Nieuws- en Advertentieblad
Bolsward. en Wonseradeel.
I
1
3
3
1907.
46ste Jaargang.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
No. 92.
Amsterdainsciie Beelden.
AANTEEKEN1NGEN
omtrent de STADS-RENTMEESTERS of
GEMEENTE ONTVANGERS, die elkander
geregeld in Bolsward zijn opgevolgd
van omstreeks 15801902.
Zondag 17 November.
VOOR
Het zal
XIII.
BINNENLAND.
Ill
Slot.
lijden, volgens ’t Stads-Rekeningsboek.
90 jaar geworden. De natuur doet haar
aannemen, dat zijn stem nog zoo sonoor was.
Eisch 7 maanden.
4
4
Bolswardsche Courant
Afzonderlijke
i
ADVERTENTIEPRIJS: 17 regels 50 Cts. Vervolgen8
10 Cts. per regel. Overigens naar
a ook vertellen dat hij een eigen
aardige wijze van uitspraak had, waardoor elk
rederijker bijv, nu nog op Veltmansche ma
nier kan nazeggen „als gij u plaatst tusschen
haar en mij, mylord, dan zal ik u dooden”.
Want helaas er zijn nog maar al te veel
dilettanten, die het schoone van Veltman’s
kunst zochten in zijn hulpmiddelen. Die
meenden, dat hij als marqué (verrader) zoo
diepen indruk maakte door zijn uitspraak,
terwijl deze integendeel slechts door hem
benut werd om te voldoen aan den eersten
eisch van het tooneelverstaan te worden.
Een dilettant, die Veltman’s stem tracht na
te bootsen, maakt zich belachelijk, eerstens
wijl hij steeds overdrijft, tweedens wijl hem
de kracht ontbreekt het karakter zoo uit te
beelden, dat het ook maar eenigszins aan
Veltman kan doen denken.
Maar het volk zal ook vertellen dat Veltman
zoo in den huid van den schurk wist te
kruipen, dat men in hem in ’t geheel niet
meer Louis Jacques maar Jacques Frochard
of ’n anderen bandiet zag. Dat men hem
niet alleen ouder ’t spelen verwenschingen
naar het hoofd wierp, maar hem opwachtte na
afloop met niet te goede bedoelingen, om eerst
tot bezinning te komen als men hem zag,
zonder het masker dat zijn kunst geschilderd
had. Welk tooneelspeler heeft na hem zoo’n
indruk weten te maken dat het volk in hem
niet meer den handigen vakman maar telkens
en telkens weer andere personen zag?
Men kan zeggen de menschen zijn ver
standiger geworden. Ik ben zoo vrij het te
betwijfelen. Ook is de smaak niet zooveel
veranderd. De menschen willen op ’t tooneel
zien spelen. Dat kon Veltman, daarin was
hij grootmeester, als zoodanig ontblootte bij
zijn verscheiden, thans heel de natie eerbiedig
het hoofd.
„Snoek is dood en we spelen nog comedie”
zeide de heer Louis Bouwmeester dezer dagen
in een interview met een medewerker van
het Handelblad. Zeker onmisbaar is niemand.
Een opengevallen plaats in het tooneel zoowel
als in het maatschappelijk leven wordt steeds
bezet, onmiddellijk bezet. De Koning is dood,
leve de Koning zal altijd onmiddellijk gehoord
moeten worden door den eisch van het leven.
Zelfs Bouwmeester’s opvolger wordt nu, bij
zijn leven en in zijn volle kracht nog, reeds
genoemd: Louis de Vries.
Maar als ’t een werkelijk groot man is
die heengaat, wordt die plaats nooit geheel
ingenomen. Er kan een ander komen, die
goede eigenschappen met hem gemeen heeft, die
uitmunt daarnaast misschien op andere wijze,
maar dezelfde is hij niet. Daarvoor was
degene die wegging te veel individu in den
goeden zin van het woord. Hij was geen
gelijk en gelijkvormig radertje dat juist in
moest grijpen om de -wereldmachine regel
matig te doen loopen, maar een persoonlijk
heid die zelfstandig ingreep in de gebeurte
nissen op zijn terrein.
Lat was Louis Jacques Veltman, een der
weinige tooneelspelers, wier naam bekend is
van den Dollart tot de Schelde, dien wij
deze week naar zijn laatste rustplaats brachten.
Eigenlijk behoorde hij reeds tot de geschie
denis, was hij het land en de kunst reeds ont
vallen. Want ’t was nog slechts het broze
omhulsel dat leefde, de geest, de herinnering
zelfs was al verdwenen. Hij was ook al
zoo oud. nou een uroote maand en hii was
16. TJEPKE LIJCKLAMA a NIJE-
HOLT, benoemd 4 November 1805, nam
de bediening waar tot den 1 Jan. 1814.
17. HARMAN US BRAÜN1US OEBE-
R1US, benoemd den 2 Januari 1814, heeft
hoewel hij den 2 Januari 1816 tot Secretaris
werd benoemd, de betrekking van Ontvanger
der Gemeentemiddelen en der Beneficale goe
deren behouden tot den 2 October 1838,
toen hij overleed.
18. SJOERD BRAUNIUS OEBERIUS
werd tot opvolger zijns vaders benoemd den
2 October 18.38, maar moest, toen hij den
14 Februari 1839 tot Secretaris werd aan
gesteld, volgens koninklijk besluit, neerleggen
de betrekking van Ontvanger der Gemeente
middelen, waarvoor provisioneel werd aange
steld Lelie Ruurds L anting aklerk ten kan
tore der Registratie.
19. WOPKE DIRKS BROUWER werd
den 4 November 1839 benoemd en aange
steld tot Gemeente-Ontvanger, en nam die
betrekking waar tot aan zijn dood, den 21
April 1882.
20. ROUKE SMITS, Lid van den Raad
der Gemeente Workum, werd benoemd tot
Gemeente-Ontvanger van Bolsward, den 25
Juli 1882, en heeft die betrekking bekleed
tot den 16 April 1897, toen hij verzocht
van de waarneming daarvan te worden ont
slagen. Dit ontslag werd hem dan ook zeer
eervol verleend, en tot zijn opvolger benoemd
21. R1TSKE CORNELIS VELSTRA,
den 26 April 1897. Hij was steeds sukkelend
en overleed den 29 Juli 1899, ik meen te
Wiesbaden.
22. HENDRICUS SCHIEVINK, Lid
van den Gemeenteraad te Bolsward, ontving
zijne benoeming tot Gemeente-Ontvanger den
26 October 1899ten gevolge eener uiterst
gevaarlijke operatie overleed hij te Leiden
den 24 Mei 1902.
23. JOHANNES BROUWERS, Lid van
den Raad der Gemeente Menaldumadeel, is
benoemd den 19 September 1902.
Misschien zullen hierop volgen in soort
gelijken geest en vorm, aanteekeningen om
trent de Stads- en Gerechtsboden, hoewel
minder aaneengesloten, wegens gebrek aan
de noodige bronnen en gegevens.
D. B ARTSTRA, Gem .-Arch.
Bolsward, Nov. 1907.
Te Dordrecht is bij de politie een
van valschheid verdachte rijksdaalder gede
poneerd, die zeer goed is afgewerkt en den
beeldenaar van Willem II vertoont.
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
rechten eerbiedigen, zelfs tegenover de sterk-
sten.
Want sterk, ja, dat was hij. Een reus,
die neer kon zien op de dwergjes, de moderne
zwakkelingen van onzen tijd. Die zijn
geest niet verblindde, zijn kunst niet ver
duisterde door hooge wijsgeerige, doch niet
altijd wijze geleerheid, die alleen de kunst
verstond de rijke gaven hem door de natuur
geschonken goed te gebruiken. Die ook zijn
leven niet verwoestte door te zwaar, evenmin
verpessimistte door te sober te leven. Die
als mensch deed en handelde als andere men
schen, zorgde voor een kern-gezond lichaam,
waarin een gezonde geest, een gezonde kunst
beoefening kon huizen.
Aan graven worden gewoonlijk mooie
woorden gesproken. En als het een publiek
mensch, een man van de planken vooral,
betreft, die men gezien heeft, is er steeds
belangstelling, zijn er steeds legio kransen.
Ook nu. Maar toch had ik nog meer belang
stelling nog meer woorden van eerbied ver
wacht uit de monden van grooten en mach
tigen op menigerlei gebied. Terecht maakte
de heer Kiehl aan de geopende groeve een
vergelijking tusschen het stuk De nacht van
den 13en November, dat elk rechtgeaard
Amsterdammer een rilling door de ziel deed
gaan en dezen 13en November, die een ril
ling door het land deed gaan, wijl een van
Neerland’s grootste acteurs niet meer is.
Zoo' dachten honderdduizenden met hem,
maar niet de hooggeplaatsten. Waarom voerde
niet een der Hooge Raden van Beheer van
de Koninklijke Ver.'het Nederl. Tooneel het
woord? Waarom was het Stedelijk Bestuur
niet door een harer hoogste leden vertegen-
de groote burger was beenge
was de vertegenwoordiger der
Op 9 September liet de fiscus beslag
leggen op den boedel van K. W. L. R. te
Zaandam, wegens belastingschuld en stelde
hem tot bewaarder aan. Toen nu op 21
September de boedel zou verkocht worden,
vonden de deurwaarders alles vastgespijkerd,
het zeil liefst met 600 spijkers, de stoelen
aan den grond, kasten en schilderijen zóó
aan den muur vernageld, dat alles moest
vernield om ’t los te krijgen. Donderdagmiddag
stond R. te Haarlem terecht, wegens het als
bewaarder vernielen van een in beslaggenomen
inboedel. Zijn verdediging was dat hij altijd
zijn boel vastzette als hij uitging, anders
Droeve Novemberdag. Van alle kanten
grijnst de ellende. Allerlei groote diamant-
industriëelen zetten stop. Asscher, van Dam,
Granaat en heden ook de roosjesjuwelier
Laman met 300, 'Consenheimer met 40 en
Tabakspinder en Loopuit met 60 man. Vier
honderd werkloozen vermeerderen heden dus
het al zoo groote Leger der Ellende.
Deze week een vergadering in „de Dam”.
Vergadering van hongerlijders, werklieden in
de bouwvakken, die al zoo lang „zonder”
zijn. Alles is opgeteerd, naar den lommerd.
Resolutie: alle middelen zijn nu geoorloofd
om den nood voor ’t oogenblik te lenigen.
Wacht ons diefstal, roof en commune?
Burgemeester van Leeuwen, ’t is goed dat
u teruggekomen zijt. U kunt veel voorkomen
door uw persoonlijk optreden. En u zult ’t.
Want het lagere volk dat zijn groote mannen
weet te waardeeren, dweept met u, zal naar
u, maar ook naar u alleen luisteren.
’k Hoorde dezer dagen nog een gesprek
Oud Friesch mannetje, twee werklieden. Een
der laatsten spreekt. Als je bij burgemeester
Vening Meinesz kwam moest ge als werkman
op 8 pas afstand blijven staan. Maar mijnheer
van Leeuwen behandelt je precies als een
mensch, onverschillig wat je i>ent. Die rede
neert gewoon met je. Amsterdam zou veel
verliezen als ze hem eens kwijt raakte.
Da’s niet veel zeggend.
En toch veel!
4. GENE FE1JGKES JOKNA, zoon van
den Burgemeester Feycke Oenes, werd benoemd
den 22 Mei 1652, en overleed den 28 No
vember 1653.
5. Dr. DÖDONAEUS PHOCAEï (Doede
FockesJ KOLDE, tevens Burgemeester, is in
functie geweest van den 28 Nov. 1653 tot
den 15 Juni 1657, „toen hij de bediening
van Stadsrentmeester vrijwillig nederlegde”.
Hij was de eenige zoon van Focke Hermani
Kolde, te Leeuwarden en van Letsche Doedes,
later gehuwd met Rombertus Thomae.
6. SYBRANDUS GOSSES HERINGA
heeft de bediening bekleed van den 15 Juni
1657 tot den 19 Juni 1661, als wanneer hij,
wegens vertrek naar Wommels, er voor be
dankte.
Hij trouwde den 5 Juli 1657 met Maria een
dochter van den secretaris Gijsbertui Siersma.
7. JORIS WIJ BES ROBIJNSMA nam
de betrekking waar van den 10 Juni 1661
tot den 10 Juli 1667, toen hij „wegens
particuliere besoignes” er voor bedanken
moest. Hij was eerst voor den tijd van twee
jaren benoemd, en later nog twee malen
herbenoemd; had als eerste vrouw Murckjen,
eenigst kind van den Burgemeester Simon
Sipckes Wellinga, en hertrouwde later met
Lisckjen, weduwe van den Vroedman Kpcke
Allerts Aestwerda, en dochter van den Burge
meester Haring Fongers Repckema.
8. S1ERCK GERBENS MONSMA, tevens
Burgemeester, is geweest Stads-Rentmeester,
Ontvanger van den Trekweg en Administra
teur der Beneficialen, van den 10 Juli 1667
tot den 19 Febr. 1700, als wanneer hij over
leed, volgens ’t Beluidboek der St. Martini
kerk. ’t Is mij niet gebleken, dat hij, als
zijn voorganger zich aan eene tweejarige her
benoeming heeft moeten onderwerpen.
9. PIETER FOPPES AGEMA, tevens
Burgemeester, werd den 17 April 1700 be
noemd voor den tijd van twee jaren, en later
nog acht malen herbenoemd, telkens voor
een gelijk tijdvakhij overleed den 21 Mei
1716, volgens evengemeld Administratie-en
Beluidboek.
10. FRANS JOHANNES TICHELAAR,
Burgemeester, werd benoemd den 20 Juni
1716, en heeft de functiën van Rentmeester
van Stad en Trekweg, benevens die van
Administrateur der Beneficialen, waargenomen
tot aan zijn overlijden, den 22 Maart 1736,
volgens Beluidboek der St. Martinikerk. Was
vroeger ’t salaris, aan deze drie 'bedieningen
verbonden, slechts f 150,per jaar plus f 6,
„voor bureaukosten” thans, bij Tichelaars
benoeming, werd dit gebracht op f 250,
denkelijk omdat de borgtocht toen, wegens
meerdere „ontfang”, met 1000 gulden werd
verhoogd. Ook hij werd om de twee
jaren herbenoemd.
11. ALEXANDER SANDERS, Vroeds-
man en later Raadsman werd benoemd den
14 Mei 1736, en overleed den 31 Maart
1744. Beluidboek.
12. ANDRIES FILIPPUS IDSINGA,
Vroedsman, is benoemd den 18 Augustus
1744, en heeft de betrekking dus slechts
drie jaren waargenomen, daar hij haar den
1 Juli 1747 „vrijwillig nederlegde.”
Stads-Rekeningboek.
13. REIN RINTJES BANTERT, Vroeds
man, benoemd den 19 Juli 1747, nam de
bedieningen waar tot den 31 Augustus 17 73,
toen hij als zijn voorganger „vrijwillig be
dankte”.
14. SIPKE SIMONS BLAÜMUTS,
Vroedsman, benoemd 31 Augustus 1773, is
overleden den 25 November 1779, volgens
het Beluidboek.
15. DIRK MATTHIJS VAN GEEL
KERKEN, Vroedsman, benoemd den 25
November 1779 nam de bediening waar tot
den 4 November 1895. datum van ziin over-
woordigd nu
gaan? Waar
Regeering
Hoe anders zou het geweest zijn als Am
sterdam niet het hoofdstedeke was geweest
van een koudbloedig landeke. Als de warme
vereering, de sympathie, het enthousiasme
van al wat schoon en verheven is niet uit
sluitend schenen te rusten bij de kleine luyden?
Als de man, die zoolang het schoone gediend
had, geleefd had onder menschen, die even
zeer behoefte hadden gevoeld een Ode te
brengen aan de schoonheid, door een afscheids
lied bijv, van een onzer voornaamste zang-
vereenigingen
Want Veltman heeft de schoonheid gediend.
Praat nu niet van de verouderde school,
waarin hij optrad. In het kader van zijn tijd
bestond geen veroudering, gaf hij het hoogste,
ook als hij optrad als Jacques Frochard in
de Twee Weezen. De bewonderaars van allerlei
moderne draken, of stukken die niet eens’n
draak, maar alléén modern zijn, zullen de
schouders ophalen. Veltman verstond de kunst
te spelen, karakter uit te beelden; beeld
houwer, schilder, componist, kunstenaar, méér
dan kunstenaar, schepper was hij op ’t tooneel.
Gelukkig zij, die vaq zijn kunst hebben
kunnen genieten. Want de tooneelkunstenaar,’
die niet slechts de spreektrompet is van den
schrijver, maar de doode taal met gloed en
leven weet te bezielen, is niet zoo gelukkig
als ’n Rubens, ’n Mozart, ’n Zola. Van hem
blijft zoo weinig, slechts een vager en vager
wordende herinnering. Reeds nu, hij was de
laatste 12 jaar slechts één keer opgetreden
bij een Apollo-voorstelhng, werd hij eenigs
zins vergeten. Wat wist het jongere geslacht
van hem af? Dat heeft ’t toch te druk met
foot-ball-wedstrijden, diabolo en andere sport,
om aan „zoo iets” veel aandacht te wijden
Hoogstens wisten zij, dat in die of die lief-
hebberij-vereeniging een marqué was, die net
zoo sprak als Veltman. En waar dit eenmaal
het fatum is, dat op elk tooneelkunstenaar
rust, wórdt grooter dankbaarheid, grooter
eerbied en vereering geëischt van hen, die
eenmaal genoten, die wisten...
O, het volk, het ruwe, gemeene, ordinaire
volk verwijt ik geen ondankbaarheid. Kom
maar in de achterbuurten, in den Jordaan.
Daar weet men allemaal nog wel wie Veltman
was.
Een deel van die herinneringen zal mis
schien meer zijn eigenaardigheden betreffen,
zijn kenmerkende gewoonten. Want het volk
heeft in zijn geheel een groote opmerkings
gave. Het zal u vertellen dat hij zoo’n
groote man was (lichamelijk), dat hij, toen
hij al grijs was in houding en manieren,