Nieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
Zondag 18 October.
64
Het KACH
1908.
47ste Jaargang.
No. 84.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
„.mi tt1
Praatje van
JAN DE PLOEGER.
VOOR
I
Afzonderlijke
J.
nu aan
geve
BINNENLAND.
beladenen
vallen, dan zijn we onmid-
ze te veroordeelen en te
A. v. d. W.,
bij wien
inwoonde.
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden.
Franco per post 50 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
het er niet,
en hout, wat
en kortom een
Mocht uw leverancier bo
hebben, vrai
Blooker’s Cacao'.’
it
nog al
de ondeu-
om
liep wat ie loopen kon
’n sok naar zijn kornuiten,
kinderen is het beste
was voor hem niet een
daad, waaraan hij
Sneek, 16 Oct. Eergisterenavond legde
de politie hier de hand op den scheerbaas
een 46-jarig ongetrouwd persoon,
een 13-jarig meisje als dienstbode
Van der W. moet reeds lang
onzedelijke handelingen met dit kind hebben
gepleegd, tot eindelijk de politie zich met
de zaak moest bemoeien, wijl ’t kind, dat
overleden en reeds begraven is, naar 't
zeggen van de wereld aan de gevolgen van
bewuste handelingen moest zijn overleden.
Voor den Commissaris van politie heeft
V. d. W. volledig bekend, waarua hij heden
van den O. v.
1 een stuk of tien
die bengels hewwe en wie weet, hoeveel
nog bij komme. Mijn
ADVERTENTIEPRIJS: 17 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
Wat doen de menschen ook met zooveel
kinderen? vraag je.
Ja, wat antwoord zal ik je daarop geven.
Ik weet niet, of wij in zoo’n bedoening
levende, niet hetzelfde deden. Gij en ik, die
op een andere wijze ons genot kunnen vinden
zijn voorstanders van Van Houtens twee-
kinderstelsel.
Bovendien denken zulke menschen aan
hun ouden dag. Hoe meer kinderen er zijn,
des te.meer werkkrachten, waar je over be
schikken kunt, als je zelf de krachten begin
nen te ontbreken. Als ze nu armoede lijden
en zich behelpen dan hebben ze het later
als de kinderen van school zijn zooveel te
ruimer en hebben ze ten minste nog een
poosje genot in hun leven. Zoo veronderstel
ik, redeneeren zulke menschen. Of ze nu
wel veel rekening houden met hun kinderen
zelf, betwijfel ik. Of ze wel in staat zijn al
dat kroost te voeden en op te voeden, ik
geloof dat ze daar al heel weinig aan denken.
Ze hebben genoeg te doen om zoo goed en
zoo kwaad als het gaat, voor den hap-hap
te zorgen. Die het niet houden kan moet
het maar geven. Ik schrijf het daar aan toe,
dat de sterkste menschen, menschen met uit
houdingsvermogen juist onder zulke lui ge
vonden worden. De kinderen moeten van
om het vol te
dat niet, welnu
Daar is niemendal
Het kerkhof is groot genoeg.
morgen ter beschikking
werd gesteld.
Naar men ons uit goede bron meedeelt,
zal ’t lijk, dat op ’t kerkhof te Jutrijp rust,
worden opgegraven.
Hoogst waarschijnlijk zal dan deze treurige
zaak wel eens een... zeer lang staartje kunnen
krijgen.
Sneek, 16 Oct. Morgenavond zal bij
welwezen en gezondheid onze raad eindelijk
de salarisregeling van de onderwijzers der
o. 1. scholen in behandeling nemen. B. en
W. hebben de regeling van Bolsward maar
overgenomen, dat was ’t gemakkelijkst.
Een paar raadsleden komen echter met tal
van amendementen, o.a. maximum zonder
hoofdacte f 1000 pl. f 100 huishuur is
f 1100. Voor de hoofdacte f 150, voor
verplichte f 200 meer. Onverplichte taal-
acten geven elk f 50. De huishuur worde
ook uitgekeerd aan onderwijzeressen, die
weduwen zijn. Wijders uitkeering van dat
gene» wat de onderwijzers vanaf 1908 van
rechtswege toekomt.
Gaasterland, 14 Oct. Onze vogelaars
loopt het niet mee. Het schoone weder
houdt het trekwild uit de bosschen en nieuwe
aanvoer laat op zich wachten. Daartoe is
noodig, dat de wind naar het N. W. of N.
draait. Blijft dit uit en het zal spoedig
moeten geschieden, omdat het seizoen ver
loopt, dan mislukt de lijstervangst dit jaar
weer, evenals den vorigen herlst. Dit zou
zeer te betreuren zijn, daar de pachten dit
maal zeer hoog waren. Alles moet bovendien
komen uit de beurs van den kleinen man,
die daarna een moeielijken winter tegemoet
zou gaan.
Verandering is dus zeer gewenscht.
Fr. Zuidwesthoek, 14 Oct. In de boom
gaarden alweer ziet het er dezen herfst niet
zeer rooskleurig uit. Jonge boomen geven
nog een behoorlijk beschot van gave vruchten,
maar de oudere waarvan het moest komen,
stellen overal te leur. Een gevolg is, dat
het ooft dit jaar zeer duur is, zoodat van
Hinken winteropslag in de huishoudens geen
sprake kan zijn.
Ooftcultuur begint hier overigens toe te
nemen, waarbij de struikvorm meer en meer
de voorkeur verkrijgt. Dat is zeker goed,
als de bekende halfstam niet verwaarloosd
wordt. Zij toch moet vruchten schenken,
als de struikvortn afgedaan heeft. Daarop
dient wel gelet bij den aanleg der gaarden.
lande. Zijn weg was aan velen onbekend.
Stil, zonder uitwendig vertoon ging hij van
ons heen, en werd weggeborgen in den schoot
der aarde.
Hij zocht nooit zich zelven, hij zocht altijd
anderen, hij zocht altijd hinderen, wel wetende,
dat kinderen zijn de hoop der toekomst, wel
wetende, dat het hind van heden de man is
van morgen.
Het: Z/Voor Onze
nog niet genoeg”
ijdel woord. Het was een
zijn leven wijdde.
Piet Louwerse was een stille in den lande,
die zonder luid gerucht zijn weg ging. On
opgemerkt schreed hij voort, maar stichtte
zich een eerezuil in het hart van duizenden
al dekt geen tombe van marmer of metaal
zijne assche.
Wij lezen in de Hnkhuizer Courant:
Zei je hier komme! Leelijke Gannef!
Maar de leelijke Gannef keerde zich
stak z’n tong uit en
op ’n klomp en
om Joost weet wat uit te halen.
’t Is me ’n bedoening, Jan, zei, de moe
der tegen me, het is me een bedoening teu
gen woordig met die jongens!
Ze doen maar net, wat ze wille en ze
geve om God noch Zijn gebod meer, laat
staan om d’r vader en d’r moeder! En dan
moet je er, zooals ik, al
van
of er nog bij komme. Mijn man het er nou
al zoo wat twintig had. Gelukkig, dat we
het kerkhof nog al te baat hewwe. Anders
wist ik me geen raad!
Op die manier beklaagde me een
jonge moeder over de zonden en
gendheid van één harer spruiten.
En dan moet je je met alles zoo behelpen
moeten als ik, ging ze voort. Geen water
in huis. Alle dagen maar sjouwe en sjouwe.
Niks gien plasie, waar je ereis wat weg
zette kunt en dan alles in slootwater doen.
Ze hebben goed praten met ’r luikook je
melk en je water! Je moet het maar eerst
hewwe. Het was vrij wat beter, dat ze zorgden,
dat we 't krege!'
En, woon je in dat vlinderhokje? vroeg ik.
Ja, zei ze, wil je’t ereis zien, Jan? Kom
dan maar binnen
’n Klein hokkie en een kamertje van een
meter of drie, misschien vier in ’t vierkant
en dan een huisgezin van ’n persoon of tien,
twaalf, 't wil me wat zeggen in onzen tijd,
nu ieder roept en beveelt om wat meer voor
de hygiëne te zorgen.
Waar slaap jelui allemaal vroeg ik?
Hier beneden slapen m’n man en de
kleintjes zei ze. En als je de rest zien wilt,
dan moet je maar naar den zolder gaan.
Daar bergen we die.
Nu, het mocht met recht bergen heeten,
want fatsoenlijk huizen was
Aardappelzakken, wat turf
levensmiddelen, wat rommel,
Heeg. Toen de veehouder J. de Jong
alhier Woensdagmorgen, als naar gewoonte
in het land kwam zijn koeien te melken,
kwam hij tot de minder aangename ontdek
king, dat een koe (den vorigen dag dóór hem
gekocht) spoorloos was verdwenen.
Na lang zoeken mocht het den eigenaar
eindelijk gelukken de afgedwaalde nabij
Woudsend weer te vinden.
Wel een avontuurlijke reis moet dit voor
het beest geweest zijn, daar zij, om daar te
komen, twee nogal groote waters moest over
steken.
Joure. Naar we vernemen zal de aanbe
steding van den verbouw van Herema-State
eerst tegen het eind van dit jaar plaats hebben.
Kamerverkiezing Ommen.
Bij de gehouden stemming voor een lid
der Tweede Kamer in het district Ommen
was de uitslag als volgt:
Aantal kiezers 8475. Aantal geldige stem
men 6864. Volstrekte meerderheid 3433.
Gekozen dr. A. Kuyper (antir.) met 3941 st.
Mr. Th. II. de Meester (lib.) had 2923 st.
Bij de verkiezing op 16 Juni 1905 waren
er in het district Ommen 8077 kiezers en
werden er 7198 geldige stemmen uitgebracht.
Gekozen werd toen de heer J. van Alphen
(antir.) met 4111 stemmen, tegen dr. W. J.
M. Engelberts (chr. hist.), die 3087 st. kreeg.
Terwijl bij een arm echtpaar te Middelburg
een brand woedde, maakten enkele personen
zich verdienstelijk door huisraad naar buiten
te dragen.
Gisteren kwam echter de geholpene tot de
voor hem zeer treurige ontdekking dat uit
een lade, die uit een commode getrokken was
met eenig lijfgoed tevens een kistje, inhoudend
f 18 aan zilvergeld, zuur verdiende spaarpen
ningen, was verdwenen.
Welk een tegenstelling!
Pisuisse en Blokzijl, met veel gerucht
trokken zij door het land en hun weg tee-
kende zich door een hel verlichte streep.
Als een vuurpijl schoten zij door de lucht,
als een meteoor verhelderden zij voor een
oogenblik hunne omgeving tot zij in het
niet verzonken.
Wij hebben ze gehoord en daarmede was
het uit. Wat zij deden, wat zij ondernamen,
was geen daad, tenminste geen daad, waar
aan de wereld iets had of in de toekomst
iets hebben zal. Toen Brusse indertijd veer
tien dagen vermomd als ellendige straatnego-
ciant verkeerde onder de paria’s der maat
schappij, meeleefde in de holen van bederf
en zonde, toen was dat van hem geen gril.
Hij wilde kennis maken met al de ellende
van het leven, met al het egoisme der zelf
zuchtige menschheid, hij wilde ondervinden,
dat zelfs in het hart van den verschoppeling
nog een sprankje leeft van het goddelijke,
van de eeuwige liefde, om daardoor tot ver
betering te kunnen komen. Dat was een daad.
Wat Pisuisse en Blokzijl deden was een
caricatuur van een daad, was een middel om
van zich te doen spreken; was een gezochte
gelegenheid om naam en geld te maken.
Hun optreden verbeterde de wereld niet en
bracht alleen der politie wat meer werk,
meer last. Hun aanvankelijk succes spoorde
anderen tot navolging aan. De wereldwande-
laars verrijzen tegenwoordig als paddestoelen
uit den grond, ’t Ware beter, dat zij hunne
krachten gaven aan andere bezigheden, waar
aan de menschheid wat heeft; waardoor het
leven meer geheiligd, meer gerechtvaardigd
wordt.
In luidruchtig vertoon, in ijdel geklap en
gezwets, daarin gaan wij met reuzenschreden
vooruit en daarmede wordt het kostelijke
leven verbeuzeld.
Lazen we nog niet onlangs van een jour
nalist, die, wellicht in zijn vak juist geen
ster van de eerste grootte, de menschheid
verbazen wou, door als vagebond op de fiets
door ons land te zwerven?
Was dat, het nuttelooze en kinderachtige
er buiten gelaten, geen prachtige opleidings
school voor wezenlijke vagebonden, om te
leeren op welke wijze zij hun standje moesten
drijven om aan de handen der politie te
ontkomen? Gelukkig, dat deze hem spoedig
te pakken had, anders had hij haar, bij al
den strijd, dien zij reeds heeft, nog de handen
vol werk gegeven. Zeker, wij leven allen
maar welk verschil in dat leven. De een
weet niet, hoe hij zal het besteden, om nuttig
te zijn voor de menschen en de ander weet
niet op welke nuttelooze wijze hij het zoek
zal brengen.
En toch is ’t leven, maar je moet niet
vragen hoe.
amper drie middagen genoeg. Ja, ja, er is
wat noodig voor zoo’n karavaan
Neen, het was in- en intreurig, wat ik
daar in dat vlinderhuisje zag.
een sterke substantie zijn
kunnen houden. En zijn ze
dan reeven ze er voor.
aan te doen.
En opvoeden
Wat zouden de menschen daar
kunnen doen?
Stel je voor: één kamertje. De jongens
derhalve den heelen dag op straat, als ze
niet eten of drinken. Geen voet grond vóór
of achter, geen gelegenheid dus om ze thuis
bezig te houden. Moeder in het huis aan ’t
werk en vader den geheelen dag op de
bouw. Als die ’s avonds thuis komt, moet
hij noodig weer nieuwe krachten voor den
volgenden dag verzamelen.
Ik wil je dus gevraagd hebben: Wat kan
er van de opvoeding komen al wilden de
arme menschen er nog zooveel aan doen?
Is het wonder, dat er velen gevonden
worden, die ten slotte beginnen te redeneeren
Er zijn gevangenissen en krankzinnigenge
stichten genoeg en als er niet genoeg zijn
moeten ze er nog maar wat bij bouwen.
Het is treurig, maar waar.
Doch ik vraag je: Wiens schuld is dat?
Dat is onze schuld, de uwe en de mijne.
Wat doen wij om hen te ontwikkelen?
Wat doen wij om de ouders op te voeden
zoo, dat zij hunnen kinderen een goede
opvoeding kunnen geven?
Niemendal. We laten ze strijden hun
strijd om het bestaan, zoo hard ze willen;
maar hen daarbij helpen, geen lid aan ons
lijf, dat er aan denkt. We zijn gauw klaar
met onze raadgevingen; maar daar koop je
geen eten voor en kleeren en schoeisel.
Een heeie zak vol goeden raad is nog geen
gulden waard.
We zeggen heel gauw: Jelui moet zóó of
zóó leven en als ze ’n enkele maal of dik
wijls struikelen en
dellijk gereed om
vervloeken.
Ons koud egoisme eischt alles voor ons
zelf. Het bant de warme liefde uit
het hart om plaats te maken voor de koude
kilheid des doods. Dat komt, omdat onze
godsdienst niet op de rechte plaats zit;
omdat die zetelt in ons hoofd en niet in
het gemoed.
Bah, wat een koude, nare wereld is het
toch waarop we tegenwoordig rondwandelen.
Als ik zoo ereis in den schemeravond in
m’n eentje zit, dan denk ik wel ereis: Wat
is de lotsbedeeling van den eenen mensch
toch geheel verschillend van die des anderen.
De een gaat rustig en kalm daarheen en de
ander wordt aanhoudend vervolgd door de
slagen van het lot. Voor den een is het
genot, en voor den ander weer het verdriet,
de smart, het lijden. De een wandelt in
dikke en dichte duisternis; terwijl de zon
van den ander nooit ofte nimmer schijnt
onder te gaan. Het scheepje van den een
glijdt zachtjes aan naar behouden haven en
dat des anderen lijdt schipbreuk op de woeste
baren der woelige en kokende levenszee.
Zou dat nu alles bestuurd en beschikt
worden door dezelfde Macht? Of is het
toeval of noodlot?
In raadselen leeft de mensch op aard.
Maar komaan, laat ik jelui daar niet lastig
mee vallen. Dat is iets, wat ieder maar met
z’n eigen geweten uit maken moet, ’t Waren
ook zoo maar een paar losse gedachten, die
mij onlangs door het hoofd woelden, toen ik
den dood vernam van m’n vrind Piet Louwerse.
Ik hoop, dat jelui ’m allen kent. Een droevig
voorval maakte een eind aan z’n nuttig, z’n
welbesteed leven, dat naar menschelijke be
rekening gesproken, bij al zijne langheid toch
nog te kort was.
Wat heeft die man ’n goed gedaan!
Wie weet hoeveel duizenden en nog eens
duizenden ’t aan hem hebben te danken, dat
zij menschen geworden zijn, menschen, die
zonder hem wellicht een nutteloos bestaan
geleid zouden hebben. Wie weet, in hoeveel
kinderharten hij door zijn verhalen in Voor
’t Jonge Volkje, in Zijn Kinderkamer, in zijn
Voor 't kleine Volkje het goede zaad gestrooid
heeft, dat ontkiemd is tot een grooten, een
krachtigen boom, onder wier schuttend dak
duizenden vermoeiden en beladenen rust
vonden.
Wie zal het ons zeggen?
Alleen Eén is er, die het weet.
Stil, zonder gerucht ging hij door den
Bolswarctsclie Courant
'II
it