Nieuws- en Advertentieblad Bolsward en Wonseradeel. V h Gysbert Japiks. i I I o 1908. 47ste Jaargang. Verschijnt Donderdags en Zondags. No. 56. J T E Amsterdamsciie Beelden. J I 1L Jl 'ORTTERREIN. s. VOOR Afzonderlijke XLIV. I; Der stiet dy greate eed’le kop Den d’ aide Frysce master, Dat rj uchten Frysce ljue der op Fen silver wyt albaster. f SQL 3 Die zuil, die ’t koper kan verwinnen, Die hooger rijst dan tempeltinnen Die ’t Noord braveert en Jovis schicht, Die schier twee eeuwen reeds kon tarten, Heeft Japiks zelf zich opgericht In aller Friezen dankbre harten. Ws. I' ,/Lang moge het eereteeken duren, Het tarte duizenden van uren In hunnen wisselenden dans! ’t Zal toch, hoe lang het moge prijken, ’t Zal toch met al zijn stillen glans Voor ééne zuil in duur bezwijken. Behalve door de schutters en de muziek werd de trein geformeerd door ongeveer 75 personen. Aan de kerk gearriveerd en door kerk voogden verwelkomd begaf men zich naar het gedenkteeken. Het orgel zweeg, de sch utterijmuziek speelde. De heer S. W. Schipper, Lt. Dr., voor zitter van ’t Bolswarder Nut, hield eene korte rede en toen werd het eereteeken onthuld. Nu namen de genoodigden plaats op hunne gereserveerde plaatsen in de kerk. Reeds te voren waren vele belangstellenden toegelaten. Na het bezetten van de gestoelten der eere was het nog entrée libre voor z/de geringere volksklasse.” Enorm groot moet het bezoek zijn geweest. Dominé J. Halbertsma hield nu eene rede voering, schetste het leven van Gysbert Japiks en vertelde vele interessante bijzonderheden van den arbeid des dichters. Het slotwoord werd gesproken door prof. E. Wassenbergh, ten slotte werd gemeen schappelijk gezongen. Na afloop was tot ’s avonds toe het monu ment voor ieder te bezien. De feeststoet was weer in dezelfde volgorde naar het stadhuis teruggekeerd. Op de Raads zaal vereenigde men zich aan een diner. ts Avonds in Amicitia groot, groot feest. Dit alles is nu bijna 90 jaren geleden en we staan aan den vooravond van eene andere huldiging van den grooten Bolswarder dichter. Moge dit plan verwezenlijkt worden, moge het feest zijn, groot feest ter eere van een van Bolswards grootste zonen, niet gekleed in riddertooi of keurig habit, niet een, die in hoogte was gezeten neen, iemand uit gewonen burgerstand, maar iemand wiens naam niet zal worden vergeten. En al is zijn graf schier niet te vinden, (dat heeft hij met meer groote mannen gemeen) de naam van Gysbert Japiks zal nog met eere worden genoemd als die van menig krijgsman reeds vergeten is, want, terecht zegt de dichter 'w ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgen» 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Het bureau van dit blad ie telefonisch aangesloten onder No. 4. minste dat voor, dat op ’t tooneel bij gene- rale repetities etc. niet meer zulke ruwe i woorden zullen gesproken worden als onlangs in een Duitsch theater hier ter stede plaats vond, wat kalm eindigde in een futiel be- leedigingsprocesje. De vrouw zal dus de zware taak opvatten een Nederlandsche Opera te gaan oprichten en met de kunst als ideaal toch geen kapitaal noodeloos te gaan ver morsen. Want heusch dat kan in Amster dam, waar gevreesd wordt, dat de inkomsten belasting op 6 °/0 zal worden gebracht en in elk geval belastingverhooging zeker is, waar het gemeente-abattoir den directen geld nood (honger) het best kan voelen door het kleiner aantal stuks vee, dat hier wordt ge slacht, heusch niet af. Er moet eenmaal orde en regel zijn en daar de Stadsschouwburg nu eenmaal de uitspanningsplaats is voor het deftige publiek is het niet meer dan een conditio sino qua non dat de Opera daar No. 1 en dus de Ned. Opera A wordt. De t weede, wat minder deftig, maar waar ’t er toch ook nog mee door kan, wat het publiek betreft, komt onder ’s heeren van der Linden’s leiding in het Paleis: Ned. Opera B. Het trio wordt gesloten (of heeft iemand lust er een kwartet van te maken) met de Ned. Opera C, in ’t Rembrandt-theater. Daar is 't in den laatsten tijd heelemaal niet deftig meer geweest, de Amsterdamsche bladen vonden ’t zelfs be neden haar waardigheid langer over de daar gegeven voorstellingen te schrijven. Dat kan dus een volksopera worden op dezelfde wijze als //Stoel Spree” een volksschouwburg is, maar aan den anderen kant, zou men bij ’t hooren van die twee nieuwe K’s, Kreeft en Kohier vreezen dat ’t daarvoor niet bloederig genoeg zal worden. Dat de winter ten slotte geheel zonder Italiaansche Opera voorbij zal gaan is nog geenszins zoo zeker als in som mige bladen werd bericht. Geheel ten on rechte werd ook het gerucht verspreid dat Isalberti geëngageerd zou zijn bij Hammer- stein, doch dit is volmaakt onjuist. Hij heeft daar wel proef gezongen, doch is niet geëngageerd geworden. De kans is ook nog volstrekt niet verkeken dat de Italiaansche zangkunst haar plaats weer zal innemen op de puinhoopen van den eerst ingestorten Nederlandschen kunsttempel en daarvoor zal heusch geen Simson noodig zijn. Met dat al kunnen we in deze hondsdagen, wanneer gewoonlijk de bladen gevuld worden met beschrijvingen van zeeslangen, groote branden in Amerika, wat bewijst dat schrijven zonder duim wel eens onmogelijk is, nu heel prettig over Opera’s praten, al zaten we in ’t hartje van den winter. Bij de gedachte alleen frisch je op. Maar toen geef ik nog de voorkeur boven het schrijven of lezen van interessante kunst- en winteravond be richten aan een watertochtje, desnoods op een der propvolle booten, zooals je nu vooral Zondags, voortdurend langs den Amstel ziet varen. De ondernemers verdienen nu wat en ik gun het hen van harte, want zij ver schaffen het publiek dat niet te veel kan missen, werkelijk een groot genot. En ’t mooiste is dat bijna ieder er van kan profi- teeren, want bijv, naar Halfweg-Kalfje vaar je nu voor de kapitale som van één stuiver. Wil men van de Amstelschoonheid eens goed genieten, dan moet men eens heel laat naar bed gaan. Ik zou ook kunnen zeggen heel vroeg opstaan, maar om half drie krijg je toch geen Amsterdammer uit de veeren. En voor drie uur moet je al op stap zijn. Dan is het al licht, zacht gedempt licht, maar je hebt geen last van de blakerende zon, die ’s middags een wandeling langs de altijd open tramlooze Weesperzijde (ten minste van de Nieuwe Brug tot aan den gemeente grens) tot zulk een kwelling maakt. Drie heeft de klok geslagen. Maar hoewel je nu juist niet in het hartje der stad bent en door administratieven regelmaat met den besten wil ter wereld aan geen kop koffie in welk café dan ook te komen is, is het blijkbaar voor velen niet de ffvoor de nacht rust bestemde tijd”. Het leeft op het water. Groote en kleine booten, de eerste meest vrachtbooten, de tweede meestal motorvaar- tuigjes glijden of schieten pijlsnel over de zacht-wiegelende golfjes en dat aantal schijnt grooter te worden als we de statige Nieuwe Amstelbrug voorbij zijn. Dat is toch maar een monumentaal kunstgewrocht, zoo mooi, dat men er bijna de Nieuwe Beurs door zou Hondsdagen! Hoerah... Juli is in ’t land of liever niet HoenzJ dat aan warme, droge Kozakkensteppe herinnert, maar oud-HollandschHoezee/ Dat geeft ten minste een denkbeeld van verfrissebipg, waarmee sommige menschen al best in liut? iwpjys zijn. Als de werkelijk heid ontbreekt stellfen zij zich maar met den schijn tevreden. Zoo schijnt de Nederland sche Opera, net als de schijndoode Nederl. Operette uit mijn vprigen brief als een Phoenix uit haar assche te zullen verrijzen, als een drievoudige Phoenix nog wel. Want als waardig gevolg van de week van de vrouw komt er nu weer een Nederlandsche Opera in den Stadsschouwburg en nog wel onder leiding van een dame. Dat heeft ten vergeten. Groote electrische bollen op de forsche bruglantaarns werpen een schijnsel, dat ik donker-rose zou willen noemen op het licht gerimpelde groenachtige water en den licht-blauwen horizon. Aan den oever zit hier en daar onbeweeglijk een visschertje. Hij heeft er toch wat voor over geen be hoefte te hebben aan slaap en geen oog voor de natuurschoonheid. Want beide oogen zijn voortdurend gericht op den dobber en ’t net naast hem is toch bijna altijd op dat uur nog leeg. Daar suist ons een auto voorbij. Let op geen maximum-snelheickwetten. Wie zou hem ook wat maken Die eene agent, die met een steenen pijp in den mond bij de Delibrouwerij staat te soezen? De man zou bang zijn, dat hij zijn pijp brak. Hij weet toch veel te goed, dat hij hier alleen voor glorie en reclame van Amsterdam staat. Want- de Weesperzijders, die maar al te goed wisten dat de Amsterdamsche politie wel wat beters te doen heeft, dan zoo ver van het hoofdbureau op de dieven te passen, zijn allen aangesloten bij een particuliere bewakingsonderneming. Die heeft overal haar mannetjes staan en als de agent door een gemoedelijk praatje hen elk op de beurt eens een weinig den tijd verdrijft, maakt hij zich al meer dan verdienstelijk. En wat de autorijder betreft, reden hij en z’n kornuiten maar w’at meer om dezen tijd en wat minder als het heel druk is. Want nu zijn de wandelwegen om Amsterdam door het groote aantal stank en dikke stofwolken versprei dende auto’s en fietsen gewoon ongenietbaar. Wandelt men met z’n tweeën, begeef u dan als ’t u blieft niet in een te geanimeerd gesprek, want: Een oogenblik van onoplettendheid, Kan maken dat men jaren schreit. Nu ja, zoo’n vaart lóópt het gewoonlijk wel niet, maar men kan toch op weinig genoeglijke wijze met den straatweg kennis maken, zich armen en beenen bezeeren en loopt daarbij nog kans op een Hinken uit brander van den rijder, die in zoo’n geval ook meestal zandruiter wordt. Want de heeren fietsrijders munten niet uit door hooge bescheidenheid. Al is de zorglooze wande laar, die het ten hoogste betreurt geen oogen van achter als van voren te hebben, ook al tien maal op den schuinen, met gras be groeiden zijkant van den dijk gesprongen, laat hij de elfde maal onder het voortdurend getoeter en geschel om hem heen, geen oogenblik verzuimen op te letten, dat een zekeren belslag van een achter hem rijdende fiets voor hem bestemd was. Aan te doen of te veranderen is er nietsop den pu- blieken weg hebben wandelaars, fietsers en automannen evenveel recht. (Slot volgt). Onder een lorrie. Gistermorgen klommen eenige jongens op een wegveger, z.g. lorrie, welke bevestigd was achter de paardentram, die het dorpje Hoogkarspel passeerde. Het achtjarig zoontje van den heer Molenaar viel, zonder opgemerkt te worden door het trampersoneel, onder de lorrie en kreeg de beide zijwielen over het linker beentje. Een voorbijganger nam den jongen op en spoedde zich met hem naar de woning van Dr. Nuijens, die hem onder be handeling nam. Hedenmorgen is het aan de gevolgen overleden. Een afgodenoffer. Men schrijft uit Friesland aan De Ned. Gelijk bekend is, bevindt zich te Bergum (Fr.) een Museum van Indische voorwerpen verzameld door den heer v.d. Meulen, vroeger aldaar woonachtig, en thans gouvernements- onderwijzer in ïndië. Vooral gedurende de zomermaanden wordt dit museum dagelijks door tal van toeristen bezocht, en brengt niet weinig levendigheid bij in dit reeds zoo schoon gelegen wouddorp. Misschien minder bekend is, dat zich in genoemd museum ook een afgodsbeeld bevindt, voor hetwelk geregeld eens per maand, wierook gebrand moet worden. De verzamelaar, aldus werd ons medegedeeld kon n.l. alléén onder deze voorwaarde bedoeld voorwerp machtig worden, wanneer hij zich tot genoemde offerande verplichten ging. En zoo heeft ter voldoening aan deze be lofte elke maand dit offeren plaats, en wordt, al is het dan ook een geheel bloote vorm, waar de offeraar zelf hoegenaamd geen waarde aan hecht, in het midden van een Christenland der afgoden hulde gebracht. ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden. 1 r n Vervolg. Op één October dezes jaars zal het juist negentig jaren geleden zijn, dat in eene gewone vergadering van //het Nut”, in ,/Amicitia” zaliger, op 1 Oct. 1818 door Mr. D. Jakles een voorstel werd gedaan, om eene Commissie te benoemen, ter onder zoek of, en in hoeverre, het departement in staat zoude zijn, om een gedenksteen voor Gysbert Japiks op te richten. Dit voorstel werd aangenomen en er werd besloten vier personen aan het Departements- bestuur toe te voegen, om te zamen eene Commissie uit te maken, die zou onderzoe ken „of, en op hoedanig eene wijze, de oprichting van een gedenkteeken bewerkstelligd, en de daartoe benoodigde kosten gevonden zouden kunnen worden” Bij een toestemmend antwoord op deze vraag zou deze Commissie „de plaats aan wijzen, waar hetzelve zoude behooren te worden opgerichthet model bepalen, schikkingen daar omtrent met stads- of kerkbestuur maken en verder alles, wat hiertoe betrekking mocht hebben, bewerkstelligen” Het Nutsbestuur bestond uit de heeren Mr. Dirk Jakles, Dr. Petrus de Vries, Ds. Abraham Schim van der Loeff en Jan Kremer Pz.; de vier heeren aan het bestuur toegevoegd waren Jan Bos, Ds. Simon Menalda, Ds. Justus Halbertsma en Antoni Antonides. Bijna 5 jaren heeft het geduurd voor het Comité zijn werk met goeden uitslag zag bekroond; ’t was lang niet gemakkelijk om het plan verwezenlijkt te zien. Voorziene en onvoorziene omstandigheden bemoeilijkten den loop der werkzaamheden. Door overlijden en vertrek kwam er mutatie in de samenstelling der Commissie, waarin ook nog zitting namen de heeren Johannes Haitsma, Burgemeester; Jan Bos, Pieter Mulier en Sytse Willem Schippers. Het Comité stelde zich in connectie met den heer P. J. Gabriel, lid van het Koninklijk instituut, directeur van de Kon. academie te Amsterdam, beeldhouwer van grooten naam. Eindelijk in Februari 1822 was men zóóver gevorderd dat aan de Nutsleden op de ver gadering, dien dag gehouden, kon worden gemeld, dat er op het Oosteinde der Nieuwe Markt, tegenover het geboortehuis van den dichter een gedenkteeken zou worden geplaatst, uit naam van het Departement „Bolsward" der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Het zou worden een groot borstbeeld van metaal, rustende op een piëdestal van gepolijst graniet, omgeven door een ijzeren hek. Verschillende omstandigheden maakten dat men dit voornemen liet varen. In April 1822 werd definitief besloten in de Groote Kerk een groot marmeren borstbeeld te plaatsen. De onderhandelingen daarover met de Kerkbesturen waren bereids naar genoegen afgeloopen. Naar een oorspronkelijk portret, eigen aan den Hoog Geleerden Heer R. Koopmans, ver vaardigde nu gezegde heer Gabriel het beeld dat thans prijkt in het Z. W. achterschip der Groote kerk. Vervaardigd van statuari-car- rarisch marmer staat daar die stoere kop, meer dan levensgroot. Toen eindelijk alles in orde was, monument en maatregelen voor het feest der onthulling, werd deze plechtigheid vastgesteld op 7 Juli 1823. Groot was de opzet van deze Leestelijke gelegenheid. Vele autoriteiten werden genoo- digd: de minister van onderwijs, kunst en wetenschappen; de inspecteurs van het onder wijs, de professoren in de Hollandsche taal aan onze universiteiten, eene commissie uit het hoofdbestuur van’t Nut, enz. enz.; velen hunner moesten bedanken wegens ambts bezigheid. De gouverneur van Friesland, de heer Jh. JEbenga van Humalda nam de invitatie aan, alsook eene commissie uit Ged. Staten, idem der hoogleeraren van Franeker. Professor R. Koopmans en meerdere deskundigen op Bolswardsche Courant 'Ij Bolsward. I UIVOERING j 1

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1908 | | pagina 1