Nieuws- en Advertentieblad Bolsward en Wonseradeel. 46ste Jaargang. 1907. Verschijnt Donderdags en Zondags. No. 75. Amsterdamsche Beelden. I iCOBS. Groote Markt 1081 DE RESTAURATIE DER BROEREKERK. Donderdag 19 September. VOOR ft Afzonderlijke ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent. ’t altijd nog een Waar de zwaarte der gemetselde gewelven soms een verbinding der kolommenrijen noodig maakte, werd deze zoo weinig mogelijk in ’t gezicht gebracht, en daarom de ijzerconstructie toegepast, liefst nog wel boven de gewelven, met steun van den nok der daken. Het is daarom bij dit houten gewelf nog te meer een merkwaar digheid dat hier die balken geplaatst zijn en nog wel in twee rijen. zeggen er al over gedacht wordt de werklooze diamantbewerkers langs het bondsgebouw te laten trekken om een optocht te vormen van de ellende, die in dit weeldevak wordt ge leden, dan zou men wel tot de conclusie komen, dat het hier ook niet alles echte diamant is wat er schittert, maar hoogstens Haas-imitatie waarbij rond-dansende gloei lampjes te pas moeten komen. Dat de handeldrijvende middenstand klaagt is in ’t geheel niets nieuws. Het spreekwoord zegt wel: ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Het bureau van dit blad ie telefonisch aangesloten onder No. 4. IV. Amsterdam achteruit. We hebben in de Vaderlandsche Geschie denis geleerd hoe de zeven Provinciën na een gouden eeuw, een eeuw van verval moesten doorstaan, waarin handel, nijverheid en kunst kwijnden, de burgers bij de pakken bleven zitten, teerden op ouden roem en vroeger verdiende duiten, terwijl men zich op allerlei gebied de kaas van ’t brood liet eten. ’t Heeft er allen schijn van of voor de Amstelstad nu ook zoo’n eeuw van verval is aangebroken, want zelfs ons inwoners aantal loopt achteruit, gaat het zoo door dan zal Amsterdam mettertijd uitsterven en zullen oudheidkundigen der toekomst na de puin- hoopen van Babylon en Carthago bezocht te hebben, per vliegmachine even een uitstapje maken naar de verlaten streek waar eens het goede Amsterdam stond. Op het Damrak, onbegaanbaar door het roode steen-gruis van wijlen de Beurs zullen zij den voet niet zetten, maar even verder zullen zij toch bepaald moeten stoppen. Want daar zal dan nog een standbeeld staan, een geheimzinnige half-Venus van Milo, een dame met één arm, dat nimmer wordt opgeruimd. En in de geleerde tijd schriften van die dagen zal geredetwist worden over de beteekenis van die geschonden Naatje, zonder dat men misschien ooit de juiste oplossing zal vinden. We vliegen met onze phantasie nu wel wat al te vlug vooruit, maar dat ’t er toch wel van zou kunnen komen is zeker. Elke maand een honderd of een paar honderd menschen op de zooveel honderd duizend zegt nu wel niet direct zoo veel, maar ’t gaat met een stad al net als met een mensch, als ze eenmaal in verval is, gaat het gewoon lijk met stoom. Bovendien is reeds stilstand onmogelijk voor een welvarende stad. Het aantal ge boorten is nu eenmaal steeds grooter dan dat der sterfgevallen, een zeker aantal provinc.ie- bewoners is steeds genoodzaakt door betrekking of studie zich in een groote stad te vestigen, bij de plattelandsbevolking bestaat in 't al gemeen een trek naar de groote steden, vooral bij het arbeidende gedeelte, zoodat, wanneer al die noodwendige aangroeiïngen der bevolking overtroffen worden door het aantal personen, dat van Amsterdam genoeg heeft, men gerust van een Exodus mag spreken. Men mag er nu mee schertsen, rooskleurig is de toestand toch alles behalve. Om te beginnen moet onder die omstandigheden het bouwvak geheel stilstaan. Er is geen behoefte aan nieuwe buizen, de tegenwoordige Amster dammers zijn onder dak, een enkele zwerver in ’t Vondelpark misschien uitgezonderd en al telt de hoofdstad over een maand maar tien gezinnen minder, dan staan er toch zeker weer tien woningen meer leeg. Een treurig vooruitzicht voor hen, die in dat vak nu werkloos zijn. Amsterdam gaat achteruit op allerlei gebied, doch in ’t bizonder op dat der scheepvaart. In een voornaam hoofdstedelijk dagblad werd dit indertijd ontkend, er werd den draak gestoken met de ouderwetsche menschen, die over de dagen hadden, toen het Y mastbosch leek, waarbij de opmer kingen werden gemaakt, eerstens dat de stoomschepen van thans er minder masten op na houden dan de zeilvaarders van vroeger en tweedens, dat de tegenwoordige booten zooveel meer tonneninhoud hebben dan vroeger. Onmiddellijk daartegenover staat, dat de groo- tere tonneninhoud, die door vlugge lossing, reëxpeditie etc. vrijwel overeenkomt, tenminste ten opzichte der handelsdrukte met de vroegere kwantiteit koopwaar, geen beletsel is geweest voor welvarende koopsteden als Rotterdam, Antwerpen en Hamburg om het aantal schepen te zien uitbreiden, in plaats van inkrimpen of ten minste niet te doen stijgen in ver houding tot de andere havensteden. Juist in de handelswijken het Noord-Oosten der stad is het verval het duidelijkst waar neembaar. Het wordt er al stiller en stiller, de winkels, die van zeelieden moeten bestaan duiken op, het cachet gaat er af. Er was feitelijk nog maar één metier, waarin gejubeld kon worden, dat van diamant bewerker, doch daarin schijnt de room ook aardig van de melk te zijn. Wanneer, zooals we dezer dagen op een vergadering konden even gelukkig geweest. Nauwelijks waren de loterijen bijv, in den ban of we kregen de heel wat gevaarlijker speelholen. Wel zijn deze voor een groot deel uitgeroeid, maar tegen de biljart-academie »de Vereeniging in de Warmoesstraat* staat men toch machte loos, daar wordt nog dagelijks gegokt, nu met zekerheid van straffeloosheid. Na het loterijen-verbod is ook de lust om te speculeeren bij kleine menschen belangrijk toegenomen. Loop ’s middags maar eens langs het Damrak, waar bij verschillende kantoren de koerslijsten in de vestibule hangen en men zal zien hoe burgerj uffrouwen en werklieden zich uitrekken en alle verstand bij elkaar trachten te houden om er iets van te snappen. Dat bewijst in elk geval dat zij er belang bij hebben. Belang? Neen, dat zij in de klauwen van het speculatie-monster zijn ge vallen. Want voor een groot deel maken die kleine gokkers gebruik van het systeem „beperkt risico", waarbij ze wel niet zooveel kunnen verliezen, maar ook bijna zeker zijn het te doen. Immers bij de minste daling waarvoor het surplus door hen is gedeponeerd verkoopt de tusschenpersoon. Hij waagt er zich natuur lijk niet aan en heeft dan in de haast even zijn percenten voor aan- en verkoop ver diend. Een effectenhandelaar, die een beetje hart heeft, raadt zijn cliënt zoo’n speculatie nooit aan, wijl hij hem bijna wiskundig zeker zijn geld doet verliezen en zelf dito dito zeker is in zeer korten tijd te verdienen, maar ook van beursmenschen kan als een ouder- wetsch liedje van de huisbazen gezongen worden Wie het hart op de rechte plaats heeft, Dat zijn hoogstens twee procent! Tin dan te denken dat die wind-handel nu Amstels voornaamste handel is De eeuw van verval ich voortdurend aanbevolen. >n onder garantie en tegen II. Het middenschip is van de zijbeuken ge scheiden door aan iedere zij drie ronde en zeer zware pilaren. Dit getal is naar ver houding der grootte dezer kerk klein, het viertal tusschenbogen is dan ook tamelijk wijd, alleen de voorste aan iedere zij is van wat kleinere afmeting. Er zijn geen kruis gewelven doch slechts houten ronde tonge welven, en dan is nog een groote bijzonder heid, dat in dit gebouw de pilaren zoowel dwars over ’t middenschip als in de zijbeuken door balken zijn verbonden. Ik zou geen tweede geval daarvan weten aan te wijzen in een in stijl gebouwde kerk In de beuken zijn ook nog de karbeels van de dakspanten in het gezicht gelaten, ook weer een opmer kelijkheid. Bij de restauratie is alles zooveel mogelijk in den oorspronkelijken staat gelaten en waar het oorspronkelijke verdwenen was, heeft men getracht het te herstellen in den trant van den tijd waarin dit gebouw gesticht werd, voor zoover dit met soliditeit, den goeden smaak en ook met de finantiën was overeen te brengen. Om slechts op eene afwijking van het oorspronkelijke te wijzen, kan aangevoerd worden, dat de kerk in den beginne met gewone roode pannen gedekt is geweest, omdat men hier eigenlijk geen ander bedek king had, dan riet op schuren en pannen, op woonhuizen en kerken. Leien waren toen in onze streken een ongekende weelde. In de latere eeuwen heeft men het hoofddak met leien, de zijbeuken met blauwe of zooge naamde gesmoorde pannen voorzien, maar men heeft nu alles met lei gedekt, gelijk dat sedert de middeleeuwen op kerken van eenige beteekenis steeds werd aangebracht, en gelijk die ook op de St. Martini-kerk worden aangetroffen. Om even terug te komen op de geschie denis dezer nu voltooide restauratie, diene, dat in 1900 een voorstel door den Kerkeraad werd gedaan om de Broerekerk”, die niet meer noodig was, geen dienst deed, en boven dien zeer veel moest kosten aan onderhoud, en restauratie, om haar in een behoorlijke situatie te brengen, op afbraak te verkoopen, doch met 191 tegen 121 stemmen werd dit voorstel verworpen. Intusschen zag de kerk, die door den toestand van het dak snel aan de vernietiging werd prijs gegeven, en inwen dig door de verschillende tentoonstellingen er ook niet beter op was geworden, er uit- en inwendig zeer slecht uit, en toen de onder- handelingen met de Regeering over den aan koop van deze kerk om er een postkantoor te stichten geen resultaat hadden, was het eigenlijk een uitkomst, toen in het voorjaar van 1902 onze Burgemeester, daartoe ge machtigd door anderen, een bod deed van f 5500. De kerk zou dan met rijkssubsidie gerestaureerd worden, en het gebouw opnieuw als bedehuis worden ingericht. Den 2 April 1902 had de^ stemming over dit voorstel plaats, en met een kleine meerderheid werd het aangenomen186 lidmaten verklaarden zich vóór- 167 waren tegen den verkoop. Het was dus beslist, het gebouw zou blijven, en in Juni van datzelfde jaar werd begonnen met het dak te beveiligen. De restauratie werd spoedig daarop aangevangen. Vooraf was het advies ingewonnen van de heeren Victor de Stuers, Dr. P. J. II. Cuij- pers en W. Scheepens, oudheidkundigen en rijks-architecten, en vooral onder leiding van den heer Jozeph Cuijpers, de zoon van den reeds bejaarden bouwmeester van het Rijks- museum, en zoovele andere grootsche ge bouwen, werd aan den aannemer L. Vos alhier, onderhands opgedragen het werk uit te voeren, terwijl de heer Vrijburg met het dagelijksch toezicht werd belast. Ofschoon het dak wel hier en daar ver gane plekken opleverde, bleek toch bij de restauratie, dat het oorspronkelijke zoo degelijk en solide was gemaakt, dat er van instorten, gelijk sommigen vreesden neg in geen jaren sprake had kunnen zijn. Evenwel het is gelukkig, dat men nu de verdere vernieling kon verhoeden, en het opknappen van het dak werd dan ook het eerst onderhanden genomen. De leibedekking en het lood werk van dak en goten is uitgevoerd door de firma P. Koolstra Zoon te Sneek, en sedert de leien weer in de zon glanzen, het massive dak zonder eenige versiering van uitbouw- seltjes, boven de huizen der stad uitblinkt, ziet men reeds in de verte, als men Bolsward nadert ook weer dezen ouden tempel naast de St. Martini-kerk in vollen luister pralen, De achtkante open koepel die met zijn rond dak in flagranten strijd was met den stijl dezer kerk, is weggebroken, en slechts een eenvoudig vierkant stukje muurwerk dient weer ter bekroning van den topgevel evenals dit ook voorkomt op de beide topgevels van den St. Martinitoren. Een oude teekening der „Broerekerk” geeft evenwel aan, dat op den nok van het dak, op de grens van koor en middenschip een hoog en spits torentje stond, en naar men ons meedeelde, was dit ook nog wel aan de houtbekleeding en het spantwerk van het dak te zien. Omdat dit echter nog al kostbaar was en eigenlijk van geen dienst, heeft men dit torentje niet weer aangebracht. Overigens is ook binnen in alles in zijn oude situatie gelaten en gebracht. Het plafond der gewelven is van kraalschroten, waarover een laag kleiaarde is aangebracht. Dit gebeurde om ’s zomers de warmte buiten het gebouw te houden, en ’s winters om de koude tegen te gaan. Een eenvoudig houten plafond alleen is voor een kerkgebouw geen voldoende afdekking. Deze kraalschroten nu zijn in hun natuurkleur gelaten, doch de balken, gebinten en gordingen zijn in de oude groene kleur gebleven, evenwel zijn de balksleutels en uiteinden in het middenschip afgezet met een smal bandje wit en rood, en in de hoogere gewelven zoowel in het midden als in de zijbeuken zijn de donker groene balken overal afgezet met een randje zwart en geel, en dit maakt een eigenaardigen, hoewel niet onbevalligen indruk. Slot volgt. Klagers geen nood Bluffers geen brood, maar in dit speciale geval geloof ik volkomen, dat de algemeene malaise door den winkel stand niet in de laatste plaats zal gemeld worden. Eenigszins in verband met de tentoon stelling meer een soort persoonlijke unie van den heer Tutein Nohhenius Sz., die tegelijk de ziel van het Tentoonstellings- comité en van de Middenbeweging is, hebben de winkeliers bier deze week een tweedaagsch congres gehouden, waarin zwaar het crediet- vraagstuk werd beredeneerd. Natuurlijk niet het crediet, dat zij zelf van fabrikant of grossier krijgen, maar dat zij hun afnemers moeten toestaan. Of een van de congressisten er een oogenblik aan denkt, dat de winkeliers zoo solidair worden om uitsluitend a contant te leveren ben ik zoo vrij te betwijfelen. Bovendien zou het on voorwaardelijk in hun belang zijn, want a contant zou de clientèle zich vermoedelijk in hoofdzaak bepalen tot het koopen van die artikelen, die zij noodig heeft, terwijl nu veel dingen worden aange schaft. omdat men ze toch later pas behoeft te betalen. Als het zoover kwam zou het een buiten kansje zijn voor die magazijnen, die gebaseerd zijn op het geven van crediet, de afbetalings- magazijnen dus. Want zij, die eenmaal hun leven er naar ingericht hebben om in 1908 eerst te betalen wat ze in 1907 verbruikten, willen en kunnen daarin zoo spoedig geen wijziging brengen. 'Die afbetalings-systeemen lijken mij overigens niet precies voorbeelden van loyalen handel. Het beginsel zit bij hen voor: naar een gedeelte van onze duiten mogen we fluiten, ergo dat gedeelte moet betaald worden door de goede betalers. Degenen die bij dergelijke zaken iets koopen (en dit slaat oork op de meeste naaimachine-zaken) zijn eigenlijk gefopt. De reiziger biedt hen iets te koop aan, op het magazijn wordt uitsluitend geredeneerd over koop en als het eindelijk zoover komt en zij de eerste afbetalingssom storten (bij de meeste afbetalings-magazijnen is dit !/3 van het bedrag) dan blijkt het contract... een huurcontract te zijn, dan blijken zij zich vergist te hebben toen zij meenden iets te koopen, dan blijkt het dat zij wat zij nimmer van plan waren iets gehuurd te hebben. Er is gewoon iets verhuurd, met conditie, dat als men zooveel huur betaald heeft (een bedrag gewoonlijk verre boven de rieële waarde) men het gehuurde cadeau geeft. Een vaak slechts op aandringen van den verkooper, pardon verhuurder, gekocht voorwerp blijft het eigendom van den verhuurder tot de laatste gulden van de koopsom (of huursom, wat is het nu eigenlijk?) is voldaan. Komt hij, die zich' verbeeldt kooper te zijn dus in eenigszins andere omstandigheden, zoodat hij niet aan zijn verplichtingen kan voldoen, dan heeft de verhuurder het recht zijn wettig (niet zedelijk) eigendom terug te nemen, zonder één cent terug te hoeven geven van het, laten we zeggen voor huur abnormale bedrag. Juristen van naam hebben deze kwestie al lang bediscusiseerd, laat ik er dus over zwijgen. Erkend moet in elk geval worden, dat deze slim opgestelde contracten een handig wapen zijn tegen flesschentrekkers, menschen die van professie koopen en niet betalen, igazijn en -taorieii Bolswardsclie Courant t Ih'i'r1

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1907 | | pagina 1