Nieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
1907.
46ste Jaargang.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
No. 1.
Dinsdag 1 Januari.
BERICHT.
VOOR
Afzonderlijke
een
Nijmegen
GEMENGD NIEUWS.
wan-
plaatsruimte.
ngeslcden onder No. 4.
Wegens den Nieuwjaarsdag verschijnt a.s.
Woensdagavond de Bolswardsche Courant
niet. Het volgend nummer wordt dus a.s.
Zaterdagavond uitgegeven.
DE UITGEVER.
ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar
Het bureau van dit blad ie telefonisch aa\
Achlum. Bestuurders »van melkwagens
met groote vrachten rijden veelal met twee
aanelkander gekoppelde voertuigen naar de
fabriek. Om vóór een ander daar geholpen
te worden, gaat het somtijds met spoed ge
paard. Dat dit niet steeds zonder gevaar is,
bleek hier weder. Aan het einde van den
weg naar Midlum, bij een scherpen hoek,
waar een woning het vrije uitzicht belemmert,
ontmoetten twee dergelijke voertuigen elkan
der. Door den zwaai en ’t uitwijken geraakte
de een met z’n achterste voertuig tegen paal
of stek, de distel brak en van twee omval
lende kannen was de inhoud spoedig grooten-
deels verloren. Een jongen op dien wagen
geraakte daaronder, doch kwam gelukkig
ongedeerd te voorschijn. Waren de wielen
over hem heengegaan, de gevolgen zouden
allicht noodlottig zijn geweest.
Eergisteravond hadden eenige jongens
vier verbazend groote sneewklompen gerold
naar de Esschilderstraat te Haarlem en ze
daar op één rij gezet, zoodat het verkeer
totaal gestremd was in die straat. Om 10
uur kwam een adjunct-inspecteur en een
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar 5 Cent.
een mijlpaal is het nieuwe jaar. Weggegaan
zijn zij, de drie honderd vijf en zestig dagen,
met al hun lief, hun leed, hun uitspanning,
bun zorg, hun voorspoed, hun tegenslag;
zij liggen achter ons, smartelijk voor den
een, gelukkig voor den ander, maar voor
allen weggegaan, voor altijd. Geen goud
kan ook maar één spanne tijds terug koopen,
de tijd rept de vleugels en spoedt zich
voort, wel hem, die een goed gebruik maakte
van dien tijd, dan wordt het terugzien aan
genaam.
Men spreekt van de dooden geen kwaad,
zoo luidt het spreekwoord, en het is goed,
wanneer men zich er maar aan hield. Toch
wordt vaak reeds na de begrafenis de dier
bare overledene door het slijk gesleurdwij
willen dit echter niet doen. Er is ook weinig
reden voor.
Het mag toch wel opwekkend heeten
het verschijnsel, overal waargenomen, dat
de besten onder ons niet langer de oogen
sluiten voor de maatschappelijke ellende en
misstanden. Niet langer gaat men ziende
blind door het leven, niet langer bedekt men
als een struisvogel zich de oogen, denkend
dat omdat wij nu zelve niet waarnemen, de
toestanden ook niet bestaan.
Gelukkig wordt steeds meer en meer
wakker het besef, dat wij niet meer mogen
huldigen het systeem van den boel maar
op zijn beloop laten en men slaat de handen
aan den arbeid om verbetering aan te brengen
waar zij het eerst en meest noodig is, n.l.
onder de arbeidende klasse. Hier zien wij
dat meergegoeden zich het lot aantrekken
der arme kinderen, wien zij op school warm
voedsel verstrekken, ginds zien wij uitdee-
lingen van kleedingsstukken, elders wordt
den volwassenen brood en koffie verstrekt en
wat beter nog is dan dit alles er vormen
zich steeds meer commissie’s om door werk
verschaffing zooveel mogelijk tegemoet te
komeu aan de gedwongen werkeloosheid
waarvan in onze dagen zoovelen het slacht
offer zijn. Maar ook door andere wetten
wordt gestreefd naar een beter en gelijk
matiger verdeelen van lasten, daardoor meer
in overeenstemming met de individueele
draagkracht. De menschen worden getroffen
kortom, overal is men bezig met het zoeken
naar eene oplossing der maatschappelijke
nooden opdat langs den weg der geleidelijk
heid betere toestanden mogen worden ver
kregen. Dit was in 1906 het geval, hopen
wij dat 1907 niet minder zal zijn. Hopen
wij dat de nieuwe jaarkring zonder al te
groote schokken zijn baan zal afleggen,
dat wij bevrijd mogen blijven van oorlog,
epidemische ziekten en andere ongelukken,
hopen wij vooral dat ieder onzer een open
oog en open hand moge hebben en lust,
kracht en moed om mede te arbeiden in de
goede richting tot verhooging van ons eigen
levensgeluk, ter verkrijging ook van levens
geluk voor den breeden zoom der misdeelden,
voor wien tot nu geen vreugde is weggelegd.
Dan zal 1907 een rijk gezégend jaar zijn
waarop wij met trots zullen kunnen terug
zien en dat wij met gulden letteren in onze
herinnering zullen kunnen aanteekenen.
Dit zij uw aller deel
Als een bergstroom rolt hij voort, de tijd
Nog amper is verstomd de nagalm van het
klokgelui, dat der menschheid kond doet dat
weder de herinnering wordt gevierd aan de
jyoote gebeurtenis die voor ruim 19 eeuwen
een nieuw tijdperk der wereldgeschiedenis
opende, nog klinkt ons in de ooren de
engelenzang in Bethlehem’s vlakten den her
ders toegezongen, nog hooren wij het Gloria
in Excelcis wegstervend in de lucht, of reeds
klinkt ons een ander geluid in de ooren,
zwaarmoedig heenruischend over land en
beemd, ons oproepend naar het bedehuis, want
het is de laatste avond van het jaar. Ernstig
en langzaam schrijdt de schare daarheen.
Diep in den nacht laten de stemmen Gods
hun geluid hooren, nu eens somber en zwaar,
dan helder en doordringend als het Avé
klokje, maar altijd indrukwekkend, altijd
aangrijpend, altijd een roepstem voor die
hooren wil, een memento, toegeroepen aan
geslacht op geslacht dat thans rust onder
de koude aarde, aan geslacht op geslacht dat
vergeten is en vergaan, zonder eens meer
sporen te hebben achtergelaten. Een memento,
dat ons er aan herinnert hoevelen als wij
door alle eeuwen heen den tocht maakten
op den Sylvester avond, moedig en fier, het
hart vol hope, niet denkend aan den dood,
om straks aangegrepen te worden door dien
machtige en neergeworpen in het stof.
Een memento voor die hooren wil, een
memento voor allen, om althans dezen avond
een oogenblik ernstig in zich te keeren, zich
zelven te toetsen, zich af te vragen of men
goed deed of kwaad.
Het is een goede gewoonte om den laatsten
dag van het jaar te wijden aan het ter aarde
brengen van den grijsaard, wiens lente, zomer,
herfst en winter zich afsponnen in zulk een
korten tijd. Weemoedig staart men terug
op wat achter ons ligt, een traan wijdt men
aan de nagedachtenis der dierbaren, die van
ons zijn weggerukt, onze nietigheid wordt
ons eerst recht duidelijk, wanneer wij daar,
in het Godshuis ons zelven toetsen, wanneer
wij onze rekening opmaken om na te gaan
of debet en credit sluiten, of onze jaarrekening
winst of tekort aanwijst. Het is goed,
wanneer wij althans eenmaal in het jaar er
ernstig aan denken, dat straks ook voor ons de
ure kan slaan waarop onze kaars is afge
brand en de onverbiddelijke maaier den last
zijns Meesters zal vervullen door den brozen
draad af te snijden die eleven” heet. Het
is goed als wij er althans eens in het jaar
aan denken, dat als de ure daar is dat de
groote tocht moet worden aangevangen,
waarvan niemand weet waar heen, waarvan
niemand terug kwam, dat wij dien tocht
doen alleen, met achterlating van al onze
rijkdommen, al onze vrienden, dat niets ons
volgen zal, niets dan onze daden, zij mogen
dan goed zijn geweest of kwaad.
Het moge ons weemoedig stemmen
neer wij denken aan die velen, die nog
nauwelijks een jaar geleden met opgewekt
heid den nieuwen jaarkring begroeten en
die nu reeds lang rusten, op den doodenakker,
het moge nieuwe wonden weder doen bloe
den, of oude wonden op nieuw openrijten,
het herdenken van de dierbaren, die zijn
weg gegaan, het stemt tot hoogeren ernst
en kan alleen ons beter maken, wanneer
wij slechts de stem willen begrijpen tot ons
sprekend uit die herinnering.
Het eeuwig spel der natuur speelt ook
hier zich af. Geboren worden en sterven,
de alpha en omega van al wat aardsch is.
Rusteloos snelt de tijd voorbij, jaarkring
volgt op jaarkring en de mensch, toch nu
en dan zich daaraan willende herinneren,
richt mijlpalen op, waarbij hij kan stilstaan
en terug zien, mijlpalen, om een oogenblik
tot zich zelven te komen en zich een terug
blik te gunnen op wat achter hem ligt. Zulk
politie-agent met bijl gewapend aan om de
klompen stuk te hakken, en toen dit met
de bijl niet hielp, trok de inspecteur zijn
sabel en met vereende krachten werd het
vernielingswerk voltooid.
Natuurlijk trok dit eigenaardige tooneel
heel wat bekijks. O. H. Cl.
Be Sneeuw.
Men schrijft uit Middelburg
De Kerstdagen hebben in Zeeland zooveel
sneeuw gebracht als in jaren het geval niet
was. Vooral den tweeden dag vielen de vlok
ken in zoo groote hoeveelheid en zoo lang
durig neer dat op sommige plaatsen de
sneeuw een halve meter en hooger lag.
De stoomtram van Vlissingen kwam eerst
in den middag voor het eerst hier aan en de
treinenloop ondervond ook groote vertraging.
De academiebrand te Groningen.
In verband met dezen brand heeft de
gemeenteraad van Groningen beraadslaagd
over een reorganisatie van het brandwezen
zoowel wat materieel als personeel aangaat.
De Raad heeft te kennen gegeven een in
richting van de brandweer te verlangen die
het mogelijk maakt ook hooge kostbare ge
bouwen als er zijn en zullen komen, voor
vernieling door brand te behoeden.
Predikant en Kamerlid.
Dr. J. Th. de Visser blijft gedurende den
tijd, dat hij nu zitting heeft in de Tweede
Kamer, het predikambt in de Ned. Herv.
Kerk te Amsterdam vervullen. Hoewel bet
besluit van het Kerkbestuur, waarbij het
Kamerlidmaatschap geacht wordt onvereenig-
baar te zijn met het ambt van predikant
nog niet van toepassing wasop dr. de Visser
had toch de predikant de meening van den
kerkeraad der Ned. Herv. Gemeente te Am
sterdam gevraagd over de kwestie.
Naar wij vernemen, heeft de kerkeraad
met algemeene stemmen een motie aange
nomen, waarin de wenschelijkheid uitgespro
ken wordt, dat dr. de Visser het predikambt
zal blijven waarnemen.
Dr. de Visser heeft zich hiertoe dan ook
bereid verklaard.
Wordt dr. de Visser na afloop der vier
jarige periode herkozen, dan zal hij krachtens
het besluit van het Provinciaal Kerkbestuur
een keuze moeten doen, nl. voor het Kamer
lidmaatschap bedanken of voor het predik
ambt. N. v. d. D.
Hondsdolheid.
In de gemeente Twelloo heeft zich een
geval van hondsdolheid voorgedaan. Door
den burgemeester is een publicatie uitge
vaardigd, dat alle buitenshuis zich bevindende
honden gedurende 4 maanden van een muil
band moeten zijn voorzien.
Het dolle dier, dat neergeschoten is, heeft
den bakker 8. zoodanig gebeten, dat deze
laatste zich naar Parijs zal moeten begeven.
Valsche munters.
Door de gemeente-politie van
zijn aangehouden een man en een vrouw,
Duitschers, verdacht van het vervaardigen
van de valsche rijksdaalders en guldens, die
daar dezer dagen werden uitgegeven. In
Duitschland zouden zij wegens het maken
van valsche munt zijn veroordeeld.
Te Arnhem is op den openbaren weg
een bankbiljet van f 1000 gevonden.
In een dorp op de Veluwe heeft dezer
dagen een ingezetene een goed onderhouden,
antieke staande klok met speelwerk, benevens
aanwijzing van de schijngestalten der maan,
datum enz. verkocht voor duizend gulden.
Zou zij haast komen, zoo hadden de
kinderen te Grolloo zich al een paar dagen
afgevraagd, nu de wintervorst en de sneeuw
het voor ’t gedierte buiten zoo onaangenaam
maakten. De vraag betrof een roodborstje,
dat zich den laatsten en vooriaatsten winter
in barre tijden als gast vertoonde in de
woonkamer van het hoofd der school aldaar
en er natuurlijk een heerenleventje leidde,
wat soms voor een dametje toch ook gaat.
Jawel, Maandagmorgen kwam uit het groepje
gevogelte, bestaande uit wat hongerig kuif
leeuweriken, musschen en vinken, het rood
borstje weer kordaat te voorschijn en wipte
’t de kamer binnen. Natuurlijk wachtte hem
een gul onthaal en spoedig was het weer
zoo tam, dat ’t zich in de hand liet nemen.
Voor ’t derde jaar
De wed. B. te Haulerwijk, die, zooals
gemeld, in haar ellendig krot wilde blijven
leven en sterven, heeft zich, naar de Ass. Ct.
nu mededeelt, laten overtuigen, dat ze, met’
nog langer daar te blijven wonen, haar leven
ten zeerste in gevaar bracht. Bij de ver
huizing bleek tevens, dat zij in een walgelijken
toestand van vervuiling verkeerde. Het krot
is meteen gesloopt.
Als bewijs dat de leden van het
stroopersgilde niet uitsluitend in den minder
gegoeden stand gevonden worden, meldt de
Nbr. dat dezer dagen door twee te Rosmalen
gestationeerde onbezoldigde jachtopzieners in
het jachtveld onder Nuland bekeurd werd
eeu zoon van een wethouder in de omstreken
van Nuland, wegens het stroopen met den
lichtbak. Geweer en lichtbak werden daarbij
door de veldwachters in beslag genomen.
Voor eenige dagen vervoegde zich bij
gezeten winkelier in een provinciale
hoofdstad een knaapje, vragende om een
kistje. Gedacht werd aan een stijfsel- of een
soort pakkistje en men meende, dat de jongen
het behoefde, om een konijnen-, duivenhokje
of iets dergelijks te vervaardigen. Daar men
het zoo spoedig niet bij de hand had, zeide
men het te zullen laten aanreiken, ’t Was
maar even om den hoek, in een zijstraatje,
waaraan de achterkant van het pakhuis
grensde.
Maar het kistje moest dienst doen, zoo
bleek bij het brengen, voor een pasgeboren
wereldburger, die als zesde spruit in een
arm gezin een plaatsje had gevraagd en voor
wiens komst zoo goed als niets in gereedheid
was. Bittere armoede was de oorzaak. De
medelijdende winkelier zorgde voor een betere
ligging van den kleine. (Ned.}
Onder het opschrift/hervorming" schrijft
de Stichtsche Ct.
Vóór het gebouw der Tweede Kamer staat
een schildwacht. En nu heeft de vrijz.
democratische heer Marchant voorgesteld om
die wachtpost op te heffen, aangezien die
bewaking niet noodig is.
Dat zal ook een hervorming van beteekenis
zijn.
Niet noodig, maar waar is, behalve
misschien bij kruitmagazijnen, in vredestijd
zulk een schildwacht eigenlijk wel noodig?
Moet dan alle wachtdienst maar afgeschaft
worden
Wat spreekt uit zulke kinderachtige moties
en voorstellen anders dan een jacht maken
op den bijval van het groote publiek, waarin
dit minderwaardig soort democratie zijn
kracht zoekt?
Nu, de Stichtsche weet het
Als de kamer vergadert, ja, dan staat er
één schildwacht voor den ingang, maar ina
de wachtkamer links zitten nog, te zijner
aflossing, een korporaal en 6 h 8 man den
geheelen dag te lanterfanten. Dat zal het
blad dan toch wel niet noodig achten!
Overigens schijnt het er nooit van gehoord
te hebben, dat al die //noodige” wachtposten
en diensten dagelijks, tientallen manschappen
aan de oefeningen onttrekken en gewoonlijk
iederen dag weer andere, zoodat een regel
matige voortgang der oefeningen onmogelijk
gemaakt, althans belemmerd wordt, ’t Was
wel een sociaal-democraat die bet zeide, maar
het blad leze er maar eens op na wat de
heer Schaper in de morgenzitting van 20
dezer uit eigen ervaring mededeelde van den
ernst, welke voorzit bij de militaire oefening
der miliciens, met welk doel toch alléén onze
zonen voor maanden uit hun bezigheden in
de burger-maatschappij gehaald worden.
De Stichtsche Ct. zou wijzer doen haar
spot en gbedkoope verdachtmaking van
politieke tegenstanders te bewaren voor
gelegenheden, waarin zij haar oppervlakkigheid
en onwetendheid niet zoo erbarmelijk ten
toon spreidt. Arnh. Ct.
In den voormiddag van den tweeden
Kerstdag werd de godsdienstoefening in de
Herv. Kerk te Pekela gestoord, doordat
iemand binnenkwam met de mededeeling:
Er is brand! De kerkgangers begaven zich
naar buiten, waarna bleek dat het dak der
kerk, in de onmiddellijke nabijheid van den
rookuitgang, in brand stond. Met vereende
krachten mocht men er in slagen den brand
meester te worden, zoodat geen belangrijke
schade werd geleden.
Bolswardsche Courant