De Tariefwet belast:
Geneesmiddelen met 1 30.000.
De Tarief wet belast:
De Tariefwet belast:
Meel en meelfabrikaten met f 567.000.
DAALDERS
TUSSCHEN VIER HOEKEN.
Spijkers en dergelijke met f 00.000.
I
i
GEMENGD NIEUWS.
jaar wel
1912
Sneek
de afge-
Och, wat,
-
Bestuurderen
fonds ’t Kasteel
Delft
Leiden
Zwolle
Kampen
Anti-Tariefwet-Comité.
Bressoux, een
werkelijk
en ik zie voor
Zijn wij Langogne al voor-
Een spottende opmer-
mij heeft haar plotseling vroolijk
en zij krijgt een kleur tot in haar
Haar lippen worden purper, haar
Ziekteverzekering
van het //Ondersteunings-
van Aemstel”, hetwelk zijn
leden, werkzaam in de drukkerij zz’t Kasteel
van Aemstel” te Amsterdam, tegen geldelijke
gevolgen van ziekte en overlijden verzekert,
heeft in een adres aan de Tweede Kamer
instemming betuigd met het adres, hetwelk
door werkliedenvertegenwoordigers en werk-
lieden-bestuursleden van het //Onderling
- 60.
is zoo goed, omdat ze uit de beste grond
stoffen wordt vervaardigd; een ieder proeft
dit onmiddellijk.
der wetsvoorstellen tot regeling der Ziekte
verzekering, het daarheen te willen leiden,
dat het voortbestaan van Ondernemings-
Ziekenkassen met zelfstandig beheer over
uitkeering en contributie, in den tegen-
woordigen vorm mogelijk blijve.
Storm.
Door den storm werden Maandagavond de
wieken van den aan den Zeedijk te Harlingen
staanden, niet gebruikt wordenden windmolen
van zzFrisio” afgerukt en verbrijzeld. Ook de
omgang werd gedeeltelijk versplinterd. Geen
persoonlijke ongelukken.
Een nieuwe botervervalsching
Een boterhandelaar van
voorstad van Luik, had een werkelijk ver
nuftig middel uitgevonden om aan het ver-
valschte product, dat hij verkocht, een uiterlijk
van echte, gewaarborgde Hollandsche boter
te geven. Hij kleedde dat product n.l. aan,
door het te omgeven met een omhulsel Hol
landsche boter, ongeveer 2 c.M. dik eu.
dragende het Nederlandsche botermerk.
Een inspecteur der levensmiddelen vond
onder de Hollandsche laag een goedje, dat
40 pCt. Belgische margarine bevatte, ver
mengd met sesamolie en aardappelmeel.
De Z/boter”handelaar in quaestie werd tot
300 francs boete veroordeeld.
Steenkolenvervoer
Nu de staking in Duitschland opgeheven
is, is het steenkolenvervoer naar Botterdam
weder enorm toegenomen. Niet minder dan
5 extra treinen passeeren dagelijks het cen
traalstation te Utrecht van Emmerik naar
Rotterdam; de Staatsspoor komt wagens te
kort. (U. D.)
Op de Palmpaardenmarkt te Utrecht
hebben gisteren de zakkenrollers hun slag
geslagen; o.a. mist een landbouwer een
portefeuille met f 440, een ander een porte-
monnaie met f 325, een bewoner van
Beemster mist een portefeuille met f 1025,
weer een ander een portefeuille met f 210,
enz. (U. D.)
voornamen. Daar was in de eerste plaats
Paul. Hij maakte in zijn bijna correcte
kleeding een beetje den indruk als een plaat
uit een mode journaal. Ofschoon zijn zuster
op hem lijkt, meende ik toch, dat Jane een
levendiger blik, meer oorspronkelijke bewe
gingen en een meer gemoduleerde stem heeft.
Beiden noemen de dame, die in den hoek
zitmama. Dat waren ze alle drie.
Buiten zijn nu de draden van de telefoon
niet meer te zien. Van tijd tot tijd duiken
een paar lichten op in de duisternis, dan
weer een lichtschijn uit de verte, op een
enkel oogenblik de lichten van een klein
station.
Paul zingt het refrein van een liedje. Het
is wel niet heel grappig, maar Jane maakt
een vroolijke opmerking en ook mama kan
eenige vroolijkbeid niet onderdrukken. De
herinnering daaraan is voor hen een zekere
vreugde, wekt gedachten op aan een vroo
lijke voorstelling, aan een partij buiten in
den zomer, aan gemeenschappelijke wande
lingen, aan wat al niet.
Ik let thans nauwkeuriger op wat ze zeg
gen, ik vind in hun woorden den sleutel
voor kinderlijk openhartige karakters, maar
ik houd me alsof ik hun woorden niet be
grijp.-
Jane lacht voluit,
king over
gemaakt
hals,
oogen schitteren.
Kleine Jane, spot maarIk sta het je
gaarne toe. Ik ben alleen, heel alleen te
midden van deze reizigers, zooals ik alleen
ben in mijn geheele leven. Ik zwijg, ik
ben gewend te zwijgen. Ik zou misschien
vervelend worden, wanneer ik sprak.
Plotseling voel ik mij niet prettig. Ik
hoor een regelmatig kloppen in mijn slapen,
een koude rilling loopt mij over den rug
Jane en ik kijken elkaar aan. Ik heb diep
in haar oogen gezien. Heeft zij mijn ge
dachten geraden Het lijkt wel alsof ik in
mijn zwijgen toch tot haar gesproken heb.
Ik schaam mij, want ik vrees een nederlaag.
Zoo kan zich in de kleine ruimte tusschen
een paar coupéwanden een klein drama af
spelen.
Paul is nog altijd verdiept in het spoor
boekje, Mama.staart recht voor zich uit en
Jane kijkt naar buiten. Maar toch kan zij
zich onmogelijk voor het in volslagen duister
nis gedompelde landschap interesseeren
Waarschijnlijk kijkt zij naar mij. En ik...
ik wil nog eenmaal diep in haar oogen zien.
Ik wacht, maar zij kijkt niet. Ik heb een
gevoel alsof wij elkaar vroeger al gekend
hebben, alsof we een kleinen twist hebben
gehad en zij nu boos op mij is. Haar
blonde haren lijken me zoo vertrouwd. Zij
zijn nu bijna losgeraakt aan den achterkant,
door het verplaatsen van haar hoofdkussen
en ik kan een stuk van haar nek zien.
Jane, ik herken je. Ben jij niet altijd
mijn gezellin geweest? Heb ik al niet her-
immers toch niet vlug-, haaldelijk in eenzame uren met jou ge
sproken Is bet niet volkomen natuurlijk,
dat je naast mij zit en heb je me eigenlijk
wel .ooit verlaten
Zij is thans nerveus opgestaan.
Wil je mij mijn reisdeken geven vroeg
zij aan Paul.
Mama werd wakker en zeide
Het is nu werkelijk tijd om te gaan slapen.
Hoe laat is bet, Jane
Zij kijkt op haar armband
een oogenblik een fijne pols.
Negen uur al.... we zijn dus Langogne
al lang voorbij.
Ja, Langogne en andere plaatsen ook. De
locomotief sleept ons met haar razende snel
heid voort en ik tel de uren, die ons nog
van ons doel scheiden. Misschien dat in
deze kleine spoorwegcoupé het geluk tot mij
komt. Dan zal ik het vasthouden. Maar
de sneltrein sleept ons maar voort in razen
de Vaart. Met zorg legt Jane haar hoofd
kussen in den hoek naast mij. Haar broer
en mama zitten op de andere bank. Jane
richt het woord tot mij.
Leest u niet, mijnheer
Neen, juffrouw.
Dan kan ik het licht wel uitdoen.
Zeker, ga uw gang.
Zij draait het licht uit. De donkerte ver
rast mij. Buiten schijnt de maan van tijd
tot tijd tusschen de wolken. Jane heeft mij
zooveel mogelijk plaats gelaten. Zij slaapt
onrustig, beweegt zich heen en weer en wel
dra zijn haar voeten vlak bij mij.
Nu slapen zij alle drie, ik lach. Het
leven is comisch, het toeval amusant, het
noodlot neemt wel allerlei vormen aan. Mis
schien zullen we over een paar maanden ge-,
zamenlijk in haar huis dineeren. Ik zal
haar dan mijn indrukken van dezen nacht,
toen ik haar in haar slaap beschouwde, schil
deren, dezen nacht, waarin ik haar voor
altoos ontmoet heb.
Ik stel mij het huis voor, waarheen mijn
verlangen op zoo talloos veel eenzame avon
den vol van harteleed is heengegaan.... ik
voel zijn vriendelijke atmosfeer in dezen
spoorwegcoupé, ik zie den kleinen salon, de
behagelijke meubels, de bij elkaar zittende
familieleden, alles wat ik heb moeten ont
beren, want mijn leven was tot dusverre niet
onder een gelukkig gesternte. En ik ge
raakte in verrukking. Och dat ik hen ook
Jane, Paul en mama mocht noemen.
Jane beweegt zich, rekt haar armen uit,
draait zich om en is verbaasd, dat haar bed
zoo klein is. Haar houding vermoeit haar,
zij poogt met onbestemde bewegingen het
kussen anders te leggen. Zij wordt ongeduldig
en is toch besloten haar oogen niet heelemaal
te openen. Nu legt zij in haar slaapdronken
heid het kussen vlak naast mij neer en leunt
dat tegen mijn knie.
Dan legt zij er haar hoofd op en ik kijk
naar haar een beetje verwarde haren en haar
frisch, levendig gezicht.
Eindelijk vindt zij rust, haar borst gaat
regelmatig op en neer. Ik zal mij niet ver
roeren. Ik zal niet de geringste beweging
maken, die haar in haar houding stoortik
zal het heerlijke uur, waarin Jane voor de
eerste maal kinderlijk vertrouwend haar hoofd
bijna tegen mijn knie laat rusten, niet ver
storen. Ik waak naast haar. En de trein
sleept ons maar voort... naar welk geluk?
Het gedreun en gestamp van zijn raderen is
als eén simfonie, die zich aanpast aan mijn
eigen verrukking. Bij onze volgende reis zal
Jane wellicht haar hoofd vertrouwensvol tegen
mijn schouder leggen. Ik zal haar dan om
armen en zij zal mijn naam weten. Ik voel,
dat deze minuten voor mij de beslissende
zijn. Zonder mijn knie, waartegen het kussen
rust, te bewegen, laat ik het gordijntje voor
het raam neer.
Een straal van de maan dringt naar bin
nen. De haren en het kinderlijke gezicht
van Jane lijken daardoor als in een boven-
aardsch licht en het is alsof mijn ziel door
een wonder gelouterd is. Wij rijden kleine
dorpjes voorbij. En in alle huizen denk ik
mij vrede en geluk. En zoo zal ’t voort
gaan, zoolang mijn oogen zien, zoolang mijn
hart slaat... de geheele reis... het geheele
leven. Plechtig klinkt het orgel door de
gewelven der kerk, waarbinnen ik je voer,
Jane. Ik zie den ring, dien ik aan je hand
deed...
Rillend word ik den volgenden morgen
wakker. Het kussen ligt nog tegen mijn
knie, het blonde hoofd ligt nog daarop. Daar
komt Paul al aan en zegt
Lieve hemel, hoe ongegeneerd. Ik ben er
verlegen onder, mijnheer.
Hij wil haar wakker maken. Maar daarin
u haar nietzij slaapt
verhinder ik hem.
Neen, neen, wekt
nog zoo rustig.
En ik had er aan willen toevoegen Mag
zij dan niet tegen mij aanleunen Zal ik
haar niet spoedig op al mijn reizen mee
nemen Waarom dan al die bezwaren Is
zij niet mijn aanstaande
Maar thans wil ik althans met Paul spreken
en zijn naam gewaar zien te worden, om af
te spreken waar we elkaar zullen terugzien,
hem te zeggen wie en wat ik ben en hoe
veel inkomen ik heb. Men moet nu eenmaal
wel met prozaïsche dingen beginnen. En
zoo zeg ik dan halfluid om haar niet te
wekken.
Nu zijn we weldra in Parijs.
Gelukkig. Wat ’n reis.
Ik wijs naar Jane en zeg
De juffrouw merkt het nog niet.
Hij lacht. Een beetje boos daarover,
vraag ik
Uw zuster, nietwaar?
Hij lacht maar steeds
Pardon, mijnheer, mijn vrouw.
Spoedig worden de coupédeuren geopend.
Het is afgeloopen.Ik krijg bijna geen groet.
Mijn blik volgt hen, terwijl zij naar den
uitgang gaan. Een menschenkluwen is er
voor mijn oogen. Leef wel. Zooeven waren
wij nog te zamen. Waar zijn de muren, die
ons bijeen hielden Ik had me mijn geluk
Paul vroeg
bij, mama
Jane heeft het spoorboekje... ik weet
niets meer.
Slaapdronken mompelde Jane
daardoor kom je "er i
ger. Of je daar nu al inkijkt, daardoor zijn
we geen oogenblik vroeger in Parijs. Den
geheelen nacht nog... och, hemeltje, wat
een tijd.
Met een gezicht, waaruit onmiskenbaar
verveling sprak, trachtte zij in een roman
te gaan lezenzij wil blijkbaar het voor
bijvliegende, onzichtbare landschap onder
scheiden zij beweegt onophoudelijk het
hoofdkussen, waartegen ze leunt, zoekt te
vergeefs naar een gemakkelijke houding en
schikt zich ten slotte in haar noodlot.
O, die wagens en die gruwelijk vervelen
de weg.”
Paul neemt het spoorboek van Jane’s
knieën en zoekt erin, maar de tegenover
hem zittende heer licht hem in en zegt
Station Langogne zijn we om halfacht”'.
Dank u zeer, mijnheer.
Die mijnheer ben ik. En ook ik reis
naar Parijs en ook ik heb den geheelen
nacht in de coupé voor mij. Ik luister naar
de muziek van den trein. De locomotief
noodigt alle wagens als ’t ware uit, haar
krachtigen rythmus te volgen jen met haar
in zoo’n waanzinnige vaart door het land te
vliegen. Onophoudelijk zie ik de draden
van de hooge telefoonpalen voorbij vliegen.
Ik heb hoofdpijn. De drie anderen en ik
zitten ieder in een hoek van de coupé. Zij
hebben mij nooit gezien en ik weet niets
van hen, zelfs niet wat hun meest opper
vlakkige kennissen, hun verst-verwijderde
familie van hen weet. En toch dring ik
MARKTBERICHT VAN BOTER.
Opnieuw zijn de Binnenlandsche markten
over de geheele linie met ongeveer f 1,
per 40 K.G. verlaagd en hoewel de noteerin-
gen nog hoog mogen worden genoemd, be
ginnen zij toch normaler dimensies aan te
nemen. Immers met uitzondering van 1909
is het verschil nu niet zoo reusachtig groot
meer bij vorige jaren en wanneer de maand
April opnieuw een paar maal verlaging brengt,
dan kunnen de prijzen voor den tijd van het
weder normaal worden.
1908 1909 1910 1911
f64, f57, f64, f64, f 60 a f 68.
- 60, - 56, - 66, - 62, - 58 zz - 68.
- 52, - 48, - 58, - 52, - 56
- 52, - 48, - 58, - 52, - 56 zz 61.
Leeuward. - 53, - 47, - 57, - 52, - 58.
- 51, - 47, - 56, - 55, - 60.
De Buitenlandsche handel was
loopen week zeer flauw gestemd.
Hooge prijzen geringe vraag toene
mende productie hier en daar zacht weder
ziedaar de oorzaken dat bijna overal,
en terecht, eene teruggetrokken houding werd
aangenomen.
De aandrang tot verkoopen werd grooter,
waardoor als vanzelf plotseling overal een
flinke daling ontstond.
Duitschland hield zich nog al goed, maar
werd ruim bedacht met Deensche offerten,
zoodat de prijzen vanzelf daalden. Kopenhagen
daalde 4 kronen. Engeland tengevolge van
de nog stèeds aanhoudende staking, slecht.
Belgie en Frankrijk hadden de vorige
week reeds belangrijke verlagingen aange
bracht en bleven verder ook nu op den
achtergrond.
De Nederlandsche exporthandel was natuur
lijk ook flauw gestemd en het gevolg is
geweest eene verlaging van 3 h 4 gld. per
40 K.G.
Wij verwachten ook de loopende week
flauwe handel met lager prijzen, vooral omdat
Paasch in zicht is.
bij de behandeling eens hun familienamen,
Stoomdruk Firma B. Cuperus Az., Bolsward.
voeten raken mijn beenen.
Paul merkt het.
Jane, let toch op, je hindert mijnheer.
In geen enkel opzicht.
Zij doen alsof zij thuis zijn en letten nauwe
lijks op mij. Ik ben niet anders dan een
gewoon, obscuur reisgenoot. Ik weet niet
en toch ken ik hun
gedacht tusschen de wanden van een coupe I
Moet ik nu mijn aanstaande weer naar alle
richtingen gaan zoeken Arnh. Ct.
Ziekenfonds van de Werklieden der Neder
landsche Fabriek van Werktuigen en Spoor-
weg-Materieel” te Amsterdam, tot de Kamer
is gericht, waarin een met redenen omkleed
verzoek is vervat, om
BLOOKER’S
CACAO
.V