Meuws- en Advertentieblad
Bols ward en Wonseradeel.
ALBADA JELGERSMAj Appelmarkt.
PRIMA JAVA KOFFIE.
HJ1
Slagerij W. L. Lammers,
w
WATZEGT GIJ DAARVAN?]
OVER LAND EN PASSAGE I
GEVEN WIJ BETROUWBARE
INLICHTINGEN GRATIS:
1912.
Verschijnt Donderdags en Zondags.
51ste Jaargang.
No. 27.
DE LENTE KOMT.
LEKKER.
VOEDZAAM.
GEZOND!!!
Per pakje 35 cent.
Firma H. DONKER,
H. O. DE HAAS, Bolsward
is nog steeds het beste adres voor
ODDE BELEGEN WIJNEN.
PORT, MADERA en DESSERT WIJNEN.
Importeurs van COGNAC, JAMAICA RDM
en BARCELONA BRANDEWIJN.
I
I
i
joh OTTEN nZOON AM5TEI<DAM I
GENERAAL agenten der,
CANADIAN PACIFIC RAILWAY5
if bü den localen agent SIJTZE ALKEMA Jzn. te Bolsward.
i
fj
‘I
Zondag 31 Maart.
Speciaal adres voor
Aanbevelend,
KLEINE DIJLAKKER.
VOOR
ik
BOLSWARD.
ABONNEMENTSPRIJS: 40 Cents per 3 maanden.
Franco per post 50 Cents.
Afzonderlijke nos. van dit Blad zijn verkrijgbaar a 5 Cent.
Notaris hat it
jimme kinne dy notaris
I
-
few,
9
I
I
ADVERTENTIEPRIJS: 1—7 regels 50 Cts. Vervolgens
10 Cts. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
Het bureau van dit blad is telefonisch aangesloten onder No. 4.
Nou giet dy i
wit net hwet er
er bitelje moast,
nou net maller. Boelgóedssaekjes
Der hearre
nammen fen dy bern,
Lente. Heerlijke tijd van blij verwachten,
van komend leven, van hopen en verlangen.
Ja, ’t is waar zzmaerteblom” en krookje
sieren gazon en rand, knoppen zwellen,
roselaar bot uit, evenwel zijn dit nog
slechts voorboden van den komenden tijd.
Eerst moet Meimaand komen. Dan heeft
natuur het feestkleed aangetogen, dan is ze
de jonge bruid, in hoogtijdstooi, wachtende
op den bruidegom.
Nu begint de Ouverture van dat bruilofts
feest. ’t Orkest is stemmende. De spreeuw
oefent zich reeds op dak en goot, de
partij was in geen jaar ingezien. De
leeuwerik bestudeert zijn solo’s al’n poosje;
booger, al booger stijgende zzgeyt hij it ut”,
boodschappende dat de lente komt.
Straks arriveert meester langbeen, een der
bedienaren van het slagwerk, met hem
komen ze opdagen alle de leden van die
groote kapel der natuur en dan is slechts
het wachten op de prima-donna, de nachtegaal.
Dan zet in de groote heerlijke symphonie,
gevormd door al ’t geluid der levende
schepping.
En dan is ook gereed de feestkleedij.
Bloesems bij duizenden, aan boom en struik,
’t veld prijkende in bonte pracht van allerlei
gebloemte, woud en heide, weide en
bouw, alles bloeit. Dan klinkt het:
O heerlijke Mei, o zonnige tijd,
Als alles gaat groeien en bloeien.
Nu is heel de aard ontwaakt uit haar slaap,
Verlost van haar wintersche boeien.
Hoog in de lucht schalt jub’lend een lied;
De leeuwrik in pijlsnelle vaart
Zingt luide, als bracht hij een dankbaren groet
Aan de vroolijke, lachende aard
En ginds in de weide zijn’ bloemen in tal
En geuren en fleuren in ’t rond.
Op velden en akkers weerklinkt overal,
Als ging het van mond tot mond:
ZZO heerlijke Mei, o zonnige tijd,
Ook ons schenkt gij leven en kracht.
Dies worde ons danklied alomme verspreid,
Bij zóóveel ontsluitende pracht”.
Zoo hebben we jaren geleden, gezongen
met elkaar. Weet gij ’t nog, gij velen, die
daar in bonte kleedij, speeldet en zongt
’t Was toch 'n mooie tijd. En al zijn krans
en bloem verwelkt, toch spreken die ver
droogde bladeren me nog van dagen, vol
van inspanning, van dagen, vol van genot.
Vol van genot Of spraken alle die mon
den onwaarheid, als dan van allerhande kant
werd geloofd en geprezen ’t Is waar, ze
zijn gekomen, betere krachten, beproefder
krachten, meer ijver hebbende en meer talent,
meer ondervinding en meer...
En toch zijn ’t mooie dagen geweest toen
we zongen van ffde heerlijke Mei”.
Nu is het nog niet zoo ver. Fel waait de
wind om het huis, zwiepend den hoogen
vlaggestok op het dak. Koud en vochtig is
de grond. Reeds lange wacht de landman
op den dag, dat hij kan opgaan om boonen
en aardappels te zetten. Er moet nog hier
en daar geploegd, ’t is niet te doen om
met paarden op het veld te komen. Droogte
moeten we hebben, de wyn moat yn sé.
Dan gaat het full speed in watermolen en
stoomgemaal, dan open de zeesluizen, weg
met het water. Droogte moeten we hebben.
Een ding is er dat den komenden tijd
voorafgaat, dat ieder jaar terugkomt, dat
nuttig is en toch niet aangenaam. Ik bedoel
de schoonmaak. Platte proza nietwaar, na dat
liedje van de mooie Meimaand. Platte proza,
ja, maar duur en hinderlijk. Tijd van zeep
en boender, leer en dweil, trap en verf en
boenwas en kalk, ’t Is of die beproeving
moet doorgemaakt, om des te meer, (gelou
terd misschien) te kunnen genieten van de
volheid der schepping.
In je eigen huis is een ander de baas.
Schoonmaaksters commandeeren je, door
snuffelen je kasten en ladenkoffiedrinken
en eten gaat op tijd en uur, door deze z/hoog-
mogenden” bepaald.
Ik wilde zoo graag dat deze categorie van
levende wezens eens ging staken. Wat zou
dat 'n heerlijkheid zijn. En toch heeft deze
schoonmaaktijd ’n aantrekkelijke zijde.
Z/Op ’n goeden dag heeft de Amazonen
armee in je woning besloten, dat de boeken
kasten aan de beurt zijn. Daar moet je
toch zelf bij blijven, anders gaat het geheele
kadaster in de war.
Dus je blijft thuis en zorgt er voor, dat
je bibliotheekje tenminste niet gehavend
wordt. Nu komen ze stuk voor stuk in
handen, al die werkjes. Velen hebben ’n
eigen geschiedenis, herinneren aan lang ver
vlogen leerjaren, aan heengegane vrienden,
wier opdracht nog op het schutblad te vinden
is, of brengen in herinnering oogenblikken
van meer dan gewoon belang.
Hé, waar is dat boek, of ditVerschwun-
den, dat wil zeggen: zzuitgeleend”. Waar
zijn mijn gedichten van Victor Hugo, wie
zendt me s. v. p. //Gezelle” terug en... Och,
wie kijkt nog eens even rond naar de piano
partij van Grieg’s //Peer Gynt” (le suite.)
’t Is maar ’n oud exemplaar, maar voor mij
heeft het waarde, vanwege de handteekening
op het titelblad. Onder den naam staat
//leerling van de Koninklijke muziekschool,
Den Haag 1892”. ’k Heb het in Bolsward
uitgeleend. Ik geef graag ’n nieuw exem
plaar terug, als ik dit souvenir van mijn
veelbelovenden jongen zwager, die zoo vroeg
van hier moest, terug kon krijgen.
Bij ’t rondsnuffelen in kast en doos wordt
soms iets gevonden, dat schier vergeten was.
Hoe aangenaam is ’t, dat die brief nog eens
kon worden gelezen, dat dit portret toch niet
verloren was dat (Zm aanteekening nog z/da ist”.
Ja, men vindt al wat. Scil ik jimm’ r’s
efkes sizze hwet ik forline wike hearde
Nou, der wennet earne yn Fryslan in notaris.
Dy man hie in forkeap, it hiele hawwe en
halde fen immen, dy ’t forstoarn wier, kaem
onder ’e hammer. Fensels, nei ófrin bitelje,
n’ ’t wier? Sa komt der ek immen by de
tafel, hwer ’t notaris, mei syn kandedaet en
de skriuwer oan sit en seit: ik moet sa en
safolle bitelje. Nou ja, dat komt krekt üt.
Nou kinne jimm’ nea riede, hwer ’t dy
man syn postjes, dy ’t er mynt hie, yn
oanteikene hie.
Sizze? Yn syn trouboekje.
By syn boask mei Meryke of Kike of
hoe ’t ek is, hie er op ’t Grietenyhüs in
trouboekje krige, der koe er de nammen
fen de bern, dy er kotnme koene bijgelyks,
inskriuwe.
Nou wier dy man syn frou oan ’t hós-
himmeljen, en it minske foun bij tafal hjar-
ren trouboekje. Och, der wier nea wer om
tocht. //Hjir beste, üs boekje, f’ral
goed to plak bringe hjer, men kin nea net
r’s witte, n’ ’t wier
Nou, dy man hat it op ’n tige bij tige
góed plak brocht. Yn ’e binnenbüseEi
jonge ja, der wier ’t best to honk.
man nei it boelgoed
krige hat ek net hofolle
bitelje moast, mar do ’t hy bij notaris
kaem, hie er de hiele saek oanteikene yn syn
trouboekje. Nou, der foar wier ’t netjownd,
n’ ’t wier.
It moat
opskriuwe yn it trouboekje.
bern yn, nou ja, de
mar oars neat. Fy
’t Is wier bard, minsken.
mij sêls sein en
ek allegeare wol.
Maar ’t was toch’n gevolg van de schoon
maak. Periodiek is ze, die plaag voor ge
trouwde mannen, die zzlust” voor alles wat
vrouw is.
Wanneer zal er eens schoonmaak worden
gehouden op ’t gebied der politiek, van den
godsdienstwanneer op het terrein van
naamlooze vennootschappen, wanneer komen
stoffer en blik eens opruiming houden in
ons burgerlijk, wetboek.
Niet noodig O, ik meende van wel. Zal
het op elk gebied beter worden, meer naar
recht en billijkheid gestreefd, zal de
sterke den zwakkere niet meer verdringen,
ieders plicht beschreven, ook elks recht, dan
mag er nog wel eerst ’n reuzenschoonmaak
worden gehouden. Anders wordt het nooit
Mei, nooit hoogtij, nooit tijd van zon en
groei en kracht in onze maatschappij.
Ze zal komen die tijd.
Al dreigt de winter nog zoo koud
Al breidelt hij de stroomen,
Al teistert hij ook veld en woud,
Eens moet de lente komen. Ws.
*'ER
- /f -S
Bolswardsclie Courant
ben bijzonder njne Kol
I
ivi i f ibr
^0
r 1