Kieuws- en Advertentieblad Bolsward en Wonseradeel. Zondag 25 Augustus. 1 I i 46ste Jaargang. 1907. No. 68. Verschijnt Donderdags en Zondags. Amsterdamsche Beelden. De briefwiksel fen Jouw, Bin en Oark. VOOR B i n. oan JOUW. S., 22-8-’O7. er 3 bin. As ik der hwet fen sizze moat, den hie eu Truitjes om de zwarte I. •- HARTJESDAG. komen ook veelvuldig voor, wijl een ’t wiif en ik en Dêr ’n wize forkeard mei ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4 voor kwart op straat, ’s Morgens op een dat een deel der Amsterdammers nog den arbeid of ’t pierewaaien is en de op één oor ligt, trekt de Willemstraat de Nieuwe Vischmarkt op de Ruyter- om te bieden. Hebben ze een zootje, waaruit ze een dag- loontje denken te kunnen kloppen, dan wordt eerst de handel nog eens besproken onder een kom koffie, genuttigd in een der talrijke volkskoffiehuizen in de omgeving der markt en als ’t dan zoo zoetjes aan tegen den tijd begint te loopen, dat de //gewone” menschen opstaan, de goeie klanten of de vkale mevrouwen0, die /zspot” durven bieden, dan verspreidt de Willemstraat-bevolking zich over het groote Mokum (Amsterdam). Maar tegen den namiddag keeren ze weer naar hun zzhiem” terug, waarde //buvrofiwen” die er niet meer op uitgaan, voor haar deuf garnalen zitten te pellen of scholletjes bakken, dat de olie-bak-lucht er hoog van opwalmt en de geheele omgeving met haar vettigen geur doordringt. op sa In die omgeving werd het Germaansche feest van Hartjesdag nog uit den treure ge vierd en daar het volk zich geen feestvreugde laat voorschrijven, maar de traditie getrouw blijft, zullen de //Hartjes" vooreerst nog wel niet verloren gaan. Op ,,’t Fransche pad” zooals de Willem straat ook nog wel genoemd wordt', wordt minder onzedelijkheid gevonden dan in andere gedeelten van den Jordaan. Komt het mis schien door het leven van ’s morgens heel vroeg af in de openlucht, door de zeevisch, die iets meebrengt van het frissche reine leven op den wijden Oceaan Doch al bestaat deze ondeugd bij hen in mindere mate dan in de andere buurten, denk daarom niet dat onze Willemstraters nu juist //heiligeboontjes” zijn. Met de geheel-onthouding bijv, hebben ze nog heelemaal niets op en vooral op Maandag als de Aaltjes en Truitjes een schoon uitjak aantrekken en of Jn den winter vaak rooie of blauwe baaien rok een helder bont boezelaar knoopen zet de //kerel” er meestal een //spatje” op. Dan komen ook de oude veeten tusschen de buren die elkaar van haver tot gort kennen weer op, worden vaak geanimeerde discussies ge houden, die ik zelfs niet bij benadering in dit blad zou kunnen weergeven en heeft het debat zijn culminatiepunt bereikt, dan wordt de //pruim” weggesmeten of als ie daarvoor nog te versch is, vaster achter de kiezen gestoken, in de handen gespuugd en. doar goat ie weer voor niks... een kloppar tijtje waarbij soms ongenadige tikken worden uitgedeeld. Dergelijke straattooneeltjes daarom zoo veelvuldig voor, wijl een groot deel der Willemstraat-tragedie op straat wordt afgespeeld. De menschen hier leven drie uur aan rest al naar kade of op de Gelderschekade de opkomst wol better kinnen en nei myn sin waerd der troch de sprekkers genóch op omtimmere: hwet eigenlik it doel fen soks is. In minske moat ek ris üt de falden, wier? Bij sounens en wolwêzen geane wy der op in oar jier wer hinne. It moeit my oan de iene kant detstü sa fier büten fis kriten giest, Bin, mar... in minske sin is in minske libben. Oeral wirdt goed brea bakt. Hwerstü ek hinne tsjucht, dü scilst dyn Jan en tael earjen bliuwe en dyn frjeonen net forjitte. En wy Dy net, fensels. As it hwet kin, kom ik fen hjerst yet ris in dei to praten. Skriuw my op hokker dei fen de wike dit jimme it beste past. Mei hertelike groetenissen, ek oan Hylkje, dyn aide frjeon Bovendien hebben die Willemstraters een politie, een regeering op eigen handje. Vroe ger hadden ze zelfs een koning. Die laatste was de bekende „Bokkenbek” bij den Bur gerlijken Stand bekend als Mens, die tijdens het Palingoproer de roode vlag van de Zater- dagsche brug haalde en deswegen als ridder in de orde van den Ned. Leeuw werd op genomen. De Willemstraat is de buurt der ael-broed- ael-dames (vischvrouwen), koffiepiksters (met welken naam vrijwel alle fabrieksarbeidsters worden aangeduid) en vgroetennmannen". Zij huizen voor een deel in kazernewoningen, die nieuw waren een dertig jaar geleden en ook nu nog gunstig afsteken, tegen de krot ten er om heen, uitgewoonde rabatten, met uitgesleten trappen, kleine kamertjes, elk gewoonlijk door een heel gezin bewoond, zonder voldoende lucht of licht, zonder door- loopend crediet, waardoor de bekende wagen van het Liernur-stelsel hier ’s avonds een goeden oogst binnenhaalt, in een woord wo ningen, waarvan het vreemd schijnt dat de commissie er nog niet haar aandacht op heeft gevestigd. wyt ingelsk himd, ingelsk dêr it té allicht op omhaflele ha scil. scil my ek al wer in jier blikkersjild kostje moatte. It hüshaldt de bolleboel. Wy binne forline wike, mei de glêzen wein en twa hynsders dêr foar, nei it Oranje- wald ta wést, Master en de bern, nei de Selskipsdei, witstü! trof ik fis frjeon Oark waerlike ek. It waer wier moai skiklik. Wy habbe in aerdige dei hawn. Alles wier fis bést nei it ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. Afzonderlijkenos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent. waren er steken en sjerpen eu epauletten van vervaardigd, die aardig pasten bij de trommels en houten sabels. En ook in onze dagen, al werd dan in ’t Haagie geen vredesconferentie gehouden, loopen de kinderen nog zoo militaristisch rond, klampen zij de voorbijgangers aan om centen en zingen zij ’t liedje: Hartjes jagen, Door de stal en door de wagen, Haringpakkerij, Steek hem in je zij Steek hem in je broek Dat je de koekoek halen moet. Die gebedelde centen worden gebruikt voor lekkernijen of wat die armelui’s kinderen als lekkernijen verslijten of voor vuurwerk. Hoopjes centen worden er uitgegeven voor voetzoekers, rotjes, doosjes bengaalsche lucifers sterretjes, zevenklappers en hoe dat kleine vuurwerk verder moge heeten. Verstandige menschen vinden dit geld verknoeien maar wat zeggen zij dan bijv, van de kosten die de Haagsche vredesconferentie meebrengt of van de duitjes die verleden jaar hier ter eere van wijlen mijnheer Rembrandt zijn opgemaakt. Zij vinden het schandelijk dat de centen door die kinderen benoodigd, feitelijk worden gebedeld met een mooi smoesje, maar vergeten dat ook zoo veel pretjes van groote menschen alleen konden gehouden worden, nadat er een fancy-fair of weldadigheids-feest aan was voorafgegaan. Het groote feest van Hartjesdag wordt ’s avonds gevierd. Bacchanaliën vierden de vrije teugel in het donkerste gedeelte van Amsterdam, daar waar de Zeedijk, de War- moesstraat en de O. Z. Voorburgwal te samen komen. Er was een tijd dat ’t hier zeer ge vaarlijk was. Vreemdelingen werden gewaar schuwd dit Amsterdamsch white chapel niet te’ bezoeken, terwijl voor enkele stegen als de O. Z. Armsteeg zelfs een poiltie-agent stond om de menschen te waarschuwen daar niet door te gaan. Maar zoo gemeen en zoo triviaal was het daar niet of de nette en zelfs deftige Amsterdamsche dames en heeren von den er hun behagen in dien avond tienmaal de straten rond te wandelen. En als zij dan hun bekomst hadden van de jenevergezichten, de bakjes (rijtuigen) met beschilderde en bespottelijk toegetakelde dames, de jongens en meiden en meiden in jongenskleeren, het gegil en geschreeuw, het gedrang en de kruitstank, dan gingen zij naar een café, velen naar de kuil van Schiller op ’t Damrak, waar een liedje gezongen werd, piano werd gespeeld en men ’t heerlijk Amstel Beiersch zich opperbest deed smaken. Zeker, de avond van Hartjesdag was even goed en meer nog een uitgaansavond voor de burgerklasse dan voor de minder bedeelden. En ook thans is de belangstelling nog steeds heel groot, als het weer maar mee werkt. Dat dit dit jaar in ’t geheel niet het geval was spreekt van zelf. Regen, kletterende regen en kou als in November joeg de menschen vroeg naar huis. Iets typisch is het jaarlijksch bericht in onze dagbladen waarbij de burgemeester her innert aan de bepalingen der politie-verorde- ning waarbij het ontsteken van vuurwerk en het verkleed gaan langs de straten ver boden is. Heel aardig zoo’n politie-verordening waaraan elk jaar herinnerd wordt zonder dat er ooit een proces-verbaal wordt opge- maakt. En toch zagen zelfs nu met de regen de nieuwe wijken er fantastisch uit door al het goudgeschitter der voetzoekers en de bloedroode en matgroene gloed van ’t ben gaalsche vuur. In de Willemstraat, het hartje der Jor daan, werd tot diep in den nacht gedanst bij versjerde orgels. Wat maalde men hier om politie-verordening, waar in gewone tijden de politie zich al zooveel mogelijk achter baks houdt. Niet uit vrees, maar uit tact. De heer Van Steenbergen die, indertijd #me- heertje van de Noordermarkt" (commissaris van politie) was, had een bizonderen tact, om met de luitjes om te springen. Hij wist dat als de Heilige Hermandad zich zou be moeien met al die buren- en familietwistjes, ze wel dagwerk had. Want ’t is daar één groote klis, één groote familie, waar nooit een vreemde in zal worden opgenomen. Men houdt er daar van zijn vuile wasch, zooals de Franschman zegt: zfjn vuile wasch en familie te reinigen. XLII. Brief fen Jouw Béste Bin! It is for de wissichheid, sei de bidler, en hy boun in dea houn de bek ta, -mar ear’t ik it lorjit, wol ik dy lokwinskje mei dyn jierdei. Takomme snein is it de dei, leauik. Nou Bin, Dy en Hylkje en de bern allegearre lok dermeiWij wolle hoopje det jimme dy dei noflik fiere meije en det it jimme barre mei dit faek ris oer te dwaen, lokkich mei-inoar. It is in greate segen, Bin, lang foriene to bliuwen yn it libben, mei inoar dieljend, togearre dragend lok en leed op yens libbensweiien wirden yn wollen en witten. Dy hearlikheid hab ik dieleftich wést. Och, det it wrede needlot, de strange dead fis lok forsteure en myn Reinou fen myn hert skoere moast; en mei hjar in stik fen myn libben. De tiid lei balsem op de woune mar faek stoarje ik mei trienwiete eagen, as ik us forgiene lokkige tiid neitink. Dochs is der in stille birêsting oer my kaem en fyn ik treast yn de oerdied en de folheid fen it lok, dat uzes wier. In reine ingei giet my foar, wiist my it paed en winkt, as twivel my birint en ik forbilke delsit. Sa kaem it aid bitrouwen wer en de libbensmoed. Jonge, hwet in simmer sunder simmer. Trurich waer, alles is trurich. Hjoed habbe wy ris in bytsje in simmerske dei. Ut tankberens dêr for neamt men it wün- dermoai waer. Det de wyn to heech is let neat, de sinne is der ris by en dit Heuret op. De féprizen hingje yn ’e léste dagen hwet. Dit komt fen de tongblier en kleisykte wirdt der oarnearre. Yn Hollan nimt it al in trochtocht en yn Fryslan bigjint it ek al fit to brekken. Fékeapljue, miggen en hazzen bringe it maklik oer. Alle frjemde keapljue kear ik ut myn lan, de Hollanske miggen scille sa fier net fieanne en de miggetiid is dêrmei oer. Mar dy dealiske hazzen, dêrfor binne gjin hichten to beach en gjin sleatten to wiid, der bin ik mei oan. Wy scille de pleach net üntrinne, bin ’k bang. As wy it nou mar net foar staltiid krije. Salt is in bést warmiddel, sizze de kranten; de kranten, siz ik. De tongblier is op him seis it slimste net, mar de neiweaën. As ik it op ’e stal krije mocht, scil ik dageliks de kij de poaten tige waskje mei in goed suveringsmiddel, dat ik for in bytsje by de Bólserter aptekers wol krije kin. Op’e foardei hab ik de pleats efkes roun wést. In hopen minsken fen de Hege-Bfirren blikke op in stik lan fen mines, dat dêr leit, de Hege Fjouwere. Yn dit lan hie ik in stik ef fiif keallebollen brocht. Dat joech hjoed stofié ta klachten en skea. Do’t ik by ’t stimhus lans roun, siet aide Sijke dêr wild en breed op’e hinneloop. „Och hwet is it aeklik, boer, sei hja, mei dy bollen!” Ho nou den? frege ik biuijd. Nou, sa en sa en sa en hja hie hjar biïse fen’e moarn bitiid op’e Fjouwere to blikken lein en nou hiene de smoarge bollen hjar büse, hjar nachtmielsbüse noch wol en snein scoe er foar, hielendal, mei bannen en al, op fretten. Ik sei, it wier in slim gefal en Sijke moast fen ’t jier den mar frij fen blikkersjild. Do krige hja der noed mei eft der sa’n boltsje ek hwet fen oerkomme koe. „Nou, wij scille ofwachtje sei ik, mar in nachtmiels-büse is wis in nuver ding yn in kouwe-panse, dy scil wol net yn’e bibel komme”. En jouns krige ik in foecb letterke fen Douwe Pakkeman. Dy skreau my det de bollen hiene //heden syn Engels himd te kogge”. Hy bidoelt dêrmei tink ik, syn mei in k Dit Je moogt geen vuurwerk maken, Is jarenlang de wet, Maar wie zal ’t in ons laken Dat we ’t smeren aan ons pet? Wij dansen en wij zingen Tot op de laatste cent. En kunnen wij niet meer drinken Dan op lef, dat is bekend. Ja rondjes geven, rondjes geven zonder geld)^ Daar zijn hartjesjagers op gesteld. Ik dacht onmiddelijk aan bovenstaand liedje dat een jaar of wat geleden in de revue //de Beursbengel” gezongen werd en kunstloos doch ook typisch genoeg was om een succes fou te worden toen ik gister, den derden Maandag in Augustus, de zevenklappers en rotjes en ander vuurwerk over de straten zag vliegen. Alsdan mogen we geworden zijn, verstandig, netjes smal, de Hartjesdag die voor officieele menschen al lang is begraven is nog lang niet dood. Zelfs onder de stort buien waaraan deze trieste zomerzoo rijk is, schoten de vuurpijlen nog door de donkere lucht, kleurde het Bengaalsch vuur nog fan tastisch de verweerde bouwval-huizen der achterbuurten, werd gezongen en gesprongen in de Zeedijksche kroegen, was er bal- champêtre in de Willemstraat en vreugdevol kinderfeest in de nieuwe wijken achter Stad houderskade en Muiderpoort, die zich daar slingeren als gordels van monotone steen massa’s. O zeker, ’t was niet meer wat ’t geweest was. De omstandigheden knagen meer aan traditiën dan theoriën ’t ooit kunnen doen. In Augustusmaand als de scholen vacantie hebben, was ’t pret en vreugde voor de kleinen. Dan mochten de jongens een dag of veertien trommelen op de Beurs, op de oude mooie, wel te verstaan, die sierlijk ver licht als er was in de dagen der Kronings feesten, den Dam zoo wonder mooi maakte. Op die akelige steenmassa die als een sombere ruïne uit den modder van ’t Damrak is ver rezen en als Nieuwe Beurs tot mikpunt der spotternij over onze smaakloosheid dient, hadden de jongens zich misschien nooit ge waagd, vreezende in een gevangenis terecht te komen. Zeker had de Hollandsche wees jongen daarvoor nooit den burgemeester ge waarschuwd, toen hij onder ’t gebouw in t riool van ’t samenstroomend IJ en Amstel- water de schuiten met buskruit zag liggen en als eenig loon daarvoor geëischt dat de Amsterdamsche jongens twee weken op de Beurs mochten trommelen. Wat ’n herrie, wat een gezonde herrie was dat in die dagen. Zenuwachtige menschen, wier aantal in die minder nette dagen waar schijnlijk minder groot was dan nu, moesten maar thuis blijven. Maar de voornaamste dag was toch de Hartjesdag. Dan trokken de kinderen in groote troepen ’s morgens vroeg er al op uit, bont toegetakeld als op een Noorsch Carnaval. Dan waren alle snoep- centen opgespaard om gekleurd papier, oranje, rood, geel, paars liefst helle kleuren en Bolswardsclie Courant

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1907 | | pagina 1