De vinder zal beloond worden. GEMENGD NIEUWS. maar ’t Lijkt wel en nu m. bijzonder lief meisje is hoogst eenvoudig. zijn en een naar met .getuigen op paard en bij zoo Nu dat zoo er aan dacht, hoe innig vuil de den vorigen avond had uitgezien, was een geheim tusschen hem en en gaf een het gebeurde Onze hond, zooals de heer en mevrouw Moor Quick noemen, heeft na dien tijd nooit meer in de schuur behoeven te slapen. Hij geniet integendeel alle voorrechten, die men een hond maar kan geven. En hij draagt zijn voorspoed met de noodige waardigheid, maar iedereen erkent ook, dat hij het volle recht heeft om trotsch te zijn op de wijze, waarop hij den heer en mevrouw Moor met elkaar in kennis heeft gebracht. Stoomdruk Firma B. Cuperus Az., Bolsward. deren evenals 't prachtig is om een ge weldig onweer bij te wonen. Maar... nog eens, De Hartog over tien jaar zal misschien nog meer zegen aanbrengen; als zijn buitenste nog meer ingegaan is in zijn binnenste. er nu een wel op den De heer Johan Moor stond, met den huis sleutel in de hand, peinzend te kijken naar een tamelijk vuilen fox-terrier, die met vra- genden blik vóór hem bleef staan. Ik kan dat kleine, leelijke monster niet weg krijgen, riep hij uit. Honden hebben toch belachelijk veel van de menscben. Klopt men ze even op den kop, dan meenen ze voor hun leven gebor gen te zijn. Ik heb dat dier in het park even met mijn stok gestreeld, en nu is hij niet van mij af te slaan. De kleine hond keek op naar Moor en begon zenuwachtig te janken. Hij heeft wel iets van Robinson, die één van zijn theatrale gedichten voordraagt, peins de Moor. Mijn beste vriend ben je zoo dich terlijk of heb je alleen maar honger De terrier liet een kort vroolijk geblaf hooren en sprong het huis in. Je bent toch een alleraardigst beest, dat is zeker, zeide Moor, ook al ben je wat vuil. Nu, jq zult je middagmaal hebben, terwijl ik mij kleed voor het mijneen nog steeds door den hond gevolgd, betrad hij zijn vrij gezellenwoning. Zie eens, Schuurman, zeide hij tot zijn bediende, ik heb dezen hond ten eten ge vraagd. Geef hem al wat hij noodig heeft en als je hem dan het huis uitjaagt, moet je hem niet al te ruw behandelen. Schuurman keek alles behalve vriendelijk tegen den gast, die aldus bij hem werd ge ïntroduceerd. Mijnheer is toch een zonder ling mensch, zeide hij bij zichzelfaltijd brengt- hij een of ander ondier mede om zijn mooie nette kamers in wanorde te brengen. Johan Moor vond in het hotel, waar hij ging dineeren, een aangenaam gezelschap, zoodat hij al zeer spoedig den kleinen fox- terrier vergat. Toen hij ’s avonds laat thuis kwam evenwel, vond hij den gewoonlijk zoo kalmen Schuurman buitengewoon opgewonden. Och, mijnheer, stamelde hij, u herinnert u zeker wel den hond, dien u vanmiddag mede naar huis hebt genomen Moor herinnerde het zich. Wel, mijnheer, die hond is een vreeselijk beest. Toen ik hem wilde wegzenden, ver koos dat beest toch maar niet te gaan en verstopte zich onder de sofa. Ik riep de kinderen toe, dat zij hem er ouderuit moes ten halen, maar de arme stakkers kregen niets te zien dan zijn tanden. Wij konden er hem werkelijk niet onder vandaan krij gen, mijnheer. We daar komt hij nu aan, alsof er niets gebeurd is. Weg leelijkerd Moor lachte, want hij was in een bij zonder goede stemming. Zoo, ben jij koppig, zeide hij tot den hond, doet er niets toe. Als je dan toch gaarne hier wilt blijven, zal ik je nog maar een poos houden, maar je moet eerst ge- wasschen worden. Schuurman, zie iemand te krijgen, die den hond wil wasschen en breng hem dan naar de schuur. Goeden nacht, mijn beste hondik ga naar bed. Toen Schuurman den volgenden morgen de kamer van zijn heer betrad, was het hem duidelijk aan te zien, dat hij zich gegriefd voelde. Die hond, mijnheer, begon hij, wij moesten hem met ons drieën vasthouden, terwijl hij gewasschen werd. En ten slotte heb ik hem nog zelf moeten wasschen. En toen hij schoon was, wilden wij hem in de schuur opsluiten, maar wij konden hem dien kant niet uitkrijgen. Hij gaat naar boven en vlijt zich neer op de mat vóór uw kamer deur.” Schuurman opende de kamerdeur, en daar lag de hond werkelijk nog. Mijn hemel zeide de jonge man, die waschpartij heeft je goed gedaan, oude jon gen. 't Is een echte rashond, Schuurman; ik geloof, dat het een lersche terrier is. Op hem toetredende, pakte hij den hond bij één oor op en tilde hem in de hoogte. Dat vreeselijke beest liet weliswaar zijn tan den zien, maar het verzette zich in het minst niet. Een lersche terrier, dat is zeker, zeide Moor hem weer op den grond zettende. een echte rashond, en hij is dapper genoeg om een grooten hond aan te vallen. Mijn kleine vriend, je bent een wonder. Schuurman dek voor twee. Onder het ontbijt keek Johan Moor de couranten door. Toevallig viel zijn oog op de kolom: Verloren, en daar ontdekte hij ongeveer midden in, de volgende advertentie: Verloren een grijze lersche terrier, luiste rend naar den naam Quick. De vinder zal beloond worden. Adres Minerva B., Heeren- gracht 455c. Moor keek naar den hond, die juist een lekker kluifje oppeuzelde, ’k Zou wel eens willen weten of dit de terrier is van Miner va B. zeide hij. Dan plotseling en bijna fluisterend zeide hij, Quick. De hond liet zijn kluifje vallen, ging rechtop staan en spitste zijn ooren. Quick, mompelde Moor nog eens, sprong de terrier op zijn schoot. Wat is een courant toch een wonderlijk ding, peinsde Moor, zijn ontbijt vervolgende. Nu ben ik wel genoodzaakt Minerva B. te doen weten, dat haar lieveling gevonden is. Minerva is zeker een oude juffrouw, die er In het schoolblad De School met den Bijbel nemen zij zonder blikken of blozen als eisch over wat door een der R.-K. spre kers, op de meeting voor salarisactie in het Gebouw alhier, den heer Baron, nog slechts als wensch was geuit, n.l. dat de salarissen der onderwijzers met achttien millioen per jaar zullen verhoogd worden (d. i. met ongeveer het dubbele van de opbrengst der Tariefverhooging). Zelfs wordt gevorderd, dat wederzijdsche belofte’ kome, en volgenden voet (wij citeeren) De Christelijke onderwijzers beloven hou en trouw aan het rechtsche vaandel. Regeering en rechtsche partijen en alle rechtsehe organen beloven hun initiatief of steun in ’t belang der salarisactie in bovengenoemden zin. En wel in deze wet gevende periode. Verleenen de rechtsche Regeering, de recbt- sche partijen, de rechtsche pers daartoe hun medewerking, dan...(het staat er zoo cynisch mogelijk) ...dan is er geen wolkje aan de lucht tot 1913. En in 1913 staat de zon hoog aan den hemel. Dit laat aan duidelijkheid niets te wenschen over. Geen geld, geen Zwitsers. Geen salaris- verhooging, geen steun voor rechts bij de stembus. Natuurlijk spartelt de Standaard tegen. Zij jammert: /Achttien millioen gulden! En dan nog liefst eer het jaar om isLieve vrienden, komt tot bezinning Maar de Christelijke onderwijzers antwoor den Hier is noodstand. (Juist zooals de rechterzijde in de Kamer bij het behandelen van het //Bouwwetteke”). ,/Dat moeten Volks vertegenwoordiging en Regeering gevoelen. (Zij toonden het immers ook te gevoelen toen het amendement-van der Molen was ingediend En dan moet er raad geschaft. De achttien millioen moeten er komen (even goed als het half millioen, dat j.l. Donder dag gevoteerd is). Hier is nu toch inderdaad wel de Nemesis der historie aan het woord. De Nemesis der geschiedenis van den schoolstrijd. De geldhonger heeft nog grooter geldhonger voortgebracht. De subsidiejagers worden door andere subsidiejagers achterhaald, en in de engte gedreven.” Prof. Bolland en Dr. de Hartog. In het Lampje geeft ds. G. A. van der Brugghen, predikant te Brussel, alwaar prof. G. J. P. J. Bolland (Leiden) en dr. A. H. de Hartog (Haarlem) onlangs zijn opgetreden, de volgende beschouwing: Zij, die hier prof. Bolland en dr. De Hartog gehoord hebben, zijn er onwillekeurig toe gekomen, om eene vergelijking tusschen beide mannen te maken. Vooreerst wat de uitwendige verschijning betreft; beiden kloeke mannen met durfachtige koppen. Ik prijs mijn Holland voor zulke exemplaren. Toch was de Wet, zooals bij hier in Brussel in de glorie, gansch eenvoudig, voor ons stond, nog veel meer het type van een man. Ik zou De Hartog en Bolland wel eens samen willen zien boksen met woorden. De Leidsche redemeester is meer meester van de taal en spreekt duidelijker. De Hartog gebruikt veel groote woorden, die hij als rotsblokken op u gooit en waarmee hij u poogt (zonder opzet) te overbluffen. Het is te verklaren dat de voordracht van den laatste minder logisch aaneengeregen was, omdat hij getuigenis aflegt van een waarheid, die ons te rijk is. Terwijl de ander meent de waarheid onder de knie te hebben. z/Mijn rede en mijn prediking was niet in bewegelijke woorden der menschelijke wijsheid, maar in betooning des geestes en der kracht.” Zoo schrijft Paulus over zijn voordracht. En die van De Hartog had daarmee overeenkomst. Toch is mijn over tuiging dat De Hartog’s rede over tien jaar nog meer die van Paulus nabij komen zal, als de hartstocht wat bekoeld, het sieraad zuiniger, de woordenkeus soberder, de stijl gematigder zal geworden zijn. Pijnacker zei: uie hebben beiden onbewust iets van den Uerbermensch Nietzsche.” Maar laat hem nu jong zijn en in de volle kracht zijner jaren, en verheug u over de gave, die God hem schonk om ons daarmee te bedienen en veel kostelijke dingen te zeggen. Over ’t kruis van Christus en den eisch tot de gebrokenheid onzer natuur, trof mij ’t meest. En dat de heilige geest een yneenzegger” is. Goethe noemt den duivel z/der Geist der stets verneint.” Maar een nieuwen indruk geeft het te hooren, dat de geest steeds neen zegt ten opzichte van onze aardsche neigingen. De omzetting der ge dachten en woorden (zooals Nietzsche dat zoo sterk heeft) in een anderen zin dan de ge bruikelijke, maakt wakker, verfrischt en ver rijkt het denken. Hosea roept tot zijn tijdgenootenDe leeuw heeft gebruld, wie zou niet vreezen! De Heer heeft gesproken, wie zou niet pro- feteeren! De Hartog gaf ook een rijk gebrul van zich over God, den mensch, den Christus, den Bijbel, de vijf kunsten enz. Hij vervulde de zaal, de ooren en hoofden der hoorders. Een schoone en rijke voordracht. Ja zeker, en wie doet het hem na! Wanneer evenwel direct na zijn getuigenis, mevrouw De Hartog, met het woord, dat wij den vorigen dag gehoord hadden, ware opgetreden, dan zouden wij, meen ik, nog méér gesticht, nog meer in hart en consciëntie gegrepen zijn. Door den eenvoud der waarheid en de stilte der uitspraak. Ik wil maar zeggenik word niet ontroerd door die dikke, geweldige uitdrukkingen. Het ergerde mij niet, want ik mag wel eens graag iemand hooren bul- een heele verzameling honden op na houdt. Alleen een oude juffrouw adverteert „onder den naam^Minerva. Is dat niet waar, Quick Quick knipte met zijn oogen, als om zijn instemming met die woorden te kennen te geven. Moor schreef een briefje aan Minerva B., om haar mede te deelen, dat hij een hond gevonden had geheel overeenkomende met de door haar gegeven beschrijving. Indien mej. B. iemand kon zenden om het dier te iden tificeren, zou hij den hond dadelijk mede- geven. Nadat hij den brief op de post had laten brengen, ging Moor op weg naar de sociëteit. Maar nauwelijks was hij bij den hoek van de straat of de onafscheidelijke Quick was vlak achter hem. Hij nam nu den hond mee naar een winkel en kocht ’n mooien koperen halsband voor hemdaarna gingen ze te zamen naar de sociëteit. Thuis gekomen van hun gemeenschappe lijk uitstapje, vonden zij Schuurman in de spreekkamer. Mijnheer, zeide hij, boven is een dame, die zegt, dat deze hond haar toe behoort. 't Was hem aan te zien, dat hij het aan staande vertrek van dat vreeselijke beest vol strekt niet betreurde. Zoo, een dame P dacht Moor. Dan is Minerva B. zeker zelf gekomen... Zeg aan die dame, dat ik dadelijk bij haar kom, ver volgde hij tot Schuurman. Onder dat gesprek was Quick naar boven gestapt en de zitkamer ingegaan, vanwaar nu uitroepen van vreugde en liefkozingen weer klonken. Minerva heeft haar verloren lieveling terug gevonden, zeide Moor. Ik dien nu wel naar boven te gaan en haar te zeggen op welke wijze de hond hier is gekomen. Ver velend genoeg tegenover zoo'n oude juffrouw. De zitkamer binnenkomende, was Moor evenwel één en al verbazing. Op de Sofa, met haar armen om den ontrouwen foxter- rier geslagen zat een jong meisje, het mooi ste en aardigste jonge meisje, dat hij ooit had gezien. Zij stond verlegen op, toen hij binnen kwam, en zeiMijnheer Moor, niet waar P” Moor maakte een buiging wanhopig verward verslag van met Quick. Hoe vriendelijk van u om zoo goed voor hem te zorgen, zeide zij. Hij is bijna drie dagen weg geweest. Mijn vader, professor Belmont, nam hem mede naar de plantage en heeft later geheel vergeten naar hem om te zien. Toch niet professor Belmont, de Egypto loog Dien ken ik wel, maar ik denk niet, dat hij mij nog zal herkennen. Vader-heeft een zeer slecht geheugen, zei de het jonge meisje glimlachend. Daardoor heeft hij Quick ook verloren. U weet niet, hoe blij ik was, toen ik zoostraks uw schrijven ontving. Ik was geheel alleen thuisen daar ik erg verlangde naar mijn lieven Quick, ben ik dadelijk hier heen gegaan. Uit uw schrijven had ik tevens opgemaakt, dat u een goedige oude heer waart. Dat is grappig, hernam Moor, want ik dacht dat u een oude dame was. Ik geloof, dat het kwam door den naam waarmede u uw advertentie'onderteekende. Maar ik heet werkelijk Minerva, zeide zij. Mijn vader heeft mij dien naam gegeven, in de hoop, dat ik zeer verstandig zou op groeien. Ik vrees evenwel, dat hij daarin teleurgesteld is, want hij noemt mij nu maar eenvoudig Minnie. Ik heb Quick .vanmorgen aan verscheidene kenners laten zien, merkte Moor op, en zij vonden het allen een bijzonder mooien hond. Ik geloof, dat hij van echt ras is, hernam juffrouw Belmont. Maar hoe dat ook zij, u hebt er toch maar een geduchten last mee gehadhoewel ik ter eere van Quick moet zeggen, dat hij zich nooit vuil maakt. Moor kon een glimlach niet weerhouden, toen hij hond er Maar dat Quick. ’t Is mij een groote eer, dat Quick mij als zijn pleegvader heeft aangenomen, zeide hij, en ik hoop, dat onze vriendschap, die zoo onwillekeurig is ontstaan, niet voor goed zal worden afgebroken. Ik zal vragen of professor Belmont mij wil toestaan dat ik nu en dan eens naar mijn kleinen vriend kom informeeren. Ja, dat moet u doen, hernam mejuffrouw Belmont levendig. Daar doet u Quick en mij zeer veel genoegen mede. Maar nu moet ik heengaan, anders zal vader zich misschien nog ongerust maken of hij mij ook evenals Quick hier of daar heeft achtergelaten. Toen het rijtuig wegreed, had Minerva haar arm om den hond geslagen. Moor volgde dat bekoorlijk grospje, totdat het rijtuig een hoek omsloeg. Dan zijn huis binnentredende, mompelde hij glimlachend Dat is inderdaad een ruime belooning. Wat een dat, en daarbij zoo Heerenveen, 11 Maart. Wat mag toch de oorzaak wezen, dat dit voorjaar in onze provincie de snoeken zulke enorme monster beesten zijn ’n Dag of tien geleden werd er een gevangen van ’n 26 pond, verleden week een van 25 pond, en is bij Woudsend weer zoo’n zoetwaterhaai van 25 pond opgehaald. De Friesche Vischhandel alhier betaalde het dier met f 7.50, (30 ets. per pond). Joure, 11 Maart. In verband met de moge lijkheid dat ook onze gasfabriek gebrek aan steenkolen zal krijgen, zoo de mijnwerkers- stakingen in Engeland en Duitschland nog een poos voortduren, zijn de branduren der straatlantaarns, in dier voege dat ze een half uur later dan gewoonlijk worden ontstoken en een uur vroeger gebluscht. Hepk. Nieuwsbl. v. Fr. Sneek, 11 Maart. Hoort men in onze plaats bijna nooit van inbraak, thans hebben een of meer tot dusver onbekenden zich toegang weten te verschaffen tot het depót en kantoor van de heeren Noury v. d. Lande, in veevoeder-artikelen aan de Oppen- huizerweg alhier. Dit werd hedenmorgen 7 uur het eerst door de werklieden der firma ontdekt. De inbrekers hebben zich achter beneden door het uitsnijden van een ruit toegang tot het depót weten te verschaffen en langs de trappen naar boven gegaan hebben, om in het kantoor te komen, tweetal deuren- geforceerd, waarvan een hun ner den toegang ontsloot tot het kantoor. Daar heeft men de brandkast o.a. met een boor bewerkt. Voor de kast vond men veel boorsel en druppels kaarsvet. Men ver moedt met beroeps-inbrekers te doen te hebben. Toen men niet naar wensch kon slagen, heeft men getracht brand te stichten. Men vond o.a. in een kast een uitgebrand eindje kaars, terwijl in de nabijheid alles met petroleum was gedrenkt. Ook vond men een hoopje verkoolde papieren en door het geheele gebouw afgebrande lucifers. De marechaussees zijn met het geval in kennis gesteld. Een politie-hond is ont boden. Wanneer //Hector” of hoe’t beestje ook mag heeten er geweest is, zal men trachten de brandkast te openen om te zien of er ook iets’ wordt vermist. Veel van waarde hebben de inbrekers in elk geval niet kunnen meenemen, zoo ver zekerde men ons, daar er juist Zaterdag j.l. een niet onaanzienlijk bedrag op een andere plaats was gedeponeerd. Worklim, 10 Maart. Door Gerke T. VLser alhier, is in het Workumer-Nieuwland heden morgen het eerste kievitsei gevonden, het welk netjes verpakt dadelijk is opgezonden naar H. M. de Koningin. Den volgenden dag heeft een broeder van genoemden Visser een kievitsei gevonden in het Workumer-Nieuwland, hetgeen aan den heer Commissaris der Koningin van Friesland is verzonden. Dit is reeds eenige dagen vroeger dan verleden jaar. Een verrassing. Een vrachtrijder van een der naburige plaat sen op Tiel had dezer dagen een minder aangenaam avontuur. Door de Tielsche recht bank veroordeeld tot eene bijdrage in de opvoeding van een door hem verwekt kind, stoorde hij zieh hieraan niet, zoodat hij op zijn reis naar Tiel eensklaps deurwaarder voor zich zag, die beslag legde wagen. Natuurlijk volgde nu dadelijke betaling. Sinds eenige dagen vertoonen zich hier weer de Hollandsche kooplieden, om vee op te koopen voor de vetweiderij. Er worden hooge prijzen geboden en wat nog nooit ge beurd is, reeds heden zijn er ruim 20 stuks af geleverd. De gewone condities waren steeds aflevering tusschen 1 en 12 Mei. Met het oog op hooi voorraad en hooge fourage-prijzen is deze vroege verzending een groot voordeel. Kooloxyde vergiftiging door een strijkijzer. Een dienstmeisje, dat gestreken had met een door houtskool verhit strijkijzer en dit mede genomen had om haar slaapkamertje dat slechts 12 M3. inhoud had, te verwarmen, werd den volgenden ochtend dood gevonden. Het onderzoek van het lijk bewees, dood door kooloxyde. Eenige maanden later werd een tweede dienstmeisje, in hetzelfde kamertje, waarin zij met het houtskoolstrijkijzer gestreken had, dood gevonden. De vraag rijst, zegt het Ph. Wkbl., of het niet-afschaffen van het gevaarlijke strijk ijzer, na het eerste doodelijke geval, geen aanleiding had kunnen zijn, tot vervolging wegens dood door schuld. Zoo „en passant11. Een fietsrijder, die Zaterdagavond om 11 uur door de Goudvinkenstraat te Winters wijk reed, zag bij een der huizen een kippen hok. Fluks springt hij van de fiets, grijpt in het hok en neemt een paar kippen mee, terwijl de heer des huizes, die zich aan uitkleeden is, zulks bemerkte. Toen deze buiten de deur kwam, om den dief na te zetten, was deze al lang buiten het gezicht. Nemesis. Het Vaderland schrijft o. z/De vrijmoedigheid, waarmede de partijen van rechts de hand uitsteken naar ’s Rijks schatkist, heeft ook de onderwijzers van rechts stoutmoediger gemaakt. ’t

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1912 | | pagina 4