Nieuws- en Advertentieblad Bolsward en Wonseradeel. Over allerlei dingen. I s Verschijnt Donderdags en Zondags. 1909. No. 38. 48ste Jaargang. Donderdag 13 Mei. WESTLANDSCHE HYPOTHEEKBANK te s-GRAVENHAGE. „Prins Joris” £«l VOOR haar naam - DI XI. H niet het club of van de ,/Maar één ding is streng verboon, Doodlijkst^ aller zonden Wee u zoo ge in taal en toon Aardig wordt bevonden”. //Ik kan het met ilw vroomheid Niet vinden op den duur, Zij kijkt mij veel te deftig, Zij kijkt mij veel te zuur”. ’t Is weer Mei. De maand van het ontluikend groen en der dichterlijke ontboezemingen, de maand van nieuw ontwakend leven. De maand ook waarin er weer druk werk komt voor de smeden, voor die smeden nl. wier speciale taak het is menschenharten z/gloênd aaneen” te smeden, want het aantal der gloênde harten die het oogenblik der aaneenketening met ongeduld verbeiden is groot. ’t Is weer Mei. De maand waarin de winter, die gast, ons zachte ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Het bureau van dit blad ie telefonisch aangesloten onder No. 4. En dat moge sinds zijn tijd ietwat ver beterd zijn, die dwaling is nog lang niet dood. De oud-minister Kappeyne heeft zich meer vijanden gemaakt door zijn geestige antwoorden dan door zijne heele Schoolwet. Voor den Calvinist komt hier maar al te vaak bij, dat hij geest en ironie strijdig acht met wat hij vroomheid belieft te noemen. Eene opvatting die denzelfden de Genestet deed dichten Wij laten deze theologische argumenten voor rekening van den schrijver, hij zal wel weten waarom hij die gebruikt heefthet is hem natuurlijk bekend, dat hij voor het goed recht der caricatuur strijdende, den Calvinist in doorsnee zeer doetdubbel zeer doet, èn als Calvinist èn als Hollander. Wanneer toch in ons land de caricatuur nog in hare kindsheid is, wanneer wij daar in zoo ver achter staan bij Frankrijk, Duitschland en Engeland, om van meerdere landen te zwijgen, dan komt dat vooreerst omdat wij, o zoo bang zijn om aardig te wezen. Dat een geestig man een degelijk man zou kunnen wezen, wil er bij velen van ons nog maar niet in. De Genestet wist dat reeds, toen hij dichtte naar de bedoeling daarvan, deelt alleen wat gemaakt werd Vr faneeren, vuil te wezen kwetsen. Slechts de onontwikkelde ziet in elke spotprent eene beschimping van den persoon. Als wij dit bedenken, komt ons eene anecdote in de gedachten, die ons eens werd verhaald omtrent den geleerden Dr. Nuyens uit Westwoud, wiens geschiedenis van onzen opstand tegen Spanje, die de zaak uit zoo geheel ander oog bekeek dan men gewend was, zijn persoon tot mikpunt maakte van menig spotprent. Hij was weer eens te pakken genomen, dóór Uilenspiegel denken wij, want men had toen niets beters, en dit gaf een van zijn dorpsgenooten aan leiding om te zeggen: Jongen, dokter, wat heeft u toch gedaan, dat u zoo in Uilen spiegel staat? En met een van zijn fijnste glimlachjes antwoordde onze historicus: Wees gerust, mijn vriend, jij zult er niet in komen. Zoo is het. De caricatuur werpt zich aller eerst op wat hoog staat, en natuurlijk niet om te beleedigen, maar om het humoristi sche van de situatie goed te doen gevoelen. Dit wordt wel eens vergeten. Op Zaterdag 2 Juli 1905 gaf Braakensiek in de Groene Amsterdammer de welbekende plaat over Dr. Kuyper’s val als minister. (Het doet goed in dezen brief van Dr. Kuy- per, dit wordt hier tusschen haakjes opge merkt, te zien hoe hoog door hem het werk van Braakensiek wordt gewaardeerd.) Deze plaat is ook in dit album afgedrukt, en laat ons Dr. Kuyper zien, zittende in een stoel en zeggende tot zijne vrienden: Het is niet voor mij, dat ik treure, maar voor dit arme volk. Zij kunnen niet wachten, geen dag en geen nacht! Die vrienden zijn de H.H. Heemskerk en Talma; de Hr. Lohman komt met een fleschje vlugzout aan, en Dr. Nolens staat tegen den wand te weenen. Onder tafel ligt het lijk van Dr. de Visser door drie dolksteken in het hart getroffen. Als spotprent is dit zeker van het beste, dat geleverd is. Dat volk, dat niet wachten kan geen dag en geen nacht, kon natuurlijk niet geholpen worden, nu Dr. Kuyper zich met de Katholieken en de Christelijk-Histori- schen verbond, en dat wordt hier in beeld gebracht. Dat het juist de Hr. Lohman is, die het vlugzout aandraagt, terwijl hij, zoo- als later bleek over den val van het mini- sterie-Kuyper nu niet direet eene tering zette is heel aardig gevonden, en Heems- kerk’s meewarig gezicht is goud waard, als men bedenkt hoe hij de nederlaag der coalitie in 1905 als een Christen heeft gedragen. Oer-komisch is eindelijk de afbeelding van den Hr. de Visser, die lang geaarzeld had of hij eene candidatuur zou aanvaarden, en die er per slot van rekening drie tegelijk aannam: Amsterdam II, Rotterdam II en begrij- ’s-Gravenhage II, om in alle drie te sneuvelen. De schaduwzijde van ons zomergenieten is wel juist het ontbreken van alle /schaduw zijden” in de lichte zonnigheid van den zomerdag. Ai onze wegen, nietwaar, zijn zoo troosteloos kaal, zoo hopeloos ontbloot van flinke schaduwrijke boomen. En als in ’t midden van den zomer de zon fel brandt op onze snikheete wegen, dan weten we niet waarheen ons te wenden. Niet? En ons plantsoen dan Ach, ons plantsoen Waar ergens bevindt zich ons plantsoen!? H'll'hfnncïïfing;'ïiaa?'öfe Jflebt<L heette „echt,, Terugzending binnen 8 dagen na geheel opgemaakt. Speciale Inrichting voor h heen gg of concertzaal, toch verlangen we weer naar de zachte zomerluchten en de wandelingen in de vrije natuur. En sommigen onder ons maken al plannen om een gedeelte van den zomer door te brengen in de een of andere //mooie” streek. Maar ook voor wie dat niet kunnen, is de zomer wel het schoonste en heerlijkste jaargetijde. Want is de natuur eigenlijk niet overhl mooi? Zijn ze niet mooi, onze wijde verge zichten Zijn ze niet mooi, die forsche en grillige wolkenstapelingen hoog boven onze vlakke velden Zijn ze niet mooi, die avonden als de wolken prachtig gekleurd worden met goud en violet en purper en de zon zoo zachtkens wegzinkt achter den horizon? Ja, wèl geeft de zomer óók hier veel te genieten. Maar er is ééne schaduwzijde. van ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden. Franco per post 50 Cents. Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent. nu //de soete Meye in ’t lant” volgen de heeren ook. De jassen opgeborgen en de stroohoeden hier daar al te voorschijn gehaald, ’t Wordt zomer, zomer! De vogels zingen het, de opengebersten knoppen fluisteren het elkaar zachtjes toe en de gouden zonnestralen deelen het aan de jubelende velden mee. Zomer Wat al verlangens komen er in je op bij ’t hooren van dat woord. De winter heeft ditmaal zoo lang geduurd, zwaar drukte zijn strenge hand en in vele woningen was daar gebrek en ellende. Voorbij nu dat alles. Nu is ’t weer zomer en er is weer werk en daardoor brood. En ook ons, die de ellende door den winter veroorzaakt niet van zoo nabij kennen, ook ons verdroot zijn langdurig verblijf. En we denken met //schaudern” terug aan zijn donkere dagen en z’n ijzige koude. Ook wij zeggen gelukkig, dat is weer voorbij. Want hoezeer we waardeeren de genoegens die ook de winter ons brengt, de intimiteit van ’t samenzijn rondom ’t gezellig knap pende haardvuur, den uitgang naar comedie De Bank geeft 4 pCt. Pandbrieven uit teven den nffieieelen Beurskoers, aoor ae verbouwing der gasfabriek de wan deling geheel en al bedorven is, doet de behoefte aan plantsoen zich hoe langer zoo meer gevoelen. Hoe in die behoefte te voorzien? Ja, ’t is altijd gemakkelijker aan te wijzen wat er ontbreekt, dan maatregelen te treffen om in dat ontbrekende te voorzien. Maar hoe hebben we ons sportterrein gekregen? Was het niet te danken aan het initiatief en den royalen zin van H.H. Weesvoogden Als dat goede voorbeeld eens navolging vondAls de een of andere rijke stichting eens het initiatief nam tot het stichten van een stadspark en daartoe in overleg trad met de gemeente. Zou er dan door samenwerking niet iets goeds tot stand kunnen komen? En zouden dan ook niet de gegoede burgers gaarne hun steun willen verleenen? Ik geloof het wel. Want ieder voelt het en ieder weet het wel, welk een eldorado het hier overigens ook zijn moge, iets ontbreekt ons. Ons ontbreekt een ge legenheid om in den zomer rustig te kunnen wandelen of zitten droomen in de vrije natuur, maar buiten het bereik der ver zengende zonnestralen. Ons ontbreekt een stadspark. teekening is die eene zou uitgeven. Zie ze (zoo zegt Dr. Kuyper) die Pharizeërs en de komijn te ver wed uwen opetend schrijft in de Enkhuizer Crt. het volgende: Voor ons ligt een aardig boek, waarvan, en dat is zeker wel vermeldenswaard, de voorrede hét meest bekoort, terwijl in de meeste gevallen die óf overgeslagen óf slechts vluchtig ingekeken wordt. Het boek, dat wij bedoelen is het zooge naamde Kuyper-album, juister gezegd #Dr. Kuyper in de Caricatuur”, met een brief aan de Uitgevers van hem zelven. En deze brief is als voorrede voor het werk gedrukt, en de lezing overwaard. Hoe kwam deze brief in de wereld? De zaak zit zoo. De uitgevers, de bekende H.H. Hoikema en Warendorf te Amsterdam wil den tot deze uitgave niet overgaan, vóór ze zich vergewist hadden, dat deze Dr. Kuyper niet onaangenaam zou wezen, en hebben hem dus eerst gevraagd, of hij op deze uitgave iets tegen had. Nu, wij kunnen ons I En is het niet teekenend, dat als Dr. Kuyper zijne volgelingen komt oproepen tot het hanteeren der caricatuurstift, hij ze eerst voorrekent, dat ook stukken uit het Evan gelie daarmee geschreven zijn Trouwens, Dit is niet geheel juist, in den laatsten tijd heeft meer dan één Roomsch blad politieke spotprenten opgenomen, o.a. De Foorhoede en Zondagsblad van De Tijd. Kostbare dwaasheide ruwe voorgoed den rug toekeert en zuidewindjes door de toppen der boomen ruischen, dat althans volgens de oeroude dichterlijke overleveringen behóóren te doen. Dat ze niet altijd aan die oude traditie vasthouden en ook wel eens vrij spel laten aan hunne ruwere broeders uit het noorden, wie zou het hun ten kwade duiden? Hechten dé mènschen tegenwoordig soms zoo uitermate aan traditie en over levering? Dan is ’t toch waarempel de natuur niet kwalijk te nemen dat zij ’t zich daarmee ook niet zoo nauw meer neemt. Maar hoe dit zij, of er zoele zuidewindjes door de luchten ruischen óf dat soms nog een schrale noordewind over de velden mocht gieren, of de zon hare koesterende stralen uitgiet over de heerlijk-groenende weiden bf dat zij nog vaak verscholen mocht blijven achter dichte wolkensluiers, in elk geval hebben we reden om vol verheuging uit te roepen: ’t is weer Mei! Want al gelijkt onze Meimaand in de meeste gevallen maar bitter weinig op die waarvan de dichters zingen, toch is zij ons iets meer dan andere maanden, tóch blijft voor ons een zoeten klank behouden. En nu moge dit voor een deel zijn toe te schrijven aan de zoete zangen waarmee de dichters sinds eeuwen her de Meimaand hebben bezongen, zoodat het //soete Meye” als van zelf iets traditioneels werd, voor een ander deel berust dit gevoel toch ook op een reëelen grondslag. Want, het moge soms nog koud zijn en guur, Mei blijft toch de maand van de herleving der natuur. In Mei begint alles weer te groeien en te bloeien. Mei is als ’t ware de heraut die met luider stemme de aantocht des zomers verkondigt. En op zijn geroep trekt alles reeds het feestkleed aan. Bosch en veld en weide, alles tooit zich met nieuwe kleuren. Liefelijke bloemen ontluiken allentwege en blij klinkt het vogellied boven de wijde velden. En ook de mensch blijft niet achter. De zware winterkleeren worden verwisseld tegen luchtiger costuums, overal zie je nu frissche, kleurige toiletten. Vooral de z.g. zwakkere helft des mensch- doms ziet gewoonlijk al met ongeduld uit naar het oogenblik waarop zij hare //oude plunje” in de een of andere kast kan depo- neeren en prijkt vaak al in volle zomertenue als de atmosfeer nog heelemaal wintersch is en de hagelsteenen je soms nog om de ooren vliegen. Maar nil, is, nu worden en pen, dat deze uitgevers niet gaarne iets willen doen wat Dr. Kuyper onaangenaam zou wezenzij hebben het werk //Om de Oude Wereldzee” uitgegeven, en daarmee een hennetje op den kop getikt, dat gouden eieren legde; wat wonder zoo zij hunne relatie met dezen schrijver eene goede willen laten blijven? Toch verraadt hunne vraag aan Dr. Kuy per onbekendheid met de politiek en de poli tieke mannen. Want het onderwerp van eene spotprent te zijn is natuurlijk niet on aangenaam het streelt de ijdelheid altijd als er met u gerekend wordt, en met niemand is zeker op het gebied van de caricatuur meer gerekend dan met Dr. Kuyper. Daar enboven brengt eene verzameling van spot prenten als in dit album verzameld, betrek king hebbende op een tijdperk van meer dan 16 jaren, een heel stuk politieke geschiedenis in beeld, waarin de afgebeelde een eerste rol, zoo niet de hoofdrol vervulde. Dr. Kuyper heeft dan ook aan de uit gevers geschreven dat de uitgave van dit boek hem gelegen kwam, dat men ook zijnen huisgenooten er een dienst mee deed, die hem reeds lang plaagden om eene verzameling van caricaturen aan te leggen, en minst hem zelven, die geen lid van sociëteit zijnde, de overgroote helft spotprenten op hem gemaakt, nimmer onder de oogen kreeg. Welnu, wij herinneren ons zeer goed, hoe zeer deze plaat die op dien gedenkwaardigen Zaterdag voor de ramen van het bureau van deze Courant hing, de ergernis opwekte van eenige eenvoudige anti-revolutionairen. Een van hen stormde zelfs bet Bureau binnen en vroeg met iets zeer onchristelijks in de oogen aan den uitgever of hij ook soms ver geten was, dat hij van ieder moest... eten (wy zeggen eten, lezer,) en waar hij den euvelen moed vandaan haalde, zulke schande lijke platen uit te stallen? Wij, die het geval bij woonden, dachten toen bij ons zelvenKereltje, kereltje, wat is het jammer dat Dr. Kuyper dit niet bij woont en wat zou hij je aan de ooren trekken. Nu, in dezen brief trekt Dr. Kuyper zijne geloofsgenooten ietwat aan de ooren en zegt, dat hij het steeds heeft betreurd, dat in ons land alle caricaturisten aan één kant stonden en dat ook ouder onze Calvinisten nog altoos niet de man is op gestaan, die met toornende ironie het »cos- telijk mal” der moderne maatschappij wist te geeselen. En dan wordt den Calvi nisten er op gewezen hoe er geene zonde ligt in de spotprent. Hoe in de Schrift ons meer dan eens gezegd wordt dat de Heilige God spot en lacht met de dwaasheid, die uit óns zondig bestaan opdoemt. Hoe in Psalm en Profetie fijne ironie keer op keer de zondige verhoudingen, die zich in het leven afteekenden, geeselt. Hoe of er, als Jezus de Pharizeën striemt, in zijn snerpend woord meer dan eens eene met fijne stift in beeld gebracht, snijdende caricatuur zou uitgeven, maar bezig om de dille tienen, de huizen der onder een lang gebed, op de markt hun gebeden rekkend en de vooraanzitting be- geerend in de Synagoge. Alles spotbeeld in heilig-ironischen zin, gelijk ook Gustave Doré, de schitterendste Bijbelverluchter der 19de eeuw, een van Frankrijk’s beste cari caturisten is geworden. Dit antwoord is, zooals van Dr. Kuyper J verwacht kon worden. Een man van zijne ontvangst hooge ontwikkeling ziet door de spotprent en veroor- 1 om te pro of persoonlijk te Vitrage Gordijnen en Wollen Goederen. Halve vrachten voor onze rekening. Bolswardsche Courant I i I

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1909 | | pagina 1