Nieuws- en Advertentieblad Bolsward en Wonseradeel. Donderdag 5 October. 1911. Verschijnt Donderdags en Zondags. 50ste Jaargang. No. 80. I N L A S C H. UIT DE PERS. VOOR Afzonderlijke gezegd had, dat waar zoo was ’t laatste gedeelte vaak zzen hij heeft toch ook eentje zullen weg- Dit deed haar Zoo had ’t zich toegedragen. Neen, ze moest er niet te vaak aan denken; dien dag zou ze nooit vergeten. de ellende ge- van je toch ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden. Franco per post 50 Cents. nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent. een onding begon uit werken te gaan, van de week igeduid met de men de volgende ze daar blijven ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens 10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte. Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4. voeten opende, of ze slaan. Al haar geluk, ’t was draadje, getroffen door den bliksem, dwenen. En dit weest. in Op haar verdieping gekomen, waar ’t duister is, haalt ze de in krantenpapier ge wikkelde boterhammen, haar door de keuken meid meegegeven, onder d’r werkboezelaar vandaan en loopt moe naar haar kamerdeur. Nauwelijks heeft ze den, door ouderdom slecht op ’t slot werkenden deurknop om gedraaid, of van binnen vreugde-klinken haar reeds een paar kinderstemmen tegemoet. Goed en wel binnen, hangt de jongste van de peuzels, met betraande oogen van jong ver driet naar haar opreikend, aan d’r rokken. Jantje is bezig spoortje te spelen, de spoor baan geprojecteerd op de breede, door slijtage afgeknabbelde, breede naden van den houten vloer. Een garenklos en een stuk, griffel, na veel huilen van Jans machtig geworden, vormen ’t rollend materiaal. Fantasie doet een van beide geïmproviseerde voertuigen de locomotief zijn en daarmee isJan zoet gebleven. ’t Rapport over Marietje luidt niet zoo gunstig. zzDe heele middag heeft ze zitten grienen, waarom mag Joost weten” verklaart plaatsvervangend huismoedertje. zzNiks was er met ’r te beginnen.” Voor Anna komt nu van haar zware dagtaak. Eerst moet ze even bekomen en zwaar, diep zuchtend zakt ze neer op een krakenden stoel. Twee kopjes koffie, een voor Jans en een voor zich zelf, worden weldra ingeschon ken en slobberend de inhoud naar binnen gewerkt. Als dan de kinderen onder hevig protest uitgekleed en zzvan de vloer zijn"de jongste in de krib en de andere onder de bedstee ligt, gaat Jansje heen. Haar werk is gedaan. Met een zztot morgen dan maar weer, buur vrouw" verlaat ze de zwaar zwoegende weduwe. Weldra zit Anna diepgebogen onder de petroleumlamp kousen te stoppen, onderwijl de mee gekregen boterhammen oppeuzelende. Tot dat haar oogen voor dien dag den dienst staken of de wekker op ’t kleine linnen- kastje het uur aangeeft, waarop ook voor haar de tijd is aangebroken om te gaan rusten. Want morgen komt er weer een dag, weer een van hard sloven en slaven, boenen en plassen en huiselijke zorgen. Dan wordt ’t donker op de sobere kamer van de werkvrouw. Morpheus heeft haar tot zich geroepen en een verkwikkende slaap doet haar afgetobd lichaam eenigszins bekomen, haar weer eenige kracht geven om morgen heen te gaan en te werken bij de mevrouw zzvoor heele dagen". R. werkvrouw, ja wel is. maar enfin, ze bofte nog, geluk spreken in al haar ellende, ellende, die vaak oogenblikken meer gaat, niet gelukkig ge grepen. De parlementaire vorm vraagt hooge beleefdheid, onberispelijke kieschheid, vormen van adellijke tint. In Engeland waar het Parlementaire leven opkwam, is dit steeds gevoeld. Het spreken van zzhet geachte lid”, liefst van dit of dat district, zonder namen te noemen, hangt hiermee saam. In een Parlement staan de partijen, die op de pers elkaar telkens met voetzoekers nazitten, per soonlijk tegenover elkaar. Verzaakt men den fijnen vorm ook maar een oogenblik, zoo kan dit tot kabaal leiden. En juist waar men te doen had met een fractie, die hier niets van verstaat en soms zelfs in scheldwoorden ingebeelde kracht zoekt, dient in dubbele mate hierop gelet. Vandaar dat la mort sans phrase, die nu in der haast werd toegepast, critiek ook in de pers van Rechts uitlokte. Het ware beter geweest dit te mijden. Er zou hiermee niets verloren zijn. Ware het voorstel van den voorzitter aangenomenhad men de stukken ter Landsdrukkerij gezonden, vanwaar ze in drie uren tijds in de Kamer terug konden zijnen ware de vraag aan de orde gesteld, wanneer het ingediende voor stel aan de orde zou komen, dan had men den zachten vorm van het sine die kunnen kiezen, en besluiten om het in behandeling te nemen op een nader te bepalen dag, wat in parlementaire taal met afstemming gelijk staat, maar juist door het meer parlementaire van den vorm minder zou geprikkeld hebben.” Progressie af. De Zutph. Ct. betoogt, dat het belasting stelsel van Minister Pierson toepassing van een matige progressieve schaal bij de bedrijfs- en vermogensbelasting dreigt te worden onderstboven geworpen. zzDe tegenwoordige Minister van Financiën, mr. Kolkman, liet Minister de Meester’s ontwerp rusten, dat de progressie wat sterker wilde maken voor menschen, die loutér van de inkomsten van (door hen of hun voorzaten) vergaarde vermogens levendat verder ook van de hooger aangeslagenen in de bedrijfs- - belasting iets meer vroeg en dat beide hef fingen, uit bedrijf en vermogen, wilde samen voegen in een algemeene rijksinkomsten- belasting. ,zDe heer Kolkman wil beide belastingen wel vereenigen onder één naam, de in komstenbelasting maar in zijn stelsel wordt het vermogen kolossaal ontlast en het bedrijf veel zwaarder belast, terwijl hij de progressie bij de Vermogensbelasting nagenoeg geheel laat varen. zzHet resultaat is, dat de Vermogensbe lasting die nu 84 ton opbrengt, volgens de nieuwe raming maar even 3 millioen zal opbrengen, of bijna 53 ton minder. u Waartegenover staat, dat de bedrijfs belasting, die thans 98 ton opbrengt, volgens het voorstel-Kolkman 182 ton zal opbrengen, of 84 ton meer. zzHet geval is feitelijk te ergerlijk om er ook maar één woord aan te verspillen. zzOp ons maakt dan ook heel bet voórstel den indruk, alsof de Minister, zijn oude gewoonte als Kamerlid getrouw, er maar een grapje van maakt. zzZelfs hij kan dat niet ernstig meenen. »En wanneer de Kamer er ooit aan toe komt dit ontwerp in openbare behandeling te nemen, dan vertrouwen wij, dat dezen Minister, altijd zoo sterk in het critiseeren van zijn voorgangers, in krachtige termen zijn aartsreactionnaire neigingen zullen worden verweten. zzMoest de Minister over zulk 3^/2 ïaar denken?” De Tariefwet. In de Zaterdag te Groningen gehouden vergadering van het hoofdbestuur van den Groninger Landbouwbond is behandeld het ontwerp-tariefwet naar aanleiding van een daarover uitgebracht commissierapport. In die commissie stonden tegenover elkaar twee vrij handelaren en een protectionist. Niettemin vestigden het rapport der meer derheid en de nota der minderheid den in druk, dat het verschil in inzicht tusschen de beide partijen meer betrof een gradueel dan een principieel verschil. De voorzitter, de heer J. Bs. Westerdijke stelde voor, den secretaris en hem op te dragen aan de Tweede Kamer kenbaar te Het parlementair conflict. In De Standaard leest zachte kastijding zzReeds nu zou Rechts, hier zijn we zeker van, zoo harden vorm van verzet niet meer kiezen. Men mag hier de Rechterzijde op dit oogenblik niet hard om vallen. In zulk een moment van plotselinge beslissing heeft men voor schakeering van tinten geen oog, en is men op niets bedacht dan om zijn doel te bereiken. Doch, die Zaterdag-avond, toen hij straal- beschonken was boven gekomen, was ’t de goeie Anna, of de grond zich voor hare tegen de vlakte zou als een metaal- ver- van den bok geslagen, bewusteloos opgenomen was. De agent, die na de botsing te hulp geschoten was, had hem een eind tevoren reeds gewaarschuwd om kalmer te rijden. Den indruk had hij gekregen, dat de getrof fene in kennelijken staat van dronkenschap verkeerde. Na opgenomen te zijn in ’t posthuis, had men hem per brancard naar ’t gasthuis ver voerd, waarheen ze zich nu ook maar begeven moest. Nauwelijks was haar dit verslag gedaan of ze was al weer op weg naar ’t Gasthuis. Ze was daar aangekomen helaas te laat. Toen ze op de ziekenzaal kwam, was haar man niet meer. Een hevige hersenschudding had plotseling een einde gemaakt aan z’n leven en de dood had ook weer dat bestaan opgeëischt, dompelende in rouw en ellende een jong huisgezin. stoken en moesten. Toen had ie aangeklopt, de ongeluksbode. Anna, die juist bezig was, ’t eetgerij om te wasschen, stond als versteend, als lamgeslagen toen op haar z.ja” ’t gehelmde hoofd en weldra de zware postuur van een agent in knoopenschitterend uniform gestoken, binnen haar deur verscheen. ’t Kommetje, dat ze juist in d’r handen had, ontviel haar bijna bij de vreeselijke en angstige gedachten, die haar op dit zien door ’t hoofd flitsten. Wat kon er gebeurd zijn, zou Tinus iets overkomen zijn Maar neen, dat kon ze zich toch ook niet voorstellen. Had hij zich weer wanordelijk gedragen in een dronken bui, ze hadden hem mee naar ’t bureau kunnen nemen, doch dat had die man toch niet noodig, haar te komen ver tellen. Dat zou ze tijdig genoeg weten, evenals de vorige keer, toen de deurwaarder gekomen was om ’t exploit te doen beteekenefi. ’t Was haar een raadsel, dat ze in dat korte tijdsbestek van denken onmogelijk oplossen kon. De agent had haar gevraagd met hem mee te gaan naar den commissaris van ’t bureau in die sectie en voorzichtig, kalm, vertelde hij haar, dat ’r man iets overkomen was, dat ie naar ’t bureau was gebracht, waar om een dokter getelefoneerd was en dat ’t misschien zoo erg niet zou zijn. Hevig was haar schrik en wat er misschien wel gebeurd kon zijn, ja daaraan durfde ze haast niet denken. Ze trilde over al haar leden en klappertandend, tot huilens toe geschokt, vroeg, bad ze haast den agent om toch maar alles te zeggen, met alle beroerdig heid dadelijk voor den dag te komen zij voelde er zich op voorbereid en ze merkte wel, dat de volle waarheid haar verzwegen werd. Doch de man wist taktisch op te treden, wilde en mocht haar niet zetten voor een slag, die, zoo plotseling, ’t tengere vrouwtje te zwaar zou zijn. Gejaagd sloeg ze een doek om, zette een hoed op en na eerst de kinderen zoolang in bed gelegd te hebben, totdat ze weer thuis zou zijn. De juffrouw van twee boog, ingelicht van de overrompelende narigheid, zou bij de peuters blijven. Nauwelijks was ’t zwaar beproefde vrouwtje buiten haar kamerdeur, of een paar mede bewoonsters van ’t huis, bestormden haar met vragen, gaven haar raad zzer niet zoo- veul kopzorg over te maken, ’t zal wel zoo erg niet zijn, al doet die diender nog zoo gewichtig. Dat doet ie ook, wanneer er een doppie te water leit.” De agent kuchte even. Beneden op straat gekomen, was ’t Anna of de huizen aan de overzij voor haar oogen dansten, op haar zouden neervallen, de straat voor haar voeten golfde. Onvast en zich zelf voortsleepend gewijze naast den agent, nagekeken door de menschen van de buurt. Wat duurde die tocht lang, ’t Was of er geen eind kwam aan den weg. En dan die vreeselijke, benauwde onzekerheid waarin je bleef, ’t was om te stikken. Liet die agent in godsnaam toch maar iets meer be paalds uit, doch z’n antwoorden waren meest ontwijkend, soms geruststellend, dan weer een nadere, dringende opheldering voor haar eischende. Eindelijk naderde ze ’t» bureau. Verschei dene nieuwsgierigen bevonden er zich nog voor en een slagersjongen trachtte door de donkere hor voor een der ramen naar binnen te gluren. Totdat hij weggejaagd werd door den aan den ingang posteerenden agent, wat zijn nieuwsgierigheid wel niet deed bevredi gen, dan toch verdwijnen en woest rijdend, scherp zwenkend om voetgangers en rijtuigen, onder voortdurend gebel, gaat de jonge gezel weer zijnsweegs. ’t Arme vrouwtje, ze kon niet meer! Als hadden hare krachten haar plotseling begeven, als door een plotselinge verlamming getroffen, strompelde ze het politie-posthuis binnen, ’t nieuwsgierige straatpubliek zich weer voor de ramen verdringende. Binnengekomen vond ze daar den commis saris en een paar agenten. Na ondervraagd te zijn of ze de vrouw is van den opgenomen man, werd haar medegedeeld, dat ’r man door onbesuisd rijden met z’n sleeperswagen in botsing was gekomen met een motor- was ’t begin van »Laat die kameraden de steek, die helpen jou de geut in”, had ze daarna vaak tot Tinus gezegd, doch hij wilde daarvan niets hooren. Aan z’n vrienden mankeerde niets. Afblijven dus Vaker en vaker herhaalde zich dat ge- drink. ’t Leven met al ’t zich opstapelend verdriet, werd Anna een walging, alleen haar kinderen, dat was nog de eenige band, die haar aan de wereld bond, anders Tot op een keer, zij had dien dag geen werkdag, een politie-agent zwaarwichtig bij haar de trap was opgekomen, vooraf gegaan en gevolgd door een paar nieuwsgierige buurvrouwen. Hij had hun gevraagd of hier de vrouw van Tinus Verschuur woonde en op hunne bevestiging was hij naar binnen gegaan. Nieuwsgierig, elkaar afvragende, wat buur vrouw toch met dien klabak te maken kon hebben, waren ze gevolgd. Totdat op de De werkvrouw. Met zware, vermoeide, sleepende stappen ging ze naar boven, drie hoog achter, waar ze woonde. De steile trap, verbinding tusschen ver scheidene menschen-woningen, soms menschen- nesten, kraakte voortdurend onder haar schrapend sleependen gang. Eindelijk was ze boven. Goddank Thuis was ze weer, weer terug bij haar twee bloeden van kinderen, die ze den ganschen dag vrij wel aan hun lot had achtergelaten, alleen toevertrouwd aan de zorg van Jans, 't dochtertje van de juffrouw van twee hoog, die zoo’n dag bij de stumpers bleef en waar- *voor ’t kind aan het einde van de week een kleinigheid kreeg. Anna was nood gedwongen, ze mocht nog van zorgen en snerpend neep. Toen ze ze weldra de laatste dagen bezet door werkhuizen, aan vakterm zzvoor heele dagen". Drie jaren geleden was haar man, haar Tinus, overleden. Vreeselijk wat een slag Niet sterk van constitutie kwam ze nu alleen te sfaan in en tegenover de wereld, met haar twee wurmen van kinderen. Jan, de oudste, telde toen ruim één jaar en Marietje, de jongste, was pas een paar maanden, had juist haar intocht gedaan in dit aardsche tranendal. Wanneer Anne aan die dagen, toen Tinus nog leefde, terugdacht, sprongen de tranen haar in de oogen. Wat was ie toch een goeie man geweest, ellendig alleen, dat ie zoo zwak was, te zwak om zich te verzetten tegen z’n kwaal, die alles-vernietigende en geluk-verwoestende drankzucht, de kwaal, die hem zoo spoedig was overvallen. En ’t zou zijn dood zijn. Tinus, die sleeper was bij een expeditie- firma, had altijd flink verdiend en ze hadden dus een goed stuk brood. Betrekkelijk kort voordat Jantje geboren was, werd dat vreeselijk euvel aan Anna geopenbaard, moest ’t voor haar oogen ver schijnen als een helsch visioen, dat zich om de werkelijkheid geweven had, innig als een web. Ja, werkelijkheid moet ’t zijn, want ademloos was ie boven gekomen, lollend en tierend, zwetsend en daarbij zwaaiend als een ontredderd schip in de branding. Anna wist wel, dat h’r man een borrel dronk, ’t was haar wel bekend, dat Tinus nogal eens thuis kwam met een wat bijzonder hooge kleur, en dan was ie spraakzamer en drukker, maar ja, dat was gelukkig geen regel en wat kan soms de reden zijn! zzVer- doen en versjouwen doet m’n man de boel niet” sprak ze 1 kameraden, die wel eens geven, net als een ander”, gemoedsrust dan wederkeeren. Bolswardsche Courant a a

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1911 | | pagina 1