Kieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
Rede Ds. Bakker.
No. 3.
48ste Jaargang.
1909.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
met m'n vriend Jan Contrarie.
Zondag 10 Januari.
GESPREKKEN
VOOR
laten uitpraten. Ik
ABIE.
PAUZE.
kwaad niet
allergezel-
Sterker
zouden
voor
ons
ze
dezer dagen
te ontgaan,
dood, zorg
zoo
Het derde verwijt dat vooral van de rechter
zijde onze partij wordt gedaan, zoo vervolgde
spreker, is dat wij materialisten zijn, theo
retische en practische materialisten. Deze
woorden eischen nadere verklaring. Materie
Je hebt van die lui die altijd in de
oppositie zijn. Onaangename miserabele kerels
vind je daaronder, echte nurksen, die alles
en allen verkeerd vinden, altijd brommen,
pruttelen, mopperen.
Niet alzoo mijn geachte vriend wiens
naam hierboven staat. Hij is één van die
menschen die graag eens in de oppositie zijn,
maar het toch in den grond zoo
meenen. En in den omgang een
ligste baas, met ’n eigenaardigen kijk op vele
dingen. Daarom vroeg ik hem laatst of ik
onze gesprekken zoo nu en dan eens mocht
publiceeren in de Bolswardsche Krant.
Nou, wat heb je daar nou aan, zeit ie,
dat krantenschrijven daar ben ik niet voor.
Maar op mijn aanhoudend aandringen heeft
hij toch eindelijk toegegeven. En zoo zult U
zoo nu en dan hoop ik, worden „vergast”
op een praatje van Jan Contrarie met zijn
vrind Arie.
dat verdeeld in ver-
ledere familie
en heeft z’n
de muren en
van
goed onderhanden
1 te bezwijken,
en schragen
De „Afdeeling Bolsward” van de Soc. Dem.
Arb. Partij hield Woensdagavond eene open
bare vergadering in „de Doele”. De voorzitter,
de heer 8. Vormeer, opende met een korten
welkomstgroet tot de talrijke aanwezigen de
vergadering en gaf het woord aan Ds. BAKKER
van Zwolle, die het onderwerp „De zonden
der Sociaal-Democratie” zou behandelen.
Spreker begon met er op te wijzen dat er
in onze dagen niet veel bewegingen zijn, die
meer de aandacht trekken dan de sociaal-
democratie. In boeken en couranten, in ver
gaderingen van gemeenteraden en 2e kamer,
haast overal wordt die zaak besproken, ’t zij
dan bestreden of verdedigd. Er worden die
partij heel wat fouten en gebreken aange
wreven, sprekers treden veelvuldig op om op
hare zonden te wijzen, en toch de partij staat
steeds met verjongde kracht weer op. Ook
in de pers, bij name in de christelijke, en
in de dagelijksche gesprekken wordt de soc.
dem. partij heel vaak op ongunstige wijze
beoördeeld, en heeft men allerlei aanmerkingen.
’t Is sprekers doel heden eenige van die
voornaamste fouten, die men de partij ten
laste legt wat nader te beschouwen. Voorop
wenscht hij er bepaaldelijk de aandacht op
te vestigen dat hij zal spreken over de zonden
welke men dikwijls de sociaal-democratie ver-
wjjt, wat men niet moet verwarren met de
leden der partij, de soc.-democraten. Spreker
wenscht dat hedenavond in debat zullen komen
degenen, die het niet eens zijn, met wat hij
verkondigt, doch verzoekt dezulken vooraf
niet te komen met personen uit de partij,
door citaten aan te halen van deze of die
spreker of schrijver uit de partij, maar zich
te bepalen tot de sociaal-democratie, als
partij.
De eerste zonde dan die men de partij
verwijt is dat zij iets onmogelijks voorspiegelt.
Men beschuldigt de partij dat zij een toestand
van geluk en voorspoed aan de menschen
voorspiegelt, die nooit verwezenlijkt kan
worden, en waardoor dus de opgewekte ver-
beteekent stof, de theoretische materialisten
verklaren alles uit de beweging der stof.
Alles in de natuur, ook het leven, zelfs het
denken, ons geheele bewustzijn is volgens
dezen een wijziging, een beweging van de
stof, en met deze leer is de godsdienst een
onmogelijkheid. Dat nude socialen deze
leer huldigen is een groote leugen, er zijn
er wel zulke, maar er zijn er ook die het
verwerpen, tot het beginsel, tot het wezen
der partij behoort het dus niet. Op maat
schappelijk gebied willen wij werken, wij
willen stoffelijke verbetering en laten ieder
in zijn geestelijke meeningen vrij, dat is
privaatzaak en doet tot de partij niets af.
De strijd in onze partij, al laat men van de
tegenpartij het zoo gaarne daarvoor aanzien,
gaat niet over die theorieën, ’t gaat over
heel andere dingen.
Maar practische materialisten zijn we dat?
Een practische materialist is iemand die van
een goed leven houdt. „Eten en drinken en
vroolijk zijn” menschen die leven voor hun
maag. Nu er zijn er bij onze partij wel, zegt
spr. die dat niet zullen verwerpen, als ’t te
bekomen is, maar bij de niet-soc. zijn er
zulke voorzeker niet minder. Doch omdat wij
i over verbetering van woningen,
en kleeding, omdat wij socialen
met die stoffelijke behoeften
ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden.
Franco per post 50 Cents.
Afzonderlijkenos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
langens teleurgesteld worden, wat tot ver
bittering moet leiden. In plaats van levens
geluk brengt deze partij dus teleurstelling.
Spreker ontkent deze bewering beslist. Al
moge het waar zijn dat door sommigen vroeger
wel eens overdreven verwachtingen zijn op
gewekt dit doet de sociale partij thans niet.
De soc. weten te goed, dat het volmaakte
niet kan worden bereikt op deze aarde, en
zij zijn ook gaan inzien, dat al is eenmaal
de socialistische maatschappij gekomen, er
toch rampen, ziekten en kommer zullen blijven.
De natuurrampen, als waarvan de dagbladen
weer melding maakten zijn niet
en ook altijd zullen ziekte en
en kommer rimpels plooien op
menig gelaat. Een wereld vau enkel
genot komt niet, maar een wereld met zoo’n
miserabelen toestand als wij beleven, kan
verbeterd worden. Wij socialen beloven een
wereld die beter is dan deze, of eigenlijk
beloven doen wij niets, men moet zich geen
gouden bergen beloven, doch wij voorspellen
een hevigen strijd om daardoor een toestand
te scheppen veel schooner dan thans. Door
eendrachtige samenwerking is te verkrijgen
dat er geen krotten meer bewoond behoeven
te worden, dat geen kinderen door gebrek
en ontbering met holle wangen behoeven
rond te loopen, dat geen vrouwen in fabrieken
of soms halve nachten zullen behoeven te
w’erken, om zich het noodige te verschaffen,
dat men niet meer de werkeloosheid behoeft
te vreezen, wijl die dan niet meer zal gelijk
staan met broodeloosheid, dat de ontwikkeling
niet het voorrecht van enkelen meer zal zijn,
dat de diepe klove tusschen bezitters en niet-
bezitters zal gedempt zijn. De wereld zal
nooit een paradijs worden, maar wel zal er
komen meer licht, meer ontwikkeling, meer
reinheid, meer levensgeluk, en de socialen
zien een weg om daartoe te komen, en ge-
looven in de kracht van het volk, als het
tot het juiste inzicht van den toestand is
gekomen.
De tweede zonde der soc. partij aangewreven
is van ernstiger aard en luidt dat zij de
arbeiders opruit, bitterheid en haat zaait,
dat de arbeiders ontevreden gemaakt worden.
Dit verwijt, zegt spreker heeft een schijn
van waarheid - doch ook niet meer dan een
schijn, ’t Is waar, de arbeiders worden on
tevreden gemaakt met den huidigen toestand
- maar opgeruid worden ze niet. Opruien
is een leelijke zaak, dat beteekent in ’t geniep
tot haat aanstoken. Wij soc. zegt spreker
'doen niets in ’t geniep. Wij treden steeds
in ’t openbaar op, laten op onze vergaderingen
altijd de pers toe, debat is op onze vergade
ringen altoos gewenscht. Zelfs als wij on-
eenigbeid in de partij hebben geschiedt dit
in ’t openbaar, en ’t wordt ook wel voluit
openbaar gemaakt. Dus in ’t geniep werkt
onze partij niet. En ontevredenheid zaaien?
Ook dat doen wij niet in den zin, als men
’t gewoonlijk verstaat. Wij willen geen haat
kweeken tegen de menschen, maar wel ten
opzichte van de toestanden. De sprekers onzer
partij leggen er altijd klem op, dat de slechte
toestanden niet aan de menschen als personen
zijn te wijten doch de maatschappelijke verhou
dingen deugen niet. De kinderen der arbeiders
moeten evengoed gelegenheid hebben zich te
ontwikkelen als die der rijken, nu zijn de armen
van hoogere ontwikkeling uitgesloten, omdat
ze genoodzaakt zijn te werken, om te eerder
in hun onderhoud te kunnen voorzien. De
kunst, de wetenschap, de beschaving zijn
niet voor enkelen maar moeten voor allen
zijn. Er wordt onrecht gedaan, er wordt roof
gepleegd, wijl enkelen zich verrijken met het
zweet en den arbeid van anderen. Als de
arbeiders onder dat onrecht gaan inslapen,
dan wijst de soc. dem. partij hen er op. In
Zwolle opende de voorzitter eener christelijke
partij een vergadering o.a. met de woorden:
„Wij zijn geen malcontenten 1” en hij droeg
daar roem op. Spreker daarentegen zegt
Wij socialen zijn wel malcontenten! Wij
zijn niet tevreden met den tegenwoordigen
toestand, wij leeren den arbeiders den weg
hoe ze het beter kunnen krijgen.
we zoo
’t Was op een kouden, mistigen avond,
dat ik nog eens even bij hem aanliep. Ik
had den heelen dag in huis gezeten en wou
me nog wel eens even vertreden. Toevallig
deed hij me zelf open. Kerel, zeit ie, jij bent
ook niet vroeg, hoor. En wou je nu nog
loopen? Nou, je moet me niet kwalijk nemen,
maar ik dank je stichtelijk, in deze kouwe
mist, en dan met onze schitterende straat
verlichting, om de vijf lantaarns zoowat één
op, je kunt wel in het water loopen. Nee,
weetje wat je doet? Je trekt maar gauw je
jas uit en komt mee naar binnen, we zitten
nog aan de thee. Ik mee naar binnen en
onder een geurig kopje thee en dito sigaar
kwamen de tongen al gauw los. We kregen
’t over het werk, de drukte in zaken die
nieuwjaar met zich meebrengt en zoo kwamen
we als vanzelf op de gezellige feestdagen die
we nu achter den rug hebben. En over het
zeer bizondere karakter daarvan. Zoo kreeg
ons gesprek langzamerhand een ernstig cachet.
Ik raakte nog al in geestdrift. Over Oude
jaarsavond met z’n intimiteit. Toen de lamp
helderder brandde en de haard gezelliger
snorde, toen we allemaal bij elkaar zaten in
den huiselijken kring, óók zij die anders ver
zijn. En over ’t Kerstfeest vooral. Het Kerst
feest met z’n vriendelijk kaarsgeflonker en
z’n zoete dennengeuren en z’n blije kinder
stemmen. Zijn zachte vredeszangen en geruisch
van engelenvleugels. Hoe raakt toch een ieder
onder den indruk van de lieflijke boodschap
die het Kerstfeest brengt. Hoe gaarne gaan
we, wanneer der klokken klaar geluid ons
roept, om nog eens weer te hooren dat
oude, oude verhaal, van engelenvreugde om
zijne komst. Van vrede op aarde en in
menschen een welbehagen. Ik zou misschien
nog een tijdlang zoo zijn doorgegaan als m’n
vriend me niet had gestoord. Nou, nou, jij
bent ook een dweper, hoor! O, zeg ik, ver
ontwaardigd, wil je soms ook al op deze
dingen gaan critiseeren, voel je daar dan
niets voor? Ik daar niets voor voelen? Maar,
kerel, hoe kom je d’r bijIk ben net als
jij en iedereen, verbazend onder den indruk
geweest. Maar nou moet je mij ook eens even
laten praten. Ik ben het met je eens, die
„liefelijke boodschap”, zooals je zei, die
Kerstmis ons brengt, daar zijn we altijd
uitermate gevoelig voor. En als Kerstmis
voorbij is, dan brengen we die boodschap
in praktijk. Let maar .eens op. In ons par
ticuliere leven gaan we weer onze kleine
ruzietjes verloopen. Als familieleden b.v.
zien we mekaar weer als uilen aan, omdat
we het niet eens kunnen worden over Mozes
en de profeten. En als vrinden, kennissen,
omdat we in deze of gene zaak niet genoeg
door elkaar gekend zijn.
In ons maatschappelijk leven gaan we
weer aan het organiseeren. Arbeiders, orga-
niseeren we ons, en kapitalisten, organiseeren
we ons. Om gezamenlijk wat tot stand te
brengen? Nee, man, om elkaar tegelegener
tijd in het haar te vliegen. En als midden
standers? Als middenstanders, meneer, hebben
we nog veel beter Werk te doen. Als mid
denstanders gaan we niet organiseeren, maar
concurreeren. Concurreeren und kein Ende.
Ieder voor zich. Maar..., wil ik in het midden
brengen.stil, zegt m’n vriend, je moet
altijd praten
beter voedsel
dus altoos ons
bemoeien, worden wij materialisten genoemd.
Nu ’t is waar, wij willen daarin verbetering-
doch niet alleen daarin. De partij dringt ook
aan op voltooiing der geestelijke ontwikkeling,
meer onderwijs - en meent dat bij dat
meerdere onderwijs een goed verzorgd lichaam
noodig is. Dat verwijt van materialisme meent
spreker dan ook te moeten afwijzen. De
arbeider tobt voorzeker veel met stoffelijke
kommer en zorg - maar zegt men - de patroon
heeft nog zwaardere zorgen. Als de werkman
zijn taak af heeft, gaat hij zonder zich er
verder over te bekommeren naar huis, terwijl
de patroon soms nacht en dag zorgen heeft
met inkoopen, afzet, regeling van den arbeid,
dus die beeft nog veel meer zorg. Spreker
stemt dit eensdeels toe, maar de zorgen voor
broodsgebrek heeft de patroon niet, hij behoeft
voor ’t dagelijksch brood geen zorg te maken.
De bezitter wil dan ook niet ruilen met den
niet-bezitter, doch de soc. partij wil de brood-
zorg opheffen, en dit geldt voor de arbeiders
maar in den tegenwoordigen tijd zijn er ook
genoeg kleine patroons, voor wie de socialis
tische maatschappij een uitkomst zou zijn.
De ophooping van kapitaal maakt den kring
van belanghebbenden bij een veranderden
toestand steeds grooter.
Nog een zonde wil Spreker behandelen
n.l. dat de Soc. onchristelijk, anti-gods-
dienstig, ongeloovig zijn. Ook dat verwijt
is volstrekt onwaar omdat, zegt Spr. onze
partij zich niet bemoeit met de groote ge
loofsvraag. Godsdienst is privaatzaak, dat
gaat de personen, niet de partij aan. Reeds
het feit dat ik zegt Spr. hier voor
U sta bewijst zulks, en er wordt niemand
een haar gekrenkt omdat hij gelooft in God,
in Christus, in ’t eeuwig leven. De Christel,
arbeiders behoeven dus niet bang te zijn dat
zij ’t geioof zullen verliezen, door zich bij
de S. D. A. P. aan te sluiten. Wie dat
beweert, liegt het. Vrijheid van gedachten
staat bij de Soc. steeds op den voorgrond, en
allerlei gedachten en meeningen omtrent de
godsdienstige zaken kruisen zich bij onze
partij. Als iemand vreest, dat zijn geloof
niet bestand is tegen den omgang met hen,
die anders denken, dan is zijn geloof niet
innerlijk gevestigd, dan is ’t een omplaksel.
Spreker zelf gaat vaak om met personen,
die in meening tegenover hem staan, maar
bang dat hij daardoor ’t geloof zal verliezen
is hij geenszins.
’t Is een praatje om de arbeiders bang te
maken, wanneer verkondigd wordt, dat zij
niet mogen samengaan met menschen, die
niet buigen voor Christus. Er zijn meerdere
bonden in ons land waarin menschen van
allerlei richting samenwerken. En waarom
ook niet Gezamenlijk wordt naar één doel
gestreefd, en ’t andere laat men er buiten.
De socialisten hebben voor doelden grond
en de productiemiddelen aan de gemeenschap
te brengen voor dat doel moet gestreden
worden en daarin kan ieder meedoen, niemand
wordt verhinderd over den Godsdienst te
blijven denken, wat hij wil.
Tegenover de arbeidersbonden worden tegen
woordig op vele plaatsen patroonsbond?!!
me even laten uitpraten. Ik wou dan zeggen
we gaan de Kerstidee óók nog in praktijk
brengen als volk, als menschen van ééne
taal, ééne historie, één gemeenschappelijk
belang. Wat gaan we doen? We zoeken ons
hoogste heil in het harrewarren over de
hóógere politiek.
En dan als volkeren. Als volkeren brengen
we de vredesboodschap eerst récht in praktijk.
We gaan n.l. onze wapenrustingen weer eens
nakijken. Is hier niet een scharniertje los,
moet daar niet een nieuw pantser worden
aangebracht? En het zwaard, is het nog wel
scherp, goed scherp? Blijkt ons dat het
boeltje in orde is, dan gaan we ook nog
wel eens verder en laten de sabels zoo nu
en dan eens rammelen en zien elkaar eens
dreigend aan. Een vonkje... Maar, wil ik
weer wagen... Nee, hou je nu nog even
stil, ik ben nog niet uitgepraat.
Ik wou nog even zeggen dat we de Kerst
idee uitermate in praktijk brengen als Chris
tenen. Als Christenen bewonen we één groot
huis, maar daar we niet allemaal van dezelfde
familie zijn, hebben we
schillende appartementen.
bewoont z’n eigen appartement
eigen gebruiken. Nu gaan we
schotjes die de diverse appartementen
elkaar scheiden weer eens
nemen. Dreigt een muur te bezwijken, we
haasten ons met stutten en schragen en
bouwen zoo gauw mogelijk een nieuwe op.
en dikker dan de oude. Want anders
we met elkaar in te intieme aan
raking kunnen komen. En daar zijn we zoo
bang voor als vuur, want in onze eigene
appartementen, daar leven we zoo voor
treffelijk.
Ja, ja, we zijn allemaal enthousiast
de liefelijke boodschap die Kerstmis
brengt. En daarom doen we al ons best
in praktijk te brengen. Maar ik zie, je rookt
niet meer, een frissche? Ja, graag, zei ik,
en nam, na nog een paar minuten gezeten
te hebben, maar afscheid. Want na al het
geen mijn vriend gezeid had, had ik geen
lust meer het gesprek over dat onderwerp
voort te zetten.
Bolswardsche Courant