dvertentieblad
’Wonseradeel.
J. G. DAMAl
P. B. VAN ham;ob
47ste Jaargang. 1908.
Amsterdamsche Beelden.
No. 76. Verschijnt Donderdags en Zondags.
Zondag 20 September.
UIT DE PERS.
adres een flinke JONr
Tandarts, Sneek,
houdt eiken Donderdag ZITDAG
te BOLS WARD bij den heer
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden.
F
k.
dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
L.
En luidruchtig
BINNENLAND.
ik juist
had
gefanta-
afwisse-
Het Algemeen, llaudelsblad bevat het vol
gende over
Het Panopticum In September.
Tien uur ‘s avonds. De bezoekers zijn
we thans krijgen, wat
kinderhand gevuld is.
Kluizenaar „Marino Mari-
sinaasappelen-publiek werd
de wijze waarop nu een mevr,
een liedje: „Arme
waardeering vindt bij een
men I gilt Eieren-
van Köpenick
ouderwetsche
en kwaad-
en tamelijk moderne
De heer Mönch, die
van de volks-opera op
een voor-
Franco per post 50 Cents.
Afzonderlijkenos. van
Met de meeste
gekeken, ondanks het
Duitsch-regelmatige van vele deelnemers om
toch vooral niet later dan tien uur, als er
nog duizenden op de been waren, de lichten
uit te draaien. En die eerste Zondagavond,
toen hier en daar bij uitzondering de winkel
kasten verlicht waren, wat deed het niet
terugdenken aan mijn schets Zondagavond,
die ik eenige jaren terug in dit blad schreef,
de Zondagavond toen Amsterdam altijd
gezellig was.
De uitstalkasten-wedstrijd was een gratis
tentoonstelling waarop heel Amsterdam was
genoodigd.
O, wat verlangen we toch naar een groote
fcl^emeene tentoonstelling. We zijn nu al
Gaasterland. Het rooien der aardappelen
is aangevangen, d.w.z. proefstoelen worden
gestoken, om over opbrengst en qualiteit te
kunnen oordeelen. Wij vernemen, dat een en
ander zich uitmuntend laat aanzien en dat
de omvang van de krulziekte veel meevalt.
De aardappelverboaw is in de laatste jaren
voor onze gemeente weer eene zaak van groote
beteekenis geworden. Veel nieuwe soorten zijn
ingevoerd, waarmede op onzen bouwbodem en
verder in den Zuidwesthoek goede uitkomsten
zijn verkregen.
Stavoren. De zeegrasvisschers alhier klagen
steen en been. Door het aanhoudende donkere
en natte weder kan men niets afzetten want
men kan het bijna niet droog krijgen, waar
nog bij komt dat er ook geen handel in is,
hetwelk den prijs weer drukt. Reeds is er op
een 3 tal plaatsen stop gezet door dezelfde
firma, n.l. te Molkwerum, Makkum en Har
lingen. Ook bestaat er vrees dat dit bedrijf
alhier stop gezet zal worden. Komt dit zoo,
dan is de arbeid van eenige weken geheel
verloren.
Bij de gehouden stemming, ter vervul
ling van een plaats in den gemeenteraad van
Sneek, werden uitgebracht 1045 stemmen;
van onwaarde waren 24; aantal geldige stem
men alzoo 1021.
Hiervan verkregen de heeren A. F. Hingst
486 stemmen en mr. D. Okma 535 stemmen.
Gekozen is alzoo de heer Mr. D. Okma.
Naar de Stand, verneemt heeft mr. S.
de Vries Czn. te Amsterdam gisteren het
schrijven verzonden waarin hij ontslag neemt
als Kamerlid voor Sneek. Hij motiveert dit
hiermee, dat „het wethouderschap hem onver-
eenigbaar blijkt met het lidmaatschap van
uw college.”
Westergo. Drankwetovertredingen worden
thans scherp nagegaan, en vele bevoegde
ambtenaren betoonen daarbij loffelijke energie
en ijver. Een hunner werd wel slecht be
loond. Bemerkte te M. Zaterdagavond
ver na bezetten tijd licht in de jachtweide.
Hoort luist’rend, fluisterstemmen. Trachtte
toen binnen te komen, vruchteloos. Bleef
nu wachten, wachten, tot uren later iemand
naar buiten kwam. Iemand... de vrijer van
de dienstmeid, die Zondagavond verhindering
had en toch het beurtje niet wilde overslaan^
ik niet even goed als Frans Rosier of als
Jannetje Struyck Ik verlang in de gruwel
kamer te worden opgenomen en zoolang dat
niet is geschied, kan ik alleen protesteeren
tegen die onrechtvaardigheid.
Een goedkeurend gemompel. Kruger hoorde
ik instemmend brommen: Hij het banje ge
lijk, hij.
Hierop vroeg de kapitein
het woord.
Dames en Heeren. Hrrrt. Geeft-acht
Ook ik protesteer. Ik wil óók in de gruwel
kamer. Is ’t geen cent waard om mij
te zien Ben ik niet even „famos”, even
„kolossal” als die dames en heeren van
unten. Nu men zoo beleedigend is om voor
25 centen ons te laten zien, nu wordt de
drang naar hooger sterk in mij. Daar boven
kost ’t ten minste nog Gambetta,
hou die twee kijvende vrouwen es van me
kaar. Halt geeft acht die volgt.
Dat was Trui de Eierenvrouw.
Schiller mompelde: Ehret die Frauen. En
Trui sprak
Sal ik jullie ’s wat seche ’t Choat weer
net as altaed. JoaProat me noch fen
solidariteitDat wil maar allemaol in de
chruwelkoamerJoawell Nou hoor, dan
bin ik t’r auk baeiHoeveel minse heb ik
niet met stinkende eieren vergefeAs de
moarderaei hier belaund word met ’n deftiger
pesisie, dan mot je Trui nie’ vergeteMoar
ik sie ’t al ’t droait weer op niks uit
Doar hebbie die kopere nikker, die kappe-
taen
Sssst licht I roept Jan Kompenie, de
wacht.
Dadelijk trok de bidder z’n gezicht in ’n
meewarige plooi, ’t Dienstmeisje zoo’n
huichelaarster keek ’m bedroefd an.
Er kwam ’n kellner. Wat is dat hier
Even licht halen.
Maar toen hij met licht terugkwam, stonden
al de poppen laf en zoet op hun plaats.
gardenia in z’n knoopsgat zet
gezicht, en spreekt
Ladies and gentlemen.
Spreek je moerstoal,
Trui.
Daar was ik juist mee bezig, juffrouw,
maar ik zal wel in ’t Emsterdemsch ver
volgen. Want je moet huilen met de wolven,
enzoovoorts. ’n Stelregel waar ik me altijd
goed bij heb bevonden, en die onder politici
veel aanhangers vindt. Maar ter zake. Ik
hoor daar den geachten spreker van zooeven
aandringen op solidariteit. Solidariteit is
goed maar onder gelijken. Ik gevoel me
hier beneden niet op m’n plaats. Daar boven,
daar onder gewone omstandigheden 25, in
September 12r/2 cent extra betaald moet
worden, daar hoor ik. Ben ik niet even
goed ik vraag ’t jou, Kruger ben
ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
zoo blij met hetgeen
bewijst hoe gauw een
In ’t Paleis is thans ook een tentoonstelling,
iets op ’t gebied van hotel- en restaurant-
wezen en ouder gewoonte Js er naast het
vele goede en schoone op het gebied van ’t
vak (waarop ik in dit blad terug kom) ook
veel geëxposeerd, dat op deze en eigenlijk
geen enkele tentoonstelling thuis hoort. Er
zijn nog maar al te veel handelaars, meeren-
deels in prullerige snuisterijen, die niet het
verschil tusschen een „tentoonstelling” en
een „markt” begrijpen, die een „stand” huren,
hoewel ze absoluut niets van beteekenis ten
toon te stellen hebben, doch alleen om het
publiek hun centen-artikeltje, waaraan het
geen behoefte heeft, op te dringen. Dit slaat
echter op alle kleine tentoonstellingen en
wanneer men in de gelegenheid geweest is
den kookwedstrijd bij te wonen, waarop
„schotels” vertoond werden die bewezen dat
koken niet alleen een vak maar ook een
kunst is, moet men erkennen dat deze vak-
tentoonstelling ook van niet-deskundigen nog
veel grooter bezoek verdient, dan haar thans
reeds ten deel valt.
September, de maand, dat de lach van ’t
Amsterdamsch gezicht niet behoort te ver
dwijnen, is de maand der revues. Dan wil
men, gelijk op Oudejaarsavond het huiselijk
wel en wee, het jareleven der stad nog eens
in fantasie zien voorbijtrekken, ’t Is gegeven
en geprobeerd op velerlei wijze: met ernstig
vastgekneden dramatische draad, met schit
terend kijk werk, met „frappen” en
seerde volksdansen. Het succes was
lend. De eenige revue die Septermaand 1908
heeft opgeleverd is gegroeid in de gaarde van
Frits v. Haarlem en de geestelijke vader,
Rido, heeft alle eer van z’n eersten spruit.
Want zooals ik vroeger al eens schreef in
verband met het debat tusschen hem en den
heer Knaap Rido had tot nog toe geen revue
geschreven. Hé Kees, was een spotstukje op
de opera en het revueachtig duet tusschen
juffr. Anna Backer en den heer Dumas een
variété-nummer.
Nu heeft hij echter de blommetjes buiten
of liever, „Amsterdam in de Blommetjes”
gezet en ze groeien en bloeien zooals men
van September-geraniums mag verwachten.
Gelukkig geeft de revue niet al te veel
herhaling van ’t gesol met „Naatje”. Dat
’t standbeeld leelijk is en één arm kwijt is,
heusch er is geen kind meer die ’t niet
weet en zoo oud als de juffrouw is, worden
nu de op haar getapte moppen. Maar het
Dam-bedrijf is dan ook maar een kort inter
mezzo en de „blommetjes” zijn meer de
„Muurbloemetjes” die zoo van zich deden
spreken toen Amsterdam in „de week van
de vrouw” stond, de meer of minder vrije
en geëmancipeerde vrouwen dus. Maar boos
kunnen dezen op den schrijver toch niet
worden, want zooals ze door haar aanvoer
sters Louisette en mevr, de Cock worden ver
tegenwoordigd, is het heusch niet alleen
spot wat haar ten deel valt. Rido is ook
niet heelemaal voor niets naar Parijs geweest,
tal van aardige travailles rieken naar den
boulevard, zonder er daarom minder aardig
om te zijn. Chrétienni is weer geheel de
oude, zooals men hem iü jaren niet zag.
Wat is het veel waard, zelfs voor een artist
van naam, wanneer hij stof in den mond
krijgt, waar het succes bovenop ligt I
Een groot deel van het succes komt ook
Frits van Haarlem’s monteering toe. Zoo’n
wintertuin bij „Kras”, het Pavilloen in het
Vondelspark, ja dat zijn prachtstukjes. Maar
die monteering alleen doet het niet, meer
de geest, de tekst is in deze gewijzigde Sep
temberdagen de hoofdzaak ook geworden en
terecht heeft deze eerste meer specialiteiten
directeur, thans ingezien dat men als ’t getij
verloopt, de bakens moet verzetten.
Daarom is dit revuën-gebouw aan den
Amstel, als ging alles hier even schitterend,
nu ook eiken avond weer uitverkocht, daarom
vergeet men dus ’t triestige onzer saaie
moderne tijden en ziet men er alleen een
Amsterdam dat lacht.
weg, en de lichten worden uitgedraaid. In
de duistere ruimte schimmen nog wat hoof
den en witte jassen. Dat is alles.
Oef, zegt een stem. Is ’t veilig
Ze zijn weg, is ’t antwoord. Kom maar,
dames en heeren 1 Jan Kompenie houdt
wachtJan Kompenie daalt van de Zeven
Provinciën en vat post bij de deur. Een
geheimzinnig geschuifel en gemompel gaat
op van alle kanten. Langs alle trappen,
van alle zijzalen komen voorzichtig de beel
den aanschuiven. Als m’n oogen wat aan de
duisternis gewend zijn, zie ik net den oolijken
snuit van den „Pagode”, die langs de trap
leuning naar beneden glijdt. Achter hem
aan glijdt zijn buurvrouw, de Scheveningsche
vischverkoopster, en door ’t gemakkelijk
voorbeeld aangelokt waarachtig, daar heb
je Van Heutsz ook, met z’n heele gevolg,
en de Pretendent-Sultan, en Toeanko-Ibrahim
en z’n heele collectie Atjehers. Ook de
meneer „Frisch angestrichen”, met z’n vies-
kij kenden neus. Dan Jan de aanspreker, en
op de andere leuning naast ’m ’t bedroefde
dienstmeisje, dat nu in ’n vroolijke pretzus
is gemetamorfoseerd. Als zij beneden komen,
gaat er een hoera’tje op. Eieren-Trui komt
ook, moeilijk zeulend met haar mand. De
twee kijvende vrouwen uit de gruwelkamer,
het Kinde Mozes uit den Nijl... ’t Is ’n
eenigszins gemêleerd gezelschap. Leve de
kraairoept Nicolaas II. T
stemmen ze allemaal in.
Hè, hè, hè, is dat ’n bestaan informeert
de martelares, zich eens uitrekkend. Den
heelen dag in ’n water van groen papier te
liggen, met ’n baufenoatuurlike chlans op
het geloat zooals ze me vandaag 937
keer uit den catalogus hebben voorgelezen.
Je zoudt je verdrinken 1
Patiëntie is goet cruut compaen, komt
daar ’n grove mannestem. En opziende, zie
ik de waardige figuur van Bestevaer Michiel
van de Zeven Provinciën afstappen.
Aenschout den Held, der Staeten Rechter
bant, declameert Ali Baba, die den heelen
dag ’t gezicht op ’t poëem heeft.
Mijne Heeren dat is nu mijn paard,
giegelt Gesche Margaretha Godfried, gruwel-
type, (15 moorden) terwijl ze handig op de
schouders van den zeeheld springt. Eenige
kwartjesvinders en La Dame aux Camélias,
broederlijk bras dessus bras dessous staren
het aan.
Plotseling zwijgen allen.
De aanspreker is op ’n stoel geklommen,
hemt en spreekt:
Hooggeacht publiek 1 Majesteiten en moor
denaars koninginnen en kwartjesvinders
burgerweezen en beursmannen, en al wat zich
daartusschen beweegt. Zoo gaat ’t niet langer.
We moeten de handen ineenslaan. We
moeten, in overeenstemming met den geest
des tijds, solidair worden. Alle respect voor
de dames en de heeren van de Gruwelkamer.
Ze verkeeren in een bevoorrechte positie
vanwege de interessantigheid. Geen koning
kan op tegen Frans Rosier, en ’t is billijk
dat er dan ook een kwartje extra wordt
betaald om die te bekijken. Maar ook zij
lijden in de Septembermaand aan ons aller
euvel, en daarom zeg ik solidariteit voor
ons allemaal.
Wat gebeurt er met ons, Majesteiten,
moordenaars, Amors, pagoden, bidders en
pausen We worden, ik zeg ’t met afgrijzen,
bekeken voor ’n kwartje! Dames en Heeren.
Dat komt niet te pas 1 Laten we maatregelen
beramen. En vooral, Chamberlain en Kruger,
laten we eendrachtig zijn.
Nu springt Chamberlain naar voren, een
een nuffig
Amsterdam zooals het weent en lacht!
Geweend en getreurd is er veel in den
laatsten tijd. Om verdwenen roem en groot
heid, om malaise op allerlei gebied, om
allerlei naars waarvan ik U in deze brieven
den nagalm deed hooren. Als er dan ook
eventjes een opflikkering komt in deze nu
zoo saaie hoofdstad, dat men weer menschen
ziet op straat en het schoone en vroolijke
weer hoogtij viert laten we dan juichen:
„’t Is September!” Niet heelemaal de oude,
ook „kermismaand” gaat slijten, tenminste
ze verandert van wezen. We mogen nog
een namaak-kermisje hebben in ’t Tolhuis:
ik betwijfel sterk of er veel bezoek zal zijn
en ook in de schouwburgen en variété’s is
het „kermispubliek met een Kom Vrienden
schaar, de kermis komt maar eens in’t jaar”
niet meer tevreden. De menschen willen wel
uit, maar ze moeten iets goeds en nieuws
zien.
Stoel en Spree, de handige exploitanten
van den Plantage-schouwburg, hebben dat
óók ingezien en ditmaal geen platgetreden
banen betreden. Hun kermisstuk dat den
veelzeggenden titel draagt, dien ik zoo vrij
was voor dezen brief over te nemen, is een
Amsterdamsche hutspot van
tikje tragieke deugd-belooning
straffing en modern
melodieën en liedjes,
de artistieke leiding
zich zal nemen, geeft hierin reeds
proeve van de wijze, waarop hij den volks
smaak voor zang en muziek denkt te ver
edelen, stapje voor stapje gelijk de heer Spree
dat gedaan heeft ten opzichte van ’t tooneel.
Want wel groot is de afstand toen met
Kattermole en
nelli” door een
toegebruld en
Kiehl op chat-noir-wijs
Marietje” zingt en
beschaafd publiek.
De menschen loopen niet meer om niets.
Zeker de kwartjes-gelegenheden als het Panop
ticum en Artis worden in deze dagen veel
vuldig bezocht, maar de dagen dat je haast
geen Amsterdammer kon aanwijzen, die in
de tweede helft der maand nog niet naar
de „aapies” of naar de gruwelkamer geweest
was, liggen in ’t verleden. Er moet een
nieuwe prikkel zijn om de menschen de
straat op te krijgen en deze is Jit jaar
gezocht en gevonden in den étalage-wedstrijd.
Laat men gerust zeuren en klagen dat ’t
eigenlijk niet veel te beteekenen had, dat
er meer werk gemaakt had kunnen worden
van de uitstallingen (we verstaan toch óók
nog Hollandsch), dat de deelneming meer
algemeen had kunnen zijn. Er zijn nu
eenmaal altijd ontevreden menschen en dezen
hebben ook hun nutze prikkelen tot nog
beter doen in de toekomst. Anderen zijn
echter tevreden met de verkregen resultaten
en daaronder behoort ook ondergeteekende.
Wat ziet de Kalverstraat er nu niet aardig
en gezellig uit't Is of we de vroegere
veertien dagen vóór St. Nicolaas weer zien
herleven. Vele winkeliers hebben hun best
gedaan, zij boden den kijkers een smaakvol
„kiekje” en uit die massa recruteerde zich
een kleine kern koopers. Anderen volhard
den bij hun Jan Salie geest om „niet mee
te doen” en toch, hoe groot was niet de
dankbaarheid van bet Amsterdamsch publiek.
Een wandeling van den Dam naar de Munt
die je anders in tien minuten aflegt, eischte
nu zeker een half uur. Met de meeste
belangstelling werd er
Duitsch-regelmatige
«I
■t
w
i v
Bols^ü?- “‘he Courant