lieuws- en Advertentieblad Bols ward en Wonseradeel. I I i u Ija jj 1909. 48ste Jaargang. No. 45. Verschijnt Donderdags en Zondags. 5 K OP VOOR DE ARME OUDJES! Zondag 6 Juni. I Ingezonden. L VOOR A. BOUMA. Bolsward, 3-6-’Q9, (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.) 50 Cts. Vervolgens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Het bureau van dit blad ie telefoniech aangesloten onder No. 4. redelij ke en dan naar duidelijker een beter ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 10 Cts. per regel. Overigens der wet. Denkt men hierbij aan eene gedwongen, eene meer dan 50 °/q eene pensioenregeling. Een lofwaardig be ginsel. Dit kan echter evengoed gebeuren bij Staatspensionneering, als bij verplichte verzekering. Bij Staatspensionneering wordt bijv, ingesteld eene progressieve pensioen- belasting, waarbij dus ieder kan bijdragen, maar naar draagkracht. Alleen zij, die te weinig inkomen hebben en niets kunnen missen, worden van bij dragen vrijgesteld. Is dat niet veel billijker dan premiebetaling, waarbij de zwaarste lasten komen op de zwakste schouders, terwijl bij eene progressieve pensioen belasting zij het meest betalen, die het meest kunnen missen. Denk hierbij aan het volgende. Van de 7 personen worden nog geen 3 70 jaar oud. Vele zwakken, hoewel zij nooit de vruchten van die regeling bijdragen en dat noodig zijn voor Is dat niet precies de werkelijkheid omkeeren? Kan of wil men niet begrijpen, dat er iets teruggebracht moet worden in de zakken der arbeiders en der kleine luiden, die door het harde stelsel der vrije concurrentie het slacht offer zijn geworden van ongelijke maatschappe lijke krachten. En tot slot de volgende uitdrukking „O.i. „is het Christelijke plicht ouden van dagen „te verzorgen en waar Kerk en kerkelijke „instellingen daarin tekort schieten, moet de „Staat er in voorzien”. Ook met deze opvatting ben ik het geheel oneens. Er staat geschreven „de grijze haren moeten zijn een sierlijke kroon”. Voor mij wil dat zeggen, dat de ouderdom eerbied afdwingt, dat de levens avond moet zijn een avond van rust en vrede, van licht en warmte. Het gebod „eert uw vader en uw moeder” is overbekend. Het komt mij voor, dat dit gebod een der hoek steenen is van eene gezonde, harmonische samenleving. Waar geen eerbied is voor vader en moeder, voor grootvader en groot moeder, daar spot men met de eerste begin selen van menschelijke plicht. Een volk daartegen dat de grijze haren weet te eer biedigen, is te benijden. Het zal zijn taak tegenover de ouden van dagen z.w. in het persoonlijk, als in het maatschappelijk leven op de juiste wijze leeren verstaan. En onder die taak behoort dan zeker ook de zorg om, wanneer de oogen dof en de handen moe zijn geworden, het werk van hen over te nemen, opdat zij zullen kunnen rusten op de lauweren van de afgeloopen levenstaak. Ja, eervol rusten op de lauweren van de afge loopen levenstaak. Dan geen afhankelijkheid van kinderen, dan geen aalmoes, dan geen bedeeling. Langen tijd heeft men zich niet geërgerd aan de leelijke samenkoppeling „ouderdom en bedeeling”, men vond deze samenkoppeling natuurlijk, dat sprak zoo vanzelf, maar wij, kinderen van dezen tijd, vinden die samen voeging bedroevend en willen haar niet meer aanvaarden. De evolutie, de met ijzeren zekerheid werkende vooruitgang roept het ons toe, dat wie gewerkt heeft zoolang hij kan, recht heeft op een rustigen ouden dag en geen aalmoes zal behoeven aan te nemen. Ook hierin een streven naar hooger, beter, ik zou haast zeggen een verstaan van onze bestemming, inzicht van Gods wil. Denk eens aan een braven werkman, die nooit in zijn leven de hulp van een ander heeft behoeven aan te nemen, die zich altijd zelfstandig door de vele moeilijkheden van het leven heeft weten heen te slaan. Wie de woorden vol stille, rechtmatige trots uit den mond van zulk een man heeft gehoord, waarin hij uitsprak zijn groote blijdschap, dat het hem gegeven was geweest steeds fier en vrij door het leven te gaan, hij zal ook kunnen begrijpen hoe zv/aar het voor zulk een man op den ouden dag moet zijn om den gang te maken naar bedeeling of armhuis. Een gang, die zwaarder wordt in dezelfde mate als de vrager meer fijn gevoel en nobeler karakter bezit. Dan moet persoonlijke fierheid buigen voor eene maatschappelijke nalatigheid. Dan moet er iets breken in de eerlijke borst van den ouden werker. Zijn rechtmatige trots moet breken, want honger is een scherp zwaard. Hij kon en moest sparen voor ziekte, werkeloosheid, voor het aanschaffen van huisraad, voor de opvoeding zijner kinderen enz., maar sparen voor den ouden dag, dat zat er bij hem niet aan en dat zit er bij duizenden niet aan. En nu vraag ik „moet in ons vaderland een leven van arbeid kunnen eindigen met een aal moes Neen nietwaar! driewerf neen, dat is een zwarte vlek voor Nederland, dat zoo prat pleegt te gaan op zijn fierheid, op zijn vrijheidszin. Ben ik dan tegen liefdadigheid Neen waarlijk niet, ik beschouw haar als een ernstige plicht, maar buiten de zorg voor de ouden van dage is immers nog zoo ont zettend veel te doen op dit uitgestrekte gebied. Ik ben alleen opgekomen voor het recht van een eervollen ouden dag. En nu nog eene kleinigheid. Daar zijn arbeiders, die vast blijven houden aan het beginsel, dat zij zelf willen bijdragen voor Mede met het oog op de a.s. verkiezingen, meende ik nog een enkele poging te moeten wagen tot aanbeveling van Staatspension neering. Een woord van dank aan den ge- achten uitgever van de Bolswardsche Courant, die zijn blad daarvoor welwillend tot mijne beschikking stelde. Voor mij ligt het verslag van den R. K. Landdag, onlangs gehouden te Sneek. Daar in staan uitdrukkingen, waarmee ik mij in het geheel niet kan vereenigen en aangezien men ongeveer dezelfde overwegingen kan ver nemen bij andere kerkelijke partijen, meen ik daarop wat nader in te moeten gaan. Ik lees o.a. in dat verslag, dat de B. S. een Staatspensioen wil geven aan i mannen en staat, niet waar, want de Bond werkt op het oogenblik met volle kracht voor een Staatspensioen voor hen, die het noodig hebben, en duizende Bondsleden zijn er, die totaal geen waarde hechten aan Allemans- pensioen. En ieder, die zich de moeite heeft getroost om het Bondsleven wat nader te leeren kennen, zal weten, dat er in den B. v. S. een langdurigen, jarenlangen strijd wordt gevoerd om het oude ideaal „Staats pensioen voor Allen” te laten varen. Maar aangezien het moeilijk is voor zeer velen een geliefd ideaal vaarwel te zeggen, bleef men het Allemanspensioen beschouwen als het beste, als het einddoel, terwijl men tegelijkertijd echter de gelegenheid opende om zooveel mogelijk te kunnen werken voor eene beperkte Staatspensionneering. Op het oogenblik dus bestaat er voor ieder, die mee wil werken tot eene billijke opheffing van het droeve „oud en arm”, zonder daar om in te stemmen met „Staatspensioen voor Allen”, gelegenheid om mede op te trekken in de gelederen van den Bond ter ver krijging van een spoedig bereikbaar resultaat. „Ook staat in genoemd verslag „Staats- pensioen is geen pensioen, het is geen „recht, maar bedeeling alle burgers zijn geen „Staatsambtenaren”. Dit moeten wij niet alleen van kerkelijke zijde, maar ook voortdurend van conserva tieven kant hooren sn ik kan deze opvatting dan ook niet anders beschouwen dan een conservatief verzinsel, een conservatief praat je. Waarom Wie onzer kent Dr. Kuyper niet? Welnu deze man, die de rechte snaar bij de Kerkelijken tegenwoordig zoo weet te treffen, heeft voor jaren eens geschreven „Wie van God kracht ontvangt om te „arbeiden en op wat wijze dan ook in „gezonde dagen degelijk gearbeid heeft, is „geen ongelukkige of schuldige die van een „aalmoes moet gaan leven. Hij moet leven „van zijn loon alle de dagen zijns levens. „En schoot dat loon te kort, omdat de „concurrentie of gebrek aan organisatie geen „hooger loon gedoogde, dan is daar billijke, „redelijke grond om hetgeen hij te weinig „ontving hem op andere wijze te vergoeden. „Dan is dit geen aalmoes, maar nabetaling „van loon”. Let goed op, geachte lezer, als het loon te kort is geschoten, dan is er grond om dat te kort te vergoeden is die vergoeding geen aalmoes, maar een nabetaling van loon, waar men nog recht op heeft. Dit ligt zuiver in de lijn van mijn denken, zoo gevoel ik het precies. Er zijn velen nietwaar I die te kort ontvangen aan loon, die niet kunnen sparen voor den ouden dag en die dus om bovengenoemde reden eene vergoeding bijv, in den vorm van een bescheiden Staatspensioen, aan alle kanten toekomt. Op welke wijze toch kan die ver goeding beter verkregen worden, dan door het recht op een pensioen van den staat Waar moet die vergoeding anders vandaan komen Dr. Kuyper denkt er helaasanders over, hij is een geducht tegenstander van Staatspensionneering. Waarom Waarom is hij niet konsekwent doorgegaan in die denk- ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden. Branco per post 50 Cents. Afzonderlijkenos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent. zullen plukken, moeten toch van inkomens, die zoo hoog de dagelijksche behoeften. Zij worden tot bijdragen gedwongen door den sterken arm onwillekeurig niet verplichte Staatsloterij met nieten. Veel is nog te zeggen over deze zaken, maar ik moet haast uitscheiden. Daar is bijv, de uitvoerbaarheid van Staatspension neering. Zij is gemakkelijker uitvoerbaar, dan een stelsel van verplichte verzekering, ook al omdat zij veel minder administratie vordert, veel minder ambtenaren vereischt. De hoofdzaak is en blijft, hoe men de gelden voor eene pensioenregeling wil vinden of door een zwaren druk te leggen op een deel der maatschappij en wel op den arbeid (patroon en arbeider) of door de geheele maatschappij en dan naar draagkracht te laten bijdragen. Hoe ter wereld toch kan de Katholieke Landdag Staatspensionneering een utopie noemen en een stelsel van dwangverzekering voorstaan Dat is mij totaal onbegrijpelijk. Sinds wanneer is 1 Meter langer dan 2 Meter Laat ons toch onbevooroordeeld gaan staan tegenover de opheffing van den nood der ouden van dagen. Hoort wat Mr. Dr. van de Laar nog onlangs daarover heeft gezegd. „Zoo zou het wel eens kunnen wezen, dat „zoogenaamde Staatspensionneering, waarbij „men niet dwingt, waarbij* men niet regle- „menteert, waarbij men, zij dan ook dit „ingrijpen mechanisch, toch niet met een wet „van honderden artikelen in ’t leven ingrijpt, „met ons volkskarakter, misschien ook met „onze anti-revolutionaire beginselen nog meer „in overeenstemming bleek dan dwang-ver- „zekering. In ieder geval men zij in zijn „onderzoek inzake Staatspensionneering meer „onbevangen. De Engelsche regeling, vrij „unaniem aangenomen in een land, waar toch „zeker geen revolutionnaire Staatstheorieën „gelden, worde niet te schielijk verworpen”. Zoo dat is taal, gelukkig vrij van politieke smetten. Dit getuigt van een onbevangen oordeel. Ja het is zonde en jammer, dat deze zaak tot eene politieke kwestie is ge maakt van links tegen rechts, want zij heeft met politiek niets te maken, ze staat er ver boven. Dat is ook in Engeland duidelijk gebleken. Wanneer allen onbevooroordeeld en welwillend zouden willen of kunnen luiste ren naar het voor en tegen van Staatspensioen, dan is het zonder mis, dat er binnen korten tijd van uit alle richtingen een luiden roep zou opgaan naar wat niet alleen ligt in de lijn van naastenliefde en barmhartigheid, maar ook naar wat practisch en’t eenvoudigst en het meest afdoende is. In alle opzichten staat Staatspensionneering boven premiebeta ling, en ik sluit dan ook met den hart- grondigen wensch, dat de politieke nevel ten opzichte van deze heerlijke zaak spoedig moge optrekken boven ons Nederlandsche Volk, opdat men de waarde van deze zaak duidelijk en klaar zal kunnen op prijs stellen. En dan zal er zeker komen een krachtige aandrang uit het gansche volk in de richting van Staatspensionneering, en het is daardoor alleen, wil het nooit vergeten, dat wij bewaard kunnen blijven voor eene onsympathieke pen sioenregeling, geschoeid op Duitsche leest. Zoo zij het. richting Het geheimzinnige hiervan ligt in de wonderlijkheidvan politieke raadselen. En toch 1 ik heb gegronde hoop, dat het bedriegelijke licht, hetwelk Dr. Kuyper in deze, ons dierbare, zaak meent te moeten ontsteken, wel eens binnenkort gedoofd kon worden. Waar Z.Edl. in vroeger dagen zoo frisch en treffend vermocht te schrijven, daar moet volgens de wet der evolutie te eeniger tijd uit de rijen zijner volgelingen een dergelijke klank opstijgen. Ik troost mij met de gedachte, dat de groote voorman nog is van een ouder geslacht dan wij en dat jongere krachten, die overigens in gods dienstige opvattingen geheel naast hem kun nen staan, op maatschappelijk gebied meer demokratische denkbeelden zullen koesteren. Dat vertrouwen op de steeds voortgaande ontwikkeling der inzichten geeft mij een vaste waarborg voor de toekomst. Luister eens wat Mr. Levy, een bekend rechtsgeleerde, heeft gezegd „De rechtsgrond van Staatspensioen ligt in de erkenning en handhaving door den Staat van den privaat eigendom. Deze eigendomsvorm veroorzaakt, dat Staatspensionneering noodig is”. Hij constateert verder, dat de ontwikkeling van den privaateigendom zekere groepen heeft verrijkt ten koste van andere. Die grootere rijkdommen worden door den Staat beschermd en gehandhaafd. Aan die bescherming heb ben de menschen met geringe bezittingen niets, zoodat zij recht hebben op eene andere bescherming van den Staat en wel, waar in den loop der tijden een te kort voor velen ontstond, het recht op bescherming voor den ouden dag. Ja het recht op Staatspensioen is niet zoo moeielijk te vinden, wij mogen nooit ver geten, dat de maatschappij een groeiend, een trapsgewijze zich ontwikkelend lichaam is, dat de maatschappij wórdt. Andere tijden, andere toestanden, andere inzichten ook op maat schappelijk gebied. Is het van mij te stout gezegd, als ik durf voorspellen, dat de tijd zal aanbreken, waarin men een aalmoes op den ouden dag voor hem, die zijn gansche leven gewerkt heeft, even beleedigend acht, als wij, menschen van dezen tijd, de afge schafte slavernij. Een tijd, waarin het als vanzelf zal spreken, dat de Staat dient te waken voor een eervollen ouden dag. Men zal in die komende dagen zeggen„wij allen „dragen het onze bij, ieder naar de mate „zijner krachten, voor het welzijn der ge- „meenschap. En dus is het een natuurlijk „en een zedelijk recht voor ieder om, wan- „neer hij niet meer werken kan, van Staats- „wege, als dat noodig is, voor gebrek bewaard „te blijven”. En toch zien we nog eens naar de slavernij. Wat heeft die afschaffing eene tegenkanting ondervonden. Geen argu ment was kras genoeg om dien mensch- onteerenden toestand te verdedigen. Men wist niet beter of het hoorde zoo, men was er aan gewoon geraakt, de blik was ook hier verduisterd door de gewoonte. Totdat het in enkele hoofden en harten begon te dagen, totdat het bewustzijn opkwam, dat dit een schande was voor de geheele menschheid. Die afschaffing heeft bloed en tranen gekost, maar is er toch gekomen, omdat de evolutie niet te keeren is, misschien wel een tijdlang, maar dan ook niet langer!1 Zoo is ook Staats pensionneering een rechtvaardige vooruitgang. Van een schandelijke bedeeling komen wij tot het recht van een eervollen ouden dag, en dat recht op een billijke en barmhartige wijze verkregen. Nietwaar wij werken allen mede tot den bloei van onze gemeenschap, wij allen zijn om zoo te zeggen ambtenaren in dienst der maatschappij en waar door factoren van zonde, van koude zelfzucht, van kortzichtigheid de maatschappelijk zwakken in de verdrukking komen, daar moet de vertegenwoordiging van die maatschappij, dus de regeering, opkomen tegen het brutaal optreden dier booze machten en recht doen aan hen, die te kort komen. Zou dit niet Gods wil zijn? Is dat niet in de lijn van Christelijke liefde? of niet vol gens hart, rede en geweten? En wat moet men dan in verband met het bovenstaande denken van de volgende woorden: „’tPrincipieelebezwaar tegen Staats pensioen is, dat het geld uit de zakken van feen deel der burger ij vloeit in andere zakken”. Bolswardsclie Courant I1 V. alle vrouwen. Dat is, z.a. het hier waar,

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1909 | | pagina 1