mede- lijdenden blik keken zij haar na, haalden de schouders op en zeiden: arm papaatje! Maar papaatje zocht nog altijd. Plotseling zag men haar met angstig, ontsteld, bleek gelaat rondloopen. Papa! riep ze, papa! Waar, waar? vroeg een mijnwerker. Zijn kiel! Waar dan Door alle mijnwerkers vergezeld, keerde zij terug, aarzelde, bleef staan en keerde weer terug. Ze kon de plek niet weer steenkolenblokken zagen er gaten geleken op elkaar en alle galerijen schenen naar één model gemaakt. En toch was zij volkomen overtuigd het kleine stukje blauwe stof te hebben gezien. Waar zijn kiel was, daar moest ook hij zijn ongetwijfeld levend maar ze kon die kiel niet weer vinden. De een na den ander gingen de mannen weer aan hun werk, vast overtuigd dat de kleine zich door haar verdriet had laten misleiden en achtten elk verder zoeken volkomen nutteloos. Maar nauwelijks hadden zij tijd gehad schop of houweel weer ter hand te nemen, toen een wanhoopskreet hen terug riep. Het kleine meisje stond sidderend, met strakke blikken en wijd geopenden mond tegen den wand geleund en riep Ik heb hem! Ik heb hem! Ze trokken haar op zij en keken toe. Ja! Het was een stuk stof, blauwe stof. Het was een kiel. Lag daar een man? Ze gingen aan den arbeid en werkten zoo hard als werk tuigen en handen maar konden. In een oog wenk was de wand onderstboven gehaald en daar in een diepen kuil zagen ze een man liggen. Het was Michel Perron. Hij had daar drie dagen en drie nachten gelegen. Van alle kanten hoorde men een verward geschreeuw, maar luider dan dat geschreeuw klonk de kreet van de lippen van ’t kleine meisje. Ze wierp zich op het lichaam van den man, sloeg haar beide armen er om heen en riep, alsof zij haar verstand had verloren telkens en telkens weer: Papa! Papa! Het stond met den armen Michel zeer slecht. Door ’t gemis van lucht en voedsel in de hoogste mate verzwakt, kwam hij slechts tot zich zelven, om dadelijk weer bewusteloos te worden. Maar hij bleef in leven. Juffertje papa bad de waarheid ge sproken. De gedachte, aan haar, die hij had achtergelaten had zijn krachten vertienvoudigd. Een maand later was hij weer op zijn post, mager, maar gezond en in staat zijn werk te hervatten. Den avond voor den dag, waarop hij weer in de mijn zou neerdalen, hielden de mijnwerkers ter eere van juffertje papa een grooten feestmaaltijd. Een luid ge- jubbel en handgeklap weerklonk toen zij binnentrad. Allen omarmden en kusten haar en in den loop van den avond werd er nog menige dronk aan haar gewijd. En menige brave knaap, die het weenen reeds lang had verleerd, veegde zich daarbij de oogen droog. BINNENLAND. gaf een Maar ze vast en riep Papa is niet dood; ik wil neden. Ik zal hem vinden! Men bracht haar weg, maar een uur later weer bij de Berard-mijn, klemde den ingenieur vast en herhaalde: Ik wil naar benedenIk zal hem vinden De ingenieur was een menschlievend man, die medelijden met haar had. Hij nam haar in zijn armen, ging in den bak en gaf het teeken om den bak te laten zakken. Het kind rilde en de ingenieur voelde, hoe haar kleine handen in de zijne beefden; het blonde hoofdje drukte zich vaster tegen het zijne en tranen bevochtigden zijn wang. Toen zij beneden waren, maakte ze zich los uit zijne armen, liep rond en riep: Papa, papa! De ingenieur, had moeite haar te volgen en trachtte haar duidelijk te maken, wat hij haar reeds twintig maal had gezegd; hij wees haar, wat hij haar reeds twintigmaal had laten zien; welke gevolgen de uitbar sting had gehad en had gevonden. Maar in weerwil alles bleef het kind nog maar altijd Eiken morgen, wanneer de mijnwerkers zich bij den ingang der „Berard-mijn” ver zamelden, was steeds een der laatste een groote, vroolijke man, die een meisje van 7 a 8 jaren aan de hand meebracht. Het was Michel Perron met zijn dochter. Als hij den voet in den bak zette, om naar beneden te gaan, hield hij het kind omhoog, drukte het een kus op eiken wang en zette het dan weer neer. Het kind riep tot weerziens, papa Als de bel luidde, en daarmee het teeken werd gegeven, dat de bak de mijn inging, vouwde zij de handjes en herhaalde telkens weer het woord papa, tot haar vader het niet meer kon hooren-en zij naar school ging. Zoodra de avond kwam, was zij de eerste aan den ingang der mijn, waaruit Michel Perron ook altijd het eerst voor den dag kwam. Dan hief hij zijn kind omhoog en vlijde zij zich teeder tegen hem aan vroo- lijk roepende: papa! waarbij al de blijdschap harer kleine ziel uit haar glimlach en haar blikken straalde. De mijnwerkers hadden haar dit woord zoo dikwijls hooren herhalen en de zonderlinge hartstocht, welke zij er in wist te leggen, had zoozeer hun aandacht getrokken, dat ze haar Juffertje Papa had den genoemd. En deze naam paste ook voortreffelijk voor haar. Haar vader leefde slechts voor het kindde moeder was reeds lang, lang dood. Zij had haar nauwelijks gekend. In de her innering uit haar vroegste kinderjaren zag zij slechts hem. Voor haar werden zijn ruwe handen zacht, voor haar was zijn gelaat steeds vroolijk en opgewekt en voor haar was de man tegelijk vrouw en moeder ge worden. Maar hoezeer beminde zij haar vader ook, hoe angstig was zij eiken morgen als ze hem in de gapende opening, waarvan ze het eind niet kon zien, zag afdalen en verdwijnen. Een mijnwerker had op zekeren dag het grapje uitgehaald om haar heel dicht bij den rand der schacht te houden, maar met een angstkreet was ze teruggesprongen. Papa gaat daar eiken dag naar beneden, dacht gij, als hij nu eens niet terugkwamEn toen Michel Perron haar opdien dag in zijne armen nam, om haar een afscheidskus te geven, drukte zij zich dichter dan ooit tegen hem aan en halfluid klonk het met een bevend stemmetje: U zult toch stellig terugkomen, niet waar, papa? Zeker, kleintje, net als altijd. Is er ook geen gevaar bij, papa? Natuurlijk niet, hartediefje! Zou iemand... zoudt u daar niet kunnen sterven? Heb maar geen zorg, antwoordde Michel glimlachend, ik zal niet sterven zonder het jou vooraf te zeggen. Dan tot weerziens, papa! Ze geloofde aan de woorden van haar vader en ging gerustgesteld weer naar school. Maar de herinnering aan de donkere opening, waar ze in had gezien, was niet geheel ver dwenen en van nu af was ze eiken morgen bang en beefde ze eiken avond. Zij vreesde steeds dat haar vader niet meer zou terug komen uit de diepte, waarin ze hem bad zien neerdalen. Op zekeren dag werd het gerucht ver spreid, dat er in de mijn een ontploffing had plaats gehad. In minder tijd dan men noodig heeft om het te vertellen, was de ingang van de Berard-mijn omringd door een dichte groep menschen. Opgewonden man nen en vrouwen kwamen van alle kanten aansnellen. Of men van al de mijnwerkers die daar beneden waren, velen levend zou terugzien Michel’s dochtertje liep met loshangend haar tusschen de lijken, welke men reeds uit de mijn had te voorschijn gehaald en riep: papa, papa! Trouwens er liepen meerderen rond, die hetzelfde riepen, maar niemand deed het op zoo’n wanhopigen toon. De anderen werden weggezonden. Haar wilde niemand wegzenden. Het arme kind liep van het eene lijk naar het andere en bleef meermalen nadenkend staan om in de verwrongen trekken het ge laat te ontdekken van den man, dien ge Bolswardsche Courant

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1906 | | pagina 1