■Nieuws- en Advertentieblad
Bols ward en Wonseradeel.
Zondag 20 October.
1907.
46ste Jaargang.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
No. 84.
Amsterdamsche Beelden.
De briefwiksel fen Jouw, Bin en Dark.
L.
VOOR
a 5 Cent.
minder
haar koetjes op het droge
zoetjes aan denkt van hare
dit Blad zijn verkrijgbaar
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
Afzonderlijke nos. van
Bin bidoelt it Orakel fen Delphi.
Red.
gevestigd. Daar betaalde
een lekker glas Beiersch
een miniatuur-tooneeltje
er bij. Daar
ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad ie telefonisch aangesloten onder No. 4.
o a n Jouw.
IX.
Avondleven in de hoofdstad
Menschen uit de provincie niet al te jong
meer zullen, de kniesoors buiten rekening
gelaten, in ’t algemeen een aangename her
innering hebben aan vroolijke avondjes, die
zij vroeger, voor zooveel jaar terug, toen ze
nog jonge mannen waren .in de hoofdstad
gesleten hebben. Wat was me dat toch een
staat, eigenlijk iets ongepermitteerds, dat finaal
van den nacht een dag gemaakt werd, maar...
toch wel aardig voor een keertje.
Je kon hier uitgaan, erg uitgaan, lang
uitgaan en goedkoop uitgaan. En immoreel
of plat, of zelfs onfatsoenlijk hoefde het
heelemaal niet te wezen al was de porte-
monnaie niet al te zeer gespekt. Je ging bijv,
naar Stroetman in de Gravenstraat, waar ’t
laatst Duval was
je 12 cents voor
en kreeg dan op
een heele operette-voorstelling
speelde een klein maar dapper troepje, Coppée
zelf, die nu een der hoofdrollen in „Leve
de Vrede”, bij Frits van Haarlem speelt, zijn
zuster, van der Does, haar latere man, die
nu aan de Ned. Tooneelvereeniging is ver
bonden, Hans Penzelli, thans aan ’t Rembrandt-
theater, van der Werf, een Hollandsche
Komiek en diverse dames die later in het
dames-ensemble van Coppée terecht kwamen.
Het uitgaan in het veel veranderde Amster
dam is nu synoniem geworden aan een bezoek
aan één der groote publieke vermakelijkheden.
Behalve enkele theaters, die hun speciaal
publiek hebben als de Stadsschouwburg het
percentsgewijs zeer kleine aantal deftige Am
sterdammers die uitgaan. Stoel en Spree de
meer ouderwetsche burgerklasse niet alleen
of hoofdzakelijk het plebs zooals vroeger het
geval was, maar zelfs de gegoede middenstand
die in ’t romantische genre zijn hoogste
behagen schept en de Italiaansche Opera,
voor een niet gering deel Israëlieten en in
’t algemeen, gelijk van zelf spreekt de echte
opera-menschen.
optrad, dat nu
heeft en zoo zoetjes aan
rente te gaan leven, of naar de „Vereeniging”
de groote zaal in de Warmoesstraat, die
avond aan avond werd volgepropt en vol
gestampt terwijl de voorzaal ook nog als
reserve dienst deed, wat niet wegneemt dat
nog altijd tal van personen stonden te wachten.
Doch speelde de vermaarde, korte en dikke
Jaen Charlier de Amsterdamsche Keuken
meiden en zong hij zijn coupletten wat juist
voldoende was om eiken avond de zaal „op
de koppen” te doen zijn, zoodat hij zijn
honderd guldentjes per week al die jaren wel
gemakkelijk maar volkomen eerlijk verdiende.
Kon je je studentioos aanstellen dan ging
je naar „Zinchen” in de Bagijnesteeg, waar
nu de uitgang van Hotel de France is, terwijl
je misschien het hoogste chantant-genot kon
smaken in de „Victoria” in de Nes, waar
naast Michel Solar en Chrétienni gewoonlijk
een keurbende van artisten optrad.
En ’t was zoo goedkoop. Het duurste was
30 cents een glas bier, vrij entrée. Maar het
moest goedkoop zijn, want er was zooveel
gelegenheid voor, amusement, terwijl omge
keerd omdat het goedkoop was 't ook overal
vol en gezellig was. En nu sla ik nog een
massa kleinere theatres, muziekzalen etc. over
als: Reichshallen, Theater der families, Wal
halla, de concertzaal van Enk huizen, van Lier
in de Niezel, de kleinere café-chantants op
Rapenburg en in de Koningstraat enz. enz.
Daar waren ook gewone café’s, waar piano
en soms viool gespeeld werd en gezongen,
dat men er zich nog beter amuseerde dan in
een theater, ik denk hierbij o.a. aan de
vroeger zoo bekende „kuil van Schiller” op
het Damrak, maar dat alles hoort tot het
verleden. Ons avondleven is nu grootsch,
deftig, duur en Duitsch geworden, zoo zelfs
dat men eerst wel eens goed les mag gaan
nemen in diverse Germaansche dialecten,
alvorens van menige voorstelling het rechte
te snappen of zich hier dus te kunnen
amuseeren.
Met de schouwburgen is het al evenzoo
gegaande kleinere volkstheaters waarvan wij
ons de salon des Variétés in de Amstelstraat
en het Theatre Tivoli in de Nes het best
herinneren zijn verdwenen, alleen de van Lier-
schouwburg in de Plantage is door de handige
exploitatie van Stoel en Spree niet slechts
gespaard gebleven, maar ook in- en uitwendig
netter geworden. Toch is in den allerlaatsten
tijd weer een merkbaar streven ontstaan om
naast de deftige, grootscheepsche inrich
tingen weer kleinere amusementen te vestigen
muziekkapellen bij Mille Colonnes op ’t
Rem brandtsplein en in andere café’s. Doch
van ’t stadsbestuur ondervindt dit streven,
waardoor èn Amsterdam weer iets van haar
oude gezelligheid zou kunnen terugkrijgen
èn verschillende kleinere musici etc. een
boterham konden verdienen, zooveel mogelijk
tegenwerking. Zoo werd om een voorbeeld
te noemen aan het Brauhuis in de Amstel
straat herhaalde.)ijk geweigerd pianomuziek in
het café te laten gaan. Wel mocht hij...
een electrische piano plaatsen en dat is dan
ook geschied, ’t Is in het geven wel de
mooiste, naar mijn smaak ten minste, die in
Amsterdam te hooren is, maar ’k dweep
eenmaal niet met het genre. Bovendien wordt
door deze beslissing een muzikant, die anders
daar zijn brood had kunnen verdienen, dit
onmogelijk gemaakt. Enfin, we willen dit,
daar er absoluut niets aan te doen is,
maar pro memorie noteeren bij de vele maat
regelen genomen door het Gemeentebestuur,
huns inziens in het belang onzer stad, doch
waarmede wij niet kunnen sympathiseeren.
Brief fen Bin
Béste Frjeon!
It lükt al moai nei Nij-allerheiljen, den
geane wy üt aide Fryslan wei, it skip leit op
’e ré! Waerliken Jouw, it is my soms nuver
to moede, as ik der om tink, ho’t de tiid
fen skieden mei sprongen neijer by komt.
Mar inkelde dagen mear en wy moatte it
gat romje en oaren scille yn us plak it wirk
foartsette, dêr’t wy us salang mei nocht oan
wijd habbe. Lokkich, det sister en sweager
nou sa aerdich nei it sin in pleats krije.
It aide sté kinne wy sa ek ris werom
sjên. Ik hoopje det de jonge ljue it hjir
net minder ha meije, as wy it hawn ha.
De ynset hie wol hwet moaijer lykje kinnen.
Fen tongblier scil ik net prate, dy is der
net, mar in pear skoane twinterrierren habbe
it kealtsje weibrocht en de mólkeprizen
binne lang sa heech net as it foarige jiers.
Dü witst wol, Jouw, de mólke komt deis
twaris en dat telt oan as it hwet büterje wol.
Sweager moat fensels ek tige oer ’e brêge
komme om sa’n hiel bislach fé to biteljen.
Hier opbringe en rinte en den seis mei de
hüshalding der dt libje, sünder stadichoan
yn de ünderklean to reitsjen, nou, siz ik,
den moat der oan it baitsje litsen wirde!
De jonge boer is goed ünderlein en us Auk
wier fen hjar earste dei óf al in by-de-pinken,
det hja scille it, sünder tsjinspoeden, wol
en as it lokke wol ek hwet bidije,
daarvan maakt Prot met z’n uit ’t Fransch
vertaalde Paleis Royalstukken en vervolgens
de specialiteiten-theaters de beste zaken.
De groote slokop is zeker het circus Carré,
waar tot 1 Januari het gewone programma
van Frits van Haarlem met veel geschitter
van decoratief, costumes en lichteffecten, doch
met absoluut gebrek aan grappigheid en
geheel-onthouding van „geest”, wordt afge
speeld, terwijl het na dien tijd weer eens een
echt „paardenspel” nl. van Schumann zal
herbergen. Op welken avond men er ook
komen moge, als men uit de stalles of par
terre naar boven kijkt is het steeds een
compacte zwarte menschenmassa met ondui
delijke stipjes er tusschen door van menschen-
gezichten, totaal onherkenbaar door de groote
afstand.
„Flora”, het variété-theater in de Amstel
straat is ontegenzeggelijk intiemer, gezelliger
dan de groote slokop en minder zijn de
voorstellingen ook niet. Integendeel wordt
door optreden van Speenhoff, aan de voor
stellingen aldaar vaak artistieker en ook
eigenlijk aangenamer tintje gegeven. Ander
zijds is Carré meer de verzamelplaats van de
„erge” burgerluidjes, de Jordaan op het
schellinkje, waarvoor het kermisstukje: Leve
de Vrede dan ook blijkbaar speciaal geschreven
is, de Haarlemmerdijk op de klapstoelen.
Flora daarentegen wordt meer gefrekenteerd
door een mondain publiek, eigenlijk is ’t
maar half-mondain, dat ook na afloop nog
een beetje blijft keuvelen in de foyer, het
Wiener café, een inrichting waar de oude
Hollandsche stelregel dat dames alleen niet
in de kroeg mogen komen, ten stelligste
wordt weersproken.
Tot „uitgaan” behoort in de tweede plaats
een bezoek aan de operette. Want na jaren
schijndood te zijn geweest, is het lichte
zangspel met z’n lieve in ’t gehoor liggende
melodietjes en grappen en grollen weer geheel
opgeleefd. In den Hollandscben Schouwburg
is nu een Hollandsche, in ’t Rembrandt-
theater (waarom doopt men dat niet om in
Schiller of ’t zou daar nu juist een bar
mooie gelegenheid voor zijn Kaiser Wilhelm-
theater?) een Duitsche. Dit laatste gezel
schap moet, naar ik verneem, zeer goed zijn,
veel beter dan de vroegere en een mijner
collega’s vertelde mij dan ook„Ik zal de
menschen er met geweld heensturen, ik zal
zeggenhet is er zoo goed, zoo af, ga er
toch heen
Hoe gaarne ik de Duitschers een glas bier
en een portie goulash met gebakken aard
appelen gun, vind ik dit toch zeer onbillijk
tegenover het Hollandsche Operettengezelschap
van Caunun. Al moge alles daar nog niet
in de puntjes zijn, al mogen niet alle artisten
eene operette-handigheid en komische kunst
vaardigheid in onbegrijpelijk korten tijd
hebben eigengemaakt, het ensemble, waarvan
vele leden nog maar enkele maanden geleden
het a b c van het operettegenre moesten
leeren, is dit in aanmerking genomen al
bewonderenswaardig goed. En in tegen
stelling van mijn geachten collega roep ik
mijn niet-Amsterdamsche lezers toe: „Als ge
naar Amsterdam komt om U te amuseeren
en de Duitsche taal minder goed machtig
zijt dan uw moedertaal, ga dan naar het
Hollandsch Operettengezelschap van Caunun,
waar ’n paar buitengewoon goede komische
krachten, een paar goede solisten en een
uitmuntend koor en orkest U meer genot
zullen verschaffen, dan dat ge om uw fatsoen
te houden mee moet lachen om grappen...
die je maar half begrepen hebt.”
Als een Amsterdammer „uitgaat” sluit dat
beslist uit dat hij van ’t theater komende
direct naar huis zou gaan. Dan moet het
genotene verbruikt worden onder een potje
bier en de meest aangewezen gelegenheden
zijn daarvoor de Rembrandtsplein-café’s.
Als ’t overal in de stad dan ook al doods
en somber is, bij „de Karsenboom” etc. (in
de Kalverstraat) de stoeltjes als op de tafels
staan, is op het Plein het avondleven nog
in vollen gang.
De Kroon, Mille Colonnes, het Gouden
Hoofd, de nieuwe Karsenboom, Schiller, het
Zeeuwsche Mosselenhuis, alles krijgt wat van
de stokvisch, doch typisch is het dat toch
elk dier café’s (er zijn er veel meer dan ik
hier opgenoemd heb) zijn eigen publiek heeft,
’n Habitué van de nieuwe Karsenboom bijv.
meitsje,
tocht ik.
Hjoed is der stimmerij op en baen by uzes.
It giet der omscil de Twade keamer lyk
yn ’t hüs ef net. Wy habbe it yn ’e hannen,
heite! It koe fyftich tsjin fyftich wirde; mar
dit moat foaral net, seit üs ontfanger syn
greate soan. Den wirdt it in simetrike boel
en de dea yn ’e pot; de heite min de heite
is ommers neatHy is in eksamen-kiesder
en sprekt wol ris op. Lésten op ’e neifor-
gearring fen de polletike sprekkerij hat hy
de neiplakkers tige oanredt om hjoed by de
herstimming read swart to meitsjen. It is
in biis. It plaksoadtsje krige neitiid in tige
strideraesje ho’t ds maet it dochs bidoeld hie.
Moast it reade Frjentsjer nou swart wirde
ef scoe men it stipke fen de reade kannedaet
swart meitsje moatte? Dér is hwet yn om-
tiisd, hwent der wieren ljue fen twa, trije
kleuren tagelyk. Can’t baes ferver, dy ’t
forstan hat fen kleur, it wird fette en dy
sei det ontfangerssoan merakeltael spritsen
hie, lyk as de góden yn Delft*) ef dêrearne,
mar syn bidoeling wier wis det swart it net
winne mocht. Read boppe, lyk as yn us
flagge, sa moast it. Dus read stimme. Hy
hie oars Ijeaver in oare dommekraet hawn,
as in es-dé-a-pé-er, sei er, om’t de A yn de
S.D.A.P. in list ef in leagen wier, mar hy
scoe in boerd fervje mei reade letters en
as dat net holp, denwoun swart it.
Sa spriek baes; en hjoed pronke syn boerd
mei de reade uamme, moaije krollen der
omhinne, by de doar fen de ald-skoalle dér it
lot fen it lan yn de stimbos leit. Ofwachtsje
scille wy ef baes syn boerd ek fortuten dien hat.
Wy habbe oars al tige us bikomst fen dy
d rokte.
It moaije waer fen forline wike is wer op.
Der fait nou mar wer in protte wetter.
Lésten wier it _hjir ek al krap. Wol wyn
mar gjin wetter mear yn ’e measte bakken.
De frouljue togen mei amers om drinkwetter
üt ’e greate tsjerkebak to heljen. Rom waerd
it hjar net tametten; krekt genóch for it
iten, de kofje en thé. It nimt tsjinwirdich
in bulte sjippe, sei Simen-winkel man en do
lake er sa smout. Dy krapte fen wetter is
nou foarby en de greiden grienje teffens wer
op. De bisten kinne sa yet in hoartsje
bütendoar bliuwe.
Moarn wirdt it in fjirtsjin dagen, det ik
nei myn nij wenplak oan de oare kant fen
de Kunder ta wést ha. Do trof ik in ien-
faldich, helder wyfke yn it spoar, ik scoe
wol sizze det hja lit Skoatterlan wier. By it
ynstappen to Ljouwert frege hja oan de
kondukteur eft dy hjar wol efkes warskógje
woe to Grou. Hja scil dér dus hinne moatte,
oarnearre ik. Cm it hiele gefal hie ik fierder
net mear tocht, en de kondukteur ek net,
sa it like. Yet efkes mar hiene wy it stasjon
Hwet wier der yn ’e goedichheid todwaen?
Us kondukteur fleach mei tüzen haesten by
de trein lans, out hy it wyfke fit Skoatterlan
foun hie. Hy die it spoarsdoarke op en frege
hjar frjeonlik der nou mar üt to stappen.
„Krekt sa wieren wy to Grou” sei er, „en
do ha’k net om jo tocht, it moeit my tige,
jy binne net lilk op my, wol? ik koe it net
helpe, it is noch'net to let, jy kinne dit
eintsje baen wol efkes lans rinne, wolle jy
der nou mar ptkomme?” „Wol né, myn
goede man” sei it minske, „sa hie ik it net
bigrepen, witsje. Jonge né, hju. Ik ha to
Ljouwert nei in stêdsdokter ta wést en do
hab ik op sa’n briefke fen him pillen üt in
winkel helle. En de pilleman sei det ik
scoe der dalik trije fen ynnimme en as ik
mei it spoar gyng den to Grou mar wer en
d£n op ’t Fean ek wer. En binne wy nou
to Grou, sizze jy? Den moat it mar gau
wêze, witsje, ik ha se yn in fleske; tankje
wol for it warskouwenRüts-dyfleach it
doarke ticht en de kondukteur syn rjuchter-
earm yn loft op, ta in telken for de
masjenist fen foart mar wer. Op it Fean is
it wyfke der üt stapt, do wier it wer yn-
nimmerstiid; mar ik wit net eft hja ek wer
in warskóging brek wier.
Dy selde deis hab ik in learen keardel
sjoen mei eagen as koalrapen op in tuf-tuf,
in Aukemabyl, lyk as üs greatfaem seit. It
wyfke koalraep-gesicht hie hy foar him sitten
yn in koer foar oan’t stjür. Neat gjin sünders,
tinkst' allicht, mar ik kin dy sizze det jiffer
tuf tuffer in lytse tuffer tate joech. Nou tocht
ik, dat komt der fluch yn. As dy der net
yn forsjit en dat sa foartgiet, den scil dy
lytse tatedrinker grif in echte „globe-trotter”
wirde.
Der stiet üs nou in drokke tiid foar de
doar. Earst it forfarren den de saken dér ik
my mei bimoeije moat en alsa.
It is mei Hylkje{Hjir skriuwt Bin
hwet oer syn wiif en dat scille wy mar oerslaen).
Mei de trije famkes giet it best. Du moast
yn nije wike foaral komme, Jouw. Us brieve-
skriuwerij scil skielk net mear sa trou troch-
gean kinne. To minsten yn de earste tiden
net. Du komst mar ris in kear faker oer.
To Krysttiid noegje wy dy mei de bern,
om ris to sjên hwer’t wy den bilanne wêze
scille. Oark scil den ek wol wolle en kinne.
Ear’t ik it oerslach, winskje de koaiboer
betterskip mei de seare müle.
Tige soun bin ik yn de léste snürje. By wilen
scoe ik wol fleane kinne. Ik moat dy de
groetenis dwaen fen Hylkje en winskje jimme
sounens en woldijen ta.
Dyn aide frjeon
Bd., 15-10-1907. BIN.
omgekeerd.
waar elk van tijd tot tijd wel eens komt en
(qroar stiek it boppeein ta de dnsterkes dt.
Je kon ook gaan naar „rittoresque in de
Reguliersdwarsstraat^ waar het duo Paulus
Bolswardsche Courant