Nieuws- en Advertentieblad
Bols ward en Wonseradeel.
I
a
I
1906.
45ste Jaargang.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
No. 90.
Scboolvoeding en kleeding 1
Van Arum per tram naar - -
- - - het „Muziekavondje”.
I
F
1
Donderdag 8 November.
VOOR
Afzonderlijke
ons
al
1 7
het
een
van
Laat
Veel
u
Een doorge-
de adresseerende
vreemde overheer-
herleven, van toen
INGEZONDEN.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie).
•J
aardig
Noot van den zetter,
streepte 2 is niet voorhanden.
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Eranco per post 95 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
vloeiend, en oppervlakkig.
3 2* 3 5 2 .1
ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
van tooneel! Uitgaande, in-
alweer joun jimme en de
Mijnheer de Redacteur l
Uit uw verslag der laatst gehouden zitting
van den gemeenteraad vernam ik, dat door
den heer Schotman eene kleine opmerking
was gemaakt, dat namelijk alle stukken van
de schoolcommissie uitgaande, volgens de
instructie, door den Voorzitter en Secretaris
moeten worden geteekend. Nu heb ik het
officiëele raadsverslag afgewacht, en vind dit
daar meer uitvoerig omschreven. De toon
waarop dat gezegd wordt kan mij niet erg
bevallen, deze nu teekent meer dengeen dia
ze uitgesproken heeft.
bovendien overbekend.
Summa Summarum was
concert, - moge het den concerteur, den heer
Sikke Buiteveld ten goede komen. Tusschen
twee haakjes onze vioolleeraar heeft zich
een mooie viool aangeschaft, daar zit toon in.
De dames en heeren executanten onzen
hartelijken dank.
Is er iets gaande van een „Reveil” op
muzikaal gebied te dezer stede? Zijn dit
concert en andere dingen teekenen van her
nieuwd kunstleven?
Na afloop verbleef de jonge garde des
publikums nog eene wijle in de tooneelzaal.
En de piano, straks gestreeld door zachte
vingren, en nog in hooger spheeren zwevende,
na alle emoties van den avond, werd plots
teruggebracht tot de koude werkelijkheid,
toen stevige mannenhanden een kruispolka
eischten van de nog vol ontroering bevende
snaren.
Want er werd nog eventjes gedanst,
heel eventjes maar, gedanst is er toch.
A. Ws.
Zondagavond, half negen, koud, nattig
herfstweer. Duister is ’t op ons dorp en stil,
’t is nou gjin trewes op ’e stritte.
’t Wordt tramtijd. „Leeuwarden” is
binnen, „Harlingen” komt aanrollen.
Nu wordt het even drukker, ’t Overstappen,
’t afscheidnemen brengen eenige levendigheid
in de stilte.
Nou, mem, sa ’t sein is! Takommende
wike komt Douwe by jimmes, en nou, goeie
reis en wol thüs.
To, Harmen, scilst ek wat oanmeitse; kom
nou hjir, dou sangerst ek sa lang om. Haw’
’k myn koerke?
Ook ik stap het rijtuig binnen. Nou, wher
mat jo sa let nog hinneIk? naar Bolsward!
Toch gjin swirigens, wolle wij hoopje? Nee,
goddank niet, ’k moet naar ’n concert.
Nou nog, sa let? Ja, belofte maakt schuld.
Whet kesert is 't? Zang, viool en piano!
Geanne jo derom hielendal nog nei Bolsert
Nou, om trije ljue sa’n ein wei, en sa let
op e joun. Jou hiene de jouns sawhet fjirtig
sjongsters in ’n tsjerke en ’t great orgel
derbij, ues Tsjamke sjongt ek mei,
ha je nou je bekomst nog net?
Ja, dat wier ’n sciednis mei dat sjongen.
Jo hiene seinhj a masten allegjaerre wanten
oan hawwe, en nou woe Tsjamke abslut ’n
pear neije keepje. Nou, ’t wiif sei het hoefde
net, dei wite ketoenen wienen nog süver nei,
ik andere: foar sa’n moaie joun scil ’t
in ’e es, hjer!
Mar nou nei Bolsert net Nou, jou Ijeaver
as ik. ’k Mat efkes nei Witmarsum, dokter
Pol mat es bij uws hinder komme, ik
rin straks mar werom. Net to folie dounsjen
en net te let, hjer. Er wordt na zoo’n
concert niet gedanst! Net? net dounsje
Dat meije hja oars wol, der in Bolsert. Ja,
ze doen er veel aan dansen, maar ’n
Sonate van Mozart en daarna een kruispolka,
dat vloekt, dunkt je ook niet.
Mootsart? spielet dy ek op dat kesert?
Nee, ze spelen een stuk van hem, en ’n
moeilijk stuk ook. De nieuwe muziekmeester
Buiteveld geeft dit muziekavondje, en daar
voor heeft hij ’n paar dames en heeren
gevraagd om hem te adsisteeren. Je hoort
er piano alleen, piano met zijn beiden, zang
en piano, viool en piano. Er is onder anderen
een juffrouw bij die heel, heel mooi piano
speelt. En dan mooi zingen. Moai sjongen,
dat hear ik sa graeg. Wij wienen, nou ’n
jier of wat forlien in Bolsert ut fen luis,
doe spiele hja der ’n bjister aerdig stik mei
’n bulte sjongen en mesyk der bij. ’t Wier
’n operette, ’k mien Roosje of Rooske, as
sawhet. Doe wier der in j uffer, die song sa mooi,
nou men heart ’t inkeld sa. Dat forjit ik
net gau.
Ik zei, dat die zelfde dame dezen avond
ook zong; dat wij haar in lang niet hadden
gehoord, en dat wij daarom verlangden naar
een nommer van haar. Nou, dat is moai,
die woe ’k ek nog wol ’s hjerre. Whet silver
net, en heeg!
Witmaisum, riep de Zugführer. Ik mat
er ut, zei mijn praatlievende buurman. Joun
en volle plezier
Verandering
komenden
groetenis thus.
Vlak over mij is de jongeheer Amor bezig
’n pijltje af te schieten, ’n Hij en ’n zij
deun in ’n hoekje naast elkaar, voeren een
fluisterend minnegesprek.
Hunne hoofden raken elkaar schier, zoodat
de blonde krulletjes, die ’s meisjes voorhoofd
zoo aardig versieren, hem tegen den wang
komen. Tinkst er om, Rommert, dat ’t
Woansdei memme jierdei is? Eorjet et net,
mem is tige neiskirrig op dat stik. Ei, ja,
’k scil er wol om tinke. Mat it abslut op
’n briefke? mei ik self net komme om jimme
mem te filisisteeren? Den haw ’k ek ’n lyts
baodscip for dy. Dou scoest alles wol
meinimme, net? Nee hjer, takommende Snein,
dan komst, as ’t net forgetten hest.
En de gedachte aan takommende Snein doet
het gesprek intiemer worden; van alles wat
zij verder bepraten, wordt niets meer verstaan,
’t Is daar: Zwei Seelen, ein Gedanke.
Zoo nadert de tram het aloude stedeke
Polsward. Op ’n Zondagavond maakt het op
Wij doen de dingen vlug hier in Bolsward.
Den 19en December van ’tjaar 1905 diende
de afdeeling Bolsward van de S.D.A.P. een
adres bij den gemeenteraad in, waarin aan dat
lichaam werd verzocht te willen onderzoeken
of in deze gemeente ook behoefte bestaat aan
schoolvoeding en kleeding en bij gebleken
behoefte daarin te voorzien. Dat verzoek werd
gemotiveerd door de overweging dat bij on
voldoende voeding en kleeding het kind niet
in staat is behoorlijk van dat onderwijs te
profiteeren.
Den 25en October van het jaar 1906 heeft
de gemeenteraad besloten de zaak voorloopig
te laten rusten.
Tien maanden zijn dus noodig geweest om
tot dat resultaat te komen.
Maar ik vermoed, dat er een diepgaand
onderzoek ingesteld zal zijn. En dat kost
natuurlijk veel tijd.
Is dat onderzoek echter wel juist geschied?
Ik vrees van niet.
Hoe toch luidt het antwoord, dat door B.
en W. vanwege den Raad aan
afdeeling is gezonden
Ik vertrouwde mijn oogen niet, toen ik
dat las. Daar staat, dat de zaak voorloopig
zal blijven rusten, „aangezien uit de rapporten
voldoende blijkt, dat thans in deze gemeente
geen behoefte bestaat voor schoolgaande kin
deren om voeding en kleeding te ontvangen
ter bevordering van het schoolbezoek”.
Maar dat was niet gevraagd. Ter bevordering
van het schoolbezoek werd niet op schoolvoeding
aangedrongen. Natuurlijk niet. De leerplicht
dwingt immers de ouders, om de kinderen
ter school te sturen, ook al zijn de klompen
kapot en was de morgenboterham wat dun.
Gevraagd was, te onderzoeken, of school
voeding gewenscht was met het oog op de
resultaten van het onderwijs. Dat is iets
geheel anders. Moet ik uit dit antwoord
opmaken dat de Raad een averechtsche enquête
heeft ingesteld?
De zaak is blijkens het Raadsverslag maar
ampel besproken. De rapporten zeggener is
geen behoefte in deze gemeente. De raad is
blijkbaar afgegaan op die rapporten.
Maar de zaak is ernstig genoeg, om er
even op terug te komen.
een tweetal
a. Impromptu
Schubert en het bekende Lied
Der beide pianisten een compliment voor
de artistieke uitvoering dezer nommers.
Met het spelen van de 3de Symphonie voor
2 violen en piano, en een stukje in Landler
vorm, voor idem, idem, werd het concert
besloten.
De beide violisten speelden hunne partijen
verdienstelijk, de pianiste had een gemakke
lijke taak. Vergat zij niet een D. S.
De muziek beider stukjes is tamelijk zoet
Het finale
Evenwel dient gezegd, dat zij alles, wat
zij zingt, met grooten ernst doet, ’t kan
ook zijn der liederen Griegs schuld dat deze
beide zangen ons juist niet gansch en al
pakten.
Om in de stemming te blijven volgden nu
een paar composities van Grieg voor piano
a quatremains. Eerst hoorden wij „Hjerte
Sör”, bedriegen wij ons niet een nommer
uit „Stimmungsbilder”; daarna „Morgen-
stimmung”, „Ases Tod” en „Anitra’s Tanz”,
uit de Peer Gynt Suite (Op. 46).
Mevr. E.A., en Mej. v. d. V. hebben
alle eer van hun werk. Bijzonder goed was
„Peer Gynt” verzorgd. Aan „Ases Tod”
blijft voor mij altijd iets onvergetelijks ver
bonden; de gedachte aan hem, met wien ik
deze Suite zoo dikwijls speelde; hij op zijn
mooie viool, ik aan het klavier gezeten. En
telkens als ik dit 2e deel van Grieg’s Opus
46 aanhoor, het deel waaraan hij een bizonder
cachet gaf, denk ik aan dien jongen kunste
naar, weggenomen, toen hij meende te zullen
gaan leven, j°ng artist, wien een zoo
blijde toekomst toelachte.
Mag ik van af deze plaats nog eens beleefd
verzoeken aan hem of haar, die ik voor
ongeveer 6 jaar de pianopartij (partituur)
van de „Peer Gynt” ter leen gaf, mij dat
exemplaar terug te zenden zijn handtee-
kening staat op het titelblad,
den vreemdeling geen gezelligen indruk. Als
bijna alle winkels zijn gesloten, en het weer
dan zoo is als op den avond van den 4
November 1906, dan is Bolsward ook stil
en verlaten.
Zoo’n plattelands stadje schijnt
te zijn als ingeslapen, droomende
vroegere grootheid;
Ik zou hen, die in deze gemeente met de
leiding der zaken zijn belast, het volgende
ter overweging willen aanbieden
Kan een onvoldoend gevoed en gekleed
kind evenveel vruchten plukken van het
gegeven onderwijs als een kind, dat voldoende
verzorging geniet? Neen.
Ligt het op den weg der gemeente, te
trachten, voor allen het onderwijs zoo vrucht
baar mogelijk te maken? Ja.
Indien het blijkt, dat er kinderen zijn, die
door onvoldoende verzorging niet met be
hoorlijk succes het onderwijs kunnen volgen,
ligt het dan op den weg der gemeente, hen
daartoe in staat te stellen? Ja, want in dat
geval behooren een boterham en een paar
klompen of schoolpan to ffels even goed tot de
leermiddelen als lei en griffel.
Zijn alle schoolgaande kinderen in Bolsward
voldoende gevoed en gekleed?
Ik woon in een buurt, waar nog al vele
kinderen gevonden worden. Ik kom geregeld
in andere volkrijke buurten. Ik geef zelf
onderwijs aan kinderen uit alle standen. Ik
meen er dus wel iets van te weten.
En zoo durf ik beweren dat hier in Bolsward
kinderen zijn, die niet voldoende gevoed en
gekleed worden.
Om meerdere zekerheid voor mijn meening
te verkrijgen, ben ik eens op informatie uit
gegaan bij den man, die ’t weten kan, bij
den onderwijzer in de gymnastiek, een man
dus, die de kinderen vooral bekijkt met het
oog op hun lichamelijke gesteldheid. Hij heeft
mij in mijn meening versterkt. Daar zijn er,
zoo zeide hij, van wie ik zeer beslist durf
zeggen, dat ze onvoldoende lichamelijke ver
zorging genieten.
Mochten er onder de raadsleden zijn, die
van deze dingen wat meer willen weten, dan
zal ik hun gaarne meedeelen, wat ik er zelf
van weet.
Maar mij dunkt, dat ieder wel op zijn
vingers kan narekenen dat het zoo zijn moet.
Toen verleden jaar het adres werd ingediend
liepen in deze stad ruim dertig ambachtslieden
werkeloos rond.
Velen zijn weken zonder werk geweest.
Kan een arbeider, die acht weken geen cent
verdient, zijn huisgezin behoorlijk onder
houden
Op dit oogenblik zijn ook al weer velen
werkeloos. Moet daar in den komenden winter
in hunne gezinnen geen gebrek komen van
het noodigste?
Maar zelfs, al heeft een arbeider geregeld
werk, ook dan nog durf ik niet beweren,
dat hij in alle gevallen zijn gezin voldoende
kan verzorgen.
Iemand die vijf kinderen heeft en acht
gulden per week verdient, is naar mijn be
scheiden meening niet in staat, de zijnen zóó
te verzorgen, dat men daarvan mag zeggen,
dat het voldoende is.
Als vaststaand mag aangenomen worden,
dat er hier kinderen zijn die door hun on
voldoende lichamelijke verzorging niet in staat
zijn, het onderwijs met het grootst mogelijke
succes te volgen.
En juist zij hebben ’t onderwijs bitter
noodig, daar zij er slechts kort, al te kort,
van profiteeren.
Het bevreemdt mij, dat er in onzen Raad,
waar andere dingen soms zoo haarfijn uit
geplozen worden, niemand is geweest, die de
desbetreffende rapporten eens onder het
ontleedmes der kritiek genomen heeft.
Machinale steenen of dingen de stadsreiniging
betreffende zijn toch niet van hooger belang
dan holle kinderwangen?
Of zijn rapporten zulke heilige zaken, dat
men er niet aan mag roeren
8. K. BAKKER.
Bolsward, 5 Nov. 1906.
dan
van
van schuttersfeesten
Als Bolsward’s jongelingen,
Den arm gespierd
En wel bestierd
Met helder oog
En goeden boog:
Naar d’ eer’prijs gingen dingen,
partijtwisten, van
schers, van verval, van
en van nu.
ze droomen de oude veste,
leed is er geleden binnen hare muren, veel
strijd heeft er gewoed, veel mooi’s speelde af
binnen hare poorten, ook veel kwaads. Laat
ze droomen opdat zij bij ’t ontwaken
weer levenslust erlange, om te strijden voor
het zelfbehoud, om welvaart en verkeer
te bestendigen en te vermeerderen.
Intusschen was de Muziekavond al begon
nen. Plaats van handeling „De Doele”. Het
tooneel stelt voor een salon, meubels:
een piano, een bijzettafeltje, een kanape, een
lessenaar en eenige stoelen. Op het tafeltje
in bevallige wanorde eenige muziekboeken.
Toen ik binnenkwam klonken de 2 slot
maten van eene aria uit Elias”: „dann
werden die Gerechten leuchten wie die Sonne
in ihres Vaters Reich”.
’t Speet mij dat ik de nommers 1 en 2
van het programma niet kon hooren. Ik had
me daarvan veel voorgesteld. Ik vernam,
dat men naar beide met genoegen had ge
luisterd.
Mej. G. v. d. V. liet ons
mooie pianonommers hooren:
(Op. 142) van
ohne Worte (no. 12) in A dur. Wat moeten
we het meeste bewonderen; de fijne techniek,
waarmee de variaties werden gespeeld, of de
innige, gloedvolle voordracht van een der
mooiste „Lieder ohne Worte”. (Volgens eene
dame uit het publiek de mooiste).
Mej. v. d. V. is eene pianiste van betee-
kenis, waarmede rekening moet worden ge
houden. Moge zij ons nog vaak doen genieten
van haar boeiend spel.
Met een paar „Griegjes” opende de Sopraan
soliste de 2e afdeeling. „Des Dichters Herz”
klopte voor ons warmer dan „ich liebe dich”,
hoe goed dit ook werd voorgedragen. En
alhoewel wij aan de bizondere talenten der
zangeres niets willen afdingen, hoe hoog
wij haar als dilettante-kunstenares schatten,
’t is maar zoo ’t is, wij hooren der
begaafde zangeres liever wanneer zij ons meer
ernstiger liederen zingt. Dan gaat er, naar
onze meening, meer van haar uit, dan boeit
zij ons meer, ook door de eigenaardige
„Klankfarbe” van haar geluid.
Bolswarflsche Courant
1
4
i.
4