Nieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
k
1
1
1
45ste Jaargang.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
No. 104.
1
1906.
De briefwiksel fen Jouw, Bin en Dark.
fl
ij
H
É4
Zondag 30 December.
I
I
VOOR
STADSNIEUWS.
As for sok wrak spil it regear yn den
De Uitgever.
no.
dat ein is ek wol de helte to
BINNENLAND.
uzes
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
Afzonderlijkenos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
VIII.
„Fen ’t hirde
Canne heeft
de verwachting voldaan. Het stuk
’t begin tot het eind, de ver-
wirk lyk as
en wirde
nou, as
van advertenties
Op 1 JANUARI verschijnt een
nummer van dit Blad, waarin
NIEUWJAARSWENSCHEN
worden opgenomen tegen 25 cent per ad-
vertentie.
Spoedige toezending van advertenties dy keale Vredeman-de-Vries-strjitte op
wordt beleefd verzocht.
oer de sleat springe. Sa
De Krite Boalsert.
De „Bdtengewoane Gearkomste" van onze
plaatselijke Friesche vereeniging op de.n 2en
Kerstdag in „de Doele" heeft bijzonder goed
voldaan. De opkomst van leden en publiek
was, vooral met het oog op een vooraf aan-
gekondigde 2e opvoering, boven verwachting.
De tweede Kerstdag is een geijkte uitgaans
avond, en de zaal was meer dan vol. ’t Getal
besproken plaatsen bedroeg al reeds 350,
hieruit kan men afleiden dat er veel animo
was.
De nieuwe pennèvrucht.
libben" van den heer
geheel aan
boeide van
schillende bedrijven leveren gedurig afwisseling
van ernst en humor, terwijl de gang der
voorgestelde handeling zeer natuurlijk en
bevattelijk is. Het is een fraai tooneelstuk,
en wanneer het zoo vertolkt werd als onze
nu deed, moet het stuk succes
was uitstekend, elk
zijn rol als geknipt, en hoewel de
voorbereiding niet lang was, zat
en ging alles als van
was ook uitstekend,
maar ook de benoodigdheden
was
een Friesch dorp
was op
gegeven.
ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
Sneek. Zaterdag j.l. werden door Burg,
en Weth. dezer gemeente ten Raadhuize, bij
opbod, publiek verpacht, voor den tijd van
één jaar, ingaande 1 Jan. 1907.
a. de aanplakborden;
Gegund aan J. Jansen alhier voor f7,50;
b. de regenbak aan de Kerkgracht, bij
school no. 3;
Ingehouden, (’t Hoogste bod, f 8, werd
gedaan door D. Gilliam alhier.)
c. de regenbak op de Veemarkt bij het
Gymnasium
Gegund aan Hans Blom alhier, voor f 16,75.
De regenbak aan de Kerkgracht bij school
3 werd niet verpacht.
- Woensdagmorgen werd door ongeveer
20 werklieden, die door het bestuur der
ijsvereeniging „Sneek” in dienst waren genomen
tegen 12 cent per uur, om de kunstijsbaan
van de gevallen sneeuw te ontdoen, loons-
verhooging verlangd. Daar het bestuur meende
hierop niet te kunnen ingaan, werd het werk
neergelegd.
Met behulp van eenige jongens, die vrijwillig
hunne diensten aanboden, en eenige andere
werklieden, die werden aangenomen, kon de
ijsbaan nog tijdig schoongemaakt worden.
Dinsdagmorgen ruim 9 uur vonden
eenige voorbijgangers nabij hare woning aan
’t Zuidend alhier, op den grond liggen de
75-jarige wed. A. v. d. W.
Na opgenomen en iu hare woning gebracht
te zijn, bleek zij reeds te zijn overleden.
Tengevolge de sneeuw zijn hier op
een der Kerstdagen vijf schapen, eigen aan
den veehouder W. Cnossen, van het land
afgedwaald op de Franekervaart, waar ze
door het ijs zakten en alle vijf verdronken.
Op het Sportterrein te Utrecht is
Woensdag een heer uit Amsterdam, die daar
tijdelijk vertoefde, bij het schaatsenrijden
gevallen en zoo leelijk terecht gekomen, dat
hij niet in staat was zich weder op te richten.
Na de tent te zijn binnengedragen, bleek,
dat hij zijn rechter dijbeen gebroken had.
Per brancard is hij later door de politie naar
de woning zijner familieleden overgebracht.
De baan op het Sportterrein verkeerde in
een betreurenswaardig slechten toestand en
daaraan zal het ongeluk dan ook wel ge
weten moeten worden. Niet alleen, dat het
ijs bijna onberijdbaar was, maar ook was de
sneeuw niet behoorlijk opgeruimd en daar
had men in ieder geval toch voor kunnen
zorgen. Om de ijsbaan op het Sportterrein
weer goed te krijgen, zal men wel beginnen
moeten haar opnieuw geheel onder water te
zetten. U. D.
Een kleermaker te Amsterdam ver
miste onlangs uit zijn magazijn twee lappen
winterstof en had vermoeden op zijn loop
knecht. Deze betuigde zijn onschuld, doch
gaf te kennen, dat de dienstbode, een dag
meisje, op zekeren morgen in het magazijn
was geweest, alwaar zij niets had te maken,
en zich daar geruimen tijd had opgehouden.
De dienstbode werd ondervraagd, doch wist
van geen lappen. De vrouw van den kleer
maker was daarbij tegenwoordig en vond dat
de meid zoo dik leek. Deze werd door de
vrouw onderzocht en nu bleek, dat zij de
lappen aan hare rokken had vastgenaaid.
Zij gaf op dat de juffrouw haar een japon-
stof had ten geschenke gegeven en later weder
afgenomen en nu wilde zij zich daarvoor
schadeloos stellen.
Bij de Amsterdamsche gemeentelijke
telefoon worden proeven genomen met twee
nieuwigheden, de „telaupad”en de „secrefoon’’.
Het eerstgenoemde is een gutta-percha
apparaatje dat, op de microfoon van een
gewoon toestel geplaatst, de resonneerende
geluiden, die soms het telefoneeren onduidelijk
maken ondervangt, zoo ook de geluiden van
buiten hetgeen natuurlijk aan de duidelijk
heid van het telefoongesprek aanmerkelijk
ten goede komt.
De „secrefoon” evenals de „telaupad”
van Engelsche vinding is een toestelletje,
dat makkelijk in het mondstuk van de tele
foon te plaatsen is en dan mogelijk maakt,
dat gesprekken fluisterend worden gevoerd,
zoodat de geheimheid dier gesprekken, zelfs
voor de naaste omgeving van dengeen die
telefoneert, verzekerd is.
Oan lis Lezers
Nou’t Bin en Oark fen ’e wike by
Jouw to tsjok-iten binne, habbe hja inoaren
gjin brieven stjürd. Hja woene it nijs mar
biwarje.
„Om’t it plak for in Frysk brief yn de
Bölserter krante oars iepen bliuwe scoe,
stjur ik Jo in briefke, dat ik jister fen
myn sweager Hauk krige hab, en dat kinne
Jo den op dat plak sette, as Jy wolle, hear
Kranteman”, skreau Jouw my. By my
wier dêrtsjin gjin biswier en sadwaende stiet
hjir nou in brief oan Jouw fen syn sweager.
Red.
Krite dat
hebben. De rolverdeeling
was voor
tijd van
het stuk er ferm in
een leien dak. De regie
de handelingen
waren tot in kleinigheden accuraat. Het
een gezelschap als uit
gehaald, zoo nauwkeurig was op Friesche
gewoonten en manieren acht gegeven. De
Krite heeft eer van haar werk, aan alle
rollen ook de kleinste was zorg besteed, dat
kon men telkens voelen. Vooral het 3e bedrijf,
die dorpsherberg, met bezoekers van allerlei
soort was zoo keurig verzorgd, dat het een
echte jachtweide was.
Daar waren gewone bezoekers om een
kaartje te leggen, anderen, om een praatje
verlegen, kwamen om een glas bier of een
bittertje, een „lapkeskoopman” kwam er even
binnen wippen om de tram af te wachten,
een parapluikoopman trachtte er zaken te
doen, timmerlui kwamen er om inzage te
nemen van een bestek en teekening, en
ondanks al die volte, speelde het stuk hier
en geraakten ten slotte de twee broers haast
handgemeen, ja de zoon van den een, die
verkeering had met zijne nicht, vergreep
zich aan zijn a.s. schoonpapa tevens zijn
oom, waardoor de tragische ontknooping van
het laatste bedrijf werd voorbereid. Het
moeielijke spel in deze herberg gaf veel
variatie en liep toch vlot van stapel.
Treffend was echter het vierde of laatste
bedrijf, zonder de anderen te kort te doen
moeten wij toch melden dat Geartsje door
haar uiterlijk en haar natuurlijk spel de
aanwezigen „roerde Heel natuurlijk waren
hier ook al de anderen, en de les, door den
schrijver bedoeld, om de Friesche stijfhoofdig
heid te hekelen, de verkeerde gevolgen er
van te laten zien, is hier volkomen geslaagd,
’t Was zeker ook in de rol der „stiefkoppen”
dat de verzoening niet tot stand kwam,
hoewel beide broeders hun onrecht inzagen
en moesten bekennen.
Toch zou, meenen wij, het slot bevredi
gender voor de toeschouwers zijn geweest als
ze „krimp” hadden gegeven. Ook Geartsje
had men graag weer hersteld gezien en...
maar ’t effect van stuk was zoo beter.
Geen wonder, dat na elk bedrijf een
daverend applaus volgde, het was telkens een
verluchting op de ademlooze stilte gedurende
het spel.
Toen het gordijn voor de laatste maal viel
stond uit de zaal op de auteur van het stuk,
de heer Canne van Amsterdam, om te danken
voor de uitnoodiging deze eerste opvoering
van „Fen ’t hirde Libben” bij te wonen.
Hij had geen spijt van de moeielijke reis,
maar kon niet anders dan zijn hulde brengen
voor de wijze waarop De Krite Boalsert ook
dit tooneelstuk wist uit te voeren. Voor de
schrijftafel gezeten had hij zich de verschil
lende spelers en speelsters voor de gedachten
geroepen, maar hier waren ze alle, ook de
kleinste rollen, tot hnri volle recht gebracht.
Hij kon niet dan van ganscher harte zijn
hulde en dank te brengen aan allen die
hieraan hadden meegewerkt. In ’t bijzonder
wilde hij ook nog een oprecht woord van
hulde brengen aan den regisseur en soufleur
die heden avond weer getoond had wat onder
diens leiding tot stand kan gebracht worden
Workum, 27 Dec. Maandag j.l. had hier
bij een hardrijderij van jongens boven 12
jaar een vrij ernstig ongeluk plaats. Een der
deelnemers, naar men zegt de vlugste rijder,
Jorrit Molenaar, vloog op het eind der baan,
tegen een paal en bleef bewusteloos’ liggen.
In het nabij gelegen Stationskoffiehuis
werd hij binnengedragen. Toen men er niet
in slaagde den knaap tot bewustzijn te bren
gen werd spoedig geneeskundige hulp gehaald
Dr. Persant Snoep was dan ook weldra aan
wezig en nadat de patient weder bijgekomen
was, werd hij per rijtuig naar huis gebracht.
Naar men ons verzekert heeft de val een
lichte hersenschudding tengevolge gehad.
Hoewel men zich eerst nogal eenigszins
ongerust maakte over den afloop van het geval
kunnen we thans melden dat J. zich vandaag
weer op straat bevond, Friso.
Joure. Het 17-jarige dienstmeisje van den
heer R. Schootstra had het ongeluk gisteren
morgen in de regenwaterbak te vallen. Ge
lukkig werd ze direct vermist en toen ze
nergens te vinden was en men wist dat ze
water zou putten, begaf de heer Schootstra
zich naar den bak en had het geluk ze er
levend uit te halen.
Alle fietsen moeten bij donker licht
verspreiden. De marechaussees vd. Veen en
Reeders ontmoetten er in den vroegen morgen
van 22 Nov. een onder Jutrijp, die geheel
in ’t donker was gehuld. „Stilhouden en af
stappen!” riep een der surveillanten. Werd
niet aan voldaan. De fiets zonder licht zette’
zonder oponthoud haar reis door de duisternis
voort. Tegen den berijder, den 23-jarigen
J. G. uit Sneek, werd nu 7 dagen gevang,
geëischt. Dergelijke overtredingen moesten
streng worden gestraft, meende de Subst-Oft'.
Béste sweager Jouw
„Moai waer, hèn 1” sei de jongfeint, dy’t
lésten op in Sneintojoun om Pier-boers
faein kaem. Mar de swalker krige in tige
reade troanje, bwent sh hied er it net sein,
ef dér hoartte mei in fikse skoerwyn it
iene bfltenblyn iepen en klapte it mei in
füle slach tsjin de gevelsmuorre oan. De
boer syn hüshaldster gnyske ris fyntsjes
mar doch, it praet wier los, om ’t Pier-boer
andere smoutwei „Jonge ja” en dér foart
oer hinne frege hy hwet bizich eft it net
in kromke waeide Do waerd der lake.
Moai winterwaer, h wette 1 Sjochstü,
Jouw, de measte minsken nimme earst in
oanrin, ear’t hja
giet it my ek.
Al lang hie ik plan hawn, dy ris hwet
fen ds hearre to litten. Nou’t it bdten-
it skadbutsjen en dtdollen, op
it slot sit, hab ik seis de bannen ris hwet
romrner as meastentiids, hwent dü wiste
allike goed as ik, det in boer it oars altyd
drok hat ef trochstrings wol hwet to dwaen
fynt, as syn eagen it mar sjên en syn han-
nen it oanpakke wolle. Mar nou nim ik de
tiid der óf en as it sterk iis wirdt en
dit bigjint der al moai op to lykjen den
wol ik de boksen ek noch ris ntskodsje,
al tink ik der den ek net mear oer, om de
alve stêdden op ien dei roun to riden.
„Dat ein is for de measten ek to lang”,
seit myn aide bürman Oege en by ds burman
kin men wol ris faker merke, dat de wiis-
heit net allinnich yn de jeugd sit.
Fen 'e moarn nei tsjerktiid roun er efkes
by uzes oan om in pantsjefol kofje. Wy
hiene al gau in petear oer de boerkerij en
hwet der mei gearhinget. Nou, do frege er
my, eft ik it nou wol yn 'e smizen hie,
hwerom dy Hollanders fen ’t hjerst to
Ljouwert op ’e merk sa hjit wieme op syn
hoasterige kou? „Sokke kij, dat binne
avontürs-kij moastü tinke”, sei er, „giet it
goed, den binne se brea-goedkeap
it üuder hannen sukkelders, wol
se den mar goartich binne, den barre dy
Hollanske boeren der letter fen de steat
mear as twa kear sa folie for, as dêr it Ryk
se for utsutelje kin. As de keaper fen
sa’n twivelder den mar oppast, det er de
lijer net to fier hinne komme lit, den kin
it ommers altyd wol boerkje.”
„Mear as twaris de wearde," sei ik „sa folie
hab ik lang net hawn for ds meagere trijefir
en doch wier ik oars al bést tofreden, hwent
ik krige altyd wol tweintich goune mear as
merk en it driuwersjild boppedien dtbitelle”.
„Dochs is it wier”, sei Oege en hy helle
de Ljouwerter krante mei de léste Land-
bouw-kroniek dt de binnenbüsse fen syn
klinkebaeitsje. Hy liet my de sifers sjên en
wier, it is net oars, yn Noard-Hollan binne
de goartige kij it Ryk ont nou ta op 221
pCt. kommen en yn Sdd-HoDan op 218 pCt.
„Djdr flesk”, sei ik. „Mei sok taksearjen
dêr skynt it mei to gean lyk as mei it
skriuwen fen de measte tsjerkerekkensde
l|ue tinkeFake hal wol.
Haech op den dór it ein mar net to lang
wirdt. It ien mei oar wirdt it grif in lang
ein. Fierst to lang
Dat scille de nije polysjetsjinders to
Ljouwert ek wol ris tinke, as hja by nacht
en
del traepje moatte, wylst de winterwyn ut
it easten bliest, det de stikkene ruten yn
’e nije hüzen der fen rinkelje.
„To lang”, seistü niis, „hwet mienstu
dêr mei”, sei Oege, „de strjitte ef de namme
De strjitte, miende ikmei de nammen
folget ommers hast elts langer de moade
en de ljue yn de greate stêd Ljouwert den
net Oars, ja, de nije Claes-Boc(kes-Balck)
strjitte, hie for sa’n êfbiten ein ek wol mei
de foarste helte ophalde kinnen. As ds
Bólserter-trekfeart nou yette to Ljouwert
doopt wirde moast, hwet scoe det den iu
lange namme wirde kinne en moatte. Mar
lokkich det it net mear hoecht.
„Ja”, sei Oege, „as it yn wierheit wier
is, hwet der faken sein wirdt, det wy yn in
foarutstribjende tiid libje, dat alles bird en
haestich tagean moat, koartom, det wy
yn de fleanderige 20ste ieu binne, hwet
dogge wy den mei sokke lange nammen yn
ds haedstêd. Om de lytse bern it stam-
merjen to learen hoecht it waerliken net.
Né den scoe it better yn it bistek fen
dizze ieu passe as de njuggen en njuggen-
tich bochten yn ds Bólserter-trekfeart ris
rjucht set waerdenhy hat nou al langer-
nóch krinkele.
„Hwa wyt”, andere ik, „as det noch net
ris bart. Jild is der wol en yn sa’n ünder-
nimming wier it grif wol sa feilich bilein as
by mannich jildkantoar ef hypotheekbank.
For it Noard-Frysk-Lokael-spoar kaem der
ek al jild genóch by elkoar. Lykwols
dêr binne de oandielen al sakke fen in
goune op in kwartsje. Dit boerket dus net
sa tige”.
|/Ja, mar
lang”, tochte Oege.
Dit moast ik tajaen, mar de Hollander
hat nou dizze sike kou bij de hoarnen, as
se nou mar goartich wirdt, den nimt
it Ryk faeks it wrak wol oer.
En hjirmei sldt ik, oars hab ik soarch,
det dit ein ek to lang wirdt, Jouw.
De gröetenis, ek fen Wypk. Mei ds lytse
famke en de oare bern giet it bést.
Dyn sweager HAUK.
J., dizze 23ste fen Wintermoanne 1906.
Bolswardsche Courant
1
i
1X0 1V1 OW IX WXCX1X op.x XV JXX wwx»