Nieuws- en Advertentieblad Bolsward. en Wonseradeel. seiimsi No. 20. 1908, Verschijnt Donderdags en Zondags. 47ste Jaargang. Zondag 8 Maart. BERICHT. op dit Blad ontvangt de Maart verschijnende gratis. Wie zich niet 1 April a.s. abonneert, in nos. VOOR Afzonderlijke 4 BINNENLAND. uit onderge- Of hij het nog kon zeggen betwij- voor 8 5 ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden. Franco per post 50 Cents. nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent. me te mooi. U weet, men kan Te Amsterdam heeft Maandag de col lecte voor de werkloozen in het geheel f 3245.84 opgebracht, verdeeld over 111 bussen. Dit is dus een kleine dertig gulden per bus. Wie smeden h verven ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4. Samen 32 t Een boekje van ellende. Hoe treurig het lot is van vele gezinnen in de Amsterdamsche achterbuurten, leert het jongste (38e) verslag der Afd. Amsterdam van de Vereeniging „Tot Heil des Volks.” Eén voorbeeld slechts. We geven den bezoek- broeder het woord „Een vrouw komt ons vertellen, dat haar man naar Duitschland is en zij nu zoo vreeselijk arm is. Zij zelf had als kind op onze school gegaan; haar vader, een verdierlijkte dronk aard, had ik gekend en haar moeder, een knappe vrouw, hadden wij^onder onze ver laten vrouwen gehad en nu was ook zij weder zoo ongelukkig. Wij gingen haar bezoeken... wat een ellendeTwee kinderen aan de mazelen op een schamel leger, onder een oud molton dekentje, geen vuur in de kachel, dik be vroren glazen, bevroren waterleiding, alles even treurig. Hier kwamen onze brandstof- en spijskaartjes dadelijk van pas. Dadelijk een deken, later een zak met zeegras, zoodat de eerste nood gelenigd was. Later bleek, dat de man niet naar Duitschland was, maar gevangen zat, wat de vrouw ons uit schaamte niet had durven vertellen. Dronkenschap had hem tot diefstal gebracht. Zoolang hij gevangen zat, gaven wij de ongelukkige vrouw naaiwerk en ondersteunig. Ook mocht zij het Kerstfeest met ons vieren. De vrouw herleefde, maar toen haar man uit de gevangenis kwam, was het spoedig weer als voorheen.” Doch ook van bedrog spreekt het boekje. „De list en de brutaliteit van sommige personen is ongekend groot. Toen wij voor het hoofd van een gezin geregeld werk in Haarlem gevonden hadden, wilde hij er niet' heen, omdat hij niet wist of hij in H. wel alles zoo zou krijgen als in Amsterdam Waar ook zulke individuën bij de instellingen van liefdadigheid en bij particulieren aan- kloppen om hulp, is ’t zeker geraden om nooit te geven zonder voorafgaand deugdelijk onderzoek, want ook gevallen van dit soort zijn niet zeldzaam.” Goed afgeloopen. Gistermiddag had een loodgieter, werkzaam aan een in aanbouw zijnd huis aan de Bra- bantsche Turfmarkt te Delft, het ongeluk van het dak op de straat te vallen. Men ’t goede te veel bekomen, ’t Kan hoogst dacht niet anders of de man was dood, doch de inmiddels geroepen geneeskundige consta teerde, dat de man naar zijn woning kon worden vervoerd en zich niet verwond had. Workum. Niettegenstaande het koude ruwe weder van de laatste dagen zijn reeds bij Jelle Ploegstra door een kip een mooie toom kuikens uitgebroed, wellicht het eerst hier in de omgeving. Stavoren. Als een bewijs van den omvang der scheepvaartbeweging kan worden gemeld dat gedurende de maand Februari meer dan 700 schepen door de sluis alhier zijn geschut. Joure. Als ’t nu maar mooi wezen wil eenige dagen voor en vooral op de dagen van het te houden concours van Zangver- eenigingen en Fanfarecorpsen in den a.s. zomer, dan kan het een schitterend muziek feest worden. Niet minder toch dan 11 zangvereenigingen gaven zich voor den wed strijd aan, terwijl er 14 fanfarecorpsen zich met elkaar komen meten. Dat kan dus heel wat leven en vertier in de brouwerij geven. Snoek. Voor den nieuwen cursus aan onze Ambachtsschool, die 1 Mei aan vangt, hebben zich aangegeven: het timmeren-19 leerlingen de voortzetting van een blijden verjaardag. En aan de deur posteerde zich nog altijd de Zigeunerhoofdman, wien men juist zijn (misschien twintigste boven de maat) potteken bier bracht. „Nanun, wollen sie schon ge.hn? Schön nichtwahr?” Maar met 'n snel ,,’n Abend, herr de uitgang verwijderde ik mij. De Cerberus kon Meter” in zijn zigeunerkop krijgen om den ’t eens te versperren. Dat zou ’t allerergste zijn geweest. En morgen is het troepje weer opgehoepeld. „Auf nach Valencia”, om nooit, nooit terug te komen. Vaarwel, voor eeuwig. Ws. gerd, en werd slechts toegestaan, dat ’t kind zich onder een buiten 't bureau staande pomp wat mocht opfrisschen. Hierna kon de vader met zijn gemarteld kind naar huis gaanmeer dood dan levend moest de man de kleine een half uur ver naar huis dragen. Thuis gekomen was ’t meisje niet meer in staat zich op de been te houdende in middels ontboden geneesheer constateerde „ernstige zenuwoverspanning”zij moest ’t bed houden en niemand mocht bij haar worden toegelaten. ’t Is nu bijna 14 dagen geleden en nog is ’t meisje aan haar bedje gekluisterdde minste aandoening is nog in staat, zegt de dokter, een heftige nerveuse actie te weeg te brengen’t slachtoffer van deze hoogst ongemotiveerde handeling van den politie- inspecteur, ligt nog steeds zenuwtrillend te bed, de geringste emotie veroorzaakt de ge weldigste zenuwtrekkingen over ’t geheele lichaam. Wie zijn hoed al te diep afneemt, dien moet het niet verwonderen, als men hem voor een bedelaar houdt, een aardig papiertje voor het behangen van een studeerkamer of zoo iets verlangde, kon Dinsdagavond een mooi koopje doen op’n effecten veiling te Amsterdam: 1000 stuks aandeelen in een mijnbouwmaatschappij genaamd „Hermina” en opgericht te Brussel, samen eertijds ter waarde van 25.000 francs of ruim f 12.000, nu voor 25 centen. Haagsche Ct. Hervalschingen. In het Maandblad des heeren dr. Van Hamel Roos en Harmens vinden we een paar staaltjes van levensmiddelenvervalsching, die we meenen in ruimer kring te moeten be kend maken. Botervervalsching met 39,25 pCt. water. Het botervet bleek zuivere natuurboter te zijn, doch het spreekt vanzelf, dat de kooper toch schromelijk bedrogen wordt waar bui tendien een (o.i. veel te hoog) maximum van 16 pCt. water toegelaten wordt. Het is duidelijk, dat bij het smelten van de boter het bedrog onmiddellijk te voorschijn komt, doch bij het besmeren van brood valt dit niet zoo in het oog. Vervalsehing reuzel. Een partij reuzel bevatte niet minder dan 25,62 pCt. water en was bovendien vervalscht met katoenpit- tenolie. Daar de handel in dit artikel zeer belangrijk is, wordt de bijzondere aandacht op deze vervalsehing gevestigd. Reuzel mag slechts sporen van water en in het geheel geen olie bevatten. Gewoonlijk wordt de katoenpittenolie er reeds in Amerika bijge voegd, doch de knoeiers in ons land weten een hoeveelheid water er in te werken tot groote schade der koopers. Ontsnapt. Uit het krankzinnigengesticht te Wolfheze is ontsnapt de 29-jarige verpleegde G. Marison, gekleed in grijs drilpak. Hij heeft een jeugdig uiterlijk en draagt een knevel. De officier van justitie te Arnhem verzoekt op sporing. Aan de Avondpost wordt uit Apeldoorn een zeer omstandig verhaal gezonden, be treffende een onmenschelijke bejegening, van een meisje van 12 jaren, dat zich schuldig had gemaakt aan diefstal van een lapje goed van de uitstalling van een manufacturier. Het kind zou op het politiebureau door een inspecteur aan een verhoor zijn onderworpen, dat van 12 uur tot halfnegen duurde. Het meisje had haar misdaad allang bekend, maar de inspecteur, bijgestaan door een agent, wilde weten of zij ook aan andere diefstallen schuldig was. Dit zou geschied zijn onder allerlei bedreigingen, die het zenuwgestel van het kind totaal in de war brachten. Snikkend, zenuwschokkend, half gek van angst wierp het kind zich in de armen van haar vader, die van 7 tot halfnegen in een ander lokaal op z’n kind stond te wachten. Op de vraag van den vader of er niet even een dokter kon gehaald worden om z’n kind door een zenuwstillend middel tot be daren te brengen, werd dit kortweg gewei- zaal of in ’t vrije veld. Bij eenigszins goed weer of als er geen onderdak te krijgen is, bivakkeert men buiten. Alsdan wordt ’n tent opgezet (zelui noemden zoo’n ding cirque) en daarin wordt overnacht. Men slaapt op stroo, doch tot dekking zijn dekens en bedden aanwezig. Het diner bestaat meest uit soep en vleesch. De soep wordt van allerlei ingrediënten toe bereid, Fransche soep, in de kubieke macht. Het vleesch wordt aan de spies gebraden, of na boven het vuur gewarmd (geroosterd) te zijn, halfrauw gegeten. Alles afgewisseld, ingeleid en nabetracht met bier, brandewijn en tabak. Want ook de dames des gezelschaps rooken, zoowel pijp als sigaar. Ik zei dat ik zulks vreemd vond. Aber lieber Herr, die Carmen Sylvia raucht auch, eben so gud unsre selige Kaiserin. Ja, waar de grooten der aarde voor gaan, zal navolging geoorloofd zijn. Tenminste bij Zigeunerinnen. Hedenavond wordt eene groote voorstelling gegeven op de bovenzaal van de gouden Leeuw. Entree voor volwassenen 15 ct., kinderen be talen een stuiver. Groot concert. Rumeensche en Hongaarsche muziek, zang en dans. Het troepje zal alsdan gekleed zijn in nationaal costuum. Ik zal van de partij zijn, ’k Speel eerst nog eens de „Preciosa” door, met het prachtige Zigeunerkoor „Heil Preciosa, Preis der Schonen! Windet Blumen ihr zum Kranz.” En dan zeg ik met den Hauptman Webers Singspiel: „Auf undfort! Auf nach Valencia 1” Valencia is hier de bovenzaal van Faber. ’t Concert der Zigeuners is in vollen gang, ’k Heb een uurtje bij hen doorgebracht. Wat is het eeuwig jammer, dat in dien grooten slag, eeuwen geleden, niet alle Hunnen tot op den laatsten man toe zijn verdelgd. Zij hadden dan geen nakomelingen kunnen hebben, en ik was gevrijwaard geweest om van deze muziek(?)uitvoering getuige te moeten zijn. Stel u voor een losgebroken gekkenhuis, ik bedoel natuurlijk de bevolking van zoo’n gesticht. Voorzie deze lui van violen en trommen, laat ze daarop krassen en slaan... dan hebt u zoowat ’n flauwe voorstelling van datgene wat ik heb bijgewoond. Aan de deur had de Hoofdman zich ge posteerd, om als ’n Cerberus den ingang tot den Styx te bewaken. Had er maar zoo’n groote hond gelegen, ik was niet binnen gegaan. Herr de Meter was vergeten dat wij ’s middags zoo gezellig gepraat hadden. De drie nieuwe stuivers, die ik offerde om binnengelaten te worden, bekeek hij met Argus oogen. Evenwel met een fiaupt- manlichen handzwaai gaf hij te kennen: hereinOf hij het nog kon zeggen betwij fel ik. Al ras nam ’t spectakel een aan vang. Op het tooneel vertoonden zich twee vrouwen, drie kinderen, en twee violisten. De Concert meester speelt zoowat de tweede viool, even beter als iemand, die er niets van kent. Gelukkig accompagneerden trom en tambourijn zoo luide, dat het vioolspel totaal verloren ging in dezen chaos van geluiden. De zang boeide mij bizonder. De Zigeuner taal schijnt maar één woord te hebben: Ja-a! ja, ja, ja-ah in ’n stuk of 6 variaties. Melodie absent, nu dat is tegenwoordig „ton”. Begeleiding dito. De 2e violist had bepaald deze gedachte: „ik strijk zooveel mogelijk drie of vier snaren tegelijk aan, waarschijnlijk is er dan ’n enkele maal eens ’n goede toon bij”. En de dans! Weg met Duitsche Polka of Mazurka, weg met Duncan of Mata-Hari. Gaat dit zien, en gij wordt in één keer „geheelonthouder van dansen”. De reinste „Walzer eines Wahnsinnigen” werd voor ons afgestampt. En het costuum? Ik zet het den knapsten regisseur van een bruiloft om zóó iets uit te vinden. ’t Werd van nadeelig voor je zijn. Gedachtig aan dit gezegde verliet ik dezen .Janboel. Thuis was ’t beter, daar wachtte mij Mag ik U even ’n kennis van me voor stellen Johann de Meter, Zigeuner hoofdman, geboren te Buda-Pest. Ja, geachte lezer, ik heb kennis gemaakt met den „Hauptmann” der nu in Friesland reizende Zigeuners. ’k Heb met hem en de zijnen rondom het wachtvuur gezetenik heb hem geïntervieuwd, hij heeft mijne sigaren opge rookt en voor mijn geld bier gedronken. „Flotter Kerl”, deze nakomeling van het eens zoo machtige Hunnenvolk. Niets trotschhij, die afstamt van hen, die de wereld zouden veroveren. Nu, als’n wereld- veroveraar ziet deze hoofdman er niet uit, zelfs niet van heel dichtbij bezien. Herr Meter wist me zelfs niet het geringste te vertellen van de herkomst der Zigeuners, ’k geloof dat hij nooit van „Hunnen” had gehoord. „Ungarn” dat was zijn wereld, Buda-Pest zijn Delphi. Voor ’t gemak en om ’t gure weer was er eigenlijk geen wachtvuur ontstoken. Hoe had ik me gespitst om, in nachtelijke stilte, zacht bestraald door ’t bleeke maanlicht, met deze nomaden, rondom het vuurtje te zitten, dweepende en rookende. Mijn hart had verlangd om te luisteren naar hunne verhalen, te aanhooren wat zij zouden kunnen vertellen van vroegere grootheid. Wat zouden deze kinderen der Puszta me niet veel kunnen melden van hun zwervend leven in de wijde, wijde wereld. Ik had willen droomen van Hongaarsche romantiek, willen luisteren naar al de geschiedenissen, legenden en overleveringen, die voort leven in de harten dezer natuurmenschen. En was dan onder den indruk van dit alles 'n traan mijn oog ontweid, wellicht had ik dan een zoeten blik ontvangen van een lieve, zwartoogige Czigane. Weg droomen, weg dweepen. De tent was de tapkamer der herberg, de ronde tafel het wachtvuur. En daarom zaten wij, Herr de Meter, Frau Rebekka de Meter, een zuster en de Sophies, Wenzels en Johann’s, die het kroost vormen dezer fahrender Leut, in gezelschap van teekende en den dorpsom roeper. Mijn hart liep geen gevaar te gaan blaken van liefdevuur voor eene schoone, wier wiege stond aan de blauwe oevers van den Donau, (of van de oevers van den blauwen Donau, hoe is ’t ook weer Een schoone was niet aanwezig, „’s Haupt mann’s weib und seine schwester” waren de linie al gepasseerd, en vertoonden zelfs geen ruïnes van vroegere schoonheid. „’n Aardig 10 of 12-jarig meisje, dat glunder onder de zwarte wenkbrauwen uitziet, belooft iets voor de toekomst. Der Wenzel” gelijkt sprekend op ’n plaatje uit Dombey en zoon. Daar komt zoo iets voor van ’n jongen die Bop heetSprekend gelijkend. Intusschen bewerkte ik Herr de Meter. Z.E. gaf me soms verwarde antwoorden, in welk geval die Frau Directorin hem, in een voor mij onverstaanbaar bargoensch, op de hoogte bracht, of souffleerde wat hij moest zeggen. Zoo al koutende werd ook de inwendige mensch niet vergeten. Koffie, brood, bier, volkskanker, sigaren vormden het menu. Het intervieuw geschiedde in de hoftaal der Zigeuners, het Hoogduitsch. En al ben ik niet veel bizonders te weten gekomen, ik heb toch ’n ietsje om U te kunnen ver tellen. De familievader, Johann Meter, mits zijne vrouw Rebekka zijn afkomstig van Buda-Pest. Zij zijn door Duitschland getogen en resideeren nu ongeveer zes jaar te Utfecht, van waar uit zij reeds Brabant, Zeeland en Holland hebben bereisd. De voorstellingen worden gegeven op eene Bolswardsche Courant u u

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1908 | | pagina 1