Nieuws- en Advertentieblad
Bolswarcl en Wonseradeel.
I I
I
46ste Jaargang. 1907.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
No. 58.
De briefwiksel fen Jouw, Bin en Dark.
XXXVII.
Zondag 21 Juli.
VOOR
Afzonderlijke
dy-
De Banier.
In de N. R. Crt.
de bern ek nei
Bn., 15-VII-'O7.
BINNENLAND.
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
gesloten en
waarts, steeds
geslaagde feest.
1-1
I-W
I T
Jouw.
voor hunne toewijding enz., met
voor Workum’s bloei en voor-
ADVERTENTIEPRIJS: 17 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Net bureau van dit blad ie telefonisch aangesloten onder No. 4
van Donderdag j.l.
Tweede Blad B, komt het volgende inge
zonden stuk voor.
van Zwolle te Almelo aankomende, is nabij
het station Almelo gederailleerd. De machinist
en de stoker zijn gedoodde directeur van
Cecilia, de heer Braune, is gekwetst. De
machine ligt onderstboven.
Almelo, 19 Juli. De namen dergedooden
bij het treinongeluk alhier zijn Van den
Burg, machinist, en Van Raalte, stoker, beiden
uit Zwolle. Het lijk van den machinist is,
geheel verkoold, van nacht te 4 uur onder
de gekantelde machine weggehaald. Het lijk
van den stoker was hedenochtend te 10 uur
nog niet gevonden. De conducteur, in een
bagagewagen zittende, was licht gewond.
Hepk. Nieuwsbl. v. Fr.
Fr. Zuidwesthoek, 17 Juli De hooioogst,
die dit jaar met zeer veel tegenspoeden had
te kampen, gevolg van het ongunstige weder,
is op de meeste boerderijen geëindigd en de
hooiers, voorzoover ze van elders kwamen,
zijn naar hunne woonplaatsen teruggekeerd.
De opbrengst der mieden gaat beneden die
van het vorige jaar en de kwaliteit staat
gemiddeld eveneens beneden het vorig gewin.
Met de hooibroei valt het tot heden mede
gepaste maatregelen van voorzorg en in het
bijzonder het omzetten der hooitasscheu had
gewenscht gevolg; voor de eerstvolgende
weken zal echter nauwlettend toezicht nog
noodig zijn. Van eene tweede snede hooi
komt dit jaar weinig terecht over het
geheel hebben de boeren het et-groen brood-
noodig voor het vee, dat langer dan gewoon
lijk in de feuneu moest verblijven.
Foor de Rechtbank.
Rechter: //Beklaagde, je bent al verschei
dene malen veroordeeld voor dronkenschap,
landlooperij, mishandeling, diefstal...”
Beklaagde: ,/Zou u wat zachter willen
spreken, edelA.b. Mijn aanstaande schoon
vader is in de zaal en u zou mijn vooruit
zichten kunnen bederven.
Workum, 18 Juli. Op uitnoodiging van
de Hoofdcommissie, feestviering 1000-jarig
bestaan’ van Workum, had ten huize van
de Wed. J. Oosterhoff eene slotvergadering
plaats voor allen die in de verschillende sub
commissies zitting hadden of betrokken waren
in de een of andere functie voor het plaats
gehad hebbende feest op 10 Juli j.l.
Velen ja bijna allen hadden aan die
uitnoodiging gevolg gegeven. In gezellige
kringetjes zat men op de nette Bovenzaal
van het Hotel //Ketelaar,” vol verwachting
naar hetgeen de Voorzitter, de heer Th.
Siemelink had mede te deelen. In korte en
kernachtige woorden opende ZEw. de ver
gadering, hulde brengende aan de goed ge
slaagde feestviering en talrijke opkomst der
vergadering, waarna de Penningmeester, de
heer B. S. Gaastra, niet op dorre wijze
zooals de meeste verslagen ons te hooren
geven, maar op humoristische wijze ons eenige
cijfers meedeelde, hoewel in ’t eerst de
rekening was opgemaakt en met een tekort
sloot van f 200, doch tevens constateerde,
dat thans de rekening sloot met een ontvang
en uitgaaf van f 1118,47. Waar was zoo
spoedig die f 200 vandaan gekomen? Wel,
in een korten tijd was dat nadeelig saldo
geslonken tot nihil, door de belangrijke bij
dragen van eenige heeren, die hetzelve spoedig
dekten, en de penningmeester met een ver
ruimd hart daarvan mededeeling deed. Als
blijk van waardeering in de feestviering had
de commissie van Oud-Workumers ontvangen
de som van f 97,50.
Daarna nam de Voorzitter weder het woord
en sprak over het prachtig geslaagde feest
van 10 Juli en ging vervolgens de ver
schillende personen bedanken, die zich op de
een of andere wijze verdienstelijk hadden
gemaakt en meegewerkt hadden tot het wel
slagen van het feest. Het eerst kwam aan de
beurt de Eere-Voorzitter de heer T. M. ten
Berge, Burgemeester, voor de krachtige hulp
en de vele raadgevingen en de humane omgang
tijdens de vergaderingen voor het feest.
Vervolgens kregen Secretaris en Penning
meester eene welverdiende hulde voor de vele
werkzaamheden, eveneens met het welgeslaagde
feest, terwijl de verdere hoofdpersonen op
echt humoristische wijze en gloedvolle woorden
werden toegesproken vol waardeering over de
uitgevoerde werkzaamheden. Ook de jonge
juffers J. v, d. Wal en J. Galerna, die voor
Sneek, 17 Juli ’07.
Wel Edele Heer
Mag ik u beleefd verzoeken de mede
deeling omtrent het beroep van ds. De Haas
te rectificeeren en aan te vullen, wijl uw
berichtgever een zeer onzuivere voorstelling
heeft gegeven, wellicht uit onwetendheid.
Ter bespoediging van de vervulling der
vacature-Niemeijer, die 1 Juli j.l. zou ont
staan, had het kiescollege uit het inmiddels
gevormde drietal op 10 Juni, toezegging van
beroep gegeven aan ds. De Haas, die deze
toezegging heeft aangenomen.
Doordat de kerkeraad alhier vergeten had,
vroegtijdig zoogen. handopening te vragen,
rees de vraag of, nadat deze verkregen was,
dan de toezegging van beroep in een offi
ciële kon worden omgezet. De meeningen
waren in den kerkeraad daaromtrent ver
deeld, waarom besloten werd particulier den
praeses van het class, bestuur te Sneek naar
zijn oordeel te vragen. Deze beweerde, dat
het kiescollege wederom moest worden opge
roepen om uit het bestaande 3-tal een beroep
te doen. Hij zijnerzijds zou bezwaar maken
het beroep te approbeeren, omdat, door de
niet-aanvrage der handopening, de vacature
op dat oogenblik nog niet geacht kon worden
te zullen ontstaan.
Van onwettigheid, vernietiging door het
cl. bestuur is volstrekt geen sprake. De eenige,
nog betwistbare informaliteit is, dat te vroeg
de toezegging is uitgebracht en dat nu daar
om deze toezegging niet kan veranderd worden
in een officieel beroep, zonder het kiescollege
weer te hebben opgeroepen.
Ten onrechte wordt deze zaak opgeblazen.
(w. g.) Th. H. Ph. van Papenrecht,
predt.
Wijl in ons blad van Woensdag jl. be
treffende deze kwestie ook een bericht werd
geplaatst, meenden we goed te doen dit
ingezonden stuk, dat nadere- ophelderingen
geeft, over te nemen.
De gemeentelijke gasfabriek te Leeu
warden leverde in 1906 een winst op van
f 8a.51L.785, tegen bijna f 19.Q0Q in 19Q5^
Wolvega krijgt een gasfabriek.
Daartoe besloot de Raad Donderdag J.l.
met 9 van de 17 stemmen. Het aanwezige
publiek gaf,door handgeklap zijn ingenomen
heid te kennen.
De fabriek zal gesticht worden op de op
slagplaats ten westen der Schipsloot, nabij
de olieslagerij van den heer Heeg. De kos
ten van een en ander, ook van het buizen
net en de lantaarns, worden begroot op
f64,711,12. Het buizennet wordt 1650 M.
lang.
Hindeloopen, 18 Juli. De Visscherman
J. Z. was in de hoofing, zijne sukkelige
24-jarige vrouw alleen thuis. Toen gister
morgen de huisdeur lang gesloten bleef,
gingen buren onderzoeken. De deur werd
opengebroken, waarna men de vrouw leven
loos op den vloer vond. Zij bleek door een
bloedspuwing overvallen.
Sneek, 18 Juli. De heer P. de Jong Jr.
alhier zal een nieuwe stoomboot in de vaart
brengen van hier op Amsterdam, die onze
z.g. Suupboot zal vervangen. De boot is
veel grooter dan haar voorgangster en in
’t bezit van machines, die vrij wat meer
kracht ontwikkelen.
Sneltrein gederailleerd; twee dooden.
De sneltrein, om 6.42 Donderdagavond
H. K. H. Frederika Sophia Wilhelmina en
hare dochter fungeerden, kregen een extra
woordje voor hunne moed en voor de wijze
waarop zij haar rol vervuld hadden, terwijl
de beide zonen van H. K. H. een woord
van lof werd toegezwaaid voor het volgen
hunner moeder.
Bij het einde van iedere toespraak die aan
verschillende personen werd gedaan, werd
door de vergadering een luid applaudissement
gebracht, dat welverdiend was.
Hierna verkreeg onze Burgemeester het
woord, die den heer Th. Siemelink bedankte
voor de woorden tot hem gericht, en hulde
bracht voor de vele werkzaamheden en be
toonde ijver die het feest voor een groot deel
tot welslagen hebben geleid. Vervolgens werd
nog het woord gevoerd door de heeren C.
Tjebbes, J. H. Swart, B. Pijlgroms en L.
Steginga, allen herdenkende het welslagen
van het feest, de broederlijke geest die er
heerschte en vervolgens de commissie hulde
brengende
den wensch
uitgang.
En wat thans volgde, daar had niemand
op gerekend. De commissie was op het idee
gekomen, ieder die min of meer bij het
feest betrokken waren geweest een souvenir
uit te reiken, en dat deed zij in den vorm
van een herinnerings-medaille, met bijvoeging
van de rede, die door Ds. Th. Siemelink is
uitgesproken in de Ned. Herv. Kerk alhier.
Het is een bronzen medaille, waarop aan den
eenen kant staat: het wapen van Workum
en rondom hetzelve het randschriftSigillum
Civitatis Workum in Frisia, beteekentStede
lijk zegel van Workum in Friesland. Op den
anderen kant: Ter herinnering aan het 1000
garig bestaan van Workum, 10 Juli 1907.
Met dank en erkentenis werd dit huldeblijk
van de commissie aanvaard, dat waarlijk door
ieder op hoogen prijs werd gesteld.
Deze gezellige vergadering werd daarna
met een gepast woord door den Voorzitter
ieder keerde welvoldaan huis-
vervuld van het prachtig
Brief fen Bin oan
Béste Jouw!
Hjir is alwer in brief fen my oan
Dines hab ik mei noft lézen. Skriuw mar
ris wer.
Hjoed is it Ljouwertermerke-moandei, mar
ik ha6 der gjin nocht mear oan. Nou dy
dei himsels net mear is, oars sein: sunt de
hirddraverije by Baens-ein fen de baen is en
de ynsetter net mear is fen Ljouwerter merke,
nou is it nacht yn ’e nane mei de aerdichheid.
Wy binne fenseis ek alder wirden, mar de
nocht om ris in dei fen honk to gean nei
in echt Frysk feest, dy is der dêrom hiel
endal yet net ut. Hwet wier it dochs moai,
eartiids, sa’n flinke draverije mei hynsder-
en-seas, binammen mei sok waer as hjoed.
Fleurich wapperen de flaggen, moai klonk it
uiezyk, frolik en gesellich wieren de skaren,
dy’t kamen to sjên en sjoen to wirden. Hwet
die elts war, om de ritten to folgjen fen it
iene ein nei it oare. By in hopen wier oars
gjin praet as oer de draverij. De echte Jjeaf-
habbers kamen sa’n godganske dei net fen
it sté. For gjin wit hofolle scoene hja de
léste ritten mist ba. Sa’n Fryske hirddraversdei
mei Fryske hynsders fen eigen lansij ue, dér
wier hwet oan, dér plichten Hylkje en ik
altiden hinne to riden op ’e iepen seas. En
hwet metten wy den in goekenders 1
Mar nou it draven op de koarte baen is
alderwetsk, fier efter ’e moade! Dat wier in
to bidaerd spil. De ljue wolle nou opwoun
wirde. Mocht eren it kalme aerd ris bógje,
nou moat it bóten de perken springe. Wed-
rennen, dat is nou prachtich. Dér kin by
wedde wirde. Der moat jild by twisken, oars
is der neat mear oan. Nei-aperij is ’t fen de
Ingelskmannen. It liket ommers sa moai, sa
deftich, mei ryksen om to smiten. Boeren,
dy’t troch it béste gemaek, mei hege molke
en féprizen en djtlre ierdapels, wer jild om
hannen krije, dogge faek ek al mei, oars
kin it net op. ïk mei der gjin praet fen
hearre, Jouw. It bigreatet my, det ds goede
foltsaerd sa bidoarn wirdt, troch weelderigens
en de bigearte nei frjemdsin. lenkear habbe
de ljue in baes óflear hawn, in tritich jier
tobek; nou giet in party de gefaerlike wei
wer op, ha’k soarch. Wedzjen en lotsjen
fiert mannichien wer yn it ónleech. Woeslduin
hjit in hearlikheid. O mocht men dy hearlik-
heid mear thus siikje, by ’t stille wirk
Hearken, Jouw, ik reitsje alhiel fen de
tekst. Ik woe mar sizze, det ik hjoed by
honk bleaun bin fen de pret en it sadwaende
wol oan tiid hie, dy in baes brief te skriuwen.
Wy habbe de yngetiid ek al birêdden, al
gyng it mei lijen en earmoed. It boppe-
baitsje hoechde net faek dt, al wier it
heawirk swier wirk; fatsoenlik waerin koe
men der net fen wirde.
Hwet giet it langer hiel oars ta yn de
yngetiid, as foar jierren by ds aldeu en ds
burljue, nou’t der masjinen brükt wirde yn
it plak fen de minskehannen. It folk ried
do mei elkoar nei it haéilan, moarns om to
kearen en to skodzjen, den wer nei hus om
in dreech miel pótstrou ef beantsjes mei in
sleeflbl siïpenbrij en skiepmólke dêroer efternei
en fierder nei-iten swylje yn reakken. Hjir
en dér wieren keppels folk drok beuzich yn
’t moaije simmerwaer.
Nou sjucht men hjir en jinsen in pear man
en in pear hynsders en dér in masjine efteroan
wjukkeljen en it waer mar min, it hea min
en it sin min.
Mar dochs geane wy der op foariit. It
swierste wirk is nou for it deade ark en de
bisten; de minske kin yn dy tiid hwet oars
utfiere en in warbere han fynt altiden wol
hwet to dwaen. Lykwols, it eigenaerdige fen
it bidriuw giet to loar, by it oanrissen fen
it nije. It gesellige, fortrouwelike fen it libbeu
op it lan spilet de wyk, dêr’t de masjine
raest en haest de minsken jaget, as wier it
de léste dei. Do’t ik in jonge wier, sieten
wy op in klobke yn it lan om de greate
kofjetsjettel hinne, mei de rêch tsjin’ereak
en mei de skonken yn ’e fórchskant. Nou
rint de boer mei it tsjetteltsje yn ’e han by
it folk lans.
Nou kriget elts in bats kofje faek fit
deselde kop, do kaem oarnaris it lid fen de
tsjettel en koene wy elts mei us kop ds
gerak opdjippe dt de greate kofjesaed. Wy
ha ’t ris hawn det der in kikkert yn ’e tsjettel
hipte. Gau fiske ik it bistke der ut. Alde-
Inte, us arbeider, dy ’t baes wier, as heit
der net by wier, naem de foarstap, skepte
in foech heal-mingelen op en sloech it brune
focht mei in effen troanje nei binnen. En
de oaren diene ek sa navenant, oant de
tsjettel leech wier, op it tsjok nei. It fait
der goed yn, sei Inte. As godswird yn in
soldaet, sei de yngetider fen de Feanster-
heide, dy ’t hwet rüch en roppich wier.
Mar aide Inte dy joech altyd it foarbyld,
as der hwet dien wirde moast. Hy hat mei
syn stelregel: //dwaen is in ding" syn libben
lang foargien en oaren oanfitere. Do ’t hy
net mear koe, hat us heit om him tocht.
Witst’ yet wol Oark, dat Inte sa fen in
slaedtsje hold, lyk as er den sei. Sunder in
prllmke, kin ik him my net mear foarstelle.
As it foar-iten net óf wier, en dat wier
trochstrings sa, den lei er it foar it earste
stilwêzen efter it undergirdyntsje yn syn
finsterbank. De skoalbern yn’e burren koene
dér altyd oan sjên, det it thus ek iterstiid
wier, hwent Inte wier sa wis as de klok en
wisser as us aide toersklok. Nei Inte dea
wier de tabak ófslein, sei Sibe-winkelman,
Simen syn heit, letter ris by uzes. Dat foun
ik do net aerdich, hwent Inte wier myn
greatste frjeon.
Wy habbe hjoed wer stimming for de ried.
De earste kear hiene wy net dien krige. It
giet by uzes twisken read en swart. Hwet
de kleur oangiet fen it hier, seit Ids-brebier.
It is alderakelikst hwet de ljue op strui-
briefkes doare to.setten; it is min ef mear
min, mar mear min as moai. Hwet kin
partysjucht in minske al forfiere ta leagen
en üuearlikens. Read like goed as swart!
Ik bin sokke briefkes ba; as spein spek,
kin ’k dy sizze.
Sneintomoarn hab ik wer ris nei de
preek ta wést. Nou’t de haeijing ófroun is,
km it in boer wer wachtsje. Domeny Roer
domp pochte der neat fen dat syn folkjeyn
it simmerhealjier tige trou opkaem. It is oars
de moeite wol wirdich him to hearten yn ’t
hout. Hy sprekt soms stout. As butenbórstei
bliuw ik, ut ’e tsjerke wei, wol ris yn it
doarp hingjen om in pantsjefol kofje en in
segaer. Sa bilanne ik jistermoarn by Simen-
winkelman en ’t wiif en, om ’t hja lang-
lêsteu in nije lytse winkeljonge krige hiene,
rekke ik oan de brandewyn mei resinen. It
smakke bést, hear! Simen wier frijhwet better
to sprekken, as do ’t hy de ündogenske
jonges efter de boksen siet. Hy wier nou
danich yn syn skik. Mei Simentsje en de
boai stie it der bést foar.
In giet mei Hylkje en
winsk.
Hja seifoaral de groetenis fen my dwaen
Nou Jouw ik scil for dit pas ophalde mei
de skriuwerij en winskje dy fjirder it béste.
Dyn frjeon,
BIN.
Bolsvardsclie Courant