Nieuws- en Advertentieblad Bolsward en Wonseracleel. I I I l No. 12. 48ste Jaargang. 1909. Verschijnt Donderdags en Zondags. Over allerlei dingen. De Wognummers te Berlijn. 1 F Donderdag 11 Februari. ft II VOOR Afzonderlijke nos. DIXI. uitte het le openbare kan weinig nooten en aan ’t ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden. Franco per post 50 Cents. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent. 1 heb ik eens gehoord, dat er vroeger grooter plannen bestaan hebben, men wou n.l. de stad uitbreiden, nieuwe straten aanleggen, daartoe was al een bepaald stuk land aan gewezen. De aanleg zou op royale wijze plaats hebben en meteen zou dan die ge legenheid worden gebruikt om de nage dachtenis van Gysbert Japiks in eere te houden. Er zou natuurlijk komen een Gysbert-Japiks-straat, zelfs een Gysbert- Japiks plein met in het midden ’s dichters standbeeld. Eilacie van al deze grootsche plannen is niets gekomen. Men heeft er de. voorkeur aan gegeven in vrijgekomen tuinen te bouwen zooals ik zoopas al zei. Maar ik zie, dat ik mooi op weg ben om van mijn eigenlijk onderwerp «f te dwalen. Ik had je beloofd om je eens te vertellen wat we hier zooal met onzen vrijen tijd doen en daarvan is nu nog niets gekomen. Daar ik echter van plan ben je dezen brief netjes gedrukt in huis te sturen (n.l. in de Bolsw. Courant), en ik dus rekening heb te houden met de plaats ruimte, moet je het hier voorloopig maar mee doen en zal ik je de volgende week eens iets schrijven over onze amusementen. Met vriendschappelijke groeten, je Een paar weken geleden kreeg ik een brief van een mijner vroegere schoolkameraden. Wel, schreef ie, kerel, hoe gaat het je toch tegenwoordig? Ik hoor in den laatsten tijd niets meer van je, en vroeger was je altijd compleet een schrijfmachine en werden de vrinden getrouwelijk op de hoogte gehouden van al de gewichtige dingen die je zoo al beleefde. Hoe zit dat nu? Komt het misschien omdat je in dat plaatsje daar in het hooge Noorden zoo weinig interessants beleeft, dat het je niet de moeite waard is daar over te schrijven? (Meneer woont in Amsterdam, moet u weten.) Ja, dat zal het wel zijn, ’t lijkt me ook vervelend toe, om je leven te slijten in zoo’n Friesch provincieplaatsje. Bolsward, Bolsward... ja, ik heb ’t nu in den laatsten tijd nog al eens hooren noemen in de verschillende verslagen van den z.g. elfstedentocht en verleden jaar is ’t ook nog zoo’n beetje in de hoogte gestoken met dat Gysbert-Japiksfeest dat jullie daar toen ge houden hebben en waar je me indertijd nog een paar ansichtkaarten van gestuurd hebt. Maar zoo in den regel zal er toch drommels weinig te beleven zijn, denk ik, geen gelegen heid om uit te gaan, geen leven en beweging om je heen. Misschien heb je daar nog aardige wandelingen, maar dat zal dan ook alles zijn. Hoe dit zij, je komt er nu niet af, maar schrijft me eens een Hinken brief en vertelt me dan eens wat je daar in dat B. eigenlijk met je tijd uitvoert. Nu, zooals ge ziet, ik kon er niet bestaf en heb mijn vriend dan ook uitvoerig ge antwoord. Dat antwoord zal u misschien kunnen interesseeren. Ik schreef dan Mijn waarde vriend amice, zou Janus Tulp zeggen. Het papier is goddank disponibel, pen en inkt zijn goddank dispo nibel en een beetje tijd heb ik goddank ook nog wel disponibel. Ik neem dus een stoel, plaats die voor m’n schrijftafel, daarna mijn eigen dierbare persoontje daar boven op, n.l. op dien stoel, en wil trachten jou belang stellend epistel te beantwoorden. Mijn waarde vriend amice, ik wil beginnen met je te wijzen op het aloude spreekwoord: onbekend maakt onbemind. Onbekend maakt onbemind, amice, dat blijkt ook alweer uit jou geacht, geëerd en gewaardeerd schrijven. Want kénde je, je zou zeker niet op dien toon spreken over „het hooge noorden” en over „provincie plaatsje” en „oervervelend” en al die fraaiig heden meer. Uit al die uitdrukkingen blijkt een schrikbarende onkunde omtrent menschen en toestanden hier in onze noordelijke pro vincies, een onkunde die in Holland meer wordt aangetroffen. En die ook al niet wordt weggenomen door journalisten die in hunne verslagen den mond vol hebben van „boertjes”, „schippertjes” en „burgertjes in Zondagsche kleeren.” Maar laat ik je dan tot je ontnuchtering voor eens en voor al zeggen: dat is allemaal larie. „Het hooge Noorden”, zooals jij het gelieft te noemen, is volstrekt niet zoo’n soort achterhoek. Integendeel. De menschen (de boertjes en schippertjes en burgertjes, zooals jullie jour nalistes goed vinden ze te noemen) staan over ’t algemeen wat ontwikkeling betreft vooral niet lager dan bij jullie in Holland. Maar laat ik nu mijn tijd niet verzeuren en je liever eens wat van onze Bolswardsche levenswijze vertellen. Jij vraagt me wat ik hier met mijn tijd uitvoer. O, mijn waarde vriend amice, jij bent anders zoo’n pientere kerel, maar hoe kun je nou toch zóó’n vraag doen! Denk je dat we hier allemaal zoowat halve renteniers zijn? Dan heb je 't glad mis, vriendje, dan ben je heelemaal abuis. Hééle renteniers, die hebben we hier wèl een heele boel, meest woonachtig buiten de Blauwpoort en op de „Postroukade” en dan nog buiten de Sneekerpoort in som mige der fraaie villa’s die daar in den laat- sten tijd verrezen zijn. Maar de anderen, en daaronder je onderdanige dienaar, brengen het grootste deel van hun tijd zoek met werken, ja, vriendje, met werken. Jij ver onderstelde misschien dat het hier was: hoe genoeglijk rolt het leven, enz. Is 't niet zoo? Nou, dat dacht je maar, ’t Is hier al even goed als by jullie: in het zweet uws ADVERTENTIEPRIJS: 17 regels 50 Cts. Vervolgens ‘|1O Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4. heerlijk harmonieus ensemble te tooveren! Zijn opvatting en zijn zich laten gaan vloeit direct in z’n koor over, welks uitvoering is ’n bekoorlijk, treffend tooukunstbeeld, door zijn directe impressie ontstaan, en juist door dit wonderbaarlijke één zijn van koor en dirigent geraakt ook ’t publiek onder de bekoring van dit eenig mooi ensemble. Daarbij komt nog, dat ’t stemmenmateriaal, vooral dat der mannen van ’n prachtgehalte is, dat zeldzaam mooi samenklinkt met de vrouwen stemmen, van welke ook hier de lieve solo- zangeresin het „AveMaria”, „KleinMoederke” en „Panis Angelicas” zoo dankbaar voldeed. ’t Was voor ’n Hollandsch oog zoo wel dadig op te merken, hoe die verwende Ber- lijners zoo onder de bekoring kwamen van dezen eenvoudigen, ongekunstelden en reinen a capella-zang En nog vleiender was ’t te zien, dat die handen, welke zich misschien maar zelden tot ’n krachtig applaus samenslaan, thans als bij intuïtie na elk nummer ferm applaudis seerden; ja, aanvankelijk met ’n gelaats uitdrukking er bij, waarop men las „Maar hoe heb ik ’t er nu mee Zijn dat een voudige landbouwers ’t Is groszartig 1” En de heer Saai ’t Publiek kon zoo af en toe 'n buiging van hem los krijgen, meer nietterwijl de solozangeres, na eiken krachtig beapplaudisseerden solo, eveneens ’n kleine buiging maakte. De overigen zetten zich weer kalm op hunne plaatsen neer, alsof al die menschen uit deze wereldstad bun niets aangingen. Kortom, ’t was eenig en met volle gerustheid mag hier geconstateerd worden, dat „Jacob Kwast” reeds met z’n eerste concert, dat alleen voor ’n uitge- noodigd en dus zeker niet voor ’t minst bevoegd publiek gegeven werd, beslist ’n groot succes behaald heeft. ’t Beste bleek dat nog aan ’t slot van het concert, dat van 12 tot 2 uur n. m. duurde, uit het onbedaarlijk applaus na de uitvoering van „’t Kwezelken”, dat, vooral op ’t bis der Hollanders, gebiseerd werd. Over de aanwezige Hollanders gesproken, men wel begrijpen, dat dezen met niet trots naar onze beroemde landge- zaten te luisteren. En met blijde opgetogen gelaatsuitdrukking werden de Duitsche vrienden aangesproken om van dezen te vernemen, hoe „die Hollandsche boeren en boerinnetjes” hun bevielen Ge lukkig trouwens ’t kon ook niet anders getuigde ’t antwoord al van even groote opgetogenheid als, waarmede de vraag gesteld werd. De meesten legden den nadruk op de groote muzikale kracht van dit koorde fijne nuanceering, waarvan vooral bewonderens- waardig waren, de pianissimo’s, de crescen do’s en decrescendo’s en de begeleiding der solo’s. ’t Was dus ’n mooie inzet voor de drie volgende concerten, welke gegeven werden met de medewerking van niet minder dan den bekenden pianist James Kwast, professor aan het Conservatorium en diens echtge- noote. Merkwaardig is wel, dat professor Kwast ’n kleinzoon is van den stichter der vereeniging, het vermaarde hoofd der school, Jacob Kwast, naar wien ons international koor genoemd is. En thans nog iets van concert, dat gegeven werd in deKlindworth Scharwenka zaal met medewerking van boven genoemde musici. Ook hier ’n dankbaar publiek, komende onder de bekoring van dezen frisschen natuurzang. De Berliner Morgenpost zegt er van: Wat dit boerenkoor met zijn capella- zang bood, was beslist iets buitengewoons. Het inleidingslied ons „Heil dir, im Sieges- kranz" was ’n patriottische hulde aan de Duitsche bezoekers. De oud-nederlandsche. liederen, die hierop volgden, ?ong het koor met frissche, zij het ietwat harde stemmen. De sopranen, en tenoren zijn echter, vooral in de meer gedragen gedeelten, zeer mooi, terwijl ook het klankgehalte van het geheel in de pianissimo’s bewonderenswaardig is. Het hemelsche „Ave verum" van Mozart; Bortniansky’s „Du Hirte Israels"; Gounods Tota Pulchria, en andere geestelijke liederen zong het koor met ^n prachtige intonatie, die diep ontroerde door hare fijne nuances en hooggewijde uitdrukking. Willem Saai is blijkbaar 'n uitstekende instructeur en leider van z’n koor, uit welks prestaties wij den aanschijns, enz. De concurrentie, hé, dat snap je wel, dat ’s nou niet een ding dat zich alleen in Amsterdam voordoet. Maar natuurlijk, we hoeven hier toch niet altijd dóór te zwe..., pardon, te transpireeren, wil je zeggen. Nee, hoor. Gelukkig niet. We hebben ook ook nog wel eens een paar uurtjes vrij. Maar dan behoeven we ons ook volstrekt niet te vervelen. Want Bolsward is een allergezelligste stad. Ja, zeker, mijn waarde, ik zei van stad. Ik weet wel dat jullie Groot-Mokummers je wel eens ver beeldt dat er in Nederland eigenlijk maar één stad bestaat; laat ik je daarom even mogen wijzen op de betrekkelijkheid aller dingen, even in herinnering mogen brengen dat, vergeleken bij Londen, New-York, Ber lijn, Parijs, ook zelfs de stad der steden aan het Y niet meer is dan een stadje, met den klemtoon op je. Bolsward is dan, zooals ik zei ’n allergezelligste stad. Die gezelligheid zit ’m natuurlijk meer in de menschen dan in de stad zelf, maar toch zou die je ook niet tegenvallen. Alles is hier voor een kleine plaats nog al ruim en royaal gebouwd, dat wil zeggen het oude gedeelte. De zooge naamde nieuwe wijken, in de wandeling Elandslaagte, Ververs tuin, Knetepolle, Vosse- polle, Amicitiatuin genaamd, hebben ze maar overal neer gekletst, pardonneer me het woord, waar een beetje ruimte kwam, zooals je uit de namen kunt nagaan, meest in voormalige tuinen. Dat die dus uit den aard der zaak niet ruim gebouwd kunnen zijn, kun je nagaan. In dat opzicht doen we net andersom als bij jullie te Amsterdam en in andere groote plaatsen, waar de oudste stadsgedeelten meestal ook de nauwste zijn, de nieuwe daarentegen ruim en royaal worden aangelegd. Wat natuurlijk bewijst dat wij er in dezen een eigen meening op nahouden. Maar ter zake. Behalve dat we, in ’t algemeen geno men, kunnen spreken van flinke royale straten, kunnen we ook nog met trots wijzen op gebouwen van architectonische en historische waarde. Want Bolsward is, zooals je mis schien wel weet, een oude stad. Was al volwassen toen jou hooggeprezen Amsterdam nog in z’n eerste luiertjes lag. Die gebouwen dan, daar heb je misschien wel eens van gehoord, ze zijn tenminste wijd en zijd bekend en worden door iederen vreem deling bewonderd, ’t Stadhuis loopt het meest in de gaten, en ’t gebeurt dan ook niet zelden dat je, hetzelve passeerende, een troepje toeristen kunt -aantreffen, kortgerokt of kortgebroekt, al naar hynne kunne, meest gewapend met kiektoestellen, en aan hevige gemoedsbewegingen ten prooi, watje natuur lijk kunt opmaken uit hunne heftige gebaren. „Engelschen”, zeggen dan de straatjongens. Nu, ons Stadhuis moét ook wel direct op vallen, ik zal je bij gelegenheid eens een fotografie sturen. Om de schoonheden der oude Broerekerk naar waarde te schatten, moet je eigenlijk kenner wezen en wat de St. Martini- of Groote Kerk betreft, dat ’s van buiten net een gebouw zooals je ze hier in Friesland ook op de dorpen verscheidene aantreft, met ’n vreeselijk stompen toren, maar toch imposant door haar geweldige afmetingen. En dan moet je van binnen komen en die prachtige hooge gewelven zien, dat imponeert je. Verder die preekstoel en de regeeringsbank. Vooral de eerste is een wonder van houtsnijkunst. Eindelijk ’t magni- fique orgel 1 (magnifique én wat ’t uiterlijk én wat ’t innerlijke betreft). Als dat, door meester hand bespeeld, zijn machtige stem verheft, nu juichend, dan klagend, nü. eens een woest aanrollende zee, dim weer een zacht kabbelend beekjeik zeg je, vriend, als je dat hoort, dan wordt het stil in je binnenste. Dan is daar nog in diezelfde St. Martini-Kerk ’n museum, waar je weer wonderen van hout snijkunst kunt zien, prachtige banken af komstig uit de Broerekerk, enz. Dit wat onze historische monumenten betreft. O ja, ik zou er haast nog een vergeten, een dat er in den laatsten tijd is bijgekomen en wel het bêrtehus fen Gysbert Japiks, Bolsward’s grooten dichter. Ik heb je daar indertijd een kaart van gestuurd en herinner me nog dat je me schreef dat jou een dergelijke hulde wel een beetje armeiijk voorkwam. Ja, vriend, wat zal ik je zeggen, de gemeente als zoodanig heeft niets gedaan, het plaatsen van dien gedenksteen is geheel het werk geweest van particulier initiatief eu als zoodanig dus aeer te prijzen. Wel 5 beweging weet hij de fijnste nuances uit dit Met groote, zeer groote belangstelling werd het optreden der beroemde landgenooten door de Hollanders alhier tegemoet gezien. Velen hadden hen in ’t moederland al ge hoord, anderen, die reeds langer hier waren echter niet. Te begrijpen is, dat vooral de laatsten verlangend waren, kennis te maken met onze vermaarde Wognummers. Daar waren zij dan, daar stonden zij dan op het podium van die mooie Bechsteinzaal, die geheel gevuld was met Hollanders en de elite van het muzikale Berlijn! Hoe eenvoudig en toch hoe pakkend deden het die witte costuumpjes en die Noord-Holland- sche kappen der boerinnetjes! Hoe dood gewoon schaarden zich de mannenzangers achter het vrouwenkoorEn hoe allergewoonst, zonder ’t minste teeken van nerveusiteit of, plankenfieber, plaatste zich de heer Willem Saai voor z’n koor, om onder ’n ade.mlooze stilte te doen inzetten met het „Heil dir, im Siegeskranz” als een begroeting aan de Duitsche toehoorders. Toen daar die reine, zuivere en heerlijke natuurstemmen door de zaal met haar mooie accoustiek trilden, ging er men kon het allen aanzien iets als ’n openbaring op voor die 4 a 500 toe hoorders. Men stond verbaasd en nadat de laatste tonen waren heengetrild ging er ’n krachtig applaus op, dat telkens sterker werd na elk nieuw nummer, „Reizend! niet waar mevrouw de geheimrathin?” hoorden we ’n dame fluisteren. „’t Is onbegrijpelijk!” zoo uitte een ander weer zijn verwondering het kost toch zoo machtig veel moeite, om ’t zelfs toonkunstenaars zoo te leeren 1” En in de pauze vernamen we van een professor in de muziek: ’t Is eenvoudig ongeloofelijk, zoo fijn als die pianissimo’s zijn! En dan die begeleidingWij vernamen nog zelden ’n orgelimitatie door menschen- stemmen als hier, vooral van de bassen. Zie, dat zijn oordeelvellingen, waarop het koor met recht trotsch mag zijn! ’t Grensde dan ook in één woord wonderbaarlijke. Stel u toch voor: 'n koor van eenvoudige -landbouwers, komende van ’n vergeten dorp en die verschijnen daar, om in de metropolis van het Duitsche muziek leven ’n concert te geven voor de elite uit de muziekwereld. En dat doen ze dan, zonder eenig uiterlijk teeken van opgewondenheid, zonder eenig uiterlijk effect bejag. En dat zij ook innerlijk hun kalme, rustige gemoeds beweging wisten te bewaren hoorde men dadelijk aan hun zekeren inzet niet alleen, maar ook aan het geheel „afzijn" van alles, wat ze gaven. Trouwens, het zien van den dirigent alleen en diens leiding deed u als bij intuïtie opmerken: Dat heerlijke koor hangt als ’t ware aan het stokje van z’n meester. Waar die de rustigheid, kalmte en zekerheid in persoon is, daar zijn het z’n zangeressen en zangers als van zelf. Wat heb ik dien man bewonderd en met mij de geheeie zaal! Met ’n eenvoudige hand, neen vinger- - Bolswardsche Courant I i f

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1909 | | pagina 1