1911. Verschijnt Donderdags en Zondags. 50ste Jaargang. No. 65. lieuws- en Advertentieblad Bolsward en Wonseradeel. DE PLAGGE OMHEECH! 3 Zondag 13 Augustus. UIT DE PERS. BINNENLAND. i de daggen üt to stekken. VOOR afzonderlijke Ws. n en Jouster Courant. leech, ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden. Franco per post 50 Cents. nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent. ADVERTENTIEPRIJS: 17 regels 50 Cts. Vervolgens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Het bureau van dit blad ie telefonisch aangesloten onder No. 4. Sneek, 11 Aug. De firma Binkes, alhier, begint hoe langer zoo meer te begrijpen, dat reclamemaken voor een zaak van ’t grootste belang is. Van alle gelegenheden weet zij te profi- teeren om op haar fijne zilver- en goud- artikelen de aandacht te vestigen. Zoo heeft zij thans weer aan ’t Bestuur onzer zeilver- eeniging „Sneek” doen toekomen een minia- tuur-boeier in zilver, met staand zeil en stag fok, alles tot in de kleinste onderdeelen fraai en nauwkeurig afgewerkt. ’t Cadeau is geplaatst op een voetstuk van golvend zilver en zal als wisselprijs moeten dienen in de klasse Boeiers bij den wedstrijd van Woensdag a.s. In het sigarenmagazijn van den heer A. G. de Waal is ’t prachtig stuk op moment tentoongesteld. regen zonne- bijna een naarmate de zon tinkbyld om 90ste jierdei It komt him ta. hildigt syn greate mannen to min. nei jierren, ja, nei ieuwen, den komt de eare. Trije hondert jier nei syn forstjerren krige z/üs Heit” syn earebyld, waerd Gysbert Japiks hildige, mei it onforjittelike feest yn it aide Boalsert. Kaem dit net hwet al to let? O, it is sa moai to harkjen nei in kreftich tapasselik wird, nei ’t kinstich oargelspyljen, yens eagen amper blyn to sjên oan in forbygeande stoet, hweryn „hy”, dy ’t al ieuwen lyn to hóf brocht is, de haedfiguer ütmakket. It rjuchte is dit dochs ek wer net. Vondel hat syn Earebyld, syn „Park”, do ’t de man libbe moast er lommertbriefkes skriuwe, oars hied er nin iten. Lit us efkes tinke oan Rembrandt, Leechwater, de With, Hugo de Groot en oaren. lijnen des morgens treinen liepen om de één- dags-menschen weg te brengen en ’s avonds, om ze naar huis te voeren, dan zou op ’t midden van den dag de spoordienst kunnen stil liggen of zeer worden beperkt”. Een uitwas. „Wij maakten kennis met een uitwas der padvindersbeweging, zegt Land en Volk. Ons standpunt ten opzichte van deze moderne jeugdorganisatie was dat eener welwillende neutraliteit. De beweging was ons niet on sympathiek in zooverre de jongens door bè- weging in de open lucht, onder behoorlijke leiding getraind werden, en aan de lichamelijke ontwikkeling meer aandacht werd geschonken, wat zoo hoog noodig is in dezen tijd van geestelijke overlading. Voor het meedoen „om het mooie pakje” aan de op militaire leest geschoeide organisatie en de „eedsaflegging” döor deze jonge knapen, voelden wij daarentegen niet veel. Toch erkennen wij het goede, in de beweging en de opvoedende kracht ervan. De padvinderij moet echter blijven staan onder leiding en toezicht van ouderen. En verkeerd is het o.i. als „padvinders” er op eigen gelegenheid op uittrekken in uniform gekleed natuurlijken feitelijk op avontuur uitgaan zonder toezicht. In een veelbezocht ontspanningsoord aan den Leidschen straatweg (den Haag), werden de bezoekers door een paar daar van hun rijwiel gestapte padvinders verzocht een brief te lezen, welke aan de bezoekers werd aan geboden. Daarin stond te lezen, dat eenige padvinders van een bepaalde afdeeling in ons land, op een rondreis waren gegaan, geheel zonder geld en door het verkoopen van sluit- zegels voor enveloppen in hun onderhoud moesten voorzien. Aan de beleefdheid der koopers werd overgelaten te geven, wat men voor het sluitzegel wilde missen. Men kent het zeer onsympathieke type der „reizigers om de wereld”, die door het verkoopen van prentkaarten hun kost ver dienen. Een eerste „wereldwandelaar” was interessant, maar spoedig werd het een sport van lager allooi. Moet de padvinderij nu ook al tot der gelijke buitensporigheden leiden? Moet daar vermomde bedelarij toegelaten worden, uit geoefend door jongens van goeden huize, gelijk de padvinders in den regel zijn Moet op die manier karakterbederf in de hand worden gewerkt Wij wenschen, zegt L. en F. tegen dezen uitwas van de padvindersbeweging ernstig te waarschuwen. Deze richting mag de pad vinderij niet uit, wil zij aanspraak blijven maken op de sympathie, die zij zich, blijkens de ruime deelname, heeft verworven.” Hoe maakt het deze zomer voor den boer ’t Is zomer, niet alleen in naam, maar inderdaad. Geen hoog watergeen koude winden, maar steeds volop warmte. lederen dag een zelfde brandende zonne, die zeker den meest verkleumde tot in hart en nieren haast stooft en zoo hooren we zeggen den boer z’n gras in een oogwenk tot hooi brandtden boer dus al weer het voordeel. Zoo heel ver misgeraden zou dit nu niet zijn, als het gras er maar eerst was om tot hooi gestoofd te worden. Maar hierin zit het hem juist. Het zonnetje kan wel veel, maar niet alles tegelijk en alléén doen. Nu de onmisbare, verkwikkende uitblijft, wordt zelfs de koesterende warmte, anders zoo zegenrijk, nu kwaad, dat te erger is 1 feller brandt. Zeker, het is volop zomer, maar te een zijdig. De machtige factor tot goed gedijen en welig tieren van velden en weiden, de noodige besproeiing, ontbreekt en zoo is het dan gekomen, dat de akkers kaal en ver schroeid zijn. Geen malsch gras in vette weiden. Wat er nog was is verdord en waar ’t reeds verdween is de greide gedood, verbrand door de verzengende zonnehitte gedurende zoovele dagen reeds. Het vee lijdt daardoor gebrek. Doch was dit nu maar de eenige factor, waardoor de melkbus zoo slecht ge vuld wordt. Er zijn evenwel meer. Reeds sedert lang teistert de gevreesde veeziekte „mond- en klauwzeer”, een groot deel onzer provincie en deze is mede van zoo nadeeligen Vermindering van misdaden. Uit officieele gegevens blijkt dat het per centage van veroordeelingen wegens verschil lende misdrijven, in ons vaderland, gedurende de laatste jaren successievelijk is gedaald. In het bijzonder is het aantal strafvervolgingen wegens het misdrijf van mishandeling be duidend lager geworden. Dit laatste schijnt verband te houden met het afnemen van het drankmisbruik, wijl toch het overgroote aantal mishandelingen gepleegd wordt onder den invloed van den alcohol. Daarentegen is het getal veroordeelingen wegens vergrijpen tegen den eigendom per centsgewijze eenigszins hooger geworden. Men schrijft dit voornamelijk hieraan toe, dat de rechterlijke collegiën minder bereid zijn tot het opzenden van bedelaars en landloopers naar de werkinrichtingen, waardoor velen, die vroeger deze inrichtingen bevolkten, zich aan een anders goed vergrijpen om in de gevangenis te komen. Zondagsrust aan ’t spoor. De Rijnlandsche Cour, betoogt, dat al kan het treinverkeer op Zondag niet geheel ge mist worden en volledige Zondagsrust aan ’t spoor onmogelijk is, noch de Regeering, noch ons Christenvolk vrede mag hebben met den tegen woord igen toestand. De Rijnl. Cl. die niet buiten Holland bekend schijnt, dit zou men, afgaande op voor beelden, die zij aanhaalt, mogen veronder stellen, zegt o. m. „Het buitengewone Zondagsverkeer, waarbij zich de duizenden verplaatsen, concentreert zich om dat voorop te schuiven op bepaalde lijnen. Men vindt dat tusschen Rotterdam Amsterdam. Van Rotterdam naar Scheveningen. Van Amsterdam naar Zandvoort. En voorts van de grootere plaatsen in Holland en Utrecht naar de boschrijkestreken, die op één dag kunnen worden bezocht. Dat zijn dus enkele lijnen. En dan nog in den zomertijd. Zelfs al wil men aan dat verkeef voor- loopig niets in den weg leggen, dan nóg staat men voor een sterk verminderd verkeer op vele andere lij pen, waar met wat goeden wil tal van treinen zouden kunnen vervallen. Zeker tal van protesten zouden komen. En de groote dagbladen zouden met graagte hun kolommen openzetten om het klachten te laten regenen. Maar men moet die niet tellen. Men moet ze wegen. En dan zou men zien, dat tal van per sonen zich aanmelden zouden, die hoogst zelden op Zondag reizen, maar eenvoudig de treinen begeeren, voor het mogelijke geval, dat ze op Zondag eens ergens naar toe willen. De werkelijkheid leert het genoeg. Naar de Beurs hoeft op Zondag niemand. Zijn zaken gaat niemand op Zondag afreizen. Geen markt wordt op Zondag gehouden. Op de lijnen, waaraan geen gezochte ont- spanningsplaatsen liggen, zijn ’t grootendeels reizigers, die evengoed des Zaterdags kunnen gaan en ’s Maandags terugreizen. Maar zelfs dat behoeft nog niet dadelijk gevraagd; ’t publiek went, eerst langzamer hand aan Zondagsrust. Doch als op tal van Aehte Ldnsljue! Moandei 14 Augustus wirdt de hear WALING DYKSTRA, 90 jier. Mei it each op „Walingom” syn hege jierren en omdet er net bést mear oer folie droktme kin, kinne wij him net hildigje op in menear, sa ’t wy graech woeneu. Om dochs us heechachting blike to litten, om dochs sjen to litten, det wy him tankbar binne for alles, hwet hy for ós memmetael dien hat, forsiikje wy jimme freonlik op 14 Augustus Lit us allegeare toane, det it Fryske folk syn greate mannen op in weardige menear wit to hildigjen. Mei frjeonlike groetenissen en heech achting, it Bistjór fen it Boun „Jong Fryslan”, A. II. SCHAAP, Roardhuzum, Foarsitter. G. Th. BROUWER, Hearenfean, Skriuwer. S. KINGMA, Menaem, Skathalder. Hearenfean, 1 Juli 1911. Boppesteand roun-skriuwen is oer hiele Fryslan, ja, fier dér bóten seis, foarspraedt. Eh mei ynstimming nimt de Boalswardsche it oer en jowt it in plak, boppe-oan. De utjower fen dit blêd en Waling-omme binne eltsoaren net frjemd. Yn ’e earste jierren fen it bistean fen ’esaek B. Cuperus Az., wier de hear Waling Dykstra al gjin frjemde for hjar. Forskate stikken fen syn han kamen hjir „van de pers”, o.m.„de Fryske Winter- joune-Nocht”, en om net to forjitten, „de Utfenhuzer by de Bakker”, in blyspil, dat noch spile wirdt. Op us kantoar hinget it petret ten Waling Dijkstra op in moai plak. Mar de Boalserter krante komt net allinne om dizze „zaken-connectie” mei dit stik foar ’t Ijocht. De Redactie giet alhiel „accoord” mei it de aide bear Dykstra op syn eare ta to bringen. De hjoeddeiske tiid Letter, Fenseis, it jowt gjin pas om immen, dy ’t njuggentich jier wirdt en net mear oer folie droktme kin, to hildigjen mei klinkende fanfarje, mei lange taspraeken, mei in great gastmiel. Dit lit syn aide dei net mear ta. Mar wy tinke op dizze dei oan it folie goede, dat Waling omme die for ós Fryske sprake, oan syn striden for wierheid en Ijocht, yn wird en skrift. Wy tinke oan syn moaije sangen, oan syn „Silveren Rinkelbel”, de „dochter fen ’e Md-soldaet”, „de Fryske Scille wy oan soks meidwaen? Scille wy us greate mannen forjitte en derby tinke: nou, wy litte it ek mar oan de neiteam oer om hjarren eare to bringen. (Ja, den hat dy neiteam ek noch ris in oanlieding om de blommen in kear knap buten doar te setten). Né, eare hwa ’t eare takomt, en dêrom scil de dei fen 14 Augustus o.s. in dei wirde fen eare en tankberheid for ds aide grize skriuwer. Wy hysje nou de flagge omheech, Op skip, op hós, op toer! Hja wapprje nou oer heech en Us hiele lansdouwe oer. Tbyl Ulespegel”, en binammen oan Oebele Glüper”, dat „typisch” Fransk-Fryske toa- nielstik. En alles hwet wy tinke en fiele op Waling- omme jierdei hat for tsjien jier J. Nieuwen huis fen Grou, sa koart en kreftich sein yn „Lokwinsken fen Fryske skriuwers en skriuw- sters oan Waling Dykstra oanbean op syn tachtichste jierdei”. Alles hwet Fries is; Fries yn syn hert, Kin nou net swije, Docht it ek net. Mar ropt wolmienend Wy dogge ’t mei: Lok Waling Dykstra Mei dizze dei! Oan Waling Dykstra op syn njuggentigste jierdei de hertlike lokwinsk en freonlike groetenissen fen ’e Redactie fen ’e Bolserter krante. invloèd op de melkopbrengst, dat slechts een gering deel van de normale hoeveelheid overblijft. Aan vele fabrieken heerscht dan ook een toestand, wat melkaanvoer betreft, als in den winter. En als nu ook maar winterprijzen door de fabrieken betaald kon den worden, dan zou daardoor het evenwicht weer eenigszins hersteld worden. Dat is echter op verre na niet het geval, als we mogen gelooven, wat ons daaromtrent een zuivelfabrikant vertelde. Hij deelde ons n.l. mee, dat wel de boter tengevolge der schaarsch- te gezocht en duur is, doch dat er van de kaas zeer weinig terecht komt, waardoor de totaalopbrengst nog geringer is dan het geval had kunnen zijn. De kaas komt, zeide hij, oogenschijnlijk in goede conditie in ’t pak huis; verblijft daar enkele dagen, bij natuur lijk hooge temperatuur en legt daarna alle goede eigenschappen af, om los, knijperig, blarig enz. te worden, waardoor alle handels waarde verloren gaat. Dat de daardoor ver- oorzaakte schade enorm is, spreekt van zelf, vooral als men bedenkt, hoevele duizenden kilo’s kaas dagelijks in Friesland gemaakt worden. Dat het voor den boer dus niet alles zomerweelde en voordeel is, zal wel ieder na lezing van het vorenstaande hebben ingezien. En wie is het niet met ons eens, als we meenen, dat er bij het huren eener boerderij wel een beetje meer aan gedacht mocht worden, dat er slechte jaren, als 1911 er een belooft te worden, kunnen komen, die den huurboer bij opgeschroefde- huur prijzen in een jaar tijds kunnen ruïneeren Want, lezers, de schade is nog veel grooter dan ge oppervlakkig zult denken. Als ge rekent, dat de zuivelopbrengst ge durende eenige weken voor vele veehouders slechts i/2, ja 1li van het normale bedraagt en daarbij de kaas zoo goed als niets opbrengt, dan beteekent dit voor ieder reeds een schade van enkele honderden guldens. Reken daarbij echter, dat slechts langzaam de oude toestand weerkeertde opbrengst dus langen tijd meer of minder beneden het normale blijft, dan is ook daaruit een niet geringe schadepost te becijferen. Verder is een van te voren uitstekend beslag vee, na de ziekte veelal in een dus- danigen staat, dat er vroeg of laat extra krachtvoer noodig is, om de pit er weer in te brengen. Ook dat brengt extra kosten mee, die niet gering te achten zijn. En dan vergaten we nog een directe schadepost, die in totaal reeds enorm hoog is. We bedoelen de sterfte onder het vee. Koeien, schapen, varkens, kalveren, zijn er bij honderden, ja, bij duizenden zelfs, reeds aan de ziekte bezweken. De heer Jonkman te Akmarijp was dezer dagen bij Minister Talma op audiëntie en toen ver zekerde ZEx. dat volgens opgaven, reeds meer dan tien duizend stuks vee was ge storven, welk cijfer met den dag nog snel stijgt. Voor welk een kapitale waarde daardoor verloren gaat, is na te gaan en een deskun dige waagde de onderstelling, dat alles met alles dex schade voor den boerenstand over ons geheele land, nu al wel tusschen de 20 en 30 millioen guldens bedraagt als ze niet nog veel grooter is, voegde hij er aan toe. En nu zijn er nog menschen, die, als er over deze slechte tijden gesproken wordt, durven beweren „Och, die hoeren klagen ook altijd Bolswardsche Courant *3 -'-I iMl 4

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1911 | | pagina 1