Pandbrieven.
K. Plantin
Nieuwe Abonnés
ontvangen dit Blad tot
Nieuwjaar gratis.
Cognac fine Fr
Jamaica Ru
.dvertentleblad
P. B. VAN HAM,»
NAAR i
met de stoomschepel
Verschijij
No. 98.
1908.
47ste Jaargang.
UTRECHT -
De Directie: A. D
Zondags.
L
BOLS
Amsterdamsche Beelden.
s.s.
s.s
Verkrijgbaar bij SIJTZE j lastige patiënten van dit ijs laten halen,
waarbij dan tegelijkertijd varkensblazen worden
verstrekt, dienende voor het gebruik van het
ijs bij den lijder.
bevelen aan voor me
J andarts, Sneek, "TTCT"1 1
n Zondag 6 December.
L K-- J
Afzordcriijke
den
I
ABONNEMENTSPRIJS: 40
P.’Kaco per post 50 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
'Rn
getuige op te geven,
stoep op, maar hij lag
er op. Ik voelde een
komen, zelf eens naar binnen te gaan, maar
de dreigende blikken der Cerberussen weer
hielden mij, te meer daar ik op dat oogen-
blik weinig tijd had, al zij het ook in be
scheiden mate, martelaar te worden, voor een
goede zaak.
De Amsterdammer bromt wel maar bijt
niet en uw correspondent is gewoonlijk niet
beter dan de rest.
S.S.
Voor nadere inlichtingen w
Koninklijken Hollandschen Lloyd,
j|
en elders. Of dit,
van onzen hoofd
commissaris, den heer Hordijk, ook hier
nog noodig zou zijn, betwijfel ik.
We] is waar, bestond er vroeger een meer
dan gewenschte amicaliteit tusschen sommige
politiemannen en heerachtige individuen uit
de onderste lagen van donker Amsterdam,
zag ik eens zelfs een volksverzameling makend
socialist opbrengen door een agent, geassisteerd
door twee beruchte kwartjesvinders, maar
dat was lang vóór hij aan het bewind kwam.
Juist door die zekere goede bekendheid
springt misschien de fout in ’t oog, die aan
ons politiewezen kleeft, namelijk dat het
Suivere justitie-werk het opsporen van misda-
ADVERTENTIEPRIJS; 17 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
voor de slechten, een
dus voor groote en
dan
Zou ik voor den klepper vreezen
Ach, die goede, brave man
Maakt dat ik gerust kan wezen
En ook veilig slapen kan.
De politie-agenten van thans hebben
ratel aan den kapstok gehangen (hun vrouwen
zullen er wel een lusje aan gezet hebben
om mijn beeldspraak niet al te abominabel
te maken). De gemoedelijkheid, waarmee ze
vroeger met zich lieten sollen, kleine vrien-
delijkheidjes bewezen en de kleine geschenken
accepteerden, die de vriendschap onderhouden,
behoort al lang tot het verleden. We kregen
een ander type van politieagent en daarbij
behoeft men nu niet louter aan den laagsten
rang te denken. Hij duldde geen spot meer,
kreeg gevoel van eigenwaarde, wat zijn
recht is, maar in de samenleving opgaan,
zóó ver kon hij ’t niet brengen: hij bleef
lid eener afgescheiden kaste, in Van Alphen’s
tijden de dienaar der andere burgersgroepen,
later veelal daaraan vijandig.
De ontstemming tusschen politie en niet-po-
litie dateert al van zpo lange tijden, dat ik werke
lijk noch de aanleiding kan opgeven, noch zeg
gen kan bij wie de eerste schuld ligt. Er was
een tijd, dat bij de politie minder gunstige
elementen in dienst genomen werden, omdat
dezen het best met spitsboeven en hun trucjes
bekend waren. Het spreekwoord: Met dieven
vangt men dieven, zegt in dezen genoeg.
In andere steden schijnt op dit gebied
alles nog niet geheel in ’t reine te zijn, als
men dit gebied ten minste zoover wil uitstrek
ken, dat onder hen, die geroepen zijn alles
wat de Staat strafbaar stelt, te bestrijden,
ook eenigen vindt, die daarbij met zich
zelf konden beginnen. Vandaar de zuiverings
processen in ’t Haagje
dank zij de correctheid
Onze politie!
Tijl Uilenspiegel moet naar men beweert
voor zich zelf een grafschrift gemaakt
hebben, dat luidde: zzDe menschen hadden
’t land aan me, maar ik heb ’t er ook naar
gemaakt.” Voor de Amsterdamsche politie
zal nooit een grafschrift noodig zijn, dat
ze ooit opgeheven zal worden als wijlen onze
schutterij, is in de eerstvolgende eeuwen niet
te verwachten. De toekomststaat van louter
eerlijke, rechtsgevoelbezittende en zachtaardige
menschen is nog verre. Waarom toch heeft
de Amsterdamsche politie zoo veelvuldigeen
langdurige perioden van impopulariteit ge
kend? De dienaren van den Heiligen
Hermandad zijn toch minstens even nuttige
gemeentebeambten als brandweerlieden of
tramconducteurs: de gemeenschap betaalt
hen en ons, individueel, bewijzen ze menigen
gratisdienst. En waarom wordt er zoo vaak
op gewezen, dat politie-agenten in ’t buitenland
zoo heel andere menschen zijn Als vreemdeling
hebben we al spoedig hun beleefdheid en al-
gemeene ontwikkeling opgemerkt, ook het
respect, dat zij al naar gelang van den
volksaard door z/strammheit” of gemoede
lijkheid de bevolking weten af te dwingen.
Er is eigenlijk niet de minste aanleiding
dat wij Amsterdammers, tegen onze politie
ingenomen zouden zijn. Als kinderen leerden
we al, dat de kopergehelmde macht onze
beschermengel is tegen boosdoeners, de schrik
soort Pietermanknecht
moderne menschen. En
(houdt eiken Donderdag ZITDAG W O Tl S ATA. Cl 00 I
te BOLS WARD bij den heer
HOMMES, Confiseur, Dijjstraat. j
men er een
loopen. Het taptoe-schandaal was
en alleen de heer
van de revue zzDe
slijpende jongens en meisjes (zooals ik het
voorgestelde heb gezien), ware geen bereden poli
tie noodig geweest om dan nog met moeite de
orde te herstellen.
Dat soms bij volksoploopen de nieuwsgierige,
die niet met electrische snelheid voor Z.M.
De Agent uit den weg gaat, een stomp in
den rug krijgt en ruw wordt voortgeduwd,
is al oud nieuws. Maar typisch is zeker dit
staaltje. Een dag of veertien geleden hoorde
ik op de Munt hoe een meisje van 18 a 20
jaar een twistgesprek had met twee andere
meisjes zij maakten den indruk van
werksleetjes op ’n atelier, gekleed dus als
burgerdametjes, doch zonder den opschik
die achter ’t zzdame/z een? zou doen zetten.
Agent maant aan tot doorloopen, volgens ’t
gebruik handtastelijk.
’t Meisje pruttelt wat tegen, zoo iets van
je hoeft me niet aan mijn lijf te komen en
onmiddellijk wordt het dametje door den
agent beetgepakt en met behulp van zijn
ijlings ter hulp toegeschoten collega naar het
bureau op ’t Singel gebracht, precies als een
dievegge of zakkenrolster. Maar er komt nog
meer. Een jonger broertje van het meisje,
een knaap van een jaar of 16, was in haar
gezelschap. Ik merkte hem eerst op toen
hij de stoep van het politebureau wilde be
treden om zich bij den inspecteur over het
optreden der agenten te beklagen of in elk
geval zich als getuige op te geven. Gezegd
had hij tot nog toe geen woord. Maar de
gehelmde gerechtigheid was blijkbaar van het
optreden van dezen getuige niet gediend en
weigerde hem den toegang.
Ik zei, jongen, je hebt het recht je als
weer ging de knaap de
er spoediger af dan
groote lust in mij op-
digers vaak door de zelfde personen geschiedt,
die op straat en bij luttele geschillen of
overtredingen moeten optreden.
Aan dievenvangers behoeft men alleen den
eisch te stellen, dat zij de dieven vangen.
Brave liedén bemerken niet eens, met wie
zij te doen hebben, als de speurders hun
vak goed verstaan en booswichten behoeven
niet met glacé handschoentjes te worden
aangepakt. Maar de fietsrijder, die een verkeerd
pad inslaat, of de feestganger, die in fuifstem-
ming een vroolijk liedje aanheft, is nog geen
jij, de nieuwsgierige, die zich te dicht bij
een relletje heeft gewaagd, nog geen hond,
die behoeft te kruipen voor de oogen van
den politiebaas.
Een dienaar der justitieele politie gaat
echter vaak zoozeer in zijn vak op, dat hij
bij voorbaat in elk medemensch een mogelijken
cliënt ziet.
Rechters zijn daar soms niet boven verheven.
Journalisten, die geregeld de rechtszittingen
bijwonen, weten precies, welke getogade
heeren, hoe charmant en humaan zij ook
buiten de rechtszaal mogen zijn, in eiken
verdachte bij den aanvang der zitting al een
schuldige zien. En begrijpelijk is het dus ook
dat zij, die onder allerlei geboefte moeten
werken, ook weinig egards hebben tegenover
het publiek, waartegen zij om futiële redenen
toch ook als politieman moeten optreden.
De impopulariteit onzer politie bereikte
haar hoogtepunt in de tijden van het taptoe-
schandaal. Ook al voor dien tijd sprak men
van klabakken, koperen bouten en smerissen,
onvriendelijke bijnamen, die in het vergeet
boek raakten, toen de heer Francken hoofd
commissaris werd.
Vóór hem waren de volksbuurten dagelijks
getuigen van relletjes met de politie, het
volk was zoozeer overtuigd van de ruwheid
der politieagenten, dat het altijd tegen hen
partij koos. In de betere klassen ontweek
men den politieambtenaar, mep stelde er
prijs op, nooit iets met de politie te maken
te hebben gehad. Desnoods liet
dief om
de klap op de vuurpijl
Reyding, de schrijver
Doofpot7', kan onze politie uit dien tijd
een goed en zelfs warm hari iocdïngen, want
zonder haar had Foezel het type van den
agent, zooals de Amsterdammer zich dien
voorstelde niet bijna vierhonderd avonden zijn
zzik doe het lekker niet” kunnen zingen, had
de heer Reyding uit de politie-antipathie niet
zooveel klinkende munt kunnen slaan.
Onder ’s heeren Francken wijs beleid
braken er andere en betere dagen aan. Die j
huldigde de stelling: de politie is er voor
’t publiek en niet omgekeerd, een stelling,
waarmede het meerendeel zijner ondergeschik
ten het vierkant oneens was. Dat zij niet
meer mochten hakken, beleefd moesten zijn
en in letterlijken en in figuurlijken zin bet
publiek met handschoentjes moesten aanpak
ken, was hun eerst erg vreemd. Maar zij-
wenden er wel aan, vooral toen met Kro-
nings- en latere feesten de stemming jegens
hen geheel omsloeg, zij in plaats van de
zondebok, het troetelkindje der burgerij werden
en men hun eende Amsterdamsche politie
gaat nooit verloren I. toezong.
Die actie werd gevolgd door reactie, toen
de heer Hordijk de teugels in handen nam.
Die eischte ook wel beleefdheid, beschaving
enz. maar daar naast in nog grootere mate
strengheid, militaire discipline èn voor het
corps zelf èn voor de burgerij. Weg met alle
door-de-vingers-kijkerij. Uit was ’t met alle
gemoedelijkheid. Zelfs op nationale feestdagen
werd streng opgetreden tegen hen, die na
twaalven muziek maakten. Wie had ’t vroeger
ooit zoo zout gegeten. En wie ’t in de
eerste tijden dan, want nu is zoo iets on
denkbaar in zijn hoofd gekregen zou
hebben een gebbetje uit te halen met een
politieman, zou daar door een ijskoüden blik
en veelzeggend gebaar wel spoedig van terug
komen.
De onderkoninkjes in den politiestaat
hebben getrouwelijk het régime opgevolgd.
Zijn mogelijk verder gegaan dan hun leider
gewenscht had. Ze zijn weer op een punt
gekomen, dat men ’t uiterste zal doen en
velen om toch maar als ’t u blieft niets met
politie te doen te krijgen. Duidelijke teekenen
van de veranderde volksstemming waren dezen
zomer wel de relletjes in de Ferdinand
Bolstraat) heusch tegen tien of twaalf straat-
om te gaan, er in zou vliegen. Het is, evenals
de andere ontdekte valsche bankbiljetten van
f40 genummerd N C 5355 en gedagteekend
van 15 Januari 1906. De zwarte druk is
iets grauwer dan bij de echte, terwijl de lijnen
daardoor minder scherp schijnen. De gemoi
reerde vulling der hoekschilden met het cijfer
40 is ietwat geveegd; daarentegen kan het
in klein schrift aan den voet voorkomende
afdruk van art. 232 van het Wetboek van
Strafrecht een onderzoek met de loupe door
staan. De groene tint is wat meer grasachtig
dan bij de echte biljettende groene onder
druk is wazig en mist de witte schaduwlijnen
rond de ornamenten. De verf voelt wat vettig
aan, het papier iets wollig, van afgaan der
groene kleur konden wij echter niets ont
dekken. Ook het watermerk is zeer bedriegelijk
nagebootst, ook al zijn de letterbeemden niet
geheel overeenkomstig de echte.
Het hier in beslag genomen biljet was
blijkbaar al eenigen tijd in omloop geweest,
althans het scheen daarvan de sporen te
dragen, terwijl op de rugzijde ook het adres
van een handelaar elders staat afgedrukt.
Verder meldt de Dordr. Ct. dat gisteren
bij het agentschap der Nederl. Bank te Dord
recht een valsch bankbiljet van zestig gulden
in beslag is genomen, dat zich bevond tusschen
een aantal biljetten van dat bedrag, welke
daar door een kassiersfirma werden gestort.
Het valsche bankbiljet is, naar het Dord-
rechtsche blad bericht, genummerd J. R. 2934
en gedateerd 2 Februari 1964, draagt overi
gens, uitgezonderd natuurlijk de bruine kleur,
dezelfde kenteekenen van valschheid als dat
van veertig gulden. Niet alleen dat het keurig
is nagemaakt, blijkbaar in dezelfde werkplaats,
maar het bevat ook een watermerk, en wat
nog eigenaardiger is en mogelijk als een
waarschuwing kan dienen: beide valsche
biljetten zijn op den rug gestempeld met het
adres van zekeren Den Boer, aardappelhandel
te Leiden, welk stempel hoogstwaarschijnlijk
ook valsch is. Het biljet van zestig gulden
is ter beschikking van den officier van justitie
gesteld.
Te Utrecht zijn aan de politiebureaus
ijskisten ter beschikking van het publiek
gesteld. Ze bevatten twee groote staven ijs,
i die iederen morgen door nieuwe vervangen
worden. In dringende gevallen kunnen arm-
Het wordt afgegeven indien de aanvrager
een door een geneeskundige geteekend voor
schrift kan toonen; in spoedeischende gevallen
kan het ijs evenwel ook zonder die verklaring
worden verstrekt. Voorzeker een maatregel,
die navolging verdient.
Hij kende zijn vrienden.
Met eene familie, welke 1 Nov. van Weesp
naar Keulen vertrok, ging ook een hond
mee welke evenwel meer bij eenen buurman
huisde dan bij den vertrekkenden eigenaar.
Hoe groot was de verbazing van den buur
man toen hij 1 Dec. den hond voor zich zag
staan en denzelfden dag een briefkaart uit
Keulen kwam, dat daar den 23e de hond
was weggeloopen. Het dier had den afstand
KeulenWeesp in 7 dagen afgelegd.
Onbezonnen varen.
Men meldt uit Nieuwediep:
Zaterdagmiddag te drie uur werd door den
loodskotter Texel no. 12 de Duitsche driè-
mastschoener «Alida” thuis behoorende te
Brake, in de onmiddellijke nabijheid van
„De Gronden” gepraaid. Er was, zooals zeelui
dat noemen, «klein zicht”. De loods K.
Smit, die naar den schoener werd gezonden,
maakte den in zijn kooi liggenden gezag
voerder er op opmerkzaam, waar hij zich
bevond, waarop hij eerst een onbescheiden
antwoord ontving en ten slotte, onder bedrei
ging van een pak slaag, den raad kreeg te
zorgen dat hij weder in de jol kwam. Zonder
deze waarschuwing zou het schip zonder
twijfel in de gronden zijn geloopen. Een
onderzoek door de bevoegde autoriteit zou in
deze niet ongewenscht zijn. Ook hieruit kan
men weder zien, hoe zorgeloos wordt gevaren
op plaatsen, die de geheele aandacht van alle
opvarenden vereischen.
[Genoemd schip (vermoedelijk de ,zAlida”),
kapt. Bude, bevindt zich op reis van Rio
Grande naar Altona.]
Eerstvolgend
Amsterdam naar Rio di
„Amstelland”
„Zaanland”
„Rijnland”
lere inlichtingen
M;
Bols
f
Sticiitsche H
he Courant
ll
■o t w wt t? wr r v n
PROEFPOTJES VOOR