Nieuws- en Advertentieblad
Bolsward en Wonseradeel.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
No. 4.
51ste Jaargang.
1912.
Donderdag 11 Januari.
Vereeniging voor
Vrouwenkiesrecht.
3
VOOR
Afzonderlijke
Zij is de onmondige, de
haar man. De wetten alleen
gemaakt moeten wel eenzijdig
ADVERTENTIEPRIJS: 17 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden.
Franco per post 50 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
A
dus dat de vrouw
doch dat zij niet
met haar arbeid aan
dringt toch de man
Welaan gij vrouwen, de vaan fier geheven,
Heilig uw strijdleus, die klinkt in het rond;
Op ’t Godlijk recht uit den Hooge gegeven,
Worde ook het recht der vrouw hier gegrond.
De vergadering voor vrouwenkiesrecht
Maandagavond in //de Doele” gehouden, was
behoorlijk goed bezet, verscheidene dames en
ook eenige heeren waren tegenwoordig.
Nadat Mevrouw Beekhuis, de aanwezigen
een woord van welkom had gewijd, in ’t
bijzonder ook aan den Heer en Mevr.
Mansfeldt, die hier heden tot ons over waren
gekomen om op deze vergadering te spreken
over Vrouwenrecht en Mannenplicht, gaf zij
volgaarne ’t woord aan den spreker.
De heer Mansfeldt begon met de mede-
deeling dat de samenstelling van een pro
gramma voor een vergadering over vrouwen
kiesrecht eenige moeielijkheid begint op te
leveren, omdat er reeds zoo veel en zoo dik
werf over dit onderwerp gesproken is, dat
men gevaar loopt eigenlijk niets dan oude
kost op te scheppen. Hij wil trachten beschou
wingen in een nieuw kleedje gehuld, weer
ten beste te geven, terwijl zijne Echtgenoote
door eenige bijdragen, het gesprokene zal
afwisselen en verduidelijken.
Ofschoon de strijd voor ’t vrouwenkies
recht, door de vele tegenwerking niet be
moedigend is, toch mag men niet wankel
moedig worden. Het doel om het kiesrecht
voor de vrouw te verwerven is slechts het
middel om. te komen tot de vrijheid van de
vrouw, tot de volkomen gelijkstelling met
den man. Velen willen niet erkennen die
achteruitstelling, ja zelfs vele vrouwen zijn
niet voldoende van hun toestand bewust
i er als ’t ware zoo aan gewoon ge-
dat zij meenen dat het niet anders
Debat werd niet toegelaten, anders had
Spr. willen vragen, of men uit een zedelijk
oogpunt dien invloed kon goedkeuren.
Schiller heeft ook die gedachte gevoeld
bij een schoon gedicht, waarin hij betoogde
//door lieflijkheid heersche de vrouw.
Maar zoo gaat Spr. verder, de vrouw heeft
een grooter taak dan door hare schoonheid
te schitteren, en men dient meer eerbied
voor haar te hebben.
Er wordt hoog opgegeven van huishoud
sters, die geen stofje op den schoorsteen
mantel kunnen dulden, maar is dat poetsen
en boenen dan zoo gewichtig, dat alles daar
voor moet achter staan
Een verstandige huishoudster denkt ook
nog om wat anders, neemt desnoods gehuurde
hulp voor dat werk, en stelt prijs op eigen
zedelijke ontwikkeling. Waar dit niet het
geval is, is het een gebrek in de opvoeding
voor en tijdens het huwelijk. De moeder
moet invloed uitoefenen op hare kinderen,
en als zij over vele brandende vraagstukken
niet oordeelen kan, kan zij ook niet voldoen
aan hare roeping. Zij dient te weten hoe
het komt dat de suiker hier duurder, de
sigaren goedkooper zijn dan in vele andere
landen. Zij moet het beseffen, dat er beter
weldoen is dan 't geven van aalmoezen. De
vrouw hoort thuis bij hare huishouding en
hare kinderen, maar zij dient op de hoogte
van den tijd te zijn. De Engelsche suffra
gettes willen stemmen om invloed te kunnen
uitoefenen op den gang van zaken en de
wetgeving, en die wensch is instinctmatig
om den levensstandaard te verbeteren.
Men beweert dat het voor den. vrouw vol
doende is, als zij een gaaf dak boven het
hoofd, goed voedsel en kleeding voor haar
gezin en nog een spaarpotje heeft voor de
toekomst. Dat is de roeping der vrouw, be
stemd voor het moederschap.
Men vergeet daarbij, zoo gaat Spr. voort,
dat er verscheidene jaren aan dat moeder
schap voorafgaan, en vele op volgen, en verder
dat zeer vele vrouwen geen kinderen hebben.
In bijna alle beschaafde landen neemt het
getal huwelijken af, en zelfs in den tijd dat
de vrouw de kinderen heeft te verzorgen,
schiet er nog genoeg tijd over, voor wat
anders. De kinderen zijn niet altoos thuis,
worden zelfs wel opgevoed in pensionaten
enz. De verstandige vrouw heeft behoefte
aan wat meer dan haar gezin, hoe verheven
hare taak daarin dan ook zij. Die de vrouw
in ’t gezin zoo hoog op den troon plaatsen,
zetten ze eigenlijk gevangen als in een kooi.
Er is ook voor haar nuttiger en beter arbeid
buitenshuis, dan het stoffen en slooven in
huis. De gestaalde huisvrouw wil medestrij
den voor alle belangen van haar gezin, met
haar man wil zij samenwerken, wat mooi
geschilderd wordt in een gedichtje, dat door
Mevr. Mansfeldt daarop wordt voorgedragen.
Spr. vervolgde daarnaMen hoort het,
man en vrouw gaan te zaam, en leven niet
boven elkaarmaar gelijkelijk. De vrouwbegeert
dezelfde vrijheid van beweging, zij wil mede
zeggenschap hebben.
De mannen moesten met een zeker
schaamtegevoel dat het niet allang is ge
beurd, haar het stembillet aanbieden. Het
is Mannenplicht te bedenken, dat het uit
moet zijn met de eenzijdige regeering.
Eeuwen lang is er onrecht aan de vrouw
gepleegd, de rechtvaardigheid wordt nog niet
betracht. De mannen zijn wel heel beleefd
tegenover de dames het ,/1’honneur aux
dames” geldt als een kenmerk van wel
levendheid, men stemt in met hetEhret
die frauen, sie Hechten und weben” enz. men
geeft ze in gezelschap den voorrang, maar
van gelijkstelling in de maatschappij is nog
geen sprake. De weldenkende mannen be-
hooren mee te werken om aan de vrouw
hare rechten te geven.
Er is gelukkig eenige vooruitgang te be
speuren. De drie linksche partijen willen
daarin samenwerken, en ook in de rechtsche
partijen schijnt eenige kentering te komen.
Elf millioen vrouwen, waarvan 160.000 in
Nederland, eischen het vrouwenkiesrecht. Op
't congres te Stockholm is besloten dat de
internationale bond diligent wil blijven, om
dat men niet kan aanzien het onrecht dat
bijna overal de vrouw nog wordt aangedaan.
De mannen behooren mede te werken,
dienen de vrouwen met raad en daad bij te
staan. Alle bonden willen neutraal blijven,
over de wijze waarop het kiesrecht geregeld
nu nog een fraai
//Aan een jong
en
meisje
gebonden staat, zonder macht
(Applaus.)
PAUZE.
Voor de Spreker nu wil overgaan om te
spreken over mannenplicht, daar hij in ’t
eerste gedeelte reeds meent te hebben aan
getoond dat de vrouw er recht op heeft be
schermd te worden, wil hij toch eerst nog
een paar argumenten, welke tegen het fe
minisme worden aangevoerd, weerleggen.
Een hoofdargument van bestrijding is, dat
de vrouw geen aanspraak op gelijke rechten
heeft met den man, omdat zij geen militaire
plichten kan vervullen. Dit wordt als een
prachtige vinding beschpuwd om de vrouw
te kunnen terugdringen van ’t staatsbewind.
Nu is ’t waar, zegt Spr. dat de vrouw
geen soldatenrok aantrekt, echter kan ook
in oorlogstijden haar steun niet gemist wor
den. Wie verpleegt de gewonden? Wie
regelt thuis de werkzaamheden, zoolang de
man in den strijd verblijft En vooral
ook, wie lijdt het meest door de oorlogsver-
schrikkingen Heeft de vrouw niet de kans
haar echtgenoot te moeten verliezen, en de
moeder misschien hare zonen En de moeder
heeft haar kinderen toch niet groot gebracht
om in den oorlog om te komen Met levens
gevaar heeft zij ze vaak ter wereld gebracht,
en toch moet zij ze offeren aan den krijg
en den krijgsdienst. De oorlogslasten drukken
wel degelijk op de vrouw, en als de man
klaagt over de hooge belastingen, voeg ik
hem toe, zegt Spr., laat de vrouw ook
iets mede te zeggen hebben over oorlog en
vrede, gewis ’t zal een vredesbeweging
worden. De vrouw kan 't toch waarlijk niet
geweten worden, dat de oorlog schatten
verslindt.
Mevrouw Mansfeldt declameerde nu het
bekende versje van Helène Swart, „Soldaatje-
spelen,” eindigende met de woorden van een
moeder aan haar meisje, dat soldaat wilde
worden //Geen soldaat, maar strijd genoeg”.
Spreker vervolgde Voor de vrouw geldt
nog steeds te veel het opsluitings-systeem.
Men wil haar niet dulden in vele betrek
kingen, en meent dat zij geen stem billet
noodig heeft, maar toch reeds genoeg in
vloed weet uit te oefenen. In de R. K. ver
eeniging „Geloof en wetenschap” te Arnhem
hoorde Spr. eens de bewering, dat de ge
schiedenis leert, dat de vrouw ten allen tijde
grooten invloed heeft uitgeoefend op de
regeering.
hoe schromelijk hare rechten achterstonden
bij die des mans, leeren ook de toenmalige
wetten. De mannen wilden in hun bekrom
penheid het gepleegde onrecht niet inzien.
Mevrouw Mansfeldt draagt weer een frag
ment voor uit Multatuli’s werken de
schets: hoe een vrouw gekruist werd, omdat
zij menschenrecht vroeg voor de vrouw.
De Heer Mansfeldt vervolgde daarna dat
nog in den tegenwoordigen tijd velen zich
verklaren tegen de vrijmaking der vrouw.
Het moederschap moet, zoo zeggen dezen,
steeds ’t ideaal der vrouw blijven. Spr. stemt
in, dat dit de heerlijkste roeping is der
vrouw, maar dat brengt ook rechten mee,
en die rechten worden wreed veronachtzaamd.
De vrouw, ook de moeder, wordt bij de wet
gelijkgesteld met minderjarigen, idioten en
misdadigers. Zij is van alle zeggenschap uit
gesloten. Ofschoon er hemelsbreed verschil
is tusschen de oertijden en heden, toch is
’t nog lang niet wat het moet worden. Een
groot verschil in de maatschappelijke ver
houding tusschen man en vrouw bestaat er
ook reeds tusschen 't heden en een eeuw
geleden. Toen was het regel dat de man
verdiende wat er voor het gezin noodig was,
terwijl de vrouw zich met hare huishouding
kon bemoeien en de werkzaamheden thuis
regelde. Spreker haalt een gedichtje aan van
Schiller, waarin wordt aangeduid dat de
plaats der vrouw is daar binnen, in haar
huis. Zoo was het vroeger thans is dit
lang niet meer algemeen. In den tijd van
stoom en electriciteit is dit veranderd. Er
wordt nu meer arbeid gevraagd. Het leven
geeft minder rust. De Goudsche pijpen,
waarbij men rustig kon zitten, zijn uit de
mode, maar het rustig zitten is meteen ver
dwenen. De man moet vaak langer en meer
gejaagd werken, doch ook de vrouw moet
heel dikwijls mee er op uit om in de be
hoeften des gezins te kunnen voorzien, ja,
er zijn gevallen te over, dat de man geen
werk heeft en ’t voornamelijk van de ver
diensten der vrouw afhangt, of er eten in
huis is. Is dit bij den werkenden stand zoo,
bij den middenstand is ook verandering ge
komen. De dochters moeten zich hoe langer
hoe meer een zelfstandige positie zien te
verwerven. De kansen op een huwelijk worden
om verschillende redenen, minder, de statistiek
toont het duidelijk aan, 54 pCt. blijft thans
reeds ongehuwd, en daarom moeten de meisjes
trachten, geheel of gedeeltelijk in eigen be
hoeften te kunnen voorzien. Er is dan ook
geen vak, geen beroep, geen ambt meer, of
de vrouw doet er aan mee. Dan is er ook
nog de huis-industrie, een vorm van uit
buiting van vrouwenkracht. Haar werk wordt
meestal minder goed betaald dan dat der
mannen, en wat kan zij er aan doen Zij
verkeert in een staat van onmondigheid,
slechts door haar het stem billet in handen
te geven, kan men haar helpen.
Het wetsontwerp Heemskerk waarbij
de gehuwde vrouwelijke ambtenaren worden
ontslagen, is in de Kamer reeds besproken,
en behandeld doch gelukkig nog niet aan
genomen. Het onbeschaamde voorstel Aal-
berse zegt Spr. was op ’t punt om aan
genomen te worden, waarbij de gehuwde
vrouw den arbeid in fabrieken en werk
plaatsen zou zijfi verboden. Het wordt
hoog tijd dat de vrouw medezeggenschap
krijgt over de draconische wetten. Zij dient
dezelfde vrijheid te hebben als de man.
Mevr. Rutgers heeft in een werkje duidelijk
gewezen op enkele art. van het Burgerl.
wetboek waarin de rechten der vrouw ge
krenkt en miskend worden, wat Spr. in
korte trekken nader uiteenzet, gelijk dat een
vorig jaar door Mevr. Rutgers hier persoonlijk
in den breede is behandeld.
De man heeft de heerschappij over ’t ver
mogen, zelfs’grootendeels over 't verdiende
loon der vrouw,
speelpop van
door mannen
zijn. Wanneer men hierover met Spr. straks
wil debatteeren, zal hem zulks aangenaam zijn.
Bij een bespreking in ’t Zuiden des lands
stelde Spr. eens voor, om op een ambachts
school .ook meisjes toe te laten, maar daar
kwam veel verzet tegen opdagen. Men
vond het al te stuitend, dat een vrouw bijv,
zou gaan metselen, en bovendien dan zou
de concurrentie nog sterker worden dan zij
nu reeds is. Uit dat laatste spreekt het
barre egoïsme van den man. Het schijnt
zij zij n
raakt, i
kan.
Multatuli heeft daar een schets van ge
geven, wat nu door Mevrouw Mansfeldt
wordt voorgedragen, ’t Is een fragment, waar
in de zonen vrijheid wordt gelaten om vol
gens hun begeerte en wensch te leven, te gaan
jagen, varen enz., terwijl het melken het
werk, overbleef voor haar zuster, wie niet ge
leerd was, dat er ook nog iets anders was.
De vader had haar geen andere wenschen
leeren scheppen, en zij bleef melken, tot op
dezen dag.
De heer Mansfeldt herhaalt dien laatsten
zin, en gaat dan door, dat daar een stuk
werkelijkheid in die schets is neergelegd,
’t is de lijdensgeschiedenis van de vrouw
onder alle tijden en in alle landen.
De vrouw was reeds slavin, voor er een
slaaf geboren was. Het leven in de oudste
tijden wordt nu in hoofdtrekken nagegaan.
De natuurwet bindt de moeder aan haar
kind en dat legt haar een last op, maar de
moederliefde was 't eerste licht in de moreele
duisternis. Bij de eerste woeste horden was
de moeder het hoofd der gemeenschap, maar
in de tweede periode toen de man de vrouw
door roof had verkregen, werd de man de
heerscher en werd de vrouw als zijn eigen
dom beschouwd. Dit voerde tot het patri
archaat, en het gezin werd gevormd, waarvan
de vader ’t hoofd was. Er kwam nu ook
arbeidsverdeeling, de vrouw die de hut of
het hol moest bewaken, had de zorg voor
de kinderen, de kleeding, het voedsel en de
bereiding, de man ging jagen, visschen en
oorlogvoeren. Nog meer werd dit het geval
toen de mensch het vuur leerde gebruiken
voor zijn behoeften. De physieke behoeften,
dreven vooral den man weer telkens naar zijne
hut. In de Christelijke tijden werd de leer
verkondigd dat de vrouw de gelijke was van
den man, doch gelijke onder zeer beperkende
omstandigheden. De eisch van huwelijkstrouw
werd gesteld, maar toch de man was de
meester en moest gehoorzaamd worden. Spr.
wil zich niet begeven op het glibberig pad
der theologie, maar wijst toch er even op
dat bij Katholieken en Protestanten de vrouw
nog in vele opzichten achtergesteld wordt
bij den man en dus als minderwaardig wordt
beschouwd.
In de middeleeuwen wordt hoog opgegeven
van de galante ridderschap, die de zwakken
beschermde ja maar de lijfeigenschap
heerschte toen ook gelijktijdig en de onder
drukking, de heksenprocessen enz. leeren ons
genoegzaam, hoe weinig de vrouw beteekende;
behoort zeker in
werk der vrouw,
en kleermakers.
In tal van ambten is de vrouw wel dege
lijk zoo geschikt als een man; godsdienst-
leeraar, arts, apotheker, advocaat, burgemeester
secretaris, beambte bij belastingen en poste
rijen en nog meerdere worden door Spr. op
genoemd als betrekkingen waarin de vrouw
volkomen op baar plaats is. In Knijpe is
de eerste godsdienstleerares bevestigd, en haar
indruk is een zeer gunstige. Mevr. Rutgers
heeft een werkje geschreven, waarin ze aan
dringt op bescherming der vrouw dat is
op ’t verkrijgen van hare vrijheid, dóch niet
op bescherming van den arbeid der vrouw
want dat is beperking der vrijheid. Door
die bepalingen wordt de vrouw uit de
fabrieken gedreven: dooreischen van werkduur,
zondagsrust en dergelijke bepalingen wordt
zij ontslagen en wel juist uit de best be
talende bedrijven, zoodat zij genoodzaakt
wordt te gaan naar ongezondere lokalen waar
zij minder loon ontvangt.
Treurig is ’t lot vaak van een onbemid
deld meisje dat hare ouders verliest. Het
weinige zakgeld wordt vaak besteed aan
advertenties om hier of daar in dienstbe
trekking te kunnen komen. Zij blijft een
stumper die meestal afhangt van de lief
dadigheid der familie.
Men verliest nog zoo vaak uit het oog,
dat waar men door de wet de vrouw plichten
oplegt, zij ook hare rechten moet kunnen
doen gelden. (Applaus.)
Mevr. Mansfeldt droeg
gedichtje voor, getiteld
meisje, dat alleen de wereld ingaat”,
waarin scherp uitkomt hoe zulk een
hulpeloos en
het kwade te bestrijden.
desnoods moet verhongeren,
mag gaan concurreeren
te bieden. En wel ver-
vaak de vrouw op haar
gebied. Het eten bereiden en het naaien
de eerste plaats tot het
en toch men heeft koks
Bolswardsche Courant,
'II