Kieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
1908,
Verschijnt Donderdags en Zondags.
No. 21.
47ste Jaargang.
OPENBARE VERGADERING
Vereen, v. Vrouwenkiesrecht.
Donderdag 12 Maart.
I
VOOR
Afzonderlijke
aantoont, Waar
l'
de Ver. Staten
Wales 4 mill.
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden.
Franco per post 50 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
F-,
ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad ie telefonisch aangesloten onder No. 4.
en bij de laatste telling reeds ’t cijfer van
433.000 had bereikt, terwijl bleek, dat door
die vrouwen 500 verschillende beroepen
werden uitgevoerd, en van de 335.300 in
1889, 88.600 vrouwen gehuwd waren, daar
mag zeker aan de vrouwen niet langer het
recht worden onthouden hun oordeel uit te
spreken. Hoevelen zijn er niet nog boven
dien, die geheel of gedeeltelijk in de behoeften
van hun gezin voorzien zonder dat zij op
genoemde staten voorkomen.
Als de vrouw deelneemt aan de wetgeving
zal zij de belangen van ’t gezin kunnen
behartigen.
In 1891 waren er in
4 millioen, in Engeland en
in Frankrijk in 1896, 6 mill, in 1895 in
Duitschland 6 mill, en in Oostenrijk 6 mill,
vrouwen, die in hun onderhoud voorzagen,
Nederland ligt procentsgewijze net tusschen
deze landen in.
Werd in Engeland, zooals in meer landen,
de positie van den arbeider verbeterd, niet die
der vrouw, omdat zij niet zelf hare belangen
kan behartigen, zoolang haar ’t kiesrecht
wordt onthouden.
Hoewel de vrouw in sommige ambten het
werk beter verricht dan de man op diezelfde
plaats, wordt zij slechter betaald, dat is
onrechtvaardig. Spr. eindigt met ’t uitspreken
der hoop, dat de rechtvaardigheid moge
zegevieren, en dat Friesland niet achterstaan
zal bij Holland door mede te werken voor’t
algemeen belang. Zij wekt op lid der Ver.
te worden. In Holland wordt geen verg,
belegd of er wordt ook een afdeeling gevormd.
Dat men niet behoeve te zeggen, dat de
vrouwen in Friesland onverschillig zijn.
Verleden jaar nam in ons land ’t leden
aantal met duizend toe, dat ’t zoo doorga!
’t Was 10 uur toen Mevr. R. hare weten
schappelijke lezing eindigde. Na een korte
pauze, waarin zich eenigen der aanwezigen
als leden aangaven, nam Mevr. Tilma ’t
woord om gelijk de Spr. zei, nog een kort
woord te spreken. Op eene zeer onder
houdende manier behandelde zij ’t onderwerp:
De vrouw als kiezer, huishoudster, moeder.
Zij besprak eerst de wenschelijkheid en de
noodzakelijkheid dat de vrouw ’t kiesrecht
verkrijgt. Dat er steeds meer en meer sym
pathie voor deze zaak gevoeld wordt. Oud
en afgezaagd noemde Spr. ’t argument, dat
de vrouw haar gezin zou verwaarloozen,
wanneer zij kiezersplichten had te vervullen.
Spr. zette uiteen hoe juist, door der vrouw
't kiesrecht te geven zij zou kunnen strijden
voor de belangen van haar gezin. Spr. toonde
aan hoe wèl belasting door de vr. wordt
opgebracht, doch hoe haar geen enkel recht
wordt toegekend in zake ’t staatsbestuur.
Wijst er op dat toch de wetten, men denke
aan de strafwet, op haar toepasselijk zijn.
Daarna zet Spr. uiteen, dat, is in de. Ie
plaats de huishouding de aandacht der vrouw
waard, deze toch in vele gevallen niet allen
tijd in beslag neemt. Op gevoelvolle wijze
wordt de moeder- en ouderliefde geschetst
en wat deze vermag. Door ’t deelnemen aan
’t maatschappelijk leven zal de vrouw haar
blik verruimen, dit zal ’t huwelijksgeluk
bevorderen, want de man zal met de vrouw
van gedachten kunnen wisselen. Zij schetst
de plichten der vrouw verder als burgeresse
van den Staat.
En daartegenover heeft zij evengoed hare
plichten als tegenóver haar gezin. Aangetoond
worden de eischen die aan de moeder gesteld
moeten worden tot vorming van haar kind.
Zoolang de moeder jonge kinderen heeft en
hare plaats thuis niet kan verlaten zal haar
man haar toch op de hoogte kunnen houden
van ’t geen buiten haar eigen wereld geschiedt.
En de tijd om even naar de stembus te gaan
wordt allicht gevonden. En niet alle vrouwen
zijn moeders van jonge kinderen. Ongehuwde
en kinderlooze vrouwen, of moeders wier
kinders groot geworden zijn, emeritus-moeders,
zij allen zullen hunne kiezersplichten kunnen
vervullen. Door aan de vrouw kiesrecht te
geven zal de moeder invloed op de wetten
kunnen uitoefenen ten behoeve barer kin
deren. Spr. toont dit aan.
De plicht voor alle vrouwen is toch vooral
voor ’t kiesrecht te strijden. Spr. haalt nog
even ’t vreeselijke van den oorlog aan. Dat
de vrouw van sommige beroepen is buiten
gesloten (burgemeester, secretaris, ontvanger).
Ook de huwelijkswet is eenzijdig wat Spr,
aantoont, Waar van het meisje onbevlekte
reinheid wordt verlangd, mag niet langer
worden volgehouden aan het „voor een jongen
moet men het zoo nauw niet nemen, hij
moet eerst z’n wilde haren verliezen”. Weg
met dien dubbelen standaard voor de zedelijk
heid.
Wij strijden voor het goede. Evenals het
kind heeft de Staat moederliefde noodig. Wij
willen de wereld maken tot een rein huis
waarin het een lust zal zijn te leven.
Half 11 was de boeiende rede v. Mevr. Tilma-
Schaaff geëindigd en werd gelegenheid tot
debat gegeven. Hiervoor gaven zich twee
heeren aan, n.l. Dr. C. J. NIEMEIJER en
Ds. S. K. BAKKER.
De heer NIEMEIJER verkreeg eerst het
woord. Deze begon ongeveer als volgt.
Dames en Heeren Beide dames hebben
gesproken met het doel propaganda te maken
voor vrouwenkiesrecht. Hoewel ik niet alles
zou willen onderschrijven wat de dames heden
avond hebben gesproken, schaar ik mij toch
aan hare zijde. Zij -zijn echter niet alleen
gekomen om te propagandeeren voor de zaak
van vrouwenkiesrecht in het algemeen, doch
trachten ook door ’t winnen van leden hier
in onze plaats, waarmee zoopas in de pauze
reeds een begin is gemaakt, een afdeeling te
vormen. En nu moet ik aan de dames en
de aanwezigen hier verklaren, dat ik voor
alsnog bezwaar heb om als lid tot de ver-
eeniging toe te treden. De reden waarom,
zal ik nader toelichten en mocht een der
beide dames die kunnen weerleggen, dan zal
mijn bezwaar wellicht vervallen. Het uit
gangspunt van m’n redeneering is een be
paling in ’t reglement van de Vereeniging
voor Vrouwenkiesrecht. Daarin komt n.l.
voor, dat wel mannen lid mogen zijn, dat
mannen hun stem wel mogen uitbrengen,
doch dat geen mannen verkiesbaar zijn in
het Bestuur. Wanneer nu de vrouw zegt
te strijden voor de gelijkheid van man en
vrouw, dan maakt dit een zeer zonderlingen
indruk. Nu wordt daarvoor aangevoerd, dat
deze bepaling is geschied uit een opvoed
kundig standpunt en dat door mannen in
het Bestuur toe te laten dezen de leiding
toch weer op zich zouden nemen, dat de
vrouw moet leeren te besturen en zorg te
dragen voor de leiding, wat alleen mogelijk
is wanneer alleen vrouwen in het Bestuur
kunnen worden verkozen. Ik meen, dat ik
deze redenen onlogisch moet noemen. Twee
verklaringen zou ik logisch noemen en wel
deze. Of de vrouw beschouwt zich zelf als
de mindere van den man en durft hem daarom
niet in het Bestuur toe te laten bf ’t is ’t
gevolg van een min of meer vijandige houding,
waarbij zij zeggen, lid moogt ge wel worden,
ook kunt gij stemmen, maar wij zullen
regeeren. Uit het gesprokene en geschrevene
van Dr. Aletta Jacobs meen ik ook, dat
soms een vijandige geest tegenover de man
nen spreekt. Laag zou ’t zijn aan te voeren,
dat de vrouwen alleen kiesrecht kunnen ver
krijgen door de mannen, maar toch zou ’t
zeer te betreuren zijn, wanneer de vrouw
niet samenwerkte met den man en deze
elkanders tegenstanders zouden worden.
Niet voor en aleer dit bezwaar, thans door
mij uitgesproken, grondig wordt weerlegd
door een der dames,-moet ik voor mij bezwaar
maken om als lid der vereen, toe te treden.
Gaf Mevr. Tilma hierop het woord aan
Mevr. Rutgers, deze meende ’t antwoord op
de woorden van den heer Niemeijer te moeten
laten aan eerstgenoemde dame als lid van ’t
Hoofdbestuur.
Mevr. Tilma begon dan met te zeggen,
dat in de vereen, zelf ’t zelfde bezwaar reeds
is gerezen, tegen de door den heer N. aan
gehaalde bepaling, die voorkomt in ’t regle
ment der vereeniging. Er zijn stemmen op
gegaan om, waar de vereen, strijdt voor ge
lijke rechten en gelijke plichten, deze bepaling
op te heffen. Spr. zelve echter hoopt dat de
bewuste bepaling zal blijven bestaan.
Toen in 1874 de Ver. hier in ons land
werd opgericht, telde zij als leden slechts
enkele helderziende mannen en vrouwen. Een
of twee dier vrouwen durfden slechts in het
openbaar op te treden. Voor de vrouw was
't openbaar leven nog nieuw. Niet omdat
zij, zooals de heer N. als een der redenen
meende te moeten veronderstellen, zich van
aanleg minderwaardig gevoelt dan de man,
maar omdat men aldoende leert hoopt Spr.
dat de bepaling zal blijven beslaan. Veel
kan de vrouw van den man leeren» die zieb
meer in ’t openbare leven beweegt, doch
door hem een plaats in ’t Bestuur te geven
zal hij zoo licht weer de leiding op zich
nemen en dat moet niet, de vrouw moet
zich, soms met behulp van haar man, ont
wikkelen om zelfstandig te kunnen optreden.
Spr. hoopt dat de bepaling zal blijven. Door
evenwel lid van de vereen, te worden, zal
de heer N. invloed kunnen uitoefenen op
den geest der vereen, en op wijziging der
statuten. Van een vijandige houding is geen
sprake. Daar, waar mannen lid zijn, wordt
op de prettigste wijze santengewerkt. Steeds
werd een debat op aangenamen toon gevoerd.
Wij eischen zegt Spr. geen complimentjes
van de heeren doch alleen om als hun gelijk
waardige te worden gerespecteerd, en dat
beiden steeds op open wijze hun overtuiging
kunnen uitspreken. Verder weerlegt Spr. de
meening dat Mevr. Jacobs eenigszins vijandig
optreedt. Wie trouw ’t Maandschrift der Ver.
leest, zal daarin niets vijandigs vinden, maar
wellicht worden hare woorden soms uit ’t
verband gerukt waardoor zij een geheel andere
beteekenis krijgen dan zij hadden. Mevr.
Jacobs is verre van een mannenhaatster.
Mogelijk is ’t dat hare waarheden soms den
man kwetsen; niet om te kwetsen maar om
waar te zijn worden zij echter uitgesproken.
Hoewel Spr. op een vergadering als deze
niet in ’t particuliere leven wil treden kan
Spr. toch niet nalaten aan de aanwezigen te
verzekeren, dat Mevr. J. buitengewoongelukkig
getrouwd is geweest. Nadat zij voor 3jaren
haar man verloor is zij nog dubbel zoo hard
voor onze zaak gaan werken. Daarop haalde
Spreekster een klein tafereeltje uit het huwe
lijksleven van Dr. Jacobs en haar man den
heer Gerritsen aan.
Zij besloot met ongeveer de volgende
woorden: Wij strijden voor gelijke rechten
van de vrouw naast den man. De man niet
de baas, de vrouw niet de baas, maar beiden
gelijk
Daarop verkreeg de heer Ds. BAKKER het
woord. Deze begon met te zeggen dat hij
kwam met een zeer nuchtere, eenvoudige vraag.
Spr. had beide dames met genoegen aangehoord
en gevoelde sympathie voor ’t gesprokene.
Strijdt de Ver. voor algemeen kiesrecht Spr.
zou absoluut geen bezwaar hebben als lid
toe te treden. Gaarne zou hij echter antwoord
willen hebben op de vraag: strijdt de'Ver.
voor algemeen kiesrecht of alleen voor ’t
kiesrecht voor de vrouw n.l. voor een deel
der vrouwen zooals thans een deel der mannen
kiesbevoegdheid is toegekend.
Hierop antwoordde Mevr. RUTGERS in
’t kort ’t volgende.
De Ver. is geheel neutraal. Zij verklaart
zich niet bepaald voor vrouwen kiesrecht van
een gedeelte of voor algemeen kiesrecht. Niet
alle leden der Ver. denken over dit punt
gelijk. Evenals onder de mannen zijn ook
onder de vrouwen-leden voor uitbreiding en
een enkele voor inkrimping. De groote meer
derheid is echter voor algemeen kiesrecht.
In Finland werd dan ook algemeen kies
recht ingevoerd. In Noorwegen, waar aan
een gedeelte der vrouwen, door de mannen,
kiesrecht gegeven werd, bleef echter de ver
eeniging voor vrouwenkiesrecht bestaan om
nog steeds te werken voor algemeen kiesrecht.
Ook wanneer in ons land beperkt vrouwen
kiesrecht mocht worden ingevoerd, zou onze
vereeniging blijven strijden voor algemeen
kiesrecht, opdat ook onze mindergegoede
zusteren dat recht verkregen. Maar op dit
oogenblik spreekt onze vereen, zich nog niet
uit over ’t punt: strijden voor vrouwen- of
algem. kiesrecht. Wij willen allereerst ophef
fing van het grondwetsartikel opdat sekse
verschil geen reden meer zij van uitsluiting
voor de vrouw.
Daarop gaf de heer BAKKER als zijn mee
ning te kennen, dat wanneer de vereeniging
niet bepaald voor algemeen kiesrecht strijdt, hij
groote bezwaren heeft om zich bij de ver
eeniging aan te sluiten en tevens alle arbei
dersvrouwen in de zaal aanwezig, moet waar
schuwen tegen ’t lidmaatschap. Behalve ’t
sekseverschil is er nog een ander verschil,
’t klassenverschil, waartegen dient gestreden.
Door organisatie zullen de arbeiders trachten
zich te ontvoogden opdat zij niet meer door
de bezittende klasse worden achteruit gezet.
Zij willen daarom ook kiesrecht opdat zij
hunne belangen kunnen behartigen. Algemeen
kiesrecht en wanneer de vereen, v. vrouwen-
kiesrecht daarvoor strijdt zal het socialising
Twaalf uur slaat ’t stadhuisklokje. De
verslaggever der B. Ct. zet zich, moe van
den drukken avond, neer om het zoo pas
gesprokene op bovengenoemde vergadering
heel kort weer te geven. Heel, heel beknopt
om aan ’t verslag van ’t debat eenige meerdere
ruimte te geven, daar dit bij de lezers ge
woonlijk de meeste belangstelling wekt. Zeer
kort zal ik zijn, slechts een schetsje geven
van de uitgesproken betogen, daar ik anders
te veel van m’n nachtrust moet opofferen
naar m’n zin, terwijl de beschikbare ruimte
in de courant bovendien niet groot is.
Mevr. TLLMA-Schaaff opende met een
hartelijk woord van welkom aan de aan
wezigen de vergadering. Hield een kleine
beschouwing over de vrouwenbeweging en
gaf daarop ’t woord aan Mevr. RUTGERS-
Hoitsema.
Deze dame trad op met ’t onderwerp
„Wat eischt het algemeen belang?”
Een onloochenbaar feit is ’t, dat de drang
naar vrouwenkiesrecht steeds grooter wordt.
De vereeniging voor vrouwenkiesrecht stelt
voorop, grondwetsherziening, opdat vervalle
alle f/mannelijke” enz. De vrouw mag niet
langer van ’t actieve en passieve kiesrecht
worden uitgesloten. Daarop noemde de Spr.
de voorwaarden op, aan den man gesteld
om kiezer te kunnen worden en toonde aan
dat deze eischen voor de vrouw in ’t geheel
niet onoverkomelijk zijn.
Al de argumenten die tegen ’t vrouwen
kiesrecht worden aangevoerd kunnen grondig
worden weerlegd. Spr. raadt de aanwezigen
aan te lezen Studiemateriaal, Pro en Contra,
uitgegeven door de Vereeniging. Spr. toont
’t algemeen belang van vrouwenkiesrecht aan.
Beroept zich op ervaringen opgedaan in de
landen waar vrouwenkiesrecht is ingevoerd
zooals in Finland, Noorwegen, Australië en
in sommige Staten van Amerika. Spr. ver
telde daarop van de internationale congressen
gehouden te Copenhagen en Berlijn, terwijl
’t dit jaar in ons land zal worden gehouden
op 1520 Juni en deelde een en ander
mee van ’t gesprokene op eerstgenoemd congres
door een dame uit Melbourne.
Nederland komt achteraan in de vrouwen
beweging, zij is in ons land ook nog slechts
12 a 15 jaren oud tegen in Engeland 40 a 50.
Daarop somde Spr. eenige van de 18 tot
stand gekomen zaken, na invoering van ’t
vrouwenkiesrecht in Australië, op.
Vrouwenkiesrecht werd verkregen in Nieuw-
Zuid Wales en in Victoria voor den bonds
staat. Ook hier noemde spreekster ons vele
belangrijke zaken, die tot stand kwamen en
toonde meteen aan hoe noodig ’t is dat
ook op andere plaatsen ’t zelfde gebeurt.
In Nieuw Zeeland is thans reeds 15 jaar
’t vr. kiesr. In al die landen stellen de
vrouwen belang in de politiek waaroverzij onder
ling spreken evenals hier de mannen en,
waar zij zich bezighouden met vraagstukken
blijkt ’t dat ’t haar noch aan helderheid
van inzicht noch aan onderscheidingsver
mogen ontbreekt. Daarop noemt de Spr.
een zestal bezwaren, die steeds tegen het
vrouwenkiesrecht worden ingebracht, welke
zij alle op een duidelijke, grondige wijze,
weerlegt terwijl Spr. aantoont, dat de ervaring
ze alle heeft gelogenstraft.
Is de vrouw onmisbaar in ’t gezin even
min in den staat, die niet anders is dan
één groot gezin, waarop de Spr. aantoont
hoevele zaken beter geregeld zijn in de
landen waar de vrouw deelneemt aan het
staatsbestuur dan elders waar dit nog niet
’t geval is. Daarom wil de Ver. de vrouwen
opwekken deel te nemen aan den strijd.
Waarom de vrouw thans wèl, vroeger daaren
tegen daaraan geen behoefte gevoelde Omdat
zij meer ontwikkelt, meer nadenkt en, meen
niet dat de vrouw als voorstandster van
vrouwenkiesrecht daarom een mannenhaatster
is of onverschillig voor haar gezin zal worden.
Waar de vrouw vroeger veel verrichtte wat
thans de machine, de grootindustrie doet,
moest zij naar anderen arbeid omzien. Hierop
haalt Spr. vele voorbeelden, aan. En waar
de statistiek aanwijst dat bij de beroeps
telling in 1889 op de staten voorkomen
vrouwen welk getal steeds klom
Bolswardsclie Courant,
VAN DE