lieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
Rede Ds. A. van der Heide.
1907.
46ste Jaargang.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
No. 15.
Donderdag 21 Februari.
I
VOOR
PAUZE.
heeft 84 pCt.
in zijn bezit,
gonnen is hij
lijksche winsten van 40 pCt.
lijke uitkomst
een gevolg van
men wel
is het
ontwerp
met 70 jaar
toebehooren. Die regeling is een noodzake-
van 't maatschappelijk verloop,
’t grootbedrijf.
ADVERTENTIEPRIJS'. 17 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
met het socialisme,
moet het materiaal
dan moet de tijd er
de menschen het willen,
nog niet, lang niet,
schien een
soc. bond,
niet geheel
de werkelijk actieve leden vormen slechts
een klein deel. Dan zijn er de Kath. en
Anti-Rev. arbeiders, die meenen, dat het
socialisme niet met hun leer overeenkomt.
De middenstand, hoe ook in verdrukking,
wil het ook nog niet, en dat komt hoofd-
zakelijk omdat ze onze beginselen niet kennen.
De groote massa wil het dus nog niet, de
economische voorwaarden voor het socialisme
zijn er reeds, doch de wil om het door te
voeren ontbreekt nog. Het middel om daarin
verbetering te brengen is propaganda. Ver
gaderingen, brochures, en besprekingen moeten
er toe leiden, dat men meer algemeen weet
wat wij eigenlijk bedoelen. Hoe talrijker
onze bond wordt, hoe meer macht wij krijgen,
maar de macht onzer tegenstanders is ont
zaggelijk groot. Zij hebben het kapitaal,
en geld heeft veel invloed. Velen der be
zitters zouden in hun hart wel bij ons
behooren, doch ze durven er niet rond voor
uit te komen, zij konden er eens schade van
krijgen.
Ook zijn onze tegenstanders machtig, omdat
ze ontwikkeld zijn, beter dan de arbeidende
klas, en ze hebben de pers ter hunner be
schikking. De groote bladen zijn op de
hand van het kapitalisme, hun belang brengt
dat mee.
Ook hebben onze tegenstanders de macht,
omdat ze zetelen in de regeeringscolleges, in
kamers, staten en gemeenteraden, en de
en wetgeving zijn in hun
Als men een huis wil bouwen, zoo ver
volgde Spreker zijne rede, dan moet men het
noodige materiaal hebben, en zoo is ’t ook
Als dat er zal komen,
er toe aanwezig zijn,
rijp voor zijn, dan moeten
en zoover zijn we
In ons land zijn mis-
6 a 7 duizend leden van den
en daaronder zijn nog velen, die
van de zaak doordrongen zijn,
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
Afzonderlijkenos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
bepaald land, dat zal
i nu
ver-
dat de klassen zullen worden
van rijkdom en
'nu
bijenhouder, die de bijen laat
hen den honig ontrooft, maar
niet blijven, winsten, renten,
dividenden zullen dan niet meer door eenigen
genaast worden, dat zal de gemeenschap
macht. Van Houten heeft nog dezer dagen
in de Eerste Kamer het duidelijk uitge
sproken, dat hij de cavalerie ter beschikking
van de regeering wenscht te houdenhet
belang van de brandkast is er bij betrokken.
Tegen die groote macht, tegen dat bolwerk
moeten wij een macht zien te bekomen, en
dan moet het volk het willen. Te Rijssen
zijn schandelijketoestanden aan het licht
gekomen en zulke toestanden verbeteren niet,
wanneer niet een drang van onderen op er
toe dwingt.
Nog een machtige factor onzer tegen
standers, zegt Spreker heb ik vergeten, dat
zijn de Gereformeerde predikanten, de pastoors
en kapelaans. Die kerkelijke macht staat
geheel aan de zijde van het kapitaal. Een
priester als Dr. van den Brink werd door
zijn bisschop de laan uitgestuurd, omdat hij
sociale beginselen had. Zoo gaat het, die
vooraan gaat in een strijd krijgt de klappen,
maar toch zullen onze beginselen langzaam
doordringen, en ten slotte zal de menigte
moeten luisteren naar de verlangens van hen,
die een gezonderen toestand willen, een al-
gemeene begeerte om uit den druk te komen
zal ontstaan, en dan zal de kerk zich moeten
plooien. Wat waarlijk de toestand is niet
zooals het behoort. Zie eens in fabrieks
plaatsen en in landbouwstreken, welk
lot de arbeider daar heeft. Den geheelen
langen dag zwoegen voor een karig loon,
hun kinderen met 12 jaar van school, omdat
ze wat mee moeten verdienen. Wel zijn er
die heel graag zouden doorleeren en de weten
schap zou er bij profiteeren, want meen niet
dat de talenten alleen schuilen bij de gegoede
klas. Moet nu de wetenschap het eigendom
van enkelen blijven? En als de werkman oud
wordt, dan is het bepaald ellendig. Dat de
mensch moet werken is wel goed, zelfs noodig.
Luiheid is des duivels oorkussen, en om dat
te weten moet men maar eens een blik slaan
in het leven der hoogere standen. Dus arbeiden
is niet zoo erg, doch met mate en dan onder
goede omstandigheden. En komt er ziekte
bij den werkman, of in zijn gezin, dan is
het al weer even erg. Versterkende middelen
schrijven de geneesheeren dan meest al voor.
Ja, heel goed maar hoe komen die stakkers
er aan? Maar vooral de oude dag is voor
den arbeider beklagenswaard. Het genade
brood te moeten eten is zoo hard, voor die
stumpers, die daar in armhuizen zitten be
roofd van hun eigen vrijdom, en den dood
meestal als een welkome verlossing beschouwen.
Maar wat dunkt u, hoorders, heeft zoo’n
werkman geen recht op een beter lot, is het
niet noodig dat er een ouderdoms-verzekering
komt? Het gaat zoo moeielijk, het kost zoo
enorm veel, zegt de regeering. Zeker, maar
toen Prins Hendrik met onze Koningin
trouwde, werd toch een pensioen van ik meen
f 50.000 voor hem gereserveerd, als de
Koningin eens mocht komen te overlijden.
Dat was niet moeielijk, toen was
genegen, maar voor de arbeiders
moeielijk. Dr. Kuyper heeft een
ingediend indertijd, dan zou i
een werkman een rijksdaalder trekken, waartoe
hij zelf nog moest betalen.
In Friesland, met zoo’n uitstekenden bodem
is het met de woningtoestanden nog treurig
gesteld. 41 pCt. der woningen zijn over
bevolkt, 58 pCt. der huizen hebben slechts
één kamer. Als het behoorlijk zou worden
moesten 13.000 woningen in Friesland bij
gebouwd worden met 2 en 3000 met 3
kamers. Nu geeft de woningwet uitzicht
op verbetering doch in Friesland keeren Ged.
Staten het. Het Bildt, Wonseradeel en Menal-
dumadeel hebben beproefd betere woningen
te bouwen met behulp van rijk en gemeente,
doch Gedeputeerden keerden het af. Zoo zijn
er tal van dingen waarop ik kan wijzen ver
volgt Spreker, b.v. over de tering, die ziekte
die zooveel slachtoffers wegmaait, over arbeids
duur, over de verhouding der sterftegevallen
bij de verschillende klassen, maar het zou te
lang ophouden. Wij beleven nu nog een
tijd van betrekkelijke welvaart, de boerderij
gaat het goed, de waar geldt best, de handel
bloeit, maar er zal ook vrij zeker wel eens
weer een tijd van crisis komen en dan komt
eerst de groote ellende. De tijd brengt over
productie mee, die tot het stopzetten van
fabrieken voert en de arbeider staat dan weer
voor het spook der werkeloosheid. De arbeid
is nog niet socialistisch geregeld, vandaar
overproductie I
maar deze aarde is een tranendal en zal een
tranendal vol moeite en verdriet blij ven.u
Doch ook andere groepen van menschen
zeggen dat wij socialisten een utopie najagen,
o.a. de Vrijzinnig-Democraten. „Wat nu de
latere eeuwen kunnen brengen'', zeide prof.
Drucker, dat weet niemand. Omdat de tegen
stellingen langzamerhand kunnen verminde
ren, en de produceerende klas misschien een
maal betere levensvoorwaarden kan bedingen,
dat er langzamerhand betere gevoelens kun
nen veld winnen, die maken dat er wetten
komen om de misdeelden te helpen, en zoo
het verschil van de tegen elkander over
staande machten kleiner kan worden, is
mogelijk, maar wat de socialisten willen,
zulk een toestand is een utopie, een lucht
kasteel.
Welnu, zegt Spreker, ik zal trachten aan
te toonen, dat het geen utopie is, maar dat
het socialistisch stelsel het noodzakelijk ge-^
volg is van ons maatschappelijk leven, dat
het is de vorm, waartoe wij moeten komen.
De bewering dat wij alles willen deelen,
behoeft geen weerlegging. Als elk met een
zakje geld, met zijn evenredig deel naar huis
ging, zou ’t weinig baat brengen in den
toestand op den duur, dat begrijpt ieder,
maar dat willen de socialisten ook niet. Dat
stichtingen als van Ds. Kielstra en Dr. Van
Eden mislukten, behoeven wij ons niet aan
te trekken. Daar zijn meest menschen bijeen
gekomen, die idealen najagen. Daarbij ont
breekt goede leiding en goede arbeiders.
Omdat zulke proeven mislukten, is het
socialisme niet naar de maan. De socialisten
hebben iets geheel anders op ’t oog. Onze
maatschappij is in ’t groot, wat een lichaam
in ’t klein is. Elk deel heeft zijn bestem
ming en zijn doel. De maatschappij is als
een levend wezen, dat zich ontwikkelt, zich
gestadig voortbeweegt, en die beweging, die
ontwikkeling gaat in de richting van het
socialisme.
De 19e eeuw heeft groote veranderingen
gebracht. De trekschuit is verdwenen, de
stoomboot, de locomotief Is er voor in de
plaats. De locomotief werd vroeger ook een
utopie genoemd. Een machine die zich zelf
voortreed, dat kon niet, als het al kon, dan
kon zij toch geen andere wagens trekken,
als dat kon, beweerde men verder, zou zij
als zij eenmaal op gang was, niet weer tot
stilstand zijn te brengen. En zie, dat alles
is gekomen, de locomotief rijdt, trekt en
stopt ook weer, en.nu is ’t geen utopie meer.
De stoom is gekomen op de werkplaats,
de machineriën, met reuzenkracht gedreven
zwoegen en kennen geen vermoeidheid, de
telephoon en telegraaf zijn er bij, de afstanden
bestaan niet meer, en nu is het eenvoudige
handwerk overbodig, het eigen bedrijf ging
te loor, door de vrije concurrentie won de
groote het van den kleine, de vervoermidde
len brengen de producten overal, en zoo is
de geheele wereld eigenlijk een groote werk
plaats geworden. Hoe grooter fabriek, hoe
goedkooper productie, ’t kleinbedrijf werd
vernietigd, de kleinhandel gaat denzelfden
weg, de warenhuizen overvleugelen de kleine
winkeliers. In Duitschland is t/5 deel der
productie reeds in handen van fabrieken waar
in ieder meer dan 1000 werklieden zijn, en
3/4 is al in handen van fabrieken waar meer
dan 50 man werken, dat zijn gegevens van
10 jaar geleden, nu is ’t bepaald al weer
erger. De kleine baasjes gaan aan kant, de
bevolking van Duitschland steeg in een be
paald tijdvak met 13 pCt., de dienstbaren
in dat zelfde tijdsverloop met 27 pCt., de
dienstbaren in den handel met 35 pCt., dat
zijn cijfers die laten zien, dat de groot
industrie en de groothandel allengs toenemen,
en ’t kleinbedrijf achteruit gaat.
In Amerika, dat is het land van de groot
industrie, daar is bijv, een mijnheer Carnegie,
dezelfde die eenige millioenen geeft om een
Vredepaleis te doen bouwen, die heeft bijna
alle staal- en ijzerindustrie in handen. De
kolenmijnen, de ijzermijnen, de hoogovens,
de gieterijen, de machinefabrieken en dan
wat spoorwegen en stoombooten voor ’t ver-
voer van de producten, dat reusachtig bedrijf,
waar 2500 millioen gulden kapitaal in steekt, i
is haast onbegrijpelijk en toch het is werke- i
lijkheid. Rockefeller, de pretroleumkoning i
van den geheelen oliehandel
Voor 27 jaar met niets be-
nu schatrijk, ja maakt jaar- 1
f en hooger, politie, justitie
Maandagavond trad voor de 8. D. A. P.,
Afdeeling „Bolsward”, als spreker op Ds.
Van der HEIDE. De Doelezaal was slechts
tamelijk gevuld, ongeveer een 125-tal per
sonen, waaronder eenige dames, waren tegen
woordig.
Na een welkomstwoord van den Voorzitter,
Ds. BAKKER, tot het opgekomen publiek
en den spr., die naar hij vertrouwt, heden
avond de inzichten zal verhelderen van alle
aanwezigen, inzake het willen en streven der
Sociaal-Democraten, geeft hij dezen ’t woord.
De Spreker begon met aan te halen een
gezegde van Prof. Pierson, n.l. dat het
socialisme het belangrijkste verschijnsel was
der zoo belangrijke 19e eeuw. vVel waren
de oudere en latere tijden-getuige geweest
van worstelingen en diep ingrijpende bewe
gingen, zooals de tijd die het Christendom
vooraf ging, de kerkhervorming, de Fransche
revolutie, maar toch vond die prof, de worste
lingen op maatschappelijk en godsdienstig
gebied, en daarmede het ontstaan van het
socialisme van grooter beteekenis.
Spreker nu wil hedenavond het streven
van het socialisme eens uiteenzetten, het
onderwerp der rede luidt„Is het socialisme
een utopie
Een utopie is iets onbestaanbaars, een
hersenschim. De Engelsche schrijver Thomas
Mores heeft een boekwerk getiteld „Utopia”,
waarin hij een schets gaf van een ideale
maatschappij en beschreef daarin een staat,
een maatschappij, zooals de socialisten zich
die in algemeene trekken wenschen.
Spreker wil heden nagaan, of het socialisme
een hersenschim is, en of het waar is, dat
hare ideeën nooit in vervulling kunnen komen.
Er zijn toch heel wat menschen die den
socialistischen staat als een onmogelijkheid
beschouwen, maar dié weten ook gewoonlijk
niet of niet goed wat het socialisme beoogt.
Ds. Kielstra heeft in Blaricum een kolonie
gesticht op socialistischen grondslag en die
ging na een paar jaren te niet. Dr. Fr. van
Eden heeft bij Bussum iets dergelijks be
proefd, maar ook met diens „Walden" gaat
het niet goed, en daar heerscht vaak strijd
en treden af en toe weer groepjes uit die
gemeenschap. De tegenstanders van het
socialisme wijzen met genoegen op die mis
lukkingen en zeggen „Zie je nu wel, dat
het een onmogelijkheid is?" in theorie mag
’t socialisme mooi klinken, in daden omge
zet, lijdt het schipbreuk. Een fabrikant
voegde Spr. eens toe „Als je het arbeids
volk maar goed kendet, zou je geen sociaal
meer willen zijn. Op vergaderingen kan je
de gemoederen wat opwinden, maar ’t is als
een stroovuurtje, dat spoedig is uitgebrand."
En velen denken zooals die man. In de
Eerste Kamer waar toch knappe bollen zijn,
heeft een der leden ronduit gezegd dat het
socialisme een utopie is, want voegde- hij er
bij, ze willen alles verdeelen en dat loopt
toch spaak, want als alles verdeeld is werken
de vlijtige» en verrijken zich weer, de luien
worden weer arm.
Allemaal gelijk, zoo denken velen, dat
kan toch niet blijvend zijn, en daarom is
het socialisme een utopie.
In Duitschland begint men dan ook al
wijzer te worden en hebben bij de jongste
verkiezingen ze duchtig klop gehad, van de
71 zetels behielden ze slechts 41. Ze hebben
altoos ruzie onder elkaar, wat zou dat wor
den, zulk een. heilstaat? Zoo denken velen,
en de Anti-Rev. en Katholieken noemen het
socialisme zelfs een gevaarlijke hersenschim.
Ds. Wisse van Amsterdam noemt de socia
listen het zaad van de slang die in ’t Par-
radijs Eva verleidde, en het zaad van de
vrouw, die den slang den kop zal verbrijzelen
dat zijn de geloovigen, dr. Kuyper, Sybrandy,
Talma en dergelijken. Een predikant uit
Rotterdam heeft het over het „groote beest"
dat het menschdom ten verderve leidde. In
de tijden der historie werd daarvoor aange
wezen Nero, later Luther en Napoleon, maar
die predikant zegt: in de profetieën is daar
mede het socialisme bedoeld. Zoolang de zonde
op de aarde is, beweren die heeren, zal die
alles bederven wat de menschen oprichten.
In een debat te Epe werd Spreker door
een orthodox boerezoon eens toegevoegd
Jelui socialisten willen een hemel op aarde,
Aan zulke verschijnselen is toch te zien dat
de arbeid bezig is zich op socialistisch beheer
voor te bereiden. Krupp te Essen, de kanon-
nenkoning, heeft 40,000 arbeiders in 't werk,
en dan is er bij de fabrikatie nog een ver
andering bij voorheen, elk maakt slechts een
klein onderdeel van een geheel. Vroeger
moest een werkman iets geheel afwerken,
maar door de verdeeling van den arbeid gaat
het vlugger, beter, goedkooper. Alles werkt
op en met elkaar, evenals de tanden der
raderen van een machine haakt het een in
't ander. De arbeid is van karakter veranderd,
maar en dat is juist de oorzaak van den
strijd, de eigendom is gebleven, die is nog
persoonlijk. De verhouding tusschen eigen
dom en voortbrenging is verkeerd, enkelen
eigenen zich meer toe, baden in weelde en
een groote groep nietsbezitters is aan hun
genade overgeleverd, en dan is er nog een
groep tusschen in, de middenstand, die nog
een wanhopigen strijd voert om staande te
blijven.
De productie moet aan de gemeenschap
en de bodem, de grond eveneens, en ook op
dat gebied is al reeds een begin. De staat
heeft al heel wat, en evenzoo de gemeenten,
postkantoren, spoorwegen, gasfabrieken, we
gen, telegrafen, dat zijn al reeds enkele
takken van dienst die aan de gemeenschap
zijn, dat zijn algemeene eigendommen.
Ook het denkbeeld dat de gemeenten iets
moeten doen bij werkeloosheid, de woning
wet, hoe weinig te beteekenen, is toch reeds
een bewijs dat de gemeenschap er zich mee
bemoeit, dat het beginsel doordringt, dat de
staat er de handen in behoort te steken.
De bedrijven die er rijp voor zijn worden
door de gemeenschap ter hand genomen,
dat zal niet in een
internationaal geregeld worden, evenals
bijv, reeds het postwezen. De tijden
anderen, en
opgeheven, de tegenstellingen
armoede verdwijnen, komt eenmaal, ’t Is
nog als een
uitvliegeu en
dat zal zoo
Bolswardsche Courant