Nieuws- en Advertentieblad
Bols ward en Wonseradeel.
No. 26.
Verschijnt Donderdags en Zondags. 51ste Jaargang.
1912.
Donderdag 28 Maart.
RA ADSO VERZICHT.
I N L A S C H.
VOOR
Afzonderlijke
dan morgen gaan, hervatte
onwrikbare, hooge
het
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden.
Franco per post 50 Cents.
nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
verbazend
bovendien moeilijk
veroveren
stoppenWe
de tram
heerlijk vol en
toen juist zoo’n prachtige dag weer
een Zaterdag, de dag, welke een
om na zich een rustdag te
ffhet plan” wederom te berde
ADVERTENTIEPRIJS: 17 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
daar. De
zomerzön staat reeds ver boven de kim en
schijnt zoo heerlijk vol en lachend door de
ruiten.
De huize X. is reeds in rep en roer, de
gewone voorafgaande drukte op zoo’n ge-
wichtigen dag. Daar men wat vroeg van
huis zou gaan om niet te veel van den
heerlijken zoinerschen dag in te boeten, is
naar het leven zou staan en te lang om
al dien tijd in de wachtkamer te wachten,
te wachten in die leege, ongezellige zaal,
daar neer te strijken met zijn geheelen aan
hang.
Eindelijk is het zijn beurt. Plaatskaar-
ten worden genomenhij zal betalen, doch
bemerkt, dat hij vanmorgen in der haast
vergat eenig kleingeld bij zich gestoken te
hebben. Papiergeld verschijnt nu ter mar
meren betaalbord. Natuurlijk heeft de hem
bedienende juffrouw toevallig hiervan niet
terug, kan ze het niet met ’m maken en
verzoekt ze den allengs van ongeduld pope-
renden en van zenuwachtigheid beef-handen-
den goeden man en dito huisvader even te
wachten om het biljet te wisselen. Geluk
kig duurt dit niet lang; de bureauliste heeft
dergelijke gevalletjes meer bij de hand ge
had en na het geld opgestreken te hebben,
wringt onze reiziger zich door de voor hem,
tusschen de twee geleide-hekken opgehoopte
menschenmassa heen, en haast zich naar
zijn dierbare familie-leden, die, eveneens
hoogst ongeduldig staan te wachten, de kin
deren vervelend doende omdat ze in het
gedrang bijna geen vin mogen en kunnen
verroeren, mevrouw evenals manlief geïrri
teerd.
In vliegende haast, de kinderen opduwend
of meesleepend, langs den controleur, gaat
het nu de trappen op, die naar het perron
voeren en bereikt men den trein, die op
het punt staat van vertrekken.
De conducteur ziet hen nog aankomen,
vraagt nog inderijl welke klasse ze zullen
zitten //rooken” of //niet rooken”, op welke
vraag hij van mijnheer, buiten adem en
dus geen kans ziende iets te antwoorden,
slechts een hoofdknik ontvangt, ter be-
teekenis dat vandaag, wat ZEdl. betreft, dit
hem onverschillig is. Fluks is een portier
geopend, de geheele familie naar binnen ge
werkt, 't portier klapt dicht en direct daarop
zet de trein zich in beweging.
Daar zitten ze, geen van allen, óf bij
machte bf lust gevoelende, een woord uit te
brengen. Gelukkig zijn er geene medereizi
gers. Ze hebben de coupé voor zich alleen,
een kleine tegemoetkoming in die warmte.
Mijnheer, na zich ontdaan te hebben van
de bagage, smakt meer dan hij zich vlijt,
in een hoek neer, Mevrouw, die een kook-
punt-gewaarwording krijgt, zijgt ook min of
meer tegen het hooge kussen achter haar.
Mijnheer’s halsboord is bezig in droevige
bezwijming te vallen over de jaskraag en de
coiffure van z’n ega, heeft er blijkbaar de
brui van gegeven na al dat gedraaf en gehol
van hare anders zoo stipte meesteres, in den
goeden vorm te blijven en als weerbarstige
lokken kringelen haar-toefjes Mevrouw over
’t hoog-roode voorhoofd en langs de kloppende
slapen. De kinderen zijn weldra weer de
ouden, afgeleid door wat er vanuit ’t coupé
raampje daarbuiten te zien valt of door het
regelmatig, rythmisch getikker van de wagen
wielen op de rails. En prachtig vinden ze
het, wanneer ze ook zelf tot de ontdekking
komen, wat Pa hun eens vertelde, dat de trein
met dat getik voortdurend zingt van dik-ke,-
vet-te,- pan-ne-koe-ken.
Na korten tijd sporen, nadert de trein,
snuivend van overmatige kracht, verzwelgende
als ’t ware de voor hem uitglinsterend lijnende
rails, zich in wissels verslikkende, ’t station
Zandvoort. De remmen worden aangezet, lang
zaam vermindert zijn vaart, weldra staat hij
stil. De portieren worden, geopend, ’t Stroomt
nu publiek uit de coupé’s. Ook de familie
X. verlaat zonder eenigen tegenspoed haar
compartiment, niets werd vergeten.
Weldra zijn ze goed en wel buiten het
station en begeeft men zich naar ’t strand.
De kleintjes hollen reeds vooruit, nieuws
gierig de zee te zien en dat héérlijke strand.
Aan het strand ’n druk beweeg en vroolijk
gedoe. Vlaggen op hotels en op ververschings-
tentjes, alsof het een groot feest of kermis
gold. En overal menschen. De kinderen
genieten echt, en ’t duurt niet lang dat ze
vragen of ze ook eens, evenals de andere
kinderen, die ze daar zien, met bloote voeten
in ’t zeewater mogen plassen, of ezeltje rijden.
Dit laatste vindt de zorgzame papa wel wat
gevaarlijk, doch ten slotte geeft hij vergun
ning en rennen ze daarna op eens langoors
mageren rug over het vlakke strand.
Om twaalf uur vlijt men zich achter de
duinen neer of pionict. Heerlijk rust men
Zomergenot.
Eindelijk zou het dan toch eens zijn! Er
was reeds zoo vaak en zooveel over gesproken,
doch telkens iets tusschenbeide gekomen,
’t Zij dat het weer niet aanlokte om eens
een dagje naar buiten te gaan, ’t zij dat
mijnheer, het hoofd des huizes, allerlei be
zwaren opperde: dat hij nu juist den voor-
gestelden dag onmogelijk van huis kon,
bezwaren, die steeds zoo groot en gewichtig
waren, althans zoo voorgesteld werden, dat
het plan steeds weer verschoven werd. En
met dit voortdurend verschuiven was ’t er
veel op gaan gelijken of dit schoone voorstel,
gerijpt in het vindingrijk hoofd en gevoed
door het gevoel van een moederhart van
Mevrouw, daar ’t toch in hoofdzaak gebeuren
zou om de kinderen, of het op de lange baan
was geschoven. Doch ziet, eenmaal scheen ’t
op z’n schreden teruggekeerd en zou
toch nu eens wezenlijk gebeuren.
Den vorigen middag tijdens den maaltijd,
’t was
en toevallig i
week afsluit
brengen, was
gebracht.
Mamaatje, wanneer gaan we nu toch eens
Onze verslaggever van ’s raads handelingen
is tegenwoordig blijkbaar in zijn knollentuin.
De eerste drie maanden van 1912 zijn bijna
verstreken, de raad vergaderde slechts een
maal per maand en telkens duurden de
openbare bijeenkomsten kort, als gevolg waar
van het werk van den verslaggever gemak
kelijk was.
Evenmin als onze verslaggever prefereeren
wij langdurige vergaderingen met wijdloopige
discussies, maar waar een aantal belangrijke
zaken in onderzoek zijn, zagen wij gaarne,
dat in elke vergadering minstens een belang
rijk punt behandeld werd.
Al vier maanden wachten de voorstanders
van een volks bad- en zwemgelegenheid op
het advies van B. en Womtrent dit
verzoek, terwijl de pensionneering van ge-
meente-ambtenaren en de aanvraag om reduc
tie van den gasprijs voor motoren o.m. nog
steeds in onderzoek zijn.
Bovendien wachten nog op afdoening
adressen tot demping der Looijersgracht,
en is verbetering van den toestand van het
Hengstepad noodzakelijk, waaromtrent B. en
W. met voorstellen zullen komen.
Er liggen dus verschillende adressen ter
visie.
Zal dit jaar de bad- eh zweminrichting
tot stand komen, dan mag er wel haast ge
maakt worden.
Wij leven nu maar in de goede hoop,
dat de volgende agenda’s beter verzorgd
zullen zijn.
Noch de ingekomen stukken, noch de
behandelde punten geven stof voor een over
zicht. Roerend zijn wij het met onzen
verslaggever eens, dat pleiten om een koe,
(ditmaal een paard) vee) geld kost. Wie
zijn geld lief heeft, doet beter door min
nelijke schikking gerezen verschillen uit
den weg te ruimen. Dat is goedkooper en
vlugger.
Na schorsing der vergadering, ging de
raad over tot behandeling van hef kohier
van den hoofdelijken omslag, een zeker voor
den raad gewichtig werk, ofschoon ’t dunkt
ons vaak een tasten in den blinde is.
In 1909 is het kohier in druk verschenen,
maar of de inrichting daarvan in overeen
stemming was met den wensch van velen,
gelobven wij niet.
Inplaats toch, dat men kon zien, wat zijn
buurman betalen moest, werden enkel en
alleen het bedrag van het inkomen en het
bedrag der heffing vermeld.
In het jaar 1872 verscheen in Bolsward
ook een afdruk van het kohier, daarin kon
men het bedrag van den aanslag vinden
zonder verdere details.
Mochten de autoriteiten nogmaals besluiten
den volke het kohier in druk aan te bieden,
dan is het van belang om het cijfer van den
aanslag er in op te nemen.
En nu maar weer afwachten.
naar Zandvoort had broer, de oudste van het
drietal spruiten stamhouder van het veel
belovende geslacht der X,en, van vader op
zoon reeds een bekende firma, de firma X. Co.,
kassier en commissionnair in effecten en op
de beurs ook wel bekend, met een ongeduldig
gezicht gevraagd. U heeft het ons al zoo
vaak beloofd en wanneer we lief en zoet
waren zou ’t eens gauw gebeuren, liet de
kleine baas er op volgen, daarbij zijn moeder
vleiend aanziende als verwachtte hij na deze
toelichting, voor hem genoeg zeggend, elke
tegenkanting omverwerpend, een directe toe
stemming.
Nu, mamaatje had er ook wel ooren naar
en onwillekeurig richtte ze een vragenden
blik naar manlief.
Doch bij hem waren blijkbaar de woorden
van zijn oudsten telg in een niet zoo vrucht
baar, dankbaar ontvangende aarde gevallen,
althans, diepe rimpels groefden wederom, de
diagnose was hiermede bij ZEdl. gemakkelijk
te stellen, zijn breed voorhoofd, hoog over
gaande in een voor zijn jaren reeds sterk
dunbehaarden schedel-bovenkant. Werktuige
lijk nam hij een grootere hap van zijn bord
als om hiermede, zoo ’t kon, het geheele
plan naar binnen te werken, opdat het dan
maar weer van de baan zou zijn.
Mijnheer hield nu eenmaal niet van die
uitstapjes. Niet, dat hij niet gaarne eens met
vrouwlief een paar dagen op reis ging, niet,
dat hij het de kinderen misgunde, doch
zoo’n dag, zoo’n dag op sjouw met al je
hebben en houden, zooals hij dat dan uit
drukte, dat was voor ’m te rompslomperig.
Voor je goed en wel op de plaats van be
stemming was, waar je nu de voorgestelde
idylle van /Zeens echt buiten” meende ver
wezenlijkt te zullen zien, was je lust er al
af. Al die drukte vooraf uitgelaten kinderen,
die er zich natuurlijk geweldig veel van
voorstelden en den voorafgaanden avond
bijna niet rustig naar bed waren te krijgen,
dan dat opgepas met die hummels bij trein
en tram, o hij wist er alles van, het deed
je al je pleizier vergallen.
Op de vraag van Mevrouw, wat hij er
van dacht, had hij dan ook niet veel geant
woord. Misschien dat zijn vaardige geest in
’t opperen of, wat misschien ook mogelijk
is (nochtans verdenke men een zakenman,
zooals de heer X. er een was en dan in zulk
een positie gebracht, niet te sterk) en het
bedenken van bezwaren, groote of kleine,
hem toevallig in den steek liet, of dat er
toevallig geen beusche waren, zei hij met
een gemaakt opgeruimd gezicht: Nu dat
kan welzeg jij dan maar, wanneer het
wezen moet.
Nu, laten we
Mevrouw, die ’t heele vraagstuk reeds bestu
deerd en de punten van het plan eveneens
reeds uitgezet had, //morgen heeft de meid
geen uitdag; zij kan dus op het huis blijven
passen en ’t is de laatste dagen zulk
allerliefst weerWe diene er nu van te
profiteeren, wie weet hoe gauw het omslaat
en er wederom niets van komt.”
Met een gelaten trek op ’t geiaat beaamde
manlief deze logische gedachte-uiting zijner
plan-rijke wederhelfthij gevoelde zich nu
toch overwonnen en vond het maar raad
zaam thans in toepassing te brengen: ’t //faire
bonne mine a mauvais jeu.”
Onnoodig natuurlijk te zeggen welke de
invloed was, dien de zoo belangrijke uitspraak
oefende op de jonge X’en. Ze waren haast
niet te houden en nauwelijks vergunning
verkregen hebbende, de tafel te verlaten,
vlogen ze als uitgelaten den tuin in en naar
de keuken om de meid dit gewichtige nieuws
mede te deelen.
En ’s nachts droomden de kleuters er allen
van, zagen de heele groote golven, die hun
om de bloote beenen braken en dan weg
spoelden, reden ze op ezeltjes, die zoo heerlijk
snel over het zandige, vlakke strand renden
of bouwden prachtige zandkasteelen, forten
met diepe grachten en
muren en wallen.
Den volgenden dag, de dag was
men wat vroeger opgestaan, dan meer en
meer gebruikelijk is op den rustdag.
’t Ontbijt duurt kort, zonder haar regle
mentair verloop; onderwijl maakt Mevrouw
eenige boterhammen enzoovoorts gereed, daar
ze zich voorstelt in de duinen of in ’tbosch
te picniccen. Mijnheer vindt door al die
drukte geen gelegenheid aan ’t ontbijt op
z’n gemak zijn morgen-courant door te
werken, z’n thee laat hij koud worden, ook
al omdat hij vooraf nog iets te regelen
heeft en zich door een aanwijzing van Me
vrouw genoodzaakt ziet zelf zorg te dragen,
dat een gedeelte, hoe bescheiden het ook
zij, van ’t dejeuné in den gewonen eetbaren
vorm tot hem komt.
Tenslotte is men reisvaardig. De meid
worden nog eenige instructies door Mevrouw
gegeven, om toch vooral hiervoor en daar
voor te zorgen en dan, eindelijk, gaat men
de deur uit, de kinderen allen in witte
zomersche pakjes, Mevrouw in licht en luch
tig costuum, gewapend met parasol en tot
berstens opgepropte handtasch, mijnheer
daarnaast, pardessus en wandelstok over ’n
arm, reismandje met allerlei heerlijkheden
in de andere hand.
’t Belooft ’n warme dag te worden. Me
vrouw steekt haar parasol op en puft reeds.
Maar, zouden we toch maar niet liever
met de trein gaan dan de tram ’t Zal zoo
warm zijn in die tramwagens,
een plaatsje hierin te
op Zondag, en dan dat overal
waren wel afgesproken met
te gaan, ook al met het oog op
de kinderen in de drukte op de stations,
doch ik zie nu toch heusch geen kans
’t zoolang in die hobbelende tram uit te
houden, zegt ze, nadat een kleine afstand is
afgelegd plotseling en om kracht bij te zet
ten aan deze bewering, zucht en puft ze
diep, alsof de tramwagenhitte haar nu reeds
beving.
z/Nu, wanneer je dat beter dunkt, mij
goed”, antwoordt Mijnheer, door de niet-
lichte belasting aan zijn rechterarm reeds
flink transpireerende en in kleine vjugge
drib bel-pasjes naast zijn trouwe ega voort-
beenende. Weliswaar ziet hij niet in, waar
om de trein bij deze temperatuur en in de
gegeven omstandigheden een uitzondering
zou maken wat hitte en drukte betreft,
doch hij is vandaag de gedweeheid zelve,
heeft zich voorgenomen, hoe de zaak ook
loopen moge, alles goed te vinden en er
vrede mede te hebben, gaarne aan zijn vrouw
de leiding voor dezen tocht overlatende.
z/Nu, dan mogen we wel direct terug
gaan en haast maken, nog tien minuten,
dan rijdt er een trein, zoo ik in ’t spoor
boekje toevallig zag, vice-versa Zandvoort
af, we hebben dus geen tijd te verliezen.
Er wordt dus rechtsomkeer gemaakt. De
kinderen beenen steeds vooruit, daar achter
aan komen Pa en Ma.
Hijgend en blazend, met dikke, opge
zwollen gezichten komt men aan ’t spoor
station. In de vestibule een menigte men
schen, voor ’t meerendeel haastende, zich
voor de plaatskaart-loketten verdringende
reizigers.
Terwijl Mijnheer biljetten zal nemen,
blijft Mevrouw op eenigen afstand, omsingeld
door bagage en ongeduldige spruiten, in
dubbele beteekenis een brandpunt, wachten.
Krampachtig houdt ze den jongste bij de
hand, drukt de kleine knuist van den andere
in haar rok of steekt haar parasol den derde
toe, opdat hare lievelingen toch maar vooral
tastbaar contact met haar zullen houden en
ze niet plotseling meegevoerd worden in den
immer opdringenden en zoo irriteerenden
menschenstroom.
Zooals het gewoonlijk gaat, wanneer men
haast heeft, moet men wachten. Verschei
dene personen, misschien ook dagjes-men-
schen evenals onze commissionnair in effecten,
zijn hem voor aan het loket. Zenuwachtig,
gejaagd kijkt hij verscheidene malen op z’n
horloge, opdringend degenen, die voor hem
staan. Nog een paar minuten 1 Niet graag
zou hij dezen trein missen. Dan duurde het
weer een tijdje voordat er wederom een
afreed, een tijdsruimte te kort om de stad
in te gaan en ergens te wachten of in die
warmte door de reeds puf-warm wordende
straten te slenteren, telkens te moeten toe
zien of geen auto of tram een van zijn
kroost, of allen tegelijk, in ijlende vaart
Bols wardsche Courant