Kieuws- en Advertentieblad Bolsward en Wonseradeel. 47ste Jaargang. 1908. Verschijnt Donderdags en Zondags. No. 32. Zondag 19 April. „OPSTANDING”. Ingezonden. VOOR Afzonderlijke BINNENLAND. plaatsje in van speeltuinen niet dag, van (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.) 1 ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden. Franco per post 50 Cents. nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent. beetje meer toezicht door de preventief optreden, dat zou Ivb Triumf der t men- oneindig meer dan het sermoen. Paaschgedachte, onze Ws. En was het in het woelige leven als altijd, toch is er behoefte gevoeld om uiting te geven aan de gedachten, wakker geworden in de lijdensweken. De toonkunst, edelste gave Gods, heeft gesproken tot de harten der menschen, in haar reinsten vorm. De scheppingen der machtigen zijn uit de bibliotheken te voor schijn gehaald, en het heeft geklonken op tal van plaatsen, wat Haydn heeft neer geschreven bij //de zeven woorden aan het kruis”, wat Bach heeft gewrocht in zijn Mattheus passion. En de stad aan de Seine, wereldstad, middelpunt van leven en licht, kunst en weelde, heeft aanhoord met groote devotie die zelfde Bachsche passion. Uit het kleine Nederland is een groote schare zangers getogen naar Frankrijks hoofdstad, met de bloem onzer kunstenaars, om daar de passie preek te houden, zooals de groote Dresdener organist die heeft geschreven. T- goddelijke kunst, sprekende Mtot het schenhart, meer, vurigst gesproken ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Het bureau van dit blad ie telefonisch aangesloten onder No. 4. Mijnheer de Redacteur Mag ik voor ’t volgende een uw blad verzoeken Donderdag j.l., omstreeks twee uur in den middag, bevonden zich verschillende personen op en bij de brug aan de Blauw poort. Een stoomboot kwam aanvaren uit de richting van het Kruiswater. De bemanning gaf door bellen te kennen de brug te willen passeeren. De brugwachter was niet bij de brug. Voetgangers en fietsers bewogen zich er over. Plots komt de bruggedraaier haastig aan snellen en haalt, zonder waarschuwing, den ketting over, met dit gevolg, dat eene dame op haar rijwiel, bijna een groot ongeluk had gekregen. Toen haar man den brugwachter op zijn onbesuisde handeling attent maakte, kreeg hij van dezen een zeer brutaal bescheid. 't Is mijn doel de autoriteiten op dit feit te wijzen, niet de eerste maal is het, dat gezegde bruggedraaier onbetamelijk tegen het publiek is. In alle gevalle zal het toch niet in de bedoeling van het Stadsbestuur liggen, dat hij met scheldwoorden (boer, kwajongen, aap) op een fatsoenlijk spreken antwoordt Moet er eerst een ongeluk komen, zoo als dit Donderdag j.l. bij groot toe val is afgewend? Notabele personen waren in de nabijheid, alsook een agent 2de klasse. Misschien heeft deze het geval reeds ge rapporteerd. Dankende voor de opname, Uw Dnr., N. N. En over de gansche aarde zwijgen Goede Vrijdag alle klokken. Geen enkele roept ten Cathedrale op. In de Roomsche Kerk wordt door den priester op Goeden Vrijdag niet geofferd, ’t Is immers de dag van //het Offer.” „Consummatum est”, het is volbracht. Volgens de schrift waren zij stille, de weinigen, die om Hem waren in zijn smart. Zij hielden den Sabbath, volgens de wet. De Paaschmorgen is daar. Weenend staat Maria voor het ledige graf en meent, de man, die achter haar staat is de hovenier. Daar spreekt hij zachtjes„Maria”. Daar herkent zij hem. O, over dit gansche Oostersche verhaal is licht; licht, dat op alle dingen ligt en toch aan geen enkel ding blijft hangen. Het is een ijlend, zwevend, jubelend licht, zóó is het bij de Discipelen, zóó bij de Priesters, zóó in Jeruzalem, zóó in Galiléa. Maar het schoonst is het op den weg naar Emmous. Daar wandelen twee jongeren en met hen gaat de Verrezene. Een wolk van licht omzweeft hen en hunne harten branden van zijne nabijheid, maar zij weten niet vanwaar het licht komt. Met hen wandelt zalige morgenheerlijkheid, hemelsche begeestering, maar zij bemerken niet vanwaar die heimelijke vreugde komt. Eerst als Hij het brood breekt, herkennen zij hem. Zóó is de Oostersche poësie tot ons ge komen. Zóó is eeuw in, eeuw uit, telken jaar weer verhaald en gepredikt. ’t Is waar, ander licht is gevallen op het verhaal. Veler denken heeft het gerangschikt tot de legenden. Maar dan zijn de verhalen van de wondervolle geboorte en de Opstan ding uit de dooden toch documenten uit de gewijde boeken, die hunne wederga niet hebben gevonden, wat hooge poëzie aangaat. Uit het morgenland is dan toch de bood schap gekomen van liefde en vrede en welbehagen. En het woord van Hem is wel oud geworden maar niet verouderd. Opstanding .herleving, dat is de domi- neerende gedachte op het Paaschfeest. „Uit dood ten leven”, zoo predikt het bijbel verhaal, „uit dood ten leven”, zoo leeraart telken jare de natuur. „Uit dood ten leven”, moge dat ook ons deel zijn. Opstaan uit sleur en gewoonte, afleggen het begrafeniskleed van kleinzielig heid, wegdoen de hoogmoed en de trots. De lendenen omgord, met nieuwen moed het leven in, beter willen worden, sterker, vaster, trouwer. Dat is opstaan uit de dooden, dat is leven, nieuw leven. Moge dit onze Paaschleuze zijn. ’t Is alles stil. Er ligt eene eeuwige rust over dezen dag. Niet de druk kende stilte van smart en benauwdheidhet is eene feestelijke stilte, verwachtingsstilte, waarin de doode dingen onzer omgeving lichten, eene stilte, waarin aller lippen zwijgen, aller hart spreekt. zou steunen. Nadat de heer Groeneveld den heer Ronner heeft gewaarschuwd voor diens optimistische beschouwing van de tegenwoor dige straatjeugd, geeft de Voorzitter het woord aan den heer Feenstra, wien ’t van ’t hart moet, dat hij dezen avond hoogst gezellig heeft gevonden niet alleen, maar ook leerzaam. Van harte wenscht hij, dat ouders en onderwijzers elkander meer en meer leeren verstaan. Met groote belangstelling heeft de voor zitter twee sprekers gehoord en wel de h.h. Burgij en Feenstra. Nooit is het voorgekomen, zegt mr. Andrae dat ouders en onderwijzers op zoo’n amicale manier met elkander hebben gesproken. Op den weg der ouders ligt het, de tuchteloos heid der jeugd, die men tegenwoordig zoo erg vindt, tegen te gaan. Verschillende middelen zijn hier aan de hand gedaan. Wat de politie betreft, oordeelt spr., moest deze over het algemeen beter zijn, nl. wat het gehalte aangaat. Maar naar dat goede gehalte moet dan ook evenredig bezoldigd worden. Spr. is voor speeltuinen, die van gemeente wege moeten worden gesubsidieerd. Wijders gelooft de voorzitter dat de groote fout schuilt in de wijze van berechting van jeugdige misdadigers. In Amerika heeft men voor de misdadige jeugd een afzonderlijken politierechter, die de zaakjes mef deze spoedig afdoet. Bij ons gaat dat hoogst langdradig. Ten slotte hoopt mr. A. dat de 2e ver gadering van school no. 2 niet minder prettig zal zijn dan de avond dien men heeft gehad, en eindigt ZEd. met een woord van dank voor de opkomst. De heer Ronner moet zijn sympathie betuigen met dat strafstelsel in Amerika. Den ouders wenscht hij nog op het hart te drukken, dat de onderwijzers de over treding der jeugd, op straat begaan, mogen straffen, dan zal de aanraking tusschen ouders en onderwijzers zegenrijk zijn. Hindeloopen, 15 April. Na eenigen twist tusschen de visscherlui Hielke Z. en Harmen M. sloeg Z. M. zoodaning met een breekijzer op ’t hoofd, dat geneeskundige hulp moest worden ingeroepen. Ofschoon eerst het ergste gevreesd werd, laat de toestand van den patiënt zich nu nog al gunstig aanzien. Het breekijzer is in beslag genomen en procesverbaal opgemaakt. Bij een inwoner van Haarlem, in het bezit van een kat en een hond, had dezer dagen het volgende plaats Poes had een viertal jongen geworpen. De eigenaar had geen lust de beestjes te houden en daarom werden ze verdronken. Poes, ver drietig over het verlies van haar kroost, liep overal heen en weer, zoekende naar haar kinderen. Twee dagen later kreeg ook de hond een drietal jongen, die door den eigenaar in het leven werden gelaten en in een mandje hun nestje hadden. Zooals het gewoonlijk gaat, ging moeder hond even van haar kroost weg om eens te eten en te drinken, haar kinderen in de mand alleen latende. Op dat oogenblik kwam de kat op haar onderzoekingstochten bij de mand, zag de jonge honden daarin, en denkende haar jongen gevonden te hebben, nam zij er een in den bek en ging, zonder dat een der huisgenooten het zag er mee van door. De hond keerde weder en miste een van het drietal. Een erbarmelijk gehuil vervulde spoedig het huis. De eigenaar kwam aangeloopen en zag spoedig wat er aan de hand was. Overal werd gezocht, maar het jonge hondje werd nergens gevonden. Den volgenden morgen kwam men in het berghok en vond de kat op de steenkolen liggen, den jongen hond feeder verzorgende. De eigenaar wilde het beestje van de kat wegnemen, maar dit ging nog zoo gemakkelijk niet. Ze blies en kromde den rug, gereed haar schat tot het uiterste te verdedigen. Het baatte niets en ten slotte moest het arme dier het opgeven. O. H. Ct. Het geheim van onze steeds groeiende maatschappelijke misstanden ligt niet in de natuurlijke orde der dingen van de schepping maar in onszelf, De //Stille week” is voorbij. De dagen, waarop over de gansche aarde, door heel de Christenheid, wordt herdacht het lijden en sterven van den grooten menschenzoon, zijn daarheen, en de bijzetting in het rotsengraf, dat Jozef van Arimathea voor zich zelven heeft laten uithouwen, is het slot geweest van het groote treurspel, voor eeuwen af gespeeld. „De Stille week”. Bijna onopgemerkt voorbij gegaan, niet opgemerkt in het woelige leven daarbuiten, niet medegeleefd door duizenden, die geen tijd hebben om even stille te staan, bij den hoogen ernst der laatste dagen vóór Paschen. „Witte Donderdag” ging voorbij, zonder dat er werd gedacht aan Hem, die alles wilde zijn voor allen, dien men op Witten Donderdag het kleed der bespotting aandeed, en de doornenkroon op het hoofd zette. En op Vrijdag, den Goeden Vrijdag, den dag van ondenkbaar lijden... Op dezen dag, voor alle Christenen, recht- of vrijzinnig, van zoo hooge be- teekenis... op dien dag is ’t feest geweest voor velen. Immers, bestaat er een waarop men meer ter markt, meer huis gaat, meer aan uitgaan denkt Och, die Goede Vrijdag is immers zoo heel gewoonwie neemt er notitie van het groote feit, jaarhonderden geleden. Men leeft wel in het licht door martelaren ont stoken, maar aan hen denken, och kom. Geen tijd daarvoor, voort, immer voort in het woelige leven, haasten, integralen sjacheren, dat is het eene noodige. Reppen en scheuren om mee te komen, dat is je ware, waardeering van opofferende menschen- liefde goed voor ouden van dagen. Sneek. Vervolg oudersavonden. In ver band met het gevaar waaraan onze jeugd in den tegenwoordigen tijd bij ’t spelen op straat vaak bloot staat, achtte de heer Noordenbos het wenschelijk, dat daarin ver betering zou zijn te brengen door speeltuinen. De heer Spoelstra, onderwijzer, kon de vergadering meedeelen, dat het kleine IJlst hierin reeds is voorgegaan door een stuk land als speelplaats voor de jeugd beschik baar te stellen. Spreker prefereert het dat ook ons gemeentebestuur op het stichten van zoo’n speelterrein gewezen wordt. De heer K. Groeneveld is het niet geheel met den heer N. eens. Waar deze zei, dat het slechte voorbeeld vaak diep in bet verleden ligt, daar zoekt hij het in de onmiddellijke nabijheid. Als de ouders zoo zedelijk mogelijk trachten te leven, dan gaat het slechte voorbeeld de wereld uit en de slechte straatjeugd gaat verdwijnen. Slechte levensomstandigheden wijt Spr. aan eigen schuld. En waarom, vraagt hij, kan er bij slechte levensomstandigheden geen toezicht op de kinderen worden gehouden. Waar de heer N., vervolgt de heer G., als 3e oorzaak noemtgemis aan opvoedkundig inzicht, daar wil hij dat gemis vergoeden door het oprichten van een vereeniging. Maar Spr. zegtlaat ons doen, wat we hier doen, laat ons een goede verhouding brengen tusschen ouders en onderwijzers. Vaak zijn er ouders, die den meesters geen gelijk geven, den kinderen wel. Dat moet anders worden. Maar dan geen officieele vereeniging, geen contract, maar met elkander in aanraking komen op vriendschappelijke wijs. Nadat de heer N. den heer G. met ant woord heeft gediend, vraagt het hoofd van school no. 2, de heer Ronner, het woord. ’t Spijt hem dat de rede van den heer Noordenbos overgaat in debat, waarom hij graag zou willen, dat men op een ander terrein kwam. De straatjongens van tegenwoordig, zegt de heer R., zijn vrijwat beter dan die van vroeger, het welk hij tracht aan te toonen door staaltjes uit zijn schooljaren. Hij heeft nog geen slecht gezicht op de straatjeugd, gelooft dat ze zoo slecht nog niet is. Maar een politie, wat meer veel kwaad voorkomen. En dan, zegt de heer R., moeten wij van de ouders het recht hebben, om het geen de kinderen op straat verkeerd doen, in school te mogen bestraffen. Voor de politie blijft er dan weinig meer te doen. Ten slotte gelooft hij dat een speeltuin werkelijk een uitstekend middel is, om veel kwaad te verhoeden. De heer Burgij, een der ouders, dacht na de ontvangst van de bewuste circulaire, dat daar iets goeds uit voort kon vloeien. Hij is de meening toegedaan dat de opvoeding van de kinderen uit de arbeidersklasse vaak veel te wenschen laat. Van groot belang acht hij het daarom dat het kind meer komt onder de hoede van den onderwijzer. Hij gelooft met den heer Groeneveld, dat kinderen van goede ouders vaak beter leeren dan kinderen van slechte. Verder spreekt hij uit ondervinding, als hij zegt, dat het heilzaam zou werken, bijaldien de kinderen van arbeiders en meer gegoeden een en dezelfde school bezochten. Dat' de speeltuinen een groote verbetering zullen brengen, betwijfelt spreker: z.i. zal het kattekwaad er niet door verdwijnen. Ook de heer Noordenbos geeft den heer Burgij gelyk, waar deze zegt dat men alles kan verwachten. 't Hoofddoel van zijn inleiding was, dat men elkaar bij ’t toezicht der jeugd op straat „En de voorhang in den tempel scheurde van boven naar onderen”. En toch is in veler hart gescheurd de voorhang van een nieuwe wereld voor de eerste maal is velen verschenen de idee van het Christendom, in de reine majesteit van zijnen stichter. Wij bedoelen hen, die op den Goeden Vrijdagmorgen hunne belijdenis hebben afgelegd en zijn opgenomen als leden der gemeentedie openlijk hebben verklaard navolgers te willen worden van den Man van Smarte. En met hen zijn ouderen opgegaan ten Avondmale, gedenkende het uur, dat Hij zich nederzette met de twaalven, zeggende Ik heb zoo verlangd het paaschlam met u te eten, voor ik lijde. Hoevelen hunner zullen trouw blijven aan het voor de gemeente uitgesproken „ja” Strijd, tegenspoed, schaamte, twijfel en sleur zullen veler voet op andere wegen brengen. Verleiding zal lokken, winstbejag en karakter loosheid brengt een enkele tot woordbreuk en afval... maar de meesten zullen zijn en blijven in het aangenomen beginsel, te leven in de wegen en den wandel van den Ge kruisigde. Bolswardsche Courant r R r 8^.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1908 | | pagina 1