lieuws- en Advertentieblad Bolsward en Wonseradeel. fl 1909. Verschijnt Donderdags en Zondags. 48ste Jaargang. No. 62. I i'I DE ZAAK TROMP. Donderdag 5 Augustus. Voor het Kantongerecht. Ingezonden. VOOR Afzonderlijke onzer de bedoelde tot waren I i dienzelfden dag een hengel. ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden. Franco per post 50 Cents. nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent. bekent dat er zou van de bij hebben en Vrijdag 30 Juli 1909. (Buiten verantwoordelijkheid der Redadóie.) Zitting van met wie ik over deze zaak sprak, op het rechtvaardigheidsgevoel onzer plaatselijke regeerders. Zou dit te vergeefs zijn? Met dank voor de plaatsruimte, Hoogachtend UEd. dw. Dnr., H. EISMA. Bolswakd, 2 Augustus 1909. ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Het bureau van dit blad ie telefonisch aangesloten onder No. 4. 't Was half twaalf eer heden de zitting openbaar werd. De behandeling der zaken voor minderjarigen (volgens de kinderwetten niet openbaar) nemen altoos nog al wat tijd in beslag. Het eerst kwam in de openbare zitting aan de orde een verzetbeteekening van U. v. M. te Workum, veroordeeld wegens dronkenschap en burengerucht. De bekl. was echter niet aanwezig en derhalve werd het verzet vervallen verklaard. H. B. te Cubaard, Mej. D. K. te Cubaard, F. H. St. te 's Gravenhage, Mej. W. T. te Baard, E. B. te Baard, Mej. G. B. te Britswerd, Mej. J. V. te Wommels, J. L. én J. S. te Makkum, H. G. te Bolsward, S. A. te Arum en E. P. te Workum zijn allen bekeurd wegens rijden op een rijwiel zonder licht en voor ieder hunner luidt de eisch f 3 of 2 dagen. 8. v. d. Z. en A. H. beiden te Bolsward zijn den 18 Mei bekeurd wegens eierzoeken. Vier jongelingen gingen dien dag het was toen te Bolsward Oranjefeest een roeitochtje doenzij voeren de Leeuwarder vaart uit en de Klooster vaart op. ’t Was mooi weer, de vogels vlogen verleidelijk om, twee hunner besloten om eens het land in te gaan. In de verte stond een politieagent die geen goed oog had op die knapen in het veld, op den uitkijk en ging vervolgens per fiets den weg langs, bleef achter een boerenplaats nog wat toeven en zag daar twee hunner in het land zoekende heen en weer loopen. Toen had hij genoeg gezien en ging er op af, doch de knapen gingen nu aan den haal naar hun boot en voeren weg. Toch haalde de agent ze in, ze moesten aan wal komen, de boot werd geïnspecteerd, doch geen eieren werden er in gevonden en ze beweerden ook wel, dat zij niet gezocht hadden naar eieren, doch de politie had hun te goed waar genomen op de plaatsen waar waterwild rondvloog. De 2e bekl. is thans tegenwoordig. Deze ontkent het eierzoeken, zij hebben wel in het land geloopen, maar hadden nog niet gezocht toen de agent op hen toekwam. En dat het verboden was in dat land te loopen konden zij niet zien, er was geen bordje geplaatst. De heer Kantonrechter deelt beklaagde mee, dat dit ook niet noodig is. Van Mei tot October is het verboden in eens anders land te loopen, zonder toestemming van den eigenaar of gebruiker. De agent bevestigt het opgemaakte proces verbaal. Zij moeten al eerder ook in het land van Mensonides bezig zijn geweest, dat werd hem meegedeeld en daarom ging hij per fiets den weg op. Eisch voor den len beklaagde f 10 of 4 dagen, voor den 2en beklaagde f 10 of 14 dagen tuchtschool. R. B. te Drachten vertoefde te Workum in een woonwagen en gaf geen gevolg aan de waarschuwing der politie om te vertrekken. Eisch f 5 of 4 dagen. D. A. te Bolsward ging 18 Mei over een beweegbare brug, voor deze nog goed was vast gemaakt. Eisch f 5 of 3 dagen. H. v. d. W. te Bakhuizen vervoerde 25 Mei te veel melkbussen op zijn melkwagen, naar verhouding der breedte van de wiel banden. Bekl. is tegenwoordig en te veel melk was, doch hij fabriek een tweeden wagen er die was nog in de maak. Hem wordt geantwoord, dat dit geen vol doende verontschuldiging is. De eisch luidt f 10 of 5 dagen. afgelegd. De schijn, van zich onwaar te hebben uitgedrukt, is inderdaad tegen hem. En naar aanleiding van uitingen in een particulier gesprek, wordt aan den Gemeen teraad voorgesteld te besluiten, wat hij met groote meerderheid dan ook doet, den heer Tromp te sommeeren zijne verklaringen op korten termijn te herroepen bij gebreke waar van tegen hem bepaalde maatregelen zullen worden genomen. De heer Tromp herroept niet. Maar hij verklaart zich daartoe bereid! Doch dan moet de man, op wiens brief wisseling hij is veroordeeld, ruiterlijk zich uitspreken over de zaak, waar het om gaat deze zal onomwonden moeten zeggen ja of neen ten opzichte van het kardinale punt. Dat is een houding. Doch onze Gemeenteraad ziet dat niet in en nadat weer veel over allerlei kwesties, die reeds afgedaan heetten te zijn, wordt gesproken, luidt het nieuwe besluit: binnen acht dagen herroepen, of anders de laan uit. Herroepen. Maar dat in zoodanige termen, die niet den Gemeenteraad, neen, die B. en W. en de Gascommissie kunnen bevredigen. Al vindt de Gemeenteraad de nadere ver klaringen van den heer Tromp ook meer dan voldoende, hij heeft zich alle recht tot nadere uitspraak uit handen gegeven I Zóó zie ik de zaak Tromp. ’t Kan zijn, dat ik mis zie, ofschoon ik meen, de stukken goed te hebben gelezen. Maar zie ik niet mis, dan is voor mij de zaak een raadsel. Een groot raadsel, hoe een overwegende meerderheid in onzen Gemeenteraad tot ontslag van een verdienstelijk ambtenaar wil overgaan tot ontslag van een ambtenaar, die in een bijkomstige kwaliteit, een kwaliteit die in elk geval buiten zijn ambtenaarsbetrekking ligt, iets verkeerds zou hebben gedaan. Maar meer nog dan een raadsel. Het is zie ik juist ook een groot onrecht, om een man, wiens verdiensten lang niet naar behooren zijn beloond, thans weg te jagen om een zaak, die toch in elk geval niet helder is; weg te jagen, tenzij hij een verklaring aflegt, waarvan toch algemeen verondersteld wordt, dat de Heer Tromp ze niet uit overtuiging, maar alleen noodgedrongen met het oog op zijn gezin zou kunnen afleggen. En met zulk een verklaring zou nu de Magistraat van Bolsward zich voldaan achten? Zie ik juist, dan moge de Heer Tromp misschien minder correct hebben gehandeld, in elk geval schijnt hij ontactisch te zijn geweest, maar zijn ontslag schijnt mij in de verste verte niet gerechtvaardigd. En een niet gerechtvaardigd ontslag lijkt mij voor iemand, die nimmer waardeering genoot voor heel veel on verplichten arbeid, voor iemand die een kwart eeuw trouw op zijn post stond: groot onrecht! Moet het zoover komen? Misschien ik herhaal het zie ik de zaak verkeerd. In elk geval is het geenszins mijn bedoeling om anderen onaangenaam te zijn, want ik veronderstel volkomen ieders goede trouw. Niemand duide mij dan ook dit schrijven ten kwade. Maar de zaak Tromp dwingt mij schrijven. Want al ware het in particulier onderhoud gesprokene geheel uit de lucht gegrepen, wat ik na de gepubliceerde schetsteekening weiger te gelooven, dan nog zou daarin slechts zijn te zien een poging tot verzachting van het oordeel der autoriteiten over de gepleegde fout. Immers niet eens, doch meermalen, duidelijk en volledig, heeft de Heer Tromp verklaard ,/Het was mijn fout; ik heb mij vergist!” Dat staat onomstootelijk vast. Het gesprokene zou dus hoogstens een verklaarbare poging zijn tot verkrijging van een milder oordeelgeenszins een afwenteling van schuld. En wie jaagt hem weg, die, na ridderlijk schuld te hebben bekend, iets ter verzachting aanvoert? Men heeft dit zelfs genoemd: beleediging zijner superieuren. Maar wat dan te denken van de beleedi- gingen, grof en grievend, die den Heer Tromp naar het hoofd zijn geslingerd? Neen, de zaak Tromp mag zoo niet ein digen I Ik doe een beroep, mede namens velen. M. de R.! Een onzer gemeenteambtenaren staat op het punt van ontslagen te worden. Dat is op zich zelf een hoogst ernstige zaak. Wanneer daar dan bij komt: dat die ambtenaar de gemeente gedurende een lange reeks van jaren trouw heeft gediend dat hij voor zijn taak altijd flink berekend bleek te zijn; dat hij zijn beheer met de grootste nauw gezetheid, met onkreukbare eerlijkheid heeft gevoerd dat hij werkzaam was voor een salaris, waarvoor menig collega met minder werkzaam heden en verantwoordelijkheid den neus zou optrekken, een salaris, dat bij lange na niet vooruitging naar de mate van den vooruitgang van zijn tak van dienst; dat hij zeer veel buitengewone werkzaam heden voor de gemeente heeft verricht, zonder dat hem daarvoor een extra belooning werd toegekend dat hij zich in velerlei opzicht getoond heeft een der beste en bekwaamste ambtenaren onzer gemeente; dan is de zaak dubbel ernstig. Die ambtenaar, het is algemeen bekend, is de Heer K. Tromp. Het is een eigenaardig man, de Heer Tromp. Geen vleier, geen mooiprater, neen, veeleer stug, stijf, scherp. Hij neemt niet voor zich in; hij wekt geen sympathie; hij gaat zijn eigen gang, een gang die hem toeschijnt de beste te zijn, zonder zich veel te storen aan de wegwijzers, die hij langs zijn pad mocht tegenkomen. De Heer Tromp weet dat zelf ook wel; zijn vrienden hebben het hem meer dan eens gezegd. Maar tegenover die eigen aardigheden staan deugden, die zijn vrienden wel weten te waardeeren, doch die ik hier opzettelijk niet wil vermelden. Wie met den Heer Tromp omgaat en zijn karakter kent, zal hem leeren waardeeren in meer dan één opzicht. Doch hij, die dat eigenaardige, onbuigzame karakter miskent, zal wrijving verwekken en in botsing komen. Die man staat op het punt van ontslagen te worden. Waarom Er heeft destijds een fout, een misrekening, een verzuim, een blunder of wat dan ook plaats gehad. Dat is erkend. Ook erkend door den Heer Tromp, die daarvan in het openbaar de verantwoordelijkheid heeft op zich genomen. Doch dat staat buiten de zaak, die thans aan de orde is. De zaak Tromp, ook die van fout, zou uit zijn. Maar daar heeft de Heer Tromp in een particulier gesprek iets medegedeeld, wat den toets der waarheid niet heet te kunnen door staan. Laat ons eens aannemen, dat die mededeeling Inderdaad onwaar was. Zij zou psychologisch verklaarbaar zijn. Een aller- menschelijkste eigenschap is het, zich zoolang en zooveel mogelijk te verontschuldigen voor een fout. Dat gebeurt mij, dat gebeurt U. Voor dat particulier gesprek, voor het zich onjuist excuseeren, wordt de Heer Tromp ter verantwoording geroepen. (Hoe zou het komen, als alle gemeente ambtenaren voor door derden publiek ge maakte gesprekken werden ter verantwoording geroepen Hij vraagt: ,zlaat dan dengene, met wien ik het gesprek heb gevoerd, meekomen, opdat allereerst vast sta, wat er gezegd is”. Doch dat zeer redelijke verzoek wordt hem ontzegd! Dat feit heeft mij zeer verbaasd en ik beschouw het als een zeer betreurens- waardig incident in deze zaak. En ofschoon blijkt, dat de heer Tromp zeer verklaarbaar! zich niet verantwoor delijk kan stellen, voor hetgeen een ander heeft gezegd, wordt toch verder op de zaak doorgegaan. Van den heer Tromp worden verklaringen geëischt en hij legt ze af, zooals hij meent, dat hij behoort te doen. Nu komt eerst de zaak. B. en W. vertoonen diverse stukken, deels particuliere correspondentie, om aan te toonen, dat de heer Tromp valsche verklaringen heeft G. v. d. W. te Wommels werd den 19 Mei bekeurd omdat hij als hoofd en bestuurder eener Coöperatieve Zuivelfabriek niet had gezorgd, dat het vliegwiel der machine en de riem naar den boterkneder behoorlijk beschermd waren. De getuige Stoel, opzichter bij den veilig heidsdienst, verklaart dat door bekl. indertijd uitstel was verzocht van de voorgeschreven ver beteringen met het óog op de verbouwing der fabriek. Het machinelokaal heeft echter geheel geen verandering ondergaan en de wet schrijft de beveiliging voor, Eisch 2 maal f 50 of voor elke boete 10 dagen. D. R. te Cornwerd is 22 Mei, in gesloten vischtijd dus, bekeurd wegens het visschen met een peur, een verboden vischtuig. Eisch f 1 of 1 dag met verbeurd verkl. der peur. O. R. te Cornwerd was ook aan het visschen, doch met Zij moest haar vischtuig ook missen, haar oude hengelstok ligt heden ook voor de tafel. Ook zij zal het moeten boeten met f 1 of 1 dag. K. E. K., T. P. K., A. A. de J., J. J. R. en A. S. E. allen te Koudum,\ zijn bekeurd omdat zij den 30 Mei door een hooiland liepen. Art. 460 Wetb. v. Str. verbiedt zulks. Eisch ieder f 5 of 3 dagen. H. de B. te Makkum had den 11 Mei geen plaatsbewijs toen hij te Workum uit den trein kwam. Bekl. is tegenwoordig en zegt wel een retourkaart te Sneek te hebben gekocht, maar hij schijnt die verloren te hebben. De beambte, met de controle belast, vor derde den prijs enkele reis f 0.35 f 1.50 voor boete. De bekl., die veekoopman is, wilde daarvan niet weten, zei dat hij misschien bij vergissing te Hindeloopen zijn kaartje had afgegeven en was haastig om door het publiek te dringen en zoo te ont komen. Er is te Hindeloopen geïnformeerd of daar bedoeld retourkaartje is afgegeven, doch dit was niet het geval. Bekl. zegt dat hij haastig was, omdat hij nog met den wagen die op Makkum rijdt, meewilde. Hij had beter gedaan maar te be talen, doch hij dacht zijn kaartje nog te zullen vinden. Een paar dagen later heeft hij den vrachtrijder ook order gegeven de kosten te betalen, maar dat werd niet aan genomen. De eisch was f 5 of 4 dagen. M. F. te Bolsward werd 1 Juni bekeurd wegens rijden op de fiets zonder licht. Bekl. is aanwezig en zegt dat hij reeds 3 malen om de politie was geweest, wijl zij last van jongens hadden op het bouwterrein buiten de Blauwpoort. Toen hij eindelijk een agent ontmoette, maakte deze hem proces omdat hij geen licht ophad, doch 't was de schuld van de politie dat hij nog weer de stad in moest. De jongens vernielden alles. Hem wordt geantwoord, dat de politie niet de schuld mag hebben dat hij geen licht op zijn fiets brandde. Eisch f 3 of 2 dagen. J. M. te Workum, J. D. te Ruigelollum, H. de V. te Kimswerd, Y. B. te Makkum, W. A. te Pingjum, Mej. G. B. te Zurich, J. de V. aldaar, K. K. te Witmarsum, R. V. te Voorburg, R. A. te Makkum, Mej. H. T. te Franeker, J. G. te Kimswerd, P. O. te Oudega, R. J. te Bolsward, K. v. d. M. en T. D. beiden te Oosterlittens en J. P. te Cornwerd zijn allen bekeurd wegens het rijden op een fiets zonder licht. Eisch voor allen f 3 of 2 dagen, behalve voor W. A. te Pingjum die met f 2 of 1 dag zal moeten boeten. Tj. B. te Harlingen was op den weg met een kar bespannen met 3 honden, die hij onbeheerd liet staan. Eisch onverstaanbaar. Tj. Z te Wolsum was 3 Juni in beschonken toestand in de Jongemastraat te Bolsward. Eisch f 3 of 2 dagen. P. D. en S. A. beiden te Bolsward ook over hun bier. Eisch idem. D. G. te Bolsward heeft 6 Juni luidkeels gezongen en geschreeuwd hoewel ’t al ruim 11 uur is. Dan is ’t geen tijd voor straat zangen en luidruchtige betoogen. Eisch f 3 of 2 dagen. Slot in hei volgend nummer^ Bolsvardsche Courant d

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1909 | | pagina 1