Nieuws- en Advertentieblad Bolsward en Wonseradeel. Donderdag 10 October. 4 I y I I i I I i 1907. 46ste Jaargang. No. 81. Verschijnt Donderdags en Zondags. 1 Amsterdamsche Beelden. 4 J „Die Geisterstunde”. VOOR Afzonderlijke niets van een ver- BINNENLAND. En hij reciteert in Ik werd benauwd ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent. I speelde z’n rol prachtig 1 fleschje, wreef den lijder schreeuwde, zeker van Welnu vrind, je bent ga dansen I lachen maar volging. Een geheimzinnig verhaal van eene geheimzinnige gebeurtenis. i ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4. „Maar ik ben ook artist”, zoo grafeerde prof. Libi-ben-Ali verder, impressario. F kwam er hij op zekeren dag opmerkte hoe een kies pijn- en rheumatiek-dokter prachtige zaken maakte, meende hij ook daarvoor wel de noodige bekwaamheid te bezitten. Hij liet daarom z’n vrouw de koffiedik van een paar dagen bewaren, vermengde het met een andere even kostbare substantie, vulde er een honderdtal fleschjes mee en trok er mee naar Winsum, een dorp boven Gronin gen. Daar zocht hij uit de omgeving een man op, die op zeer gemakkelijke wijze een rijksdaalder bij hem verdienen kon. Hij bad daarvoor niéts anders te doen dan loopende op krukken,^zich onder de menigte te be geven en als professor hem toe zou roepen: „als er iemand onder U is, die ernstig lijdende is aan rheumatiek, hij kome slechts hier”, dan op de stellage te, kruipen, zich te laten mas- seeren, dan zijn krukken weg te werpen en dansende uit te .roepen, dat hij genezen was. De prof, had brutaal weg plaats genomen vóór het huis van den dokter. Aan belang stelling was geen gebrek, maar de verkoop vlotte nog niet bizonder. Maar de reclame- genezing zou ’t wel doen. -De prof, galmde met pathos de reeds genoemd^ woorden uit. Daar naderde een arme rheunatiek-lijder, met steunen en kermen klauterde hij op ’t soort podium. De man Veenman opende een met koffiedik in en zijn overwinning: genezen, sta op en ga dansen 1 Onder het uitspreken van deze woorden, brak hij tegelijk loopt, eindigt bij Voorzichtig, dit schuurtje, gesnapt worden. Bim-bam zegt de klok. Boem, zoo berst men ter schuurdeuren inkeiner istda! De vogels zijn gevlogen!... Hier vond men het andere eind van ’t touw. Dat men te Exmorra lang niet content is over deze nachtelijke klokluiderij spreekt als van zelven. Een uur lang bijna is’t geheele dorp op een eind geweest, en is belist voor allen de nachtrust verstoord. ’t Is te hopen dat de daders gesnapt worden. De ijverige politie zal wel een onderzoek doen. ’t Is maar goed dat men tenminste weet hoe het zaakje is klaargespeeld’t bijgeloof, hoewel natuurlijk zeldzaam in deze omgeving, had vasteren voet verkregen. Ws. de krukken in tweeën. „Mien krukken” kermde de man, „ik kan der nyt afkomen, ik ken ja nyt loopenDe prof, had zich vergist, er was een echte rheumatieklijder gekomen, die sprekend op den compère had geleken. Hij moest nu maken zich zoo spoedig mogelijk uit het dorp te verwijderen, daar het anders misschien heel slecht met hem was afgeloopen. Gelukkig stond er een rijtuig van een predikant uit Groningen ge reed; prof, stapte er in en toen de koetsier eerst in Gruno’s veste de metamorphose van een dominé in een professor van sterk aan neembaar Semietischen afkomst bemerkte, viel hij haast om van schrik. Maar al doende leert men. Libi-ben-Ali liet zich door dezen eersten „pech” niet ontmoedigen en had nu tenminste ondervonden, dat boeren arbeiders in een streek waar allen ongeveer hetzelfde costuum dragen en gladgeschoren gezichten hebben veel op elkaar kunnen lijken. Hij begon het heele land met den „kwak” door te roeien en had vooral veel succes in Gorkum, waar hij wekelijks op de markt stond, ’t zij als wonderdokter, ’t zij als koopman in verguldsel of andere artikelen. Op zekeren morgen zag het er echter heel treurig uit voor de marktmenschen. De regen viel in stroomen neer en er was geen denken aan dat men uit kon pakken. Libi- ben-Ali dacht er dan ook al over de terug reis maar weer te aanvaarden, toen een dienstmeisje hem naderde, die hem vroeg of hij de beroemde wonderdokter was. „Zeker, lief kind, was het antwoord, wat verschaft mij de eer?” „Mevrouw, die liet vragen of vanmiddag op de villa Nova Zembla zou willen komen?” „Gaarne”, was het antwoord, ’n Oogenblikje later klampte hij een collega aan die in manufacturen handelde. „Verdien je wat?” „Geen steek natuurlijk, is me dat een vraag.” „Wil je minstens vijf gulden bij mij verdienen?” „Graag, wat moet ik er voor doen?” Mijn koffer dragen, beleefd wezen en mijnheer tegen me zeggen. „Als ’t u blieft, mijnheer!” Een paar uur later meldden de beroemde professor met zijn bediende zich aan de villa aan en werden onmiddellijk in de prachtige salon gelaten. Mevrouw zette de zaak uit een. Mijnheer een man opjaren was al geruimen tijd geheel verlamd en bedlegerig. De beroemdste geneesheeren had men al ge consulteerd, alles helaas tevergeefs. Doch de faam van prof. Ali-ben-Libi’s wonder baarlijke genezingen was ook al tot de villa Nova Zembla doorgedrongen en daar „mijn heer” moeilijk op de markt kon komen was men zoo vrij geweest den wonderdokter daar te roepen. Veenman onderzoekt daarop den patient, angstig volgde mevrouw al zijn be wegingen. „Zou U hem nog kunnen ge nezen „Ik kan niet genezen, luidde het gevatte antwoord, dat kan alleen het Opper wezen, maar we zullen ons best doen.” „O, als ’t u blieft”. Veenman wendde zich daarop vol majesteit tot z’n „bediende” en zeide: „breng mij no. 110”. Er was afge sproken, dat de helper dan uit de koffer een onschadelijk kwakzalversmiddeltje zou nemen, maar daar deze een weinig zenuw achtig was, nam hij per ongeluk een fleschje verguldsel. De dokter had oudertusschen al een schoteltje water en eene lap verzocht en begon het goedje te mengen. Natuurlijk bemerkte hij toen terstond de vergissing, doch wat moest hij doen Door op het abuis te wijzen zou hij argwaan kunnen wekken. Daarom wreef hij maar, zoodat het lichaam van den ouden heer er weldra geheel als een gouden standbeeld uitzag. Krachtig schudde hij daarna diens hand en vroeg: Voelt u al verlichting. „Ja”, was het ant woord, het is me werkelijk of ik me al iets beter gevoel 1 Mevrouw dankte den professor met tranen in de oogen en betaalde graag de f 75 die voor de massage werden ge- eischt. De „bediende” kreeg van zijn ge leerden meester voor z’n stommiteit f 15. Doch stel u de boosheid der villabewoners voor, toen een poosje later de huisdokter en familieleden verschenen, het water op het lichaam van den lijder was opgedroogd en men ’t goudpoeder er zoo met den vinger kon afwrijven. De oude heer was verguld. In hun woede dienden zij een aanklacht in bij de politie en Veenman werd dan ook werkelijk op het Gorkumsche commissariaat geroepen, doch toen de kwakzalver de toe dracht vertelde, werd er wel ontzettend ge- Wonseradeel, 7 Oct. Betreffende de twee onderwijzersvacatures te Makkum heeft de Raad besloten, in een dezer niet weer te voorzien en de benoeming voor de andere uit te stellen, daar de twee sollicitanten zich beiden hebben teruggetrokken. Arum, 5 Oct. Een uitwonende eigenaar van verhuurd wordende bouwlanden alhier heeft zijn huurders gemeld, dat ze tegen lagere huur weer kunnen inhuren. Zeer zeker eene uitzondering op den regel, maar de betrokkenen zijn er natuurlijk wel mee in genomen. lleph. Nieuwsbl. v. Fr. Heidenschap. Terwijl het knechtje van den landbouwer J. de B. alhier het paard zoude ophalen en het beest zich dit niet liet welgevallen, kwam de werkman Sj. hem ter hulp met zich medenemend een mestvork. Na nu het paard op een hoek te hebben gedreven, zoude Sj. het vurige dier keeren met het gevaarlijk voorwerp omhoog. Het gevolg hiervan was, terwijl het blazende ros zich om wendde, een der gaffeltanden boven het oog tot in de hersenen van het paard doordrong. Na een smartelijk lijden van nog 36 uren is het dier gestorven. Gelukkig voor den eigenaar dat het beest goed was verzekerd, zoodat de schade nu niet groot is. Sneek. Gisteren had alhier de stemming plaats voor 8 Gemachtigden in ’t Kiescollege der Ned. Herv. Kerk. Uitgebracht werden 536 geldige stemmen. Daarvan verkregen de hh. L. J. Bakker 282, W. Deinum 281, G. Elzer 280, A. F. Hingst 284, K. Karstkarel 281, F. H. Pijttersen 282, P. Schenkius 277 en U. van Wijk 279, allen, behalve de heer Pijttersen, aftredende leden. De candidaten der kerkelijke kiesvereni ging „Bijbel en Belijdenis”, de hh. A. R. Brouwer, R. Brouwer, K. v. d. Brug, H. Pollema, P. Th. Potma, W. Vierdag, K. Zandhuizen en F. Zoethout kregen succes sievelijk 250, 252, 250, 251, 252, 253, 245 en 243 stemmen. Zoodat de candidaten der vrijzinnigen her en gekozen zijn. De commissaris van politie te Amster dam maakt bekend, dat door S. van ’t Kruys te Amsterdam op 10 Sept. j.l. ’s morgens 9 uur reizende in een 3e klasse coupé van de Staatsspoor bij het verlaten van den trein te Utrecht is achtergelaten een bruine notenhouten kist, waarom een bruin linnen foudraal met lederen riemen en inhoudende een viool van bruin hout, niet gemerkt, met strijkstok, losse snaren enz. waarde f 200. De kist is van binnen gevoerd met bruin fluweel en gedeeltelijk met vernikkeld beslag. Deze doos met viool wordt sedert vermist. Negen weken geleden besloten vier Hollandsche jongelieden, waarvan 2 uit Am sterdam, 1 uit Utrecht, en 1 uit Purmerend, een voetreis om de wereld te maken. Reeds waren ze gekomen tot Lyon, toen twee zich van ’t gezelschap, afzonderden en wegbleven. De beide overgeblevenen, die geen Fransch verstonden, besloten toen ook maar naar hunne woonplaatsen terug te keeren. For it ünderwys yn it Frysk fen wege it Seiskip for Fryske tael- en skriftenkennisse hawwe hjar yn it doarp Bozum 18 bern oanjown for dit winterhealjier. De lessen scille jown wirde troch it haed fen ’e skoalle, de hear S. v. d. Steegh. En jawel... het touw dat van af den klepel door de kloksgaten heen naar onderen eene schuur. zeer voorzichtig nadert men Nu zullen de boosdoeners VIL Er was j uist een treurig ongeluk gebeurd een kind overreden door de electrische tram. Terwijl het geval nog in kleuren en geuren werd besproken, kwam uit de menigte een net gekleed heer naar mij toe en stelde ons voor een glas bier met hem te gaan drinken, ’t Was professor Libi-ben-Ali. Hij was nog zoo onder den indruk, 't Eerste oogenblik had hij gedacht: als ’t maar niet een van mijn kleuters geweest is. Angstig was hij naar z’n huis geloopen, even om den hoek, nu was hij gerustgesteld. In ’t café maakte een acteur met ons een praatje. Hij stelde zich aan den prof, voor en deze wachtte niet af dat wij zijn naam aan den tooneelist bekend maakten, maar zeide kort en krachtig prof. Libi-ben-Ali. De tooneelist stamelde verbouwereerd iets van aangenaam, mijn vriend merkte op dat hij den prof, al gekend had, toen hij nog student was... Hij kende Libi- ben-Ali, die eigenlijk minder Arabisch Veen man heette en vroeg hem hoe ’t liep met de zaken. „O, ’t beste”, was het antwoord, „is nog altijd de „kwak”. Ik heb een groot huishouden, tien kinderen, die allemaal wat lusten, terwijl ik voor me zelf ook veel noodig heb. Langzamerhand hoorde ik toen bij stukjes en brokjes zijn geschiedenis, de loop baan van een kwakzalver, die volkomen juist meegedeeld als ze werd (andere personen bevestigden later de bizonderheden) mij be langwekkend genoeg schijnt ze eens aan de lezers van dit blad over te vertellen. Alleen de namen werden door mij gewijzigd. Veenman dan begon zijn carrière te Gro ningen als goochelaar en komiek. Maar een „Bamberg” was hij niet en z’n humor vond niet die waardeering waarop hij gehoopt had. Hij moest dus iets anders aanpakken en toen Natuer lei yn ’e slom. Over stad en dorp was rust gekomen. Wondermooi lag daar, van zacht maanlicht zacht beschenen, het lieve dorpje Exmorra. Deszelfs inwoners lagen allen in Morpheus armen, en wijl allen daar een goed geweten hebben, rustten de dorpe lingen, slapende den slaap des rechtvaardigen. Bim-bam, zoo klonk het door den nacht. Nog eens bim-bam en nog eens. Toen weer alles stil. Pier, de klokkelüker, werd wakker... is ’t nou al twa üre? Dat kin ’k my dochs net begripe. Pier der üt. Fluks ’n lucifer opgestoken en op de klok gezien neen, ’t was nog maar elf uur. Den haw ik ’t my forbield, ik tocht al, ’t koe sa let nog net wêze. Pier af, achter de gordijnen. Alles stil... Daar klinkt het weer van uit den hoogen Dom: bim, bam bim, bam. Lys, de lytsfaem feu boer Gosse heart ’t nou ek. Bim-bam. „Der koe wol bran wêze”, is in eens haar gedachte. Efkes harkje jawol, alwer bim, bam. Lys der üt, hja stekt de bleate foeten mar gau yn ’n toffels, lit hjar ünderrok oer ’e holle delsakje en stapt parmantig de efterdoar üt. Jawel bim bam. Jé samme, sa ropt hja, bran! bran! Op het geroep komt er al een tweede, een derde aangeloopen, ook die hoorden het geklep. Bim-bam, bim bam... ’t Wordt levendig op de buren. Hier en daar schijnt licht door de ramen, er zijn er al meer «akker. En altijd door klinkt het bim, bam, telkens met eenige pauze. Hij, die de sleutels van de kerk bewaart, staat reeds te midden van een twintigtal dorpsgenooten. Pier kon ’t niet meer uit houden op bed. Zijn eerste gedachte is ook geweest dat er brand zou zijn, maar ik haw dochs de kai fen ’n toer, der ken net ’n minsce ynkomme. Sjoch mar, en als bewijs houdt hij de. kerkesleutels omhoog, sjuch mar, hjir binne hja. Langzaam aan is 't geheele dorp ontwaakt, luisterende, sommigen met zekeren angst, naar dat periodieke bim-bam. „Wy moatte sjen, wer dat docht”, zegt iemand, en richt zijne schreden kerkwaarts, gevolgd door meerderen. De kerkdeur is dicht, gesloten. Pier, kom hjir, je! Wij moatten der yn. Pier ontsluit des tempelspoort. Fluks nu naar’t hok waar ’t kerktouw hangt. Reeds zijn er handen uitgestoken om den nachtelijken luider beet te pakken... leeg is het hok, stil hangt het klokketouw. Verbazing, ja schrik bevangt de goede ’dorpers. Bim, bam, bim bam, klinkt het, en ’t klokketouw hangt stil. Dit is gjin süver spil, zegt Haye Dirks, ik gean hier wei. zich zelf het psalmvers: van alle zijden, enz. Ik rin nei domeni, sa ropt Jouke, de lytste slachtersfeint, hjir moat domini bij komme. Dit koe ’t wirk weze fen ’n anti-christ. En telkens weer klinkt het bim-bam, en ’t klokketouw hangt stil. Edoch de moed en de „durf” zijn de wereld nog niet uit. Een paar mannen hebben het waagstuk ondernomen de trappen op te klimmen, die naar den klokkezolder leiden. ’t Is duister, spookachtig duister op die trap, ’n Vleermuis fladdert heen en weer, brr grieselige tocht. Men is bij de klok. Geen levende ziel te bekennen. En weer klinkt het bim-bam, en ’t klokke touw hangt stil. Te diveker, hwet is dit? roept iemand. Der sit fordomd ’n ein touw oan ’n klippel festboun... En ’t oare ein rint de kloks- gatten üt... Sjoch nou loeke hjar der oan. Dit is ’t wirk fen bjisfeinten, of ik hjit gjin Sake mear. Dit scillen wy undersiekjeu, hjer. En met stentorstem klinkt het: nou wit ik hwer de klippel hinget! Der büten, op 't hóf, der sit de lieddivel. Holderdebolder, zooveel de duisternis toe laat gaan de mannen naar beneden. Vol verbazing aanhoort de menigte daar onder de mededeeling dat men buiten de kerk moet zoeken om de rustverstoorder^}. autobi- en En hij toonde mij een stelletje litho’s, die de heer Frits v. Haarlem niet mooier kan hebben. Doch nu ben ik ook iets nieuws begonnen; ik ga nu ook in de letterkunde en debat eer als tooneelschrijver. Mijn eerste werk is een revue: Cocadorus op ’t Amstelvelddie wordt dit jaar op de Nijmeegsche kermis opgevoerd. O, die zit prachtig in elkaar, daar zal je wat van be leven Maar de „kwak” houd ik er toch altijd bij, daar kan je toch maar het best op rekenen”. Bolswardsche Courant, t i

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1907 | | pagina 1