Nieuws- en Advertentieblad 9 Bols ward en Wonseradeel. versch le kwaliteit „UZHtli RIJWIELEN. fel 47ste Jaargang. 1908. No. 42. Verschijnt Donderdags en Zondags. laatschappij 5 Zondag 24 Mei. Sible v. d. Werf. 1 -C VOOR »D ■kaar a 5 Cent. ze Bols ward, Mei 1908. BINNENLAND. u- IC i dat straf EN GROS alléén bij BAARDA Co., Bolsward. cd t. t. NICO. ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden. Franco per post 50 Cents. i||BH beschreven, waarvoor de „melker”, zoo noemt het volk hier de eigenaar van zoo’n krot, met pleizier een rijksdaalder durfde eischen. Welnu voor f 2.60 per week kan men tegen woordig achter in het Kinkerkwartier of buiten de Haarlemmerpoort aardige, frissche, knappe bovenhuisjes te kust en te keur krijgen. En voor diegenen, die voor niet 1 al te groot gezin bijv, f 3,25 per week kunnen betalen, zijn er ook in betere buurten, omtrek Ceintuurbaan of zelfs in de oude stad woningen te huur, mits men de moeite wil doen wat lang te zoeken, waar de meeste menschen nog al tegen opzien. Of er nog iets te doen is voor de allerarmsten, die minder dan f 2 per week moeten verwonen, staat te bezien. Aan den rand der stad kunnen altijd nog kazernewoningen gebouwd worden, (aan de overzijde van ’t Y, zooals dit door sommigen is betoogd, is ’n pure onmogelijkheid, zoolang het Y niet is overbrugd) maar daarin voelen zelfs die kelderbewoners zich niet altijd thuis, ongerekend nog, dat zij soms juist in die oude volksbuurt hun verdiensten hebben. Doch het is heusch geen winst, dat de huren in Neêrlandsch hoofdstad afslaan. Was het maar omgekeerd Dan zou daarin het bewijs liggen, dat ieder hier wonen wilde, omdat de stad vooruit ging, er geld verdiend werd en het leven er aantrekkelijk was. Stijgende huurprijs staat veelal in verband met spellen vooruitgang, dalende met verval. Zooals ik reeds zei, de Amsterdammer is niet hokvast ten opzichte van zijn woning. Nooit geweest ook. Maar tot voor betrekkelijk korten tijd verhuisde men wel, maar bleef toch in zijn buurt, ’n Echte Jordaner zou niet spoedig Kattenburger of Ridderstrater en nog minder Duvelshoeker worden. Een Haarlem merpoorter type, conservatief burgermannetje of ietwat cïericaal gekleurd of een tikje rood-op-den-graat maar dan Friesch-kalm-stijf, voelde zich niet thuis in de vroeger rumoerige en mondaine Y Y buurt. Als verschillende provinciebewoners of stede lingen had en heeft betrekkelijk ook elk dier buurtbewoners nog zijn type. Maar de ver schuiving en de nieuwe volkswijken hebben hierin veel verandering gebracht, de buurt- rassen vermengd, koloniën gesticht. Het Van Lennepkwartier is thans voor een groot deel een kolonie van den Jordaan. Kattenburg heeft een zzOost” in de omgeving van de Dapperstraat en ’n zzWest” bij de Zoutkeets- gracht. In buurt Y Y hebben we de meest conservatieve Haarlemmerdijksche indeeling onzer stad in buurten met speciale bevolking echter niet meer zoo zuiver als ’n jaar of wat geleden. Toch is er nog veel waars in, wanneer men spreekt van ’t roode district. (Muiderpoort en omstreken), de vrijz.-dem. JZXIVLIVIIÜIX», de omstandigheden, waaronder de kinderen in zulke gezinnen zijn geplaatst, maar met het verleenen van alle nooddruft, (woning, voedsel, kleeding, onderwijs, ziekteverpleging, alles is voor dezulken meest gratis) blijft toch nog steeds de omgeving, toekomst en opvoeding van dezulken zoo, dat men zegt: Wat geeft het, wat jielpt het? Verkeerd geplaatst of overdreven medelijden heeft vaak geleid tot volharding in verkeerde leefwijze, en al worden dan ook onschuldigen gestraft neen woord past hier niet, wijl onschuld en i niet samen kunnen gaan maar al worden dan ook door onschuldigen de gevolgen ge voeld van ’t geen de ouders misdreven, toch moet de harde wet van de noodzakelijkheid wel eens toegepast worden, om grooter onheil te voorkomen. Ook op het gebied van armoede schijnt de erfelijkheid der geslachten te heerschen, doch ’t is schijn; de voorbeelden van de ouders zijn de leerschool der kinderen, de zorgelooze leefwijze wordt een levensregel, en ’t schaamtegevoel is bij dezulken reeds in de jeugd verstikt geworden. Van zelf rijst nu de vraag, hoe kan het kwaad, al zij het eenigszins, voorkomen worden, hoe moet de bedeeling geregeld worden? In een volgend artikel wensch ik hierover eens eenige beschouwingen te geven. liefde tot den evenmensch. Vooral in de liefdadigheid schuilt goed en kwaad. Indien dit woord niet te. vast geworteld was, om het uit te roeien, zou ik geneigd zijn tegen dat begrip in den vorm, gelijk het bij open bare instellingen vaak wordt uitgeoefend, te protesteeren. Ik zeg niet te veel wanneer ik beweer dat de openbare liefdadigheid een der moeie- lijkste vraagstukken is van onze maatschap pelijke samenleving. Hoe op de beste wijze te besteden wat niet kan worden geweigerd, blijft nog steeds een open vraag, ondanks door alle tijden heen getracht is, door woord, geschrift, en ervaring voorgelicht, een goede oplossing te vinden. Onze armenwetten hebben hun ontstaan ongetwijfeld te danken aan menschlievendheid, en toch zijn zij de oorzaak geweest van heel wat onbillijkheid en ondank baarheid, en te gelijk zijn ze de oorsprong geworden van veel ellende en zedeloosheid zelfs. Op luiheid en ondeugd wordt een premie gesteld, waar haar slachtoffers de zekerheid hebben, geholpen te worden; de onpartijdige gerechtigheid kan haar evenaar niet han- teeren, waar de nooden en aanspraken van wangedrag even groot zijn als die van het ongeluk. En dit geldt evenzeer voor de particuliere milddadigheid. Hoe grooter een stad of gemeenschap is, des te grooter in 't algemeen is ook het verschil in maatschappelijken rang, stand en bezit, doch ook in ontwikkeling, gedrag en wilskracht, en ook in onze goede stad Bols ward is voor den aandachtigen toeschouwer voldoende gelegenheid om op te merken dat de onderstand aan behoeftigen een nood zakelijk kwaad is. Een noodzaak en een kwaad tevens. Veel armoede is eigen schuld, veel gebrek wordt geleden door menschen die zich zelven niet voldoende kunnen beheer- schen, en geen goed beheer stellen op ’t geen zij hebben en verdienen. Veel armoede wordt daarentegen ook hier ter stede nog wel geleden, soms weinig gekend en des niettemin toch nijpend, en die niet aan eigen schuld, maar aan bepaalde omstandigheden te wijten is. Dit maakt al reeds verklaarbaar, dat de philanthropie in velerlei opzicht moet en ook wordt beoefend. De werkkring van het Algemeen Armbestuur is ook voor een stad als de onze, al van een tamelijk uitgebreide afmeting. Gelukkig dat de oude fondsen en donatiën van deze stichting van dien aard zijn, dat het zonder bezwaar van de stadskas, en dus buiten de plaatselijke belastingen om, kan worden uitgevoerd. Toch beloopt die administratie een zeer beduidende som, en daarbij gevoegd wat aan de gealimenteerden der kerkelijke diaconieën en armen-admini- straties wordt besteed, dan vertegenwoordigt de zoogenaamde vaste bedeeling ook in onze stad een groot kapitaal. Daarbij komt nog wat de bijzondere commissien en vereeni- gingen offeren op het altaar der liefdadig heid. De Spijscommissie, de Vincentius- vereeniging, Charitas, Dorcas, en hoe die verschillende vereenigingen tot hulp en steun der armen, ouden, zieken en zwakken ook mogen heeten, dan nog de individueele mild dadigheid van sommigen, dat alles bedraagt zooveel, dat men de raming vrijzeker te laag neemt, als men wilde becijferen wat er zooal aan liefdadigheid wordt besteed. Om het geheel te overzien, zou men ook nog een groot deel der uitgaven van het St. Anthony Gasthuis, die van het Weeshuis, en ook vereenigingen als de ziekenbussen, spaarkassen, Groene Kruis, Werkinrichting enz. moeten nagaan, want ook daar zit de philanthropie voor, en is dus liefdadigheid het oogmerk, hulp en steun verleenen aan den medemensch het doel. Is men na dit alles overwogen te hebben, van den omvang der liefdadigheid overtuigd, laat men dan ook eens, de gedeeltelijke nood zakelijkheid voorop gesteld, de uitwerking van dat alles nagaan, dan zal men direct inzien, dat vele nuttige instellingen heilzaam werken, maar de eigenlijke bedeeling in engeren zin leidt tot veel teleurstelling, en de gaven vaak worden verstrekt aan on- waardigen. Ik deel niet de soms verkondigde meening, als zou een zorgeloos en onoppassend huis vader, mannen soms in de kracht van hun leven, toch recht hebben op hulp onder alle omstandigheden. Wel dringt de naastenliefde tot medeleden met de huisgenooten van zulke onwaardigen, wel kan men betreuren ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens TO Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4 Vriéndelijk aanbevelend. 1 -tegen iet veelhóöiöTg iftfl perisme uit overprikkeld zenuwgevoel geeft weinig meer dan voorbijgaande warmte. Voor hen, die met ernst de hand aan den ploeg slaan, is het een taak, die nu eens het krachtigste geloof en de zuiverste zelfver loochening vereischt, dan weder dringt tot twijfelen, ja bijna doet wanhopen om iets •goeds tot stand te brengen. En toch, de hoogste wet der rede en der natuur, alsmede rijwel stationair bleef, der Christelijke leer zegt: zzGij zult uwe naasten weldoen”. Bij geen werk echter moet het hart zorg vuldiger in toom worden gehouden door het hoofd, dan bij dat der weldadigheid. Weldoen is in den eigenlijken zin ook eene weten schap en moet wetenschappelijk behandeld worden. Evenzeer als er een goed en een kwaad beginsel is in het leven, zoo is er ook een waar en een onwaar beginsel in ’s menschen hoogste eigenschappen, zoowel in zijne nederigheid en eenvoud, als in zijn de Tïuderwetschen tenminste, dwepen nog altijd met hun geboortestad; ze zeggen als ze hier of daar een dagje hebben doorge bracht: zzEr is toch maar één Amsterdam” en zijn overtuigd toch maar nergens anders op den duur te kunnen zzaarden”. De kwa lificatie, die steden geven, Rotterdam en Den Haag niet uitgezonderd, zal ik hierbij maar in de pen houden. Doch hoe gehecht ook mogen zijn aan hun stad, ten opzichte van hun woning denken ze er erg Fransch over. Zeker, er zijn nog menschen, die, nu al op hoogen leeftijd, nog in ’t zelfde huis wonen waar zij het eerste levenslicht aan schouwden, er zijn ook nog hokvaste bewoners die je vertellen, dat ze al zeventien jaar of nog langer op ’t zelfde bovenhuis wonen, maar... dat zijn de uitzonderingen, die den regel bevestigen. In de nieuwe buurten zijn verschillende straten, waar elk heel of gesplitst bovenhuis zoo om de zes weken van sleutel- bezitter verwisselt, maar dragen deze snel- verhuizers nu ook den bijnaamvliegende vogels, de doorsnee-Amsterdammer blijft toch niet langer dan een jaar op dezelfde woning. Tenminste, wanneer hij geen winkelnering of iets dergelijks drijft, dan is hij natuurlijk aan zijn huis gebonden als een telegrafist aan zijn standplaats. Altijd tot hij een kooper vindt, want zelfs winkels in nieuwere stads gedeelten veranderen om den haverklap van eigenaar. De officieele verhuisdag, die door B. en W. wordt vastgesteld is gewoonlijk I Mei. Maar ’t spreekt van zelf, dat onze Amster- damsche krüiers, noch de deftige transport- maatschappijen, ondanks het vele losse volk, dat zij aannemen, het op zoo’n dag niet af kunnen, zoodat inderdaad de heele Mei maand voor Amsterdam verhuismaand is. Daarbij komt, dat jongelieden, die van rozen geur en maneschijn droomen, een voorkeur hebben voor deze maand om bij den ambte naar van den burgerlijken stand het tradi- tioneele boterbriefje te halen en het ^hutje” te betrekken. Zoo hebben bijv, heden (Don derdag) niet minder dan 260 paartjes gedaan. Nu raakt echter van die hutjes ook al het poëtische af, want met het weinige waarmee een minnend hart tevreden zou zijn, neemt de gemeente geen genoegen sinds we er een woningwet op na houden, waardoor huizen, die niet aan zekere eischen voldoen, worden afgekeurd. Wat niet wegneemt, dat er nog slechte woningen genoeg zijn, ook buiten de Singelgrachten, huizen tenminste die of niet aan de eischen van de hygiëne, of niet aan de eischen van de veiligheid voldoen, zooals verleden jaar in de Marnixstraat bij den brand met het bekende noodlottige gevolg bleek. In theorie ziet ieder op tegen het verhuizen. Ongerekend nog de directe on kosten, het beschadigen van huisraad, het ongeregelde „ingepakt zitten” op de oude en het nog niet aan kant zijn op de nieuwe woning, zegt men niet ten onrechte zzhier laat je wat en daar krijg je wat”. Elke woning heeft haar gebrek, dat gewoonlijk eerst aan ’t licht komt als men haar zekeren tijd heeft betrokken. Maar toch is de kans groot, dat de menschen, die dit jaar verhuisd zijn, zich inderdaad verbeteren. Want van 1903-1906 zijn er 3000 woningen te veel gebouwd er is in dien tijd geen rekening gehouden met den achteruitgang van Amster dam, waar in het afgeloopen jaar bet inwoners aantal niet alleen v maar in sommige maanden zelfs verminderde. Een direct gevolg daarvan is, dat het aanbod van woningen in de oude stad groot is en dat er een opschuiving heeft plaats gehad. Krotbewoners hebben thans voor een deel betere woningen betrokken zonder dat dit hun financieel te bezwarend is geworden. Immers in de Willemstraat en in allerlei Jordaansche zijstraten vindt men nog allerlei krotwoningen met afgesleten, steile trappen, etc., zoo typisch reeds door Justus v. Maurik Gaasterland, 20 Mei. Het eikschillen in deze gemeente is in vollen gang en uit alle richtingen wordt het geklop der bankers de voorjaarsmuziek onzer bosschen gehoord. De arbeid gaat goed van de hand werd ons medegedeeld en de dagloonen zijn voldoende (gemiddeld f 1,60 voor daghuur en 6 ct. per bos voor taxtkloppers). Het bedrijf, dat vroeger van groote be- teekenis was voor onze arbeidersbevolking is door de bekende oorzaken langzamerhand in omvang afgenomen. Vrouwen worden thans aan de klopbanken niet meer aangetroffen; knapen alléén boven 13 a 14 jarigen leeftijd. In onze bosschen wordt weer de kruidenzoeker aangetroffen, de eenzame, ge heimzinnige man, die telken voorjare overkomt om planten van geneeskundige waarde te verzamelen, waaraan het zeewoud vooral nog al rijk is. Gaasterlanders meenen dat deze botanist varens wil garen, die hij inderdaad plukt, als hij bezoek ontvangt. Maar het is eene schijnmanoevre, om de aandacht af te leiden van het wezenlijke doel, dat om der concurrentie wille, niet gekend mag worden. Workum. Zekere de V. verkocht dezer dagen zijn kippen, waarvan een 12 kuikens had. De moeder werd ook verkocht. Alleen de haan bleef over en zoo waar, hij ontfermde zich over de weesjes en verzorgt ze als de moeder en dekt ze met zijne vlerken. Door den bliksem gedood. De veehouder J. Meijer te St. Nicolaasga had Donderdagmorgen ongeveer half elf de kleerkast voor zijne nieuwe dienstbode opge laden en stond voor ’t afrijden nog met enkele lui even te praten over ’t weer. Der kin aenstonds wol ’s hwet komme, zei er een waarop Meijer antwoorddeJa, ik scil ek mar gau meitsje det ik thils kom, en hij reed heen. De ongelukkige kwam echter zoover niet. Even later toch, dicht bij zijn woning, op de bouw achter de Herv. kerk, komt een felle bliksemstraal en... Meijer is dood, nalatende vrouw en vijf kinderen. Het geval wekt groote deernis. Op hol Donderdag reed A. Pater, in dienst van den heer Leestemaker te Hoofddorp, met eene brik langs den Kruisweg te Haarlemmermeer, toen op ongeveer 1000 M. van Hoofddorp het lemoen van den wagen ging, het paard op hol sloeg en de wagen in de diepe berm- sloot stortte. Of de voerman van den wagen gesprongen of gevallen is, weet men niet, wijl hij bewusteloos op den weg lag, onken baar door het bloed waarmede het gezicht bedekt was. Dadelijk heeft men den ouden man onder dak gebracht en zoo spoedig mogelijk geneeskundige hulp gehaald. Zijn toestand is zorgelijk. i Bolswardsche Courant Varkensvleesch. I V ff 03 t- 03 5» o’ af as *-s 03 s* i

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1908 | | pagina 1