Nieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
Ij
I
I
1909.
No. 70.
OP REIS GAAN-
J
L
Verschijnt Donderdags en Zondags. 48ste Jaargang.
L
5
I
Donderdag 2 September.
4
I
Ingezonden.
VOOR
Redactie Bolsw. Crk
<4
a'
de maatschappelijke en
van het volk, daartoe
uw inge-
ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts.. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4,
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
Den WelEd. Heer J. C. Cuperus,
Redacteur Bolswardsche Courant.
M. de R.l
Vergun mij s. v. p. naar aanleiding van
uwe artikelen over de kermis in de nos. 68
en 69 een enkel woord.
Na eene beschouwing
en hoorenswaardige, dat
voor
over al het beziens-
naar uwe meening
elk wat wils biedt, merkt U terecht op,
dat niet elk haar met blijdschap begroet.
Nu kan het U niet onbekend zijn, dat wij
uit beginsel bezwaar hebben tegen de kermis,
en om dat beginsel nu te bestrijden of te
veroordeelen met de opmerking dat enkelen
•van die anti-kermisgezinden misschien ook
wel eens een komediestuk gehoord hebben
of een samenspraak hebben gehouden, is toch
wel wat heel kras.
Werkelijk het gaat bij ons niet in- de
eerste plaats om die paar kramen, een draai
molen, of iets dergelijks, maar veel meer
om den zwendel, de dronkenschap, verregaande
baldadigheid, zedeloosheid enz. enz. die in
zulke dagen gevonden wordt.
En het kan niet anders, of al dit kwaad
wordt door de kermis gevoed, terwijl wij
door afschaffing juist dit kwaad wenschen te
beteugelen.
Gelukkig dat in verscheidene plaatsen,
waar de kermis werd afgeschaft, ook niet
alleen de vroede mannen van christelijken
huize maar met hen vele andersdenkenden
in het belang van
zedelijke verheffing
hebben meegewerkt.
Van harte hoop ik, dat er ook in onzen
Raad spoedig eene meerderheid gevonden
wordt om de kermis af te schaffen, daar de
instandhouding voor onzen Gemeenteraad wer
kelijk geen eere is.
Dat buitendien in een neutraal blad, zooals
de Bolswardsche Courant zich steeds aandient
en welk blad door menschen van verschil
lende opvatting gelezen wordt, de kermis
openlijkwordt gehuldigd en aanbevolen, dat
ook uw verslaggever zich niet ontziet
om voor de jaarlijksche kaatspartij den Zondag
aan te bevelen, hoewel dit strijdt met de
opvatting van het groote deel van Bolswards
burgerij over den Zondag, acht ik werkelijk
aan ernstige bedenking onderhevig.
Naar mijn oordeel moet een plaatselijk
blad, dat zijne lezers vindt in kringen van
verschillende opvatting, zich steeds wachten,
om de meening van een deel der ingezetenen
voor te staan, en daardoor als vanzelf de
overtuiging van een ander deel te krenken.
Met dank voor de plaatsing,
Hoogachtend,
D. B. EERDMANS.
Bolsward, 31 Aug. 1909.
Ofschoon het artikel over de kermis niet
van mijne hand is en ik dus de beantwoording
moet overlaten aan de Redactie, noodzaakt
de heer Eerdmans mij toch hem een kort
antwoord te geven.
Op den voorgrond verklaar ik, den heer
Eerdmans wel voor zóó beginselvast aan te
zien, dat hij zich het geschrevene niet behoeft
aan te trekken. Blijkbaar heeft de schrijver
van het artikel willen wijzen op de inconse
quentie van hen, die in Bolsward de kermis
verfoeien en in Holland volop genieten van
de daar aangeboden amusementen. Dat zijn
geen mannen van beginsel.
Waar de heer Eerdmans wijst op de neu
traliteit (onpartijdigheid) van de Bolswardsche
Courant, houde hij mij ten goede, dat zulks
niet uitsluit om te mogen wijzen op feiten,
waardoor sc^Vevroomheid in het ware licht
wordt gesteld.
Dat het weigeren van de groote kaatspartij
op Zondag ontevredenheid heeft gewekt, is
begrijpelijk, waar toch op dien dag voor een
anderen kaats- en een wielerwedstrijd wel toe
stemming werd verleend.
En hiermede het woord aan de Redactie.
J. 0. CUPERUS,
Uitgever van de Bolsw. Crt.
Den WelEd. heer D. B. Eerdmans.
WelEd. Heer,
Kennis genomen hebbende van
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden.
Franco per post 50 Cents.
Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
zonden stuk wenschen wij naar aanleiding
daarvan, een enkel woord tot U te richten.
Ten eerste deze opmerking. Bij herlezing
van ’t door ons geschrevene zult U merken
onze woorden niet juist weergegeven te hebben,
ze zijn uit hun verband gerukt en daardoor
geven zij den lezers een scheeve voorstelling.
Dit is ’t geval waar U schrijft:
„Om dat beginsel nu te bestrijden of te
veroordeelen met de opmerking, dat enkelen
„van die anti-kermisgezinden misschien ook
„wel eens een komediestuk of een samen
spraak hebben gehouden, is toch wel wat
„heel kras”.
Voor de duidelijkheid laten wij nog eens
volgen wat wij precies schreven en waaraan
U zich meende te moeten ergeren.
Het luidt als volgt:
„Niet allen begroeten haar echter met
een blij gemoed. Een gedeelte van Bols
wards ingezetenen wil niets van haar weten,
huivert bij het hooren van haar naam en
ziet in haar niemand anders dan de brengster
van rampspoed en verderf.
Op vele plaatsen is zij dan ook door
de vroede mannen, als in strijd met de
Christelijkheid, afgeschaft. Doch wat is
daar nu het geval? Onder een nieuwen
naam is zij teruggekeerd en het grappige
is, dat zij, die zoo anti-kermisgezind waren,
dezelfde vermakelijkheden onder nieuwe
namen goedkeuren en er aan meedoen.
Zoo ziet men, dat ook hier de naam veel
afdoet, evenals bij het „komediestuk”, om
gedoopt in „samenspraak”. Wordt alzoo
de schijn niet voor het wezen genomen?
Trouwens, dat er voorgangers zijn, die
zelf de vermakelijkheden zooals de kermis
die biedt, niet zóó vreeselijk vinden als
sommigen het wel willen laten voorkomen,
lijdt aan geen twijfel. Onder hen toch zijn
er, die door een bezoek aan soortgelijke
uitspanningen in de groote Hollandsche
steden er van profiteeren.
Enfin, zij die niet willen kermisvieren
zijn vrij het te laten. Wij dweepen er
ook volstrekt niet mee en haar merkbaar
verval van krachten kondigt reeds hare
verdwijning aan, maar toch zeggen wij,
zoolang men het volk niets beters aanbiedt,
schalie men haar niet af”.
Hoewel ’t dikwijls is, wie schoentje
past, die trekt ’t aan, gelooven wij graag,
geachte heer, dat U geheel te goeder trouw
zijt. Toch moeten wij U zeggen, dat wij
met bovenaangehaalde woorden niet de bedoe
ling hebben gehad andersdenkenden tekrenken,
doch alleen de waarheid in ’t licht te stellen
(en die mag toch altijd, ook in een neutraal
blad, plaats vinden!) Wij schreven „wordt
alzoo de schijn niet voor het wezen genomen?”
en daarop wenschten wij bij ons vorig schrijven
de klem te leggen. U weet toch, schijn be
driegt en wij meenen wel degelijk, dat dit
ook ten opzichte van de kermis ’t geval is.
U hoopt van harte, dat onze Raad spoedig
zal besluiten de kermis af té schaffen. Daar
over kunnen wij zwijgen. De Raadsleden die
niet tegen de kermis zijn, zullen zelf hun
standpunt wel weten te verdedigen.
Wij willen er evenwel op wijzen, dat van
de onderteekenaars der lijsten, die voor eenige
jaren circuleerden om er mede tegen het
behoud der kermis te ageeren, sommigen wel
„Flora” te Amsterdam bezochten, welks repu
tatie toch niet beter is dan die van de gelegen
heden voor vermaak in de kermis.
Dan wijst op den zwendel, dronkenschap,
verregaande baldadigheid, zedeloosheid enz.,
enz., als gevolgen van de kermis. Wij willen,
zonder uit te meten of U ook overdrijft,
niet ontkennen, dat tijdens de kermisdagen
er ’t een en ander gebeurt, dat streng dient
te worden afgekeurd. Niemand kan dit meer
afkeuren en betreuren dan wij dat ook doen.
Maar door dat alles af te keuren behoeft
men de kermis nog niet te verfoeien, waarop
verreweg ’t grootst getal der deelnemers zich
op gepaste wijze vermaakt.
Men veroordeele de kermis niet alleen om
den naam, dien ze draagt, net zoo min als
men een komediestuk verfoeit als ’t niet een
samenspraak of een Chr. samenspraak heel.
Wij gelooven wel als allen, 't zij ze zich
„van Chr. huize” noemen of niet, door een
waardig voorbeeld zich doen kennen, dat
niemand dan de kermis behoeft te vreezen
en dat hare verschrikkingen niet bijster groot
zullen zijn.
In het Duitsche prentjesblad de Gartenlaube
komt een stuk voor, waarin de schrijver alleen
de zwarte zijde van het reizen ziet. Aangezien
het wellicht velen die dezen zomer thuis ge
bleven zijn, kan troosten, laten wij het stuk
hier vertaald volgen.
Voor een van de beide partijen, zegt de
schrijver, is het reizen stellig een pleizier,
zoo niet voor die op reis gaan, dan toch
voor die achterblijventenzij men zelf
de vervoermiddelen te besturen heeft.
In een Fransch blijspel komt een station
chef voor, die op de klachten van wanhopige
passagiers altijd hetzelfde antwoord geeftU
krijgt Uw verdiende loon. Waarom reist U
dan ook Reis ik
Maar de menschen reizen nu eenmaal, al
hebben zij zich verleden jaar heilig voor
genomen, zich niet meer door elkander te
laten schudden en schokken, te bevriezen
van kou of te versmoren van hitte, in slechte
bedden te slapen, voor veel geld spijzen te
eten, die alle met hetzelfde hotelsausje be
goten schijnen te zijn en verlicht rond te
kijken, zoodra men weer thuis gekomen is.
En dan de reiskoorts, die weken van te
voren al begint in den vorm van tallooze
besprekingen over wat er nog te doen en te
bestellen is, met de zekerheid, dat er op
den dag der afreis nog allerlei dingen ver
geten blijken te zijn. Wie kent ze niet, de
noodzakelijke dingen, onverschillig of het
een brandtang, een portefeuille of het spoor
boekje is, die toch op een vaste plaats zijn
neergelegd om ze dadelijk te kunnen vinden
en toch op het juiste oogeublik verdwenen
zijn, omdat een ander familielid ze op een
andere vaste plaats heeft neergelegd of ze
alvast maar heeft ingepikt.
Ja, die verschrikkelijke koffers 1 Ze kunnen
niet voor het laatste oogenblik worden ge
sloten, omdat er immers nog wat vergeten
zou kunnen zijn maar juist daardoor is er
langzamerhand zóóveel ingestapeld dat ze,
daar ook de diepte van een koffer haar
grenzen heeft, eindelijk niet meer gesloten
kunnen worden. Met wanhopige uitroepen,
vragen, verwijten en strakke gezichten gaat
de heele familie aan het werk om het weer
spannige monster te sluiten de zoon aan
den eenen, de dochter aan den anderen kant.
Vergeefs, het ondier blijft gapen en reeds
zal men den strijd opgeven, wanneer de
vader met zijn gewicht, ditmaal geen moreel
overwicht, de zaak beslist door op den koffer
te gaan staan waarop deze zich in zijn lot
schikt en vóór hij gelegenheid heeft zich te
bedenken, de sleutel in het slot wordt om
gedraaid.
Men is aan het station, dringt bij het
loket voor de plaatskaartjes, geeft de bagage
aan en staat eenvoudig verstomd over de
kosten die onmogelijk zoo hoog zouden kunnen
wezen, wanneer verschillende huisgenooten
niet allerlei nuttelooze dingen hadden mee
genomen. Deze opmerking van den vader
lokt een dito van de moeder uit, van gelijke
onvriendelijkheid, met commentaar van de
kinderen.
Is deze phase doorloopen, dan heeft de
stemming de temperatuur van 300 graden
bereikt. Menscbenliefde heerscht overal, be
halve op een stationsperron in de vacantie.
Hebben we nu niets vergeten? Neen,ja
toch waar is mijn hoedendoos, die grijze 1
Schrijf je gauw Trap toch niet op
mijn japon. Zorg dat je gauw de boek
plaatsen in beslag neemt. Ik weet het
wel, ik weet het wel, maakt mij toch niet
zenuwachtigJe bent onuitstaanbaar
Kalm toch kinderen, kalm toch, is
iedereen er nu
Gejaagd kijken de reizigers op hun horloge,
verklaren dat de trein nu toch komen moet
of zou hij weer als gewoonlijk te laat wezen
Men draaft angstig op het perron heen en
weer, telt voor den zooveelsten keer de hand
bagage, betast alle zakken of er soms niets
vermist wordt, wordt woedend als anderen
in denzelfden coupé \villen gaan inderdaad
de vredelievende beschaafde burger wordt een
brutale egoïst die zijn naasten gaat beschouwen
als zijn vijanden die hij geréchtigd is met hand
en tand te bestrijden. Hij is de reis-ziel die
in ons wordt opgewekt.
Voor velen is het reizen zelf een genoegen,
niet het bereiken van het doel. Zelfs in
meer dan volle coupé’s is het voor velen
interessant te zitten te midden van vreemde
menschen, die andere talen spreken en veel
in de wereld hebben meegemaakt en gezien.
De drukte en beweging in den restauratie
wagen, waar men alle talen hoort en de
kellners geld ziet aannemen uit alle landen,
boeit en vermaakt hen niet weinig. Wat een
verscheidenheid 1
Daar is de zwijgende, voornaam doende
reiziger, het eigenaardige echtpaar, waarvan
de man sopraan en de vrouw bas spreekt,
de alleen reizende dame, blond en met
ruischende zijden kleeren, de luidruchtige
altijd ontevreden handelsreiziger en de ge
moedelijke, altijd bedaarde wereldzwerver, die
even rustig op den boulevard te Parijs zijn
absinth drinkt, als te Rio de Janeiro zijn
maté of in Madrid zijn chocolade met kleine
mesjes snijdt. Dat alles is een belangwekkende
studie voor iedereen, die gewoon is, om zich
heen te zien. De drama’s van het vertrek,
de kluchten bij aankomst, de tooneeltjes, die
daartusschen in worden afgespeeld, het blijft
als een tooneelvoorstelling, welke dikwijls
anders is, dan die achter de voetlichten wordt
afgespeeld.
Als ooit iemand op het denkbeeld komt,
een reis-zielkunde te schrijven, zal hij ervaren,
wat men van een mensch hopen en wat men
van hem vreezen kan.
Daar is vooreerst de reiziger, die op het
nippertje komt. Hij heeft op den morgen
der afreis nog langer geslapen dan gewoonlijk,
omdat hij den vorigen avond langer dan
anders opgebleven is en verbaasd was, bij
het opstaan te bemerken, dat hij een en ander
had vergeten te regelen. Overigens gelooft
hij wel, dat alles nog terecht zal komen, dat
de klokken vóór gaan, de trein wel te laat
zal wezen. Hij is de luchthartige egoïst, die
in de maatschappij menschen en dingen even
onverschillig behandelen zal als zijn dienst
personeel thuis en zijn medereizigers, die
hem hinderen. Daar hij van meening is, dat
de wereld bestaat om hem het leven aan
genaam te maken, eischt hij altijd voor zich
de beste plaats op. Een slechte kameraad,
niet alleen in de coupé, maar ook in ’t leven.
Een andere soort is de beladen reiziger
of reizigster, die op een uitstapje van veertien
dagen bet mogelijke en onmogelijke meeneemt:
alle kleeren, alle toiletartikelen, een kleine
bibliotheek, een doos vol briefpapier. Als
het er op aankomt wordt niets van deze
overdaad gebruikt.
Dan- de haastigen, die hun kaartje verloren
hebben of bun portemonnaie ot hun sleutels.
Die thuis belangrijke papieren hebben laten
liggen, welke een dienstwillige vriend in
razende haast moet gaan halen, terwijl zij
zelf zenuwachtig ijsberen op het perron. Die
in ongeschikte oogenblikken denken aan
brieven, welke ze noodzakelijk hadden moeten
schrijven of aan een bezoek, dat in geen
geval verzuimd had mogen worden. Dat zijn
de menschen, die nooit denken aan wat op
het oogenblik zelf gedaan moet worden, maar
wier geest zich steeds bezig houdt met wat
voorbij is of nog komen moet.
Zij gaan altijd te vroeg van huis, maar
komen toch altijd laat, omdat ze zich onderweg
allerlei dingen herinneren, die nog gedaan
hadden moeten zijn.
Met zichzelf ingenomen is weer een andere
categorie. Die weten precies, wat ze in hun
koffer moeten hebben, pakken dat zelf in,
letten precies op hun tijd, wenschen niet te
wachten, noch zich ten genoege van anderen
te haasten. Zij zijn welwillend, maar er niet
op gesteld, dat men op hun welwillendheid
een beroep doet. Met hun correctheid werken
zij soms prikkelend op anderen; maar zijn
misschien de eenigen, die niet bij den terug
keer de gewaarwording meebrengen, dat ze
van de ontspanningsreis van een maand wel
gaarne drie maanden zóuden willen uitrusten.
De schrijver, die zóó de min prettige zijde
van het reizen ziet, vermeldt ten slotte niet
of hij zelf al dan niet thuis gebleven is.
Hoe dat ook zij, het is een waarheid, dat
op reis zijn niet steeds onvermengde vreugde
oplevert en menigeen in den vreemde zou,
wanneer hij het niet uit valsche schaamte
naliet, willen toegeven, dat hij nu en dan
benijdt wie rustig thuis bleven.
,9.
j
Bolswardsche Courant
'a-
L
I t