Nieuws- en Advertentieblad Bols ward en Wonseradeel. 4 Jan de Ploeger, 1909. 48ste Jaargang. No. 75. Verschijnt Donderdags en Zondags. ra 1 Zondag 19 September. BINNENLAND. SCHANDE. VOOR Afzonderlijke Fr. voor: in zal worden Veulens De handel is zoo krijgen. ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden. Franco per post 50 Cents. nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent. maar ’s ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Het bureau van dit blad ie telefonisch aangesloten onder No. 4, Hepk. N. v. Fr. Zuidwesthoek, 15 Sept. De schade door de veelvuldige regens aan het weide- gras toegebracht is zeer groot en laat zich uit den aard der zaak moeielijk benaderen. Toch beproeft men hier en daar het verlies in guldens uit te drukken, waarbij aange nomen werd, dat de voile vrucht genoten had kunnen worden. Men kwam dan voor eene boerderij in de gemeente Hem. Oldeph. Nw. op bijna f 600 aan verloren etgroen en voor een bepaalden polder aldaar, die echter in hooge mate geleden had, op het 10-voud van dit bedrag. en 5 bronzen en diploma, Snoek. Aan de Woensdag alhier gehouden najaars-paardenmarkt waren aangevoerd 238 paarden. 50 veulens. Aan een praatje van in de Enkhuizer Courant ontleenen wij het volgende ’t Was ’t middernachtlijk uur, de tijd, dat de nachtmerrie gaat rijen en de spoken ons verontrusten, de tijd ook, die volgens de ge neeskundigen ons in den slaap het meest verkwikt en versterkt. Hevig verschrikt werd ik uit mijn zoete droomen gewekt; Trijntje riep ik, hou toch ereis op met dat gesnurk, ’n Menseb kan geen oog dicht doen Ik snurk niet, Jan! riep ze. Jij doet het! Loop rond, Trijntje, zei ik, je snurkt als een vette os. Hoor je dat zelf niet? Luister Totaal 288 stuks. De prijzen der paarden varieerden 1ste soort f 300 f 600 2de soort f 120 f200 3de soort f 40 f 120 f 70 f100 was over het algemeen stadig. De markt werd door enkele Hollanders en Stapborsters bezocht, die nog al eenige in- koopen deden. Lemmer, 16 Sept. Kapt. Kofman met de salonboot „Bolsward” van de Holl. Friesl. lijn, hier hedenmorgen van Amsterdam binnen komende rapporteerde, dat hij in den nacht van Maandag op Dinsdag en van -Dinsdag op Woensdag, telkens des morgens tusschen 3 en 4 uur, toen hij zich tusschen Urk en Lemmer bevond, achter zich uit plotseling een helder lichtenden vuurbol, ter grootte van een Edammer kaasje, had waargenomen, die snel van het Z. naar het N. schoot en waardoor de W. hemel gedurende omstreeks een minuut helder blauw verlicht werd. De kapt, meende, toen hij den eersten nacht dit verschijnsel waarnam, dat de machinist de achter de salon hangende electrische booglamp opstak. Ook sommige van onze visschers melden, dat zij dit natuurverschijnsel hebben opgemerkt. Frankrijk een congres over de toepassing den landbouw; over de enorme voordeelen, die de electrische arbeidsoverbren- ging voor het. platteland en vooral voor den landbouw met zich brengt. Komt men echter om kapitaal vragen ten behoeve van een plattelandscentrale, voor een onderneming, waarvan het afzetgebied vast ligt en bij wier welslagen ieder inwoner belang heeft en wier bloei ieder inwoner kan bevor- voor bewegingsdoel- passen of als lichtbron te daarvoor geen geld een zaak heeft men behoedzaamheid en Broek. De visscher R. Kuindersma alhier ving heden zooveel aal zijne fuiken stonden rond en gespannen en waren bijna boordevol dat daarin, evenals vaak in manufacturen ge schiedt, noodzakelijk eene „opruiming” moest worden gehouden tegen veel verminderde prijzen. ’t Gevolg daarvan was, dat het meerendeel onzer plaatsgenooten het menu van den dag wijzigde door als hoofdschotel aal op de spijs- lijst te plaatsen. Slagers uit het naburige Joure, die als gewoonlijk bestellingen op vleesch en spek kwamen opnemen, kregen van den weeromstuit weinig in hun boekje te noteeren zoodat ditmaal ’t vleesch tegen zijn concurrent de visch het onderspit moest delven. De gevangen aal houdt het midden tusschen groot en klein; wel zijn er enkele „kanjers” onder, maar het grootste deel is middelsoort. Wat niet verkocht wordt, gaat voor een deel naar de rookerij en voor een ander deel in de vischkaren. dan ereis! Jan, riep ze angstig, de geit hangt over het hekHij wil z’n eigen bepaald verdoen Ga ereis handig naar buiten Ik stap uit mijn bed en haast me in pro- fond négligé naar buiten. De geit wou zijn eigen niet verdoen. Hij lag dood kalmpjes te droomen. Maar toen ie mij zag in mijn profond négligé en mijn blauwe vaderlief op, wist ie van beenen maken. Hij dacht niet anders of z’n overgrootvader kwam bij ’m op de kol rijen, 't Is toch kasuweel, dat dieren hetzelfde geloof hebben als menschen. Toen ie echter merkte dat ik zijn baas in eigen vleeschelijke persoon was, kwam ie weer op mij an en werd rustig. Met dat al hield ’t lawaai aan en weldra ontdekte ik in den donker een opgeschoten jongen, die de heele buurt op stelten trachtte te brengen. Zeg ereis, zei ik, ben jij bij geval door ’t gemeentebestuur als klepperman aangesteld om dieven en boeven en al dat gespuis te waarschuwen Nee, Janzei ie, maar ik kom van Enk- huizen. Nou, zei ik, dan hoefje nog zoo’n heidensch leven niet te maken. Of hebben ze je dat daar geleerd? Nee, zeid’ ie, maar vanwege het feest van de Koningin hebben ze daar een klepper- marsch uitgevoerd, de kleppermarsch van Morks, zie je. Van de wat? vroeg ik. Van Morks, zeid’ ie. O zoo, zei ik, hiet dat ding zoo. Ja, ze verzinnen tegenwoordig allerlei vreemde namen waar een ordentelijk mensch niemendal van begrijpt, al sprak ie ook alle talen ter wereld. Dat is de naam van den maker Jan, zooveul als de fabrikant, verduidelijkte de jongen. A zoo, zei ik, dat is wat anders. En wat was het dan? Wel, Jan, zeid’ ie, het was aardig. De muzikanten speelden en een negentig jongens klepperden bij ’r best mee. O zoo, zei ik, nou laat dan ereis hooren. Of ben jij d’r niet bij geweest? Nee, Jan zeid’ ie, ik ben een liefhebber, weet je en daarom heb ik maar ’s geluisterd. Maar ik ken het toch wel van ’t afhooren. Nou vooruit dan maar, zei ik. En de jongen floot en klepperde d’r bij, dat ’t voor ’n oogen- blik ’n lust was om te hooren. De jongen had waarachtig maatgevoel in z’n lijf. Nog ereis, zei ik, maar een beetje kalm aan anders maak je Trijntje wakker en dan is ze uit ’r memeur. En de borst klepperde weer dat hooren en zien je verging. Kan je zingen ook? vroeg ik. Nou, zeid’ ie, hoor maar ’s. En toen begon ie van: Japien is getrouwd. Nee, zei ik, wat anders. Nou dan, van de wonderschone wereld, zeid’ ie. Neen, zei ik, ga maar ’seven mee in huis; want ik begon het daar buiten in m’n profond négligé toch wel een beetje al te luchtig te vinden. De jongen volgde. Ik trok de slaap kamerdeur vanwege de betamelijkheid dicht en ging met ’m naar de huiskamer, waar ik ’m’n muziekboek voor lei. Zing dat ereis, zei ik. Dat kan ik niet, zei de jongen. Nou ging ik voort, zing het dan op noten. Ik ken geen noot zoo groot als een koe, zeid’ ie. Alleen roet Paschen kermis kan ik er mee koeten en ze opeten. M’n lieve deugd, dacht ik, de jongen zingt en hij kan niet eens noten. Nou, dat ’s ook fraai. Hoe kan je nou zingen als je geen noten kent. Lees jij ereis, als je de letters niet geleerd hebt. Neen, maar nou snap ik waarom ze op bruiloften en andere partijen juist ’n gedrukt liedje voor zich willen hebben. En dan moeten ze de wijs nog maar kennen anders bennen ze toch mejochie! Want uit 'r hoofd kennen ze niemendal. Daar beginnen ze dan een paar regels van het Volkslied en dan gaat het zoo taai, dat het Nederlandsche bloed er heelemaal van gaat bevriezen. En als ze dan ’n Wilhelmusje zingen, wel man, dan hou je je hart vast. Met de geboorte van Prinses Juliana hebben ze d’r zangkunst weer ’s ’n beetje opgefrischt; maar anders was het larie. Al was het alleen daarom, dan noem ik het gelukkig, dat we een nieuwe loot aan den ouden stam gekregen hebben. Nee, dan ging het in mijn tijd anders. Geen onnoozele kofflespinnerij of we zongen als deren, door den stroom einden toe te gebruiken, dan is te vinden, voor zulk een groote mate van wantrouwen in het welslagen. Voor de instellingen van Amerika, het land der onbegrensde mogelijkheden der gewaagde ondernemingen, heeft men alles over, daarvoor heeft men geen achterdocht, maar werpt er zijn geld heen met volle handen om zelden daarvan iets terug te zien. Is het geen schande, dat zelfs bloeiende industrieën hier te lande moeten gebruik maken van een duur kassierscrediet, omdat het Nederlandsche publiek liever dobbelt en ten slotte verliest dan het eigen en alge meen welzijn te bevorderen door deel te nemen in nationale ondernemingen van alge meen nut. Wat helpt de groote werkzaamheid van een Ministerie van Handel, wat helpt het, of door de regeering afgevaardigden worden gezonden naar leerrijke congressen, zooals dat te Havre, wat nut van de groote toe wijding onzer ambtenaren als Neerlands volk bezocht is door speelzucht, als wij niet meer doen zooals onze voorvaderen deden, nl. door eigen werkkracht, eigen ondernemingsgeest, bezit- verwerven, maar den kost willen ver dienen door onder een kopje thee in de courant te kijken of er gewonnen of ver loren is! Vroeger wilde men Neerland ontwoekeren aan het spel der zee, nu wil men hebben een zee van geld door woeker of dobbelspel. lijsters. En dan hadden we voor de nieuwe lingen Het Oud Enkhuizer Liedeboek er bij. Ik fungeerde dan als voorzanger en begon: Schilder, ’k wou me zelf graag zien, Al op ’n doek geteekend En mijn Trijntje bovendien, Samen met mij sprekend...” En dan ging ’t zoo nog een paar regels door en dan begonnen ze al te grijnzen en te glimlachen als ik de laatste regels zong Grietje en Stijntje, die beiden, Zijn een paar knappe meiden. En als ik daar mee klaar was, dan vielen ze allemaal het refrein in van Grietje en Stijntje, die beiden, wel vijf zesmaal, tot ze van lachen op den grond vielen en ik er eerst de orde weer ’s in brengen moest, vóór en aleer Trijntje op de koord komen kon. En dan begon ze want ze kon er puur zoo’n zang uitdraaien Wat wordt het laat! de klok slaat acht! Waar of mijn Jan toch blijft ’t Valt moeielijk, als men iemand wacht, En als de vrees ons drijft. Te twijflen aan zijn trouw... Hij heeft misschien berouw, Dat hij er een meisje zonder geld Gevraagd heeft tot zijn vrouw En dan had je met ’t refrein weer dezelfde lach-scène, waarna we weer voortreden. Maar als ze dan de laatste regels van het laatste vers had gezongen, waarbij ik met een bevende stem en een krakenden uitgang haar begeleidde: Kom, Jantje, kus uw bruid wel man, dan had je ’t lieve leven gaande en dan werd er gekust en gezoend, dat de heele wijde wereld er van daverde. Kom daar nou ereis om De jongens leeren op school geen zingen want als je zingen wil, dan moet je noten kennen of cijfers, ’t Maakt me niemendal uit: maar op de meeste scholen leeren ze dat niet of niet goed. Maar mijn lieve Christenmenschen, hoe zouden ze dat ook Ze geven die meesters zoo’n allemachtig zwaar pak op d’r schouders te dragen, dat ze 't met het zingen wel met een Jantje van Leiden moeten afleggen. Om het goed te doen, zouden we daar minstens een uur of vier in de week voor moeten gebruiken, ’k Zou er wel ereis één willen zien, die ’m dat lapte. Te hooi en te gras leeren ze d’r jongens een partij liedjes en dan houden ze zich erg kranig. En om het dan mooi te maken, moet ’t twee of driestemmig. Nou heb je daar wel je zangscholen, maar daar is het al even het zelfde. De ouders moeten en willen waar voor d’r geld en ze zullen ten minste ééns per jaar een uitvoering hooren en dat moet ook al weer meerstemmig. Voor noten leeren en behoorlijk maatslaan en toontreffen, geen tijd. En nou moet ik eerlijk zeggen, dat we een heele partij mooie, aardige kinderliederen hebben. Ik zou geen kans zien ze te maken. Maar als onze jongens en meisjes nou groot zijn en ze zullen ereis wat zingen, dan heb je de poppen aan het dansen. De jongens, die zoo’n beetje droog achter d’r ooren be ginnen te worden, vinden die liedjes te kinder achtig. Bovendien hebben ze natuurlijk vanwege de baard in d’r keel altijd tweede of derde stem gezongen, ze zitten derhalve op de partij met d’r mond vol tanden en staan als Jut voor’t landhek. Het gevolg is, dat de meisjes het alleen moeten doen en daar is ook al niet veel pret aan. Alleen is maar alleen, ’t Is bovendien niet goed, dat de vrouw alleen zij. Neen, we zijn met ons zingen nog niet op den goeden weg. Of liever we zijn er wel op; maar nog lang niet aan het eind. We moesten bezitten een mooi eenstemmig liederenboek, bevattende een aantal aardige uitgezóchte wijzen met een voudige woorden. Die moesten op alle scholen in Nederland ingestudeerd worden. En dan zou het mij ontschieten, of onze kinderen en kindskinderen niet weer met het liederen boek gewapend bij mekaar op de koflfie- spinnerij kwamen, net als wij vroeger. En dan zouden ze vrij wat meer pleizier hebben en vrij wat minder babbelen en lasteren dan tegenwoordig. En nou zijn er wel mannen, die het dien weg op willen sturen, maar ’t moeilijk alle hoofden in één zak te Nou, jelui moet er maar 's over denken. Intusschen ben ik wat kleuterig ge worden in m’n negligé en ga weer onder de todden. Wel te rusten samen I Dit opschrift zet S. iu Vraag en Aanbod boven bet volgend artikeltje, dat wij hier onder laten volgen Zit men des namiddags om circa vijf uur in den trein van Rotterdam naar den Haag, dan is bijna ieder reiziger verdiept in een zoo juist verschenen dagblad en kijkt naar de beursnoteeringen van de Amerikaansche fondsen en bij voorkeur de Steels. In de gesprekken, die gevoerd worden, heeft het beursdobbelspel nagenoeg de hoofdtoon het is schering en inslag. Komt men bij de geldbezitters vragen om deelname in het kapitaal van deze of die nationale onderneming, dan wordt bijna zonder uitzondering een weigerend antwoord gegeven. Dit nu is „schande”. Schatten gelds worden er gewonnen in de Amerikaansche fondsen en nog grooter schatten zijn en worden er verloren. Dagelijks wordt het ondervonden, dat onze landbouw, onze nijverheid, voorbij gestreefd worden door het buitenland, insgelijks komt men daarover zuchten en klagen maar gedaan wordt er niets om verbetering in den toestand te brengen. Wij lazen dan wel in de dagbladen, dat er te Havre gehouden van den electromotor in wij lezen ieder oogenblik Naar we vernemen zullen voor den Etalagewedstrijd van 913 October a.s., uitgeschreven door Vreemdelingenverkeer, 2 verguld zilveren, 3 zilveren medailles alle met inscriptie beschikbaar worden gesteld. Als jury zullen de leden van Vreemde lingenverkeer met hunne dames fungeeren, waarvoor 218 ledenstemkaarten en evenveel damesstem kaarten worden uitgereikt. Op elke kaart mogen 10 namen worden inge vuld van firma’s die men bekroond wenscht te zien. De prijzen worden dan toegekend aan hen, die de meeste stemmen op zich vereenigen. De uitreiking der prijzen zal plaats hebben op den feestavond, die Vreemdelingenverkeer zijn leden op 11 October aanbiedt. Voor de pauze zal een concert worden gegeven, terwijl na de pauze de uitslag van den wedstrijd zal worden meegedeeld. V Bolsvardsche Courant, I r o -

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1909 | | pagina 1