Nieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
L
1908.
47ste Jaargang.
No. 93.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
3
Donderdag 19 November.
Ingezonden.
VOOR
I
Afzonderlijke
BINNENLAND.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
daar
voor
1
■B
i
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden.
Franco per post 50 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Oosterlittens, 14 Nov. Of er nog hazen
in den greidhoek zijn! Heden is hier een
z.g. lange jacht gehouden met negen wind
honden. Te 8 uur in den morgen gingen de
jagers van Winsum, Mantgum en Ooster
littens het veld in, te 10 uur hadden de
windhonden reeds 8 hazen buit gemaakt, te
12 uur elf en na den middag nog zeven,
dus in ’t geheel achttien stuks.
Oudehaske, 16 Nov. De maneschijn en
de rozengeur waren heeneen donderwolk
verscheurde het huwelijksleven van het echt
paar L. Gisteravond kwam het tot hevige
woorden en handtastelijkheden. De vader der
vrouw kwam tusschenbeiden. Het eindbesluit
was: alles maar deelen en dan elk zijns
weegs. Zoo gebeurde.
Daar schoot de vrouw te binnen, dat de
man nog drie gulden zakgeld had. Ook
daarvan eischte zij de helft, maar de man
verdedigde met klem van redenen, dat zijn
zakgeld onbezwaard zijn persoonlijk eigendom
mocht worden gerekend. Wederom kwam
het tot heftige woorden, in welken strijd de
vrouw de overwinning behaalde; de man gaf
toe en telde een daalder uit. Toen stond er
nog een ledikant. De man wou ’t verkoopen
en de opbrengst deelen, maar de vrouw ver
langde de helft van het ledikant zelf en... ze
scheurde die er af.
Nu is de vrouw met haar beide kinderen
bij hare ouders ingetrokken, en de man is
eenzaam in zijne half leeggehaalde woning
achtergebleven.
ADVERTENTIEPRIJS: 17 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad ie telefoniech aangesloten onder No. 4.
Hepk. Nieuwsblad v. Fr.
Koudum. De Onderlinge Paardenverzeke-
ring in Frieslands Zuidwesthoek had over
’t halfjaar 12 Mei 190812 Nov. 1908
verzekerd voor eene waarde van f 116000.
Uitgekeerd voor verlies aan paarden is de
som van f 1187,50 batig saldo van het
vorig halfjaar was f 380 er zal ’n omslag
geheven worden van 90 cent per f 100 ver
zekerde waarde.
Grouw. Door den gemeenteraad is be
sloten een adres aan de regeering te zenden,
met verzoek de wet in dien zin te wijzigen,
dat uitwonende eigenaren in den hoofdelijken
omslag kunnen worden aangeslagen.
Lemmer. In het geheel is alhier de af-
geloopen week 300 pond bot, 75000 pond
sleepspiering, 150 mandjes kuilspiering en
koor, die zich dan toch bereid heeft verklaard
daarvan misschien de leiding op zich te
nemen, verder gaan. Hij bestrijdt openlijk
des heeren B’s. meeningen. Hij toont aan
dat het diploma koorzang N. T. V. bij lange
na niet voldoende waarborg geeft, dat iemand
de capaciteiten bezit een gemengd koor te
leiden, hij noemt B’s. meening //een klein
zielig dorpisme” en zegt in het slot van zijn
betoog dat hij vertrouwt, dat de leden alleen
naar verdienste en prestatie zullen zien. Men
ziet dus, de heer B. spreekt over het diploma
van Mej. Veen, de heer H. vindt daarin
aanleiding een dergelijk diploma alle waarde
te ontzeggen voor het bepalen der capaciteit
om een gemengd koor te leiden, zonder er
uitdrukkelijk bij te vermelden dat Mej. Veen
volgens zijn meening, toch wel die capaciteiten
zal bezitten. Ik laat de kwalificatie van
een dergelijke handelwijze gaarne aan het
publiek over. Ik voor mij kan ze onmogelijk
kiesch vinden en ben van meening dat een
gentleman in dit speciale geval, waar er sprake
was van eene dame collega, zijn meening over
diploma’s etc. zeker voor zich zelf gehouden
zou hebben.
Hiermee, Mijnheer de Redacteur, ben ik
gekomen aan het eind van mijn betoog.
Aan de hand van de feiten heb ik getracht
na te gaan of de conclusie waartoe ik in
mijn vorig stukje gekomen was, n.l. die van
kieschheid en bescheidenheid wel juist was.
Helaas, ik moet bekennen die conclusie
was onjuist, het was eene valsche conclusie.
De ware conclusie, waartoe men bij aandachtige
lezing van des heeren Hoogslag’s eerste stukje
komen moet, is helaas daaraan juist tegen
overgesteld.
Het spijt me voor den heer Hoogslag,
maar hij heeft me deze verklaring letterlijk
afgedwongen. Om hem overigens genoegen
te. doen, teeken ik mij ditmaal:
Uw dw.,
J. FABER.
hoogst eigen persoon in deze kwestie ge
mengd heeft.” Ik zal echter voldoende aan-
toonen dat ik alle recht had die uitdrukking
te gebruiken. Thans bewezen hebbende dat
de heer H. door slechte lezing van mijn
stukje gekomen tot allerlei verkeerde ge
volgtrekkingen mij beschuldigingen naar ’t
hoofd heeft gegooid waarvan ik me niets
behoef aan te trekken, kom ik tot
II. De h o o f d z a a k. De hoofdzaak
is m.i. dit: Was de conclusie die ik uit het
eerste stukje van den heer H. getrokken en
die ik hierboven nader omschreven heb, was
die conclusie juist? Ik zal trachten die
vraag te beantwoorden en druk hiertoe eerst
af de volgende verklaring van den heer H.:
//hij moest beter weten dat, indien mij iets
z/aan eene betrekking als deze gelegen was,
nik zeker dezen weg niet gevolgd zou hebben.”
Hoe nu, als den heer H. iets aan deze be
trekking gelegen was, zou hij dezen weg niet
gevolgd hebben Hij erkent dus dat //het
volgen van dezen weg” noodzakelijk een
slechten indruk moest maken? Hierop vestig
ik zeer in het bijzonder de aandacht.
Verder wil ik aan de hand van de feiten
nagaan in hoe verre mijne conclusie juist
was. Ik ben tot mijn leedwezen genoodzaakt
er op te wijzen dat de lezing die de heer
H. van de feiten gegeven heeft, niet geheel
juist is. De heer H. zegtnl.: Z/In B. worden
//plannen beraamd tot oprichting eener ge-
mengde zangvereeniging. Hiervoor is een
//directeur noodig. Verschillende namen worden
„genoemd.” Ik heb daarop nageslagen de
Bolswardsche Courant van Zondag LNov. j.l.
waar ik onder het Stadsnieuws een berichtje
vind van den volgenden inhoud:
z/Uit achterstaande advertentie blijkt dat
z/men weer pogingen in het werk stelt om
z/hier ter stede eene gemengde zangvereeniging
z/op te richten. In een plaats als Bolsward
z/mag zulk een vereeniging dan ook stellig
z/niet ontbreken. Naar wij vernemen zijn reeds
„voorloopige onderhandehngen gevoerd met den
„heer Jac. Hoogslag, muziek-directeur te Sneek”
Dat is dunkt me iets anders dan het noemen
van verschillende namen. Hieruit blijkt
dunkt me, dat de dames en heeren die het
plan in ’t leven riepen eene zangvereeniging
op te richten, reeds met den heer H. over
deze zaak hadden geconfereerd en dat de
heer H. zijne toestemming gegeven had om
zijn naam in dezen te noemen. Daardoor
stond de heer H. dus reeds in zekere relatie
tot het op te richten koor. Hij was de,
door degenen die het heele plan hadden in
het leven geroepen, gewensche candidaat
voor het directeurschap. Ik heb daar nooit
iets tegen gehad, ik vind het integendeel
zeer natuurlijk dat men, plannen makende
om een koor op te richten, ook al direct
naar een geschikten directeur uitziet. Ik vind
het echter van zoo een, door een invloedrijk
deel der leden van de a.s. vereeniging als
candidaat voor het directeurschap op den
voorgrond gesteld musicus, niet kiesch, om,
als hij merkt dat er van andere zijde moeite
wordt gedaan ook een ander in aanmerking
te doen komen, zich daar persoonlijk mee te
bemoeien, allerminst kan ik dat kiesch noemen
als zoo iemand dat dan doet op de wijze
waarop de heer H. het gedaan heeft. Wat
toch is geschied? De heer B. geeft in een
ingezonden stukje zijn verwondering er over
te kennen dat alleen de heer H. genoemd
is en vertelt als zijne meening, dat Mej.
Veen door haar diploma koorzang ook voor
de te vervullen betrekking in aanmerking
kwam. Mij dunkt dat was eenvoudig het
ingeven van een idee aan degenen die plan
hadden zich bij de a.s, vereeniging aan te
sluiten, het stellen van een tweeden candi
daat naast den eersten. Mij dunkt hier zou
ieder gentleman, die zich de candidaat wist
eener invloedrijke groep, het zwijgen toe
gedaan hebben. Niet alzoo de heer Hoogslag.
Na de //onjuistheid” van den heer B. als zou hij
gevraagd zijn als directeur weersproken te heb
ben, wat de heer H. gemakkelijk kan doen daar
er nog geen gemengd koor is en hij dus óók
nog niet officieel //gevraagd” kan zijn, geeft
hij toe dat hem wèl is gevraagd de toestem
ming om zijn naam te mogen noemen als
iemand die //misschien” wel bereid zou zijn,
welke toestemming, zooals uit het bericht
dat ik hierboven afdrukte blijkt, door hem
óók is gegeven. Toch durft nog de heer H.
die dan toch door die gegeven toestemming
in zekere relatie staat tot het op te richten
300 stuks haring aangevoerd. Voor de bot
werd van 9 tot 11 cent per pond en voor
de sleepspiering van f 1,25 tot f 2,50 de
100 pond besomd, voor het mandje kuil
spiering van 20 tot 30 cts. en voor de haring
4 cts. per stuk.
Friesl. Zuid-Westhoek, 16 Nov. Met het
invallen van de vorst hoort men overal in
deze environs het zoet gefluit van den vogelaar.
Het is vooral om de zoogenaamde wilsters
(pluvieren) te doen, een vogeltje van de
grootte van een kievit, dat op den trek is.
Tot nog toe waren de vangsten niet groot.
Dikwijls moest de vogelaar heele dagen staan
kleumen zonder de begeerde diertjes te zien,
om van vangen maar niet te spreken. Heden
waren ze echter zoo talrijk, dat ze bij 50-
tallen werden ingerekend. We hoorden spreken
van vangsten van 60, ja zelfs van 100.
Voor velen, die den komenden winter met
zorg tegemoet zien is dit zeker een niet
onaardig buitenkansje de vogels toch, worden
tegen den niet geringen prjjs van 40 a 50
cent van de hand gedaan.
Sneek. Zondag jl. werd in het café //Het
Rood Hert” bij Hanenburg alhier, eene
vergadering gehouden ten einde ook hier te
geraken tot stichting van eene afdeeling van
de R.-K. Handelsreizigersvereeniging.
Na eenige besprekingen werd een afdeeling
z/Sneek” opgericht en werden tot leden van
het voorloopig bestuur, dat zich met de
voorbereidende werkzaamheden zal belasten,
gekozen de heeren L. Lampe, voorz., Th.
Visser, secr. en J. H. de Broek, penning
meester.
Gisteren had ten Raadhuize alhier eene
verkiezing plaats van drie leden der Kamer
van Koophandel en Fabrieken alhier, wegens
periodieke aftreding met 1 Januari 1909.
Uitgebracht werden 13 stemmen; van
onwaarde waren geene.
Herkozen werden de aftredende leden, de
heeren W. Nieveen en E. Priester en ge
kozen de heer S. van der Meulen Sz., allen
met 12 stemmen.
Verder waren uitgebracht op de heeren
A. Dekker en P. Schenkius ieder een stem.
De Volksbond alhier is in zijn pogen,
om hier een Volkskoffiehuis te stichten, niet
geslaagd.
Naar men meedeelt zal ’t er nu op aan
gestuurd worden om hier een openbare lees
zaal te krijgen, als in den geest van die te
Leeuwarden.
Van hoeveel belang zoo’n inrichting voor
onze stad ook zou zijn, we twijfelen, of ook
’t benoodigd kapitaal daarvoor in onze stad
zal kunnen worden gevonden.
Amsterdam, 17 Nov. Het bekende effecten
kantoor der firma Jsc. Bos alhier heeft gister
ochtend, wegens de voortdurende stijging der
Amerikaansche waarden hare betalingen
moeten staken.
Heden is de firma failliet verklaard.
De clientèle van dit kantoor, die er de
dupe van wordt, behoort bijna geheel tot den
gegoeden middenstand.
Moord in een Rechtzaal.
Leipzig, 17 Nov. Gistermiddag heeft de
koopman G. uit Berlijn, tijdens de rechts
zitting in het Rechtsgebouw alhier, toen zijn
vordering in een millioenenproces werd afge
wezen, uit woede 10 schoten op het rechter
lijk college gelost. Een der rechters werd
terstond gedood, één zwaar en een ander
licht gewond.
De moordenaar werd terstond gearresteerd.
Berlijn, 17 Nov. Een extra nummer van
de Lokal Anzeiger meldt, dat Keizer Wilhelm
zich volkomen vereenigt met deopvattingen
van den Rijkskanselier, zoodat deze zijn
ambt blijft waarnemen.
- Een veertigtal schapen van verschil
lende eigenaars waren te Nieuwe Statenzijl
(Gr.) al grazende naar Pruisen afgedwaald,
alwaar ze onmiddellijk werden geschut, onder
verdenking van binnengesmokkeld te zijn.
De eigenaars hebben na veel moeite hunne
dieren teruggekregen, doch moesten voor ieder
schaap 33 mark of bijna f 20 waarborgsom
storten. Wijl aan smokkelen niet gedacht kan
worden, zullen de schapenhouders er waar
schijnlijk met een kleine boete afkomen. Do
zaak is in onderzoek.
Geachte Heer Redacteur
Wil mij s.v.p. naar aanleiding van het
laatste ingezonden stuk van den heer Hoog
slag nogmaals, en thans voor het laatst,
eenige plaatsruimte in uw blad verleenen.
Ik moet eerlijk bekennen, dat het mij na
aandachtige lezing van dit laatste stuk niet
direct gemakkelijk voorkwam hierop te ant
woorden, mij toch bleek, dat men, als men
met den heer Hoogslag te doen heeft, zóó
ontzettend duidelijk moet zijn in zijn wijze
van uitdrukking, zóó voorzichtig moet zijn
met den vorm waarin men zijne gedachten
kleeden wil, wenscht men door den heer
Hoogslag verstaan te worden, dat men
nog al wat tijd en nog al wat plaats
noodig heeft. Ik heb echter gemeend den
heer H. een antwoord op dit zijn stuk niet
te mogen onthouden en zal daarin trachten
zoo duidelijk en zoo helder mogelijk te zijn.
Ik zal daartoe eerst de bijzaken behandelen,
om daarna te komen tot de hoofdzaak.
I. De bijzaken. Ik kan onmogelijk
op alle door den heer H. te berde gebrachte
dingen ingaan, het zou te veel plaats eischen,
en zal mij dus bepalen tot de opmerking,
dat uit het stuk van den heer H. blijkt,
dat hij mijn vorig stukje slecht heeft be
grepen. In dit verband wil ik even wijzen
op hetgeen de heer H. van mij durft te
veronderstellen, n.l. dat ik geïnsinueerd zou
hebben over de redelijke artistieke eischen,
waarover de heer H. in zijn vorig stuk sprak.
Hoe heeft de heer H. dat uit mijn stukje
kunnen opmaken! Ieder die mijn stukje goed
gelezen heeft weet dat het in een eenigszins
railleerden toon geschreven is en dat ik dien
toon aldoor volhoudende, aan het einde sprak
van het gunstige resultaat dat het optreden
van den heer Hoogslag waarschijnlijk zou
hebben en onderstelde, dat de leden der a.s.
//vereeniging in allen eerbied tot den heer H.
//Zouden gaan, hem smeekende zich toch over
z/hen te willen ontfermen.” En dat de heer
Hoogslag, bewogen door zóóveel devotie,
z/voor een oogenblik eenige artistieke eischen
z/op zij zettende”, daarin toestemde. Er zullen
waarschijnlijk niet velen geweest zijn die bij
de lezing dezer woorden aan ernst hebben
gedacht. Als de heer H. dat wel gedaan
heeft, wat blijkt uit zijne beschuldiging van
insinuatie, dan was de heer II., hij vergeve
mij het woord, wèl zeer verblind. Neen mijn
heer H., ’t was niet meer dan een schoone
droom die ik droomde, de leden zich eerbiedig
wendend tot U en U, daardoor getroffen,
wat zachter gestemd, denkend//laat ik het
z/maar eens met redelijke eischen alléén pro-
zzbeeren”, willigt hunne smeekbede in. Ik heb
er nooit één oogenblik aan gedacht dat deze
droom werkelijkheid zou kunnen worden en
hiermee heb ik dus bewezen dat ik er nooit
aan gedacht heb te //insinueeren”. Behalve
deze veronderstelling is er nog een andere
waardoor U toont slecht te kunnen lezen.
Dat is nl. deze dat ik uit uw eerste stukje
z/eenige conclusie zou hebben getrokken waar-
z/op mijn //betoog” omtrent uw.e onbescheiden-
z/heid, onkieschheid en de toon van uw
z/stukje gebaseerd zou zijn.” Hoe of het nu
weer mogelijk is, dat U zooiets uit mijn
stukje haalt, begrijpe wie het kan. Wat
bedoelt U nu eigenlijk met die geheimzinnige
//gevolgtrekking” die U op mijn rekening
schrijft en die U zegt (U daarbij wel een
beetje duister uitdrukkend) dat niet in uw
stukje voorkomt? U zegt het er niet bij,
zoodat ik er naar moet raden. Ik veronderstel
dat U denkt dat ik uit uw stukje heb op
gemaakt dat een of andere min edele be
weegreden U tot het schrijven daarvan heeft
gebracht. Niets is minder waar. Ik ben door
de lezing van het' bewuste stukje gekomen
tot de eenige conclusie dat het getuigde van
groote „kieschheid”dat het in. een zeer „be
scheiden” toon gesteld was. Deze conclusie nu,
die ik in mijn stukje heb uitgedrukt in den
bekenden vorm, noemt U //liefelijkheden”
die gebaseerd zijn op een valsche conclusie.
U heeft dus meer uit mijn stukje willen
lezen dan er in stond. Ik ben er echter van
overtuigd, dat er in mijn stukje niets staat
dat U het recht geeft zulks te doen. Ik denk
wel te begrijpen, welke in mijn stukje voor
komende uitdrukking U tot dat misverstand
gebracht heeft, nl. deze: „dat hij zich in
Bolswardsche Courant
I