Nieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
1911.
50ste Jaargang.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
No. 38.
Donderdag 11 Mei.
EEN OPLOSSING
BINNENLAND.
Ingezonden.
VOOR
Afzonderlijke
de h.h. A. ten Gate en Dr. H.
even
inwonend
Het inwonend
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
j van het neteligste
der vraagstukken belooft te verwezenlijken
onze vakgenooten bij-
rije arbeidster te zijn.
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden.
Franco per post 50 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
we
tot
van tweeën een
of onze dienstbode als huisgenoote te behan
delen, maar dan ook volledig op te nemen
in de intimiteit van onzen huiselijken kring
of haar eenvoudig als niet meer dan nu
eenmaal onmisbare werkkracht te beschouwen
van wier diensten wij tegen betaling van
zooveel gebruik maken, maar dan worde zij
van intern uitwonend.
Nadat z/pater Familias" zijn bezwaren
ontwikkeld heeft tegen het eerste systeem,
meent hij, dat er voor
de oplossing
van het dienstbodenvraagstuk geen ander
redmiddel overblijft dan... de afschaffing van
de dienstbode in haar tegenwoordigen vorm
van inwonend huisgenoote.
Het tweeslachtige van haar huidige ver
houding tot de overige leden van het gezin
immers is de oorzaak van onafhankelijke,
op zichzelf staande werkkracht, wier arbeids
prestatie de eenige betrekking vormt met
haar werkgeefster.
En waar het eerste onmogelijk is gebleken
blijft alleen het laatste over. He wederzijdsche
vrije verhouding heeft bovendien nog dit
voor, dat ze gebaseerd is op de eenvoudige,
niet langer
En wat deze
de voorzitster, dan zal men daar ruim gebruik
van maken.
Ziehier dus nu eens
een maatregel
die door beide van twee tegenover elkaar
staande partijen gewenscht wordt, en dus
ongetwijfeld de oplossing
ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
nuchtere werkelijkheid, en
op een idealistischen schijn,
oplossing tenslotte
bijzonder vergemakkelijkt,
is, dat ze niet alleen de werkgeefsters vele
voordeelen belooft, maar ook van den kant
der dienstboden zelf wordt gewenscht.
In het April-nummer van Ons Streven,
orgaan van den Algemeenen Dienstboden bond,
komt een verslag voor van het verhandelde
van de op Zondag 12 Maart 1.1. te Rotter
dam gehouden jaarvergadering en in dit
verslag lezen wij, dat door mejuffrouw Dienaar
uit Amsterdam de vraag is besproken ..Is
het noodzakelijk dat dienstboden inwonend
zijn?" Dienaangaande zegt spreekster o.a.
ffOns vak is een
bijzonder vak
waarin wel het ergste is dat men
moet zijn"; en verderM
zijn is geen noodzakelijkheid. Wij moeten
met de sleur breken en trachten uitwonend
te zijn. Wij moeten
brengen het nut van v
In verband hiermede wees het hoofdbestuur
van genoemden bond op de wenschelijkheid
van eigen tehuizen, waar de dienstboden
(zooals ook reeds in het buitenland) haar
verblijfplaats hebben. uKomen er eigen
tehuizen, door den bond gesticht", aldus
Wommels, 6 Mei. De 23-jarige schippers
knecht J. Tiemersma alhier was tijdelijk in
dienst bij een veehouder te Lollum. Als
bestuurder van een paard en wagen zou hij
de sofa opschieten de meid ver-
meneer op een pufwarmen zomerdag
in zijn hemdsmouwen
te zittende meid maakt het mevrouw on
mogelijk, er op een gemakkelijken morgen
uit te loopen, omdat ze haar achter
moeilijk alléén kan laten.
En evenzoo omgekeerd, gevoelt onze
- dienstbode zich in de gemeenschappelijke
woning beklemd en niet op haar gemak. Ze
is jong, en 't levenslustig gemoed uit zich
onwillekeurig in een liedje, daar is me
vrouw, die ’t verbiedt I Ze heeft een ver-
De dienstboden-kwestie
is al héél oud 1 Sprak niet reeds voor een
paar honderd jaar Justus van Effen het ge
vleugelde woord 't is een spul met de mei
den Eu maakte, om dichter bij honk te
blijven, Laurillard een halve eeuw geleden
niet een gedicht over de pekelzonden onzer
dienstmeisjes
Spreken wij in den tegenwoordigen tijd
niet onze diepe verachting uit over die
eeuwige meiden-kwestie
Ja ja 1 ja
Nu dan, er is misschien, héél misschien
verbetering op komst 1
Deze mededeeling zal natuurlijk al onze
lezeressen interesseeren en daarom zullen wij
maar spoedig van wal steken met de mede
deeling, dat Pater Familias in de N. R. Ct.
eene poging doet.
Is het wonder vraagt hij waar het
dienstboden-vraagstuk zoo’n gewichtige plaats
inneemt in het huishouden en in het leven
onzer vrouwen, dat wij bij nader onderzoek
veel huiselijke oneenigheden, ongelukkige
huwelijken, geschokte gestellen, verwoeste
humeuren,, levensmoeheid en wereldverbitte-
ring kunnen terugbrengen tot op die ééne
oorzaak de meid 1
Welke huisvrouw klaagt niet over de
meid En omgekeerd, welke meid klaagt
niet over mevrouw Uit de algemeenheid der
wederzijdsche klachten
tusschen zullie daarachter en 't mensch van
vóór kunnen wij met wetenschappelijke
zekerheid afleiden, dat de fout moet schuilen
niet bij de personen, maar in het stelsel.
Het zou toch al bijzonder merkwaardig wezen,
dat een categorie van jonge meisjes uit twee
verschillende standen bruikbare en deugd
zame menschen waren zoolang ze, elk in
hun kring gebleven, niets met elkaar te
maken hadden, doch plotseling ontaarden in
halve- duivelinnen zoodra ze als mevrouw en
dienstbode tot elkaar in een bepaalde ver
houding zijn gekomen.
Eerder nemen wij dus aan, dat het de
verhouding is die niet deugt
Wanneerjmen mij vraagt, aldus vervolgt
Pater Familiaswat de oorzaak is
der dienstboden-ellende,
dan antwoord ik Niet in de karakterfouten,
van dienstmeisjes noch van mevrouwen, is
de oorzaak gelegen, doch wat al die
ellende tot noodzakelijk gevolg heeft, is het
tweeslachtige standpunt waarop onze dienstbo
den staan in hare verhouding tot het huisgezin.
Zij maken er deel van uit, en ook weder
niet. Nu eens worden ze behandeld en treden
zij op als huisgenoote, dan weder als
vreemdeling, wier belangen buiten de ge
meenschappelijke woning liggen. Zooals de
toestand nu is, kunnen wij binnen den kring
van het huisgezin twee cirkels trekken, die
elkander ten deele bedekken. En dat opper
vlak, waar de cirkel van ’s dienstmeisjes
persoonlijk leven en die van het particulier
doen en laten van
meneer en mevrouw
elkander bedekken, moet noodzakelijk een
terrein wezen, waar men elkanders leven
benauwt, verbittert, onmogelijk maakt. Meneer
en mevrouw voelen zich niet vrij in eigen
huis, zoolang de dienstbode als eeü stille
verklikker al hun bewegingen gadeslaat, elk
hunner geluiden opvangt.
Denk om de meid I, klinkt het zacht, a)s
meneer tegenover logé’s zijn waardigheid
eens vergeet door uitgelaten grappendenk
om de meid 1, heet het waarschuwend, als
mevrouw in een driftige bui haar echtge
noot luidruchtig zijn zonden verwijt. De
meid doet het jonggetrouwd paartje schich
tig van
hindert
op den wagen springen, hij sprong mis en
kwam met het hoofd onder een der wielen
terecht. Vrij ernstig gekneusd en bebloed
werd hij opgenomen. Dr. Hoekstra alhier
verleende heelkundige hulp.
n^Burgwerd, 5 Mei. Bij den veehouder
Tj. de Boer alhier is eenige dagen geleden
de arbeider J. Feenstra zoodanig door een
koe getrapt, dat hij met gebroken ribben
werd opgenomen. Thans is de vrouw van
denzelfden veehouder door een valluik van
den zolder gevallen. Wonder boven wonder
bekwam ze hoegenaamd geen letsel.
Wonseradeel, 8 Mei. Een onzer boeren,
een echte speculant, die, als de markt hem
daarvoor gunstig lijkt, ieder jaar zijn ver
bouwde aardappels zoo lang mogelijk houdt,
heeft nog pl.m. 3000 halve H.L. zitten en
zal dit voorjaar zeker een hoogen prijs
maken, daar er hier volstrekt geen aardappelen
meer zijn te bekomen. Hij heeft de aard
appelen ingekuild.
Snoek. In geen jaren is het aantal ver
huizingen hier zoo groot geweest als thans.
In de laatste 5 weken zijn er ruim 200
personen vertrokken, de meesten naar
Duitschland, enkelen naar Amerika. Schaarsch-
heid van werk schijnt voornamelijk de oorzaak.
Hepk. Rbl. v. Fr.
Snoek 9 Mei. De zeilvereeniging „Sneek”
hield hedenavond op de bovenzaal van ’t
café Onder de Linden haar jaarlijksche
ledenvergadering.
De notulen van de vergadering van Vrijdag
19 Dec. j.l. werden onveranderd goedge
keurd. 't Mooie jaarverslag van den voor
zitter Mr. Andreae liep voornamelijk over
den zeildag van 17 Aug. die terecht een
feestdag werd genoemd, verrestaande van
losbandigheid.
De rekening van den penningmeester over
1910, die in ontvangst bedroeg f 1328,675
en uitgaaf f 1314,505, werd volkomen in
orde bevonden.
De begrooting voor 1911/12 werd in
ontvangst en uitgaaf geraamd op f 900.
Als bestuursleden in de plaats van de
gebroeders L. Dokkum, en Dr. Th. Dokkum,
koos men de h.h. A. ten Gate en Dr. H.
Klein.
De heer L. Dokkum, die volgens rooster
aan de beurt van aftreding was, wenschte
voor een herbenoeming niet weer in aan
merking te komen.
De heer Dr. Th. Dokkum, had wegens
vertrek naar Gouda bedankt.
Tot leden, belast met ’t nazien der
rekening, voor ’t komende jaar benoemde de
vergadering de h.h. J. Hofstra, F. Dethmers
tot plaatsvervangers de h.h. S. Postmus Jr.
en H. v. d. Zee.
In de laatste dagen van droogte en
zon, nu zand en stof op straat door de wind
wordt opgejaagd en door de allergeniepigste
openingetjes je huis binnen stuift, komt
onwillekeurig de gedachte aan een flinke
sproeiwagen weer bij ons op. Wij meenen
dat de Raad onzer gemeente reeds in het
vorig jaar tot aanschaffing van een sproei
wagen besloot en we hopen dat de inrichting
spoedig zal arriveeren en in gebruik gesteld,
want inderdaad het zou nu geen overtollige
weelde zijn om het straatstof, dat zich al te
veel in zonneweelde baadt, daardoor te lucht
hartig wordt en voor den mensch onaange
name luchtsprongen maakt, door een frisch
bad wat kalmer te stemmen, anders gezegd,
door geregelde besproeiing, dat zeer onaan
gename en ongezonde stuiven te voorkomen.
Ook de huismoeders, die pas de groote
schoonmaak achter den rug hebben, zullen
het toejuichen als het stof door kunstmatige
regenbuitjes laag bij den grond, waar het
behoort, wordt gehouden.
Workum, 6 Mei. Kleine Pieter, een aan
vallig knaapje van 5 jaren, werd door de
ouders W. R. alhier Zaterdagavond gemist.
Overal werd gevraagd of ze hem ook hadden
gezien en nergens was het kleine ventje te
vinden. De onrust der ouders nam meer en
meer toe en de omliggende vaarten werden
onderzocht, doch eerst zonder resultaat.
Eindelijk vond men hem achter in de sloot,
waarin de kleine is geraakt doordat hij aan
den kant had gespeeld. De ontboden genees
heer Dr. Slis kon dan ook niet anders dan
den dood constateeren. Treurig voor de ouders I
loofde, is zij niet een vrouw van ’t
zelfde maaksel als de dochter des huizes
maar hij mag haar slechts opzoeken op
een bepaalden tijd, als mevrouw het verkiest.
In de keus
harer vriendinnen
is ze niet vrijzelfs over haar ledigen tijd
mag zij niet naar welgevallen beschikken.
En vergeet dit niet, welk een kwelling moet
het zijn, altijd alleen te moeten zitten in
die ongezellige keukenaltijd in de keuken,
waar alles voortdurend aan haar nooit-afgedane
werkzaamheden herinnert. Alleen te moeten
ontbijten, theedrinken, middagmalen dit is
iets wat nooit zal gewennen, en steeds een
neerdrukkenden invloed zal houden op een
jong meisje, welker naar vroolijkheid en
gezelschap hunkerende natuur door deze
eenzaamheid wordt verkracht. En dan altijd
te gevoelen, hoe er daar in het toch ge
meenschappelijke huis voortdurend een
hatelijke scheidingslijn
blijft tusschen huiskamer en keukenhet
verschil in beschaving, manieren, levensbe
langen. Telkens weer het stuitende te onder
vinden van een plotseling afgebroken gesprek
bij haar binnenkomst, of erger nog, het
overgaan in een vreemde, voor haar onver
staanbare taal. Telkens onwillekeurig beleedigd
te weten haar vader en moeder en gansch
den kring harer kennissen in de verwijten
van lompheid en onbeschaafdheid en boersch-
heid, die mevrouw ze al opvoedende dagelijks
uitdeelt... Moet deze verhouding wederzijds
niet noodwendig uitloopen op
wrok en verbittering
en misgrijpen
Hoe we de zaak ook bekijken
kunnen de oplossing niet anders
stand brengen dan door
M. de R.
In uw blad van j.l. Zaterdag vind ik een
ingezonden stuk van een bewoner van de
Appelmarkt, waarop ik wensch te antwoorden.
Onder het motto //gevaar” lees ik
1. dat al meermalen door de bewoners
van de Appelmarkt er op is gewezen, dat op
marktdagen op ongeoorloofde wijze, zwaar
beladen meelwagens die straat passeeren
2. dat de passage door diverse uitstal
lingen daar zeer nauw is;
3. dat het publiek verplicht is aldaar bij
het naderen dier wagens op de stoepen te
vluchten, om niet gelijk iemand Donderdag
overkwam, op minder aangename wijze met
de wagens kennis te maken
4. of er eerst iemand doodgereden moet
worden, voor een practische maatregel wordt
genomen
5. een raad om de goederen aldaar op
handkar of kruiwagen over te laden
6. naar des inzenders bescheiden meening,
enz.
Als antwoord dit:
1. Ik herinner mij niet dat ooit iemand
mij heeft gewezen op ongeoorloofd rijden
aldaar, ook is het mij onbekend dat het
rijden met een mak paard gespannen voor
een kleinen wagen, bestuurd door een bekwaam
menner, daarbij nog een man, ook vertrouwd
in ’t vakbeide mannen bovendien bij mij
als bedaard en voorzichtig bekend, iets onge
oorloofds is
2. dat de passage aldaar zeer nauw is
door diverse uitstallingen, noemt U natuurlijk.
Gelieve te bedenken dat ons rijden aldaar
//natuurlijk” ook geschiedt ten behoeve van
mijn bedrijf;
3. het verwonden van iemand j.l. Don
derdag (niet op de Appelmarkt) was niet
onze schuld. De getroffene verklaart uit
drukkelijk dat ons geen verwijt treft. Terwijl
de wagen hem reeds was gepasseerd, heeft
hij teneinde een order aan de rijders te
geven, deze achterhaald, en getracht aan de
rechterzijde (de linker is ingericht voor op
stijgen) op den in beweging zijnden geladen
wagen te klauteren, wat mislukte, met het
bekende gevolg. Ik weet niet dat ooit iemand
door ons is aangereden;
4. voor uw artikel ter perse ging, had
ik den smid order gegeven beide wagens
van een sterken rem te voorzien. Ik meen
nooit aanleiding te hebben gegeven tot een
vermaning als hier wordt gegeven
5. ik acht een zwaar beladen handkar
niet veiliger dan een wagen, omschreven
alsboven.
Daarbij is overladen tijdroovend en lastig.
Om mijn klanten tijdig te bedienen ook om
de meerdere kosten, acht ik den kruiwagen
ongewenscht. Denkende aan het enorme ver
voer in de groote steden, ook door nauwe
straten vaak per reuzenwagens met dito
paarden, auto’s enz., vind ik den kruiwagen
wel wat heel peuterig;
6. uwe meening vind ik beslist niet
bescheiden, integendeel. Ik vind het een
onbescheiden beleediging. U hadt zich tot
mij kunnen wenden, zoo U bescheiden had
willen zijn.
Een goede raad aanvaard ik gaarne, een
waarschuwing wil ik gaarne overdenken, en
indien ik er mee accoord ga, er naar handelen,
doch zulk een artikel per courant vind ik
voor dit geval het bescheiden middel niet.
Met dank voor de plaatsing:
HIDDEMA.
Bolswardsche Courant