Nieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
1911.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
50ste Jaargang.
No. 22.
MEER LICHT.
31
Donderdag 16 Maart.
BINNENLAND.
L
Voor het Kantongerecht.
VOOR
J
Afzonderlijke
Ws.
waren
toch wat
zware
vooruitgang,
toch
ver-
van
in
h
verstrijken heeft,
strafzitting bij
een welkom tijd-
met de langere
hervat zijn
na
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden.
Franco per post 50 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
we ’t
van
bij avond en
ADVERTENTIEPRIJS: 17 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
Zitting van Vrijdag 10 Maart 1911.
Prikkellectuur
Badinage apart,
Boek dat juist
Vertellen ze nu
van Apollo en
Licht, meer
bijv, de wet op de open
die ze op de snijtafel
na de schorsing
Sneek. Zaterdagavond ongeveer halfnegen
werd brand ontdekt in de machinefabriek
van de firma Hubert en Co., alhier. In de
ruimte tusschen het kantoor en de machine
kamer stond bij den muur van laatstgenoemd
vertrek een korf met poetslappen en vette
proppen, waaruit de vlammen wel een meter
hoog oplaaiden en reeds het houten beschot
van het kantoor blakerden. IJlings werd de
werkmeester der fabriek gewaarschuwd, waarna
het mocht gelukken, den brand met emmers
water te blusscheneen groot onheil was
daarmee voorkomen.
Intusschen waren de politie en vele be
langstellenden op het gerucht van brand
reeds op het terrein bij de fabriek verschenen.
Dinsdagmiddag had in het hotel Schram
alhier, ten overstaan van den notaris D.
Feitsma van Bolsward, de finale verkooping
plaats van 2.96.80 H.A. (8l/10 pondem.)
weiland, gelegen ten zuidoosten van de boeren-
huizinge van den heer Tj. van Goslinga,
achter „Nieuwe Selfhelp”, nabij de Woud-
vaart en de Prinsengracht alhier, in huur
bij den heer Th. van der Laan.
Toegewezen aan de heeren H. de Jong te
Mantgum en J. A. v. d. Weij te Leeuwarden,
voor f 8270.10.
Workum, 14 Maart. Door het wapperen
van het zeil van het vaartuig dat in de
trekvaart voer en de gladheid van den weg
door den sneeuw, geraakte de voerman S. B.
met paard en wagen in de bermsloot, tus
schen de rolpaal en het tolhuis. De inzittende
passagier had gelegenheid uit den wagen te
springen, eveneens de voerman. Niettegen
staande de voerman voldoende voorzorgsmaat
regelen had genomen, doordat hij, toen het
schip in zicht kwam, het paard stapvoets
had laten loopen, kon hij dit ongeval niet
verhoeden. Men kon het zoo gauw niet denken
of het „reeuw” lag te water. Het paard werd
dadelijk uit de sloot getrokken, terwijl meer
dere hulp uit de stad den wagen op het droge
brachten. Er is niets beschadigd. De voerman
heeft een weinig den voet verstuikt, zoodat,
behalve dit kleine incident, alles goed is
afgeloopeu.
Veel belangstelling van de zijde van ’t
publiek was er bij deze zitting niet. Winterdag,
als menigeen weinig te
wordt de gelegenheid om een
te wonen nog al eens als
verdrijf beschouwd, doch nu
dagen de werkzaamheden weer
geworden, bepaalt zich het auditorium bij
uitsluitend tot degenen die ’t zij als beklaagde,
’t zij als getuige, of als verbalisant er be-
hooren te zijn, slechts weinig beklaagden
heden ook present, zoodat, toen de
zitting te halftwaalf openbaar werd, de
behandeling nog al vlot afliep.
Van de navolgende rechtszaken kunnen wij
iets meedeelen, de overige zijn, bij verstek
na de schorsing behandeld.
1. J. M. te Arum is 3 Febr. bekeurd,
wijl hij in het braakhok zijn 14-jarige zoon
Joeke mee liet werken, maar verzuimd had
vooraf den jongen geneeskundig te laten
onderzoeken, of hij wel geschikt was voor
dat werk. Bekl. bekent dit verzuim. Hij
wist wel dat het vorig jaar er sprake van
zulk een geneeskundig onderzoek was geweest,
maar dit jaar had hij er niets van vernomen,
en er dus ook niet aan'gedacht. Hij meende,
dat het wel kon zijn, dat de wet in zooverre
was gewijzigd, dat het nu niet meer vereischt
werd. En daarbij het lokaal waar gewerkt
werd, staat onder toezicht van de gezondheids
commissie.
De heer Kantonrechter vindt het wel wat
vreemd, dat bekl. wien het vorig jaar bekend
was, dat een
was, nu
vraagt bekl. of zijn
lichamelijk ontwikkeld is,
is. Bekl. antwoordt
Mijnheer! Mijn zoon
geneeskundig onderzoek noodig
daaraan niet gedacht heeft. Hij
zoon nog al goed
en of hij gezond
„Gezond en sterk? Ja
i is wel zooveel mans
als wij allen hier met elkaar”.
Hierop ontstaat natuurlijk eenige hilariteit
en beklaagde ziet ook in, dat het wel wat
overdreven zal wezen dat een 14-jarige jongen
zooveel mans is als de heeren rechters, de
deurwaarder, tal van politieagenten en nog
eenige andere in de zaal aanwezige personen
samen en zegt dan ook„Ja, dat is te
zeggen, als een van ons. Hij is grooter en
sterker dan ik zelf ben”.
De eisch luidt f 2 boete of 1 dag.
2. J. G. te Cubaard reed 7 Febr. met
een met 2 paarden bespannen melkwagen,
beladen met verscheidene melkkannen, die
te zamen een inhoudsgrootte hadden, gaande
boven ’t getal dat hij mocht vervoeren.
Bekl. verweert zich, dat er 2 leege melk
bussen bij waren, en dus die niet mee
mochten tellen.
De marechaussee, die hem bekeurd had,
verklaart, dat beklaagde wel een paar bussen
aanwees, die volgens zijn beweren leeg waren,
gebleken, dat deze
de wat des hoofdmans is, ging zijn weg,
regeerende met wijsheid en onpartijdigheid.
Velen begrepen echter niet wat er achter
die vraag stak ’n Seitenhieb” zou mijn
vriend Schultze zeggen. Licht, meer licht
Ja, er kome meer licht, ook in onze
magazijnen, waar we onze hersens bewaren,
’t Is daar soms te donker, en in de duisternis
geschiedt weinig goeds. Licht ook omtrent
de plannen der kustverdediging, licht in de
aanhangige tabakskwestie, die ’n zusje wordt
van de nooit volprezen drankwet. (Laatste
correctie).
Nu, de dorpen gaan voor. Wisselstroom,
volts, koolspitsen, over anders hoort men
niet praten. Moge dit het sein zijn dat
aankondigt„licht, meer licht”, ook in
hart en hoofd”.
geldt bij de wet als geheel gevuld, wat bekl.
trouwens ook zeer goed bekend is.
3. M. Z. onder Workum is 2 Febr.
bekeurd wegens openbare dronkenschap.
Bekl. komt zeer beslist op tegen die be
schuldiging. Vooreerst wil hij nog opmerken
dat in zijn dagvaarding geheel geen uur
bepaald is, waarop die dronkenschap gecon
stateerd zou zijn, en ten tweeden is hij, zoo
oud als hij is, nog niet dronken geweest en
ook op 2 Februari niet.
Omtrent de tijdbepaling wordt hem nu
nader ingelicht, dat het was des avonds
kwartier over elven.
Bekl. zegt daarop, dat in de dagvaarding
staat: „des namiddags en hij vindt dat het
’s avonds na elf uur toch geen namiddag
kan genoemd worden. Verder herhaalt hij
dat hij ook dien avond volstrekt niet dronken
is geweest, en als de politie werkelijk heeft
gemeend dat hij toen dronken was, dan is
't al onverantwoordelijk om hem, ouden man,
in den donkeren nacht langs een moeilijk
begaanbaren smallen weg, waarin een viertal
hooge brugjes, alleen te laten loopen. Dan
hadden zij voorzichtiger gedaan, hem op te
pakken of te begeleiden. En dan nog
„hadden die twee agenten gezegd, dat zij
mij bekeurden, ik zou direct mij hebben
laten onderzoeken in de wacht of desnoods
door een geneeskundige, dan had ik getuigen
gehad, die konden constateeren, dat ik niet
dronken was”.
„’t Mag, als ik dronken was, wel een
wonder heeten, dat ik hier nog kon ver
schijnen, en niet verdronken ben gevonden
in de slooten langs dien smallen weg”.
De politie wordt nu gehoord. Deze ver
klaart, dat bekl. met nog iemand, die ook
bekeurd is, werd aangetroffen op straat. Zij
waren beiden zeer druk in hun bewegingen,
zwaaiden in hun gang, en riekten naar
sterken drank. Erg dronken waren ze niet,
maar toch in „kennelijken staat”. Na heel
wat bespreking over deze kenteekenen van
dronkenschap, waartegen beklaagde sterk
opkomt, luidt de eisch f 0.50 of 1 dag.
Bekl. antwoordt hierop nog: „Dat is wel
een beetje, mijnheer, maar ik neem geen
straf aan, want ik was niet dronken”.
De heer Kantonrechter vermaant bekl. om
eerst het vonnis af te wachten.
4. F. H. te Bakhuizen wordt ten laste
gelegd een versperring op den openbaren weg,
aan de Rijssterbrug onder Kolderwolde te
hebben aangebracht, ’t Gebeurde in den nacht
of eigenlijk in den vroegen morgen van 26
December dat een fietsrijder die brug passeerde
en met zijn pedaal tegen iets aanstiet, dat
hem bijna een buiteling deed maken. Toen
hij bij zijn lantaarn onderzocht, wat hem
had gehinderd, zag hij dat een dik stuk
staaldraad tusschen de klap van de brug en
’t landhoofd ingestoken was, en dat vandaar
uit een ijzerdraad over de brug was geslingerd.
Hij kon ’t er met de handen niet afkrijgen,
en reed verder, doch toen even verder hem
een melkwagen tegenkwam, waarschuwde hij
den bestuurder voor die versperring, en ging
met den man terug, om te trachten, het ijzer
er weg te nemen.
Toen zij hiermee bezig waren, riep een
schipper, die met zijn schip bij de brug lag
„even geduld, ’t zit er nog maar pas, ik
zal ’t wel in orde maken
De fietsrijder G. Huitema van Oudega
heeft van de versperring aangifte gedaan bij
de politie, en deze heeft uitgevorscht, dat
de schipper, of diens zoon het heeft gedaan.
Deze schipper F. H. van Bakhuizen heeft
dan ook bekend, dat zij het ijzerdraad hebben
aangebracht, omdat zij dan de klap beter
tegen de stijlen der brug aan kunnen trekken,
wijl zij met den bovenlast turf anders niet
door de brug kunnen komen. Dit moest in
de vroegte gebeuren, omdat de brugwachter
het anders zag en ’t niet wilde hebben.
Bekl. is aanwezig Eisch f 5 of 2 dagen.
5. S. T. en U. W. beiden te Winsum
reden 20 Januari ’s morgens half zeven onder
Bayum, op de fiets zonder dat zij licht op
hadden. Zij ontmoetten de marechaussees en
toen waren ze „er bij”.
Eisch voor ieder f 2 of 1 dag.
Tenslotte kregen we nog een verzet-zaak.
Den 10 Juni van ’t vorig jaar arriveerden
met een hondenkar twee personen de tolhek
op den Sneekerweg en hadden geen zin tol
te betalen. Zij wilden er, gelijk wij indertijd
doch bij onderzoek was
wel half gevuld waren.
Eisch f 5 of 3 dagen.
Bekl. beroept er zich op, dat er veel meer
kannen half gevuld waren, en hij die 800
liter melk mocht vervoeren, had dat gewicht
lang niet op den wagen. Te zware vracht
heeft hij dus niet gereden.
De heer Kantonrechter antwoordt hierop,
dat niet de aanwezige voorraad melk of
ondermelk hier in aanmerking komt, maar
de inhoudsgrootte der kannen, en een kan
waarin slechts een weinig melk aanwezig is,
We leven in een tijd van
Oud gezegde, is ’t niet Ja, maar
waar. Daar is heel wat veranderd en
beterd in de laatste jaren. Ik zal nu komen
aandragen met het bekende „als grootvader
en grootmoeder eens terug konden komen,
wat zouden ze verbijsterd opzien van al dat
stoomwezen, die electrische aanwendingen,
dat vliegen in de lucht,” neen, dat hebben
we nu al tot vervelens toe gehoord, maar ’t
is toch maar waar, er is en er wordt nog
veel veranderd, verbeterd.
Tegenwoordig leven we in het teeken
’t electrisch licht, tenminste bij ons,
Wonseradeel.
Kimswerd heeft de petroleum al afge
schaft, Makkum is er mee bezig en voor
Pingjum, Witmarsum en Arum zijn de plan
nen reeds zoo goed als klaar.
Meer licht, dat is het parool. Meer licht
nacht, och mochten
ook kunnen krijgen bij veel dingen
den dag.
’t Schijnt wel of al dat verbeteren van
stads- en dorpsverlichting, ’n heele boel licht
wegneemt, waar juist ’n goede kijk op de
zaak over dag, zoo hoogst noodig is.
Jaren geleden riep ’n kamerlid (was het
niet de heer Haffmans) in eene zitting van
de He Kamer om „meer licht,” in natuur
lijken en figuurlijken zin. Er is toen om
gelachen ze mochten het daar in ’t Regee-
ringshuis nog wel eens gaan uitroepen. Wat
’n gescharrel in het donker, wat ’n getalm,
’n wikken en wegen. Onze heeren Staten
leden gaan wel alle mogelijke onderwerpen
van alle kanten bekijken, het schijnt
toch dat ze geen licht genoeg hebben daar,
ze avanceeren tenminste een beetje.
Daar heb je nu
bare zedelijkheid,
hebben.
Wat ’n licht en toch wat een duisternis.
Zullen ze nu ook verbieden het dragen
van toiletten met bloote armen en halzen
Of prikkelt dat niet de zinnen?
Weg met platen met dames er op getee-
kend, in ’n costuum, mode Eva. Ja, maar
dan moet ook uit het Rijks-museum dat
nagegoten beeld van de Venus van Milo,
ook uit ons Friesch museum dat mooie beeldje
„famke” van Pier Pander.
Er was een twintigtal jaren geleden ’n
dorps-gemeenteraad, die verbieden ging, om
zekere dames-kleedingstukken, ’t meest in
tiemste en daarbij behoorende, aan den open
baren weg een droogkuur te laten ondergaan,
nadat gezegde chemises en die dingen, die
net zoo’n naam hebben als een quadrille-
figuur, de waschkuip hadden verlaten.
Die lui waren ons vooruit op de baan der
zedelijkheid. Dat woord „baan” staat hier
onopzettelijk, waarde lezer!
Zoo’n artikel komt er nu bepaald ook in
onze geboren wordende lex Heine of Heise,
hoe is ’t ook weer.
Meer licht. Houders van instellingen met
damesbediening in de kubieke macht, krijgen
’n jaar tijd om de zaken af te wikkelen,
’k Begrijp niet dat daarvoor ’n jaar noodig
is. Zoo dik zijn die levende gereedschappen
toch niet gekleed.
Maar de Vlissinger bookmakers krijgen
zooveel tijd niet. De heeren die ’t wetje in
elkander gespijkerd hebben, doen bepaald
niet aan wedden, daarom kon dit direct wel
gefinaald worden. Je moet het maar proeven.
komt op den index
maar waar blijft nu het
voor de groote Profeten staat?
op de Gymnasia ook nog
zijn geboorte.
licht
Er was eens, ik meen ergens in Frankrijk
of misschien was ’t ook wel in Spiessburg,
'n man, die boos was op ’n hoofdman over
zesduizend. Deze hoofdman gedoogde, dat
er in het Colosseum wagenrennen werden
gehouden en spelen, op dagen, dat de man,
waarvan ik vertel, zich onledig hield met te
overdenken, hoe ’t toch komt, dat men op
den eersten dag der week ging doen, wat
op den zevenden verboden was.
En nu plakte hij aan de poort van het
huis der publieke meening ’n vraag, waarop
niemand antwoord kon geven, dan onze
hoofdman over zesduizend. Maar deze, doen*
gemeld hebben maar gauw met hun équipage
doorsluipen, doch de tolgaarder was hen voor,
door den tolboom dicht te werpen. Toen zagen
ze nog een doorgang, n.l. de trambaan, en
fluks zouden ze daar hun kar door trekken,
doch de tolgaarder en diens dochter keerden
ze daar ook. Juist toen wederzijdsche partijen
aan ’t trekken en duwen waren, kwam de
tram er aan, en door krachtig remmen voor
kwam de machinist een overriding.
Wegens die versperring van het tramverkeer
werd tegen de twee kooplieden toen ieder
f 10 boete of 10 dagen hechtenis geëischt,
bij vonnis van ’t kantongerecht d.d. 16
September.
Een dezer veroordeelden is tegen dat vonnis
in hooger beroep gegaan, en deze zaak diende
nu opnieuw, voor zoover het dengene, die
het verzet liet beteekenen, aanging.
C. L. te Leeuwarden verklaart, dat het
zijn hondenkar niet was, maar déze aan den
ander behoorde, en hij had wel mee geholpen
om de kar op de rails te trekken, doch toen
de tram kwam, had hij die kar er ook weer
af willen halen, maar de eigenaar belette
dit. Hij meent dus minder schuldig te zijn
aan de stoornis in ’t verkeer, en is daarom
in verzet gegaan.
Den heer Ambtenaar is het nu ook
gebleken, dat de andere de hoofdrol daarbij
heeft gespeeld, en hij acht het daarom billijk,
dat het vonnis gewijzigd wordt, en eischt
nu f 5 of 5 dagen.
„Dan zal ik de vijf gulden betalen”,
antwoordt beklaagde. De heer Ambtenaar
antwoordt, dat hij zulks ook wel verwacht
had van hem, want hij heeft, nog eigenlijk
al meer op zijn kerfstok, o.a. gaf hij eerst
ook een verkeerden naam op, en daarover
is geen vervolging ingesteld.
Bekl. Die tolgaarder was geen politie
agent, en had dus ook met mijn naam niets
te maken, daarom wilde ik hem die niet
zeggen.
De overige zaken zijn
bij verstek behandeld.
Uitspraak der vonnissen a.s. Vrijdag.
Bolswardsche Courant,